13.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/24


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2006

waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst

(Zaak COMP/M.3796 — Omya/J.M. Huber PCC)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3163)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/164/EG)

Op 19 juli 2006 heeft de Commissie een beschikking gegeven met betrekking tot een zaak in het kader van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1). Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is in de oorspronkelijke taal van de zaak en in de werktalen van de Commissie te vinden op de website van directoraat-generaal Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/comm/competiton/index_en.html

I.   SAMENVATTING

(1)

Op 4 april 2005 ontving de Commissie een verzoek tot verwijzing overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004 (hierna „de concentratieverordening” genoemd) van de Finse Mededingingsautoriteit, waarbij zich vervolgens de bevoegde instanties van Zweden op 22 april 2005, Oostenrijk op 26 april 2005 en Frankrijk op 28 april 2005 aansloten. Dit verzoek betrof het instellen van een onderzoek naar bovengenoemde concentratie.

(2)

De Commissie kwam tot de conclusie dat de voorgestelde transactie een concentratie was in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening en dat het verzoek voldeed aan de voorwaarden van artikel 22, lid 3, van de concentratieverordening. Derhalve besloot de Commissie de concentratie te onderzoeken en heeft zij op 18 mei 2005 overeenkomstig artikel 22, lid 3, van de concentratieverordening besluiten ter zake aan Finland, Zweden, Oostenrijk en Frankrijk toegezonden. De verwijzende lidstaten hebben de documenten waarover zij beschikten, bij de Commissie ingediend. Deze informatie werd aangevuld door de aanmelding van de concentratie door Omya op 4 augustus 2005.

(3)

Op 23 september 2005 heeft de Commissie de procedure in deze zaak ingeleid. Een mededeling van punten van bezwaar van de Commissie werd de aanmeldende partij op 2 mei 2006 toegezonden. Omya heeft deze op 16 mei 2006 beantwoord. Een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar van de Commissie werd ter beschikking gesteld aan twee belanghebbende partijen, SMI en Imerys, die schriftelijke opmerkingen hadden ingediend.

(4)

Op 18 mei 2006 werd een hoorzitting in deze zaak gehouden.

(5)

Om Omya voldoende tijd te geven om corrigerende maatregelen te overwegen, is op 17 mei 2006 een aan de aanmeldende partij gerichte beschikking in de zin van artikel 10, lid 3, gegeven, waarbij de uiterste termijn voor het voorstellen van corrigerende maatregelen met twee werkdagen werd verlengd.

(6)

Na diepgaand onderzoek is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de aangemelde maatregel aanleiding tot bezwaren geeft met betrekking tot de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt.

(7)

Om bezwaren inzake de horizontale mededinging op de markt van calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden weg te nemen, hebben Omya AG en J.M. Huber Corporation op 23 mei 2006 (verbeterd op 3 juli 2006) bij de Commissie een pakket corrigerende maatregelen ingediend dat voldoende geacht werd om tegemoet te komen aan de mededingingsbezwaren waartoe deze concentratie aanleiding had gegeven.

(8)

Bijgevolg werd voorgesteld de aangemelde transactie goed te keuren mits aan de voorwaarden en verplichtingen van artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening, werd voldaan.

II.   DE PARTIJEN EN DE OPERATIE

(9)

Omya AG (hierna „Omya” genoemd) is een Zwitsers familiebedrijf dat actief is inzake de productie en verkoop van industriële mineralen (2), inclusief calciumcarbonaten (3), die in uiteenlopende bedrijfstakken worden gebruikt, zoals in de sectoren papier, verf, plastic, staal, glas en landbouw. De inkomsten van Omya zijn grotendeels afkomstig van de verkoop aan de papierindustrie.

(10)

Binnen de EER houdt de Amerikaanse onderneming J.M. Huber Corporation zich bezig met de levering van kaolien, PCC, geprecipiteerde silica en silicaat (PSS). De dochterondernemingen van Huber die het voorwerp van deze transactie vormen, omvatten de wereldwijde activiteiten van J.M. Huber Corporation (hierna „Huber PCC” genoemd) op het gebied van de productie en levering van het on-site vulmiddel PCC voor de papierindustrie. Het overgenomen bedrijf bestaat wereldwijd uit twaalf on-site PCC-installaties, waarvan er zes in de EER gelegen zijn. De PCC-installaties van Huber in de EER zijn gelegen in Finland (drie installaties) en in Zweden, Frankrijk en Portugal (telkens één installatie).

III.   RELEVANTE MARKT

A.   Relevante productmarkt

(11)

De voorgenomen transactie betreft:

i)

via de handel geleverd GCC als vulstof;

ii)

via de handel geleverd GCC voor coatingdoeleinden;

iii)

via de handel geleverd PCC als vulstof;

iv)

de levering van on-site PCC als vulstof; en

iv)

via de handel geleverd PCC voor coatingdoeleinden.

(12)

In het kader van de beoordeling van deze transactie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat calciumcarbonaten die als vulstof worden gebruikt (PCC, GCC en GCC/PCC-mengsels) en calciumcarbonaten die voor coatingdoeleinden worden gebruikt (PCC, GCC en GCC/PCC-mengsels) twee verschillende relevante productmarkten vormen binnen de markt voor de productie en de levering van industriële mineralen voor de papierindustrie.

B.   Relevante geografische markten

(13)

De Commissie heeft geconcludeerd dat ter beoordeling van deze transactie, de relevante geografische markten kunnen worden afgebakend door papierfabrieken gelijk te stellen met realistische alternatieve voorzieningsbronnen. Productie-installaties worden als realistisch alternatief voor papierfabrieken beschouwd, afhankelijk van de logistiek ervan en de afstand tot de papierfabriek. De afstand waarboven een minerale installatie niet meer als realistisch alternatief kan worden beschouwd, hangt af van de ervaringen die met de installatie zijn opgedaan op het gebied van vervoer, de beschikbare transportmiddelen (weg, spoor, schip of een combinatie daarvan) en het soort calciumcarbonaat (PCC, GCC) dat wordt geproduceerd.

(14)

De relevante geografische markten zijn de volgende:

a)

voor via de handel geleverde calciumcarbonaten als vulstof wordt de relevante geografische markt bepaald door de afstand tussen de minerale installatie en de locatie van de klant, die kan variëren tussen 400 km en maximaal 2 000 km afhankelijk van de installatie, het product en het transportmiddel;

b)

voor via de handel geleverde calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden wordt de relevante geografische markt aan de hand van dezelfde methode bepaald als voor calciumcarbonaten als vulstof, met afstanden tussen 400 km en 3 000 km; en

c)

voor klanten met on-site calciumcarbonaatoplossingen beslaat het geografische gebied minstens de hele EER.

IV.   BEOORDELING VANUIT HET OOGPUNT VAN DE MEDEDINGING

1.   Calciumcarbonaten voor toepassingen als vulstof

(15)

De Commissie is van mening dat een concurrerende prijszetting van carbonaten voor toepassingen als papiervulstof afhangt van de plaats waar het best mogelijke alternatief van de klant zich bevindt.

(16)

Indien de fuserende partijen concurrerende installaties met overlappende afzetgebieden hebben, kan de concentratie een prijsstijging tot gevolg hebben. Als het best mogelijke alternatief van één van de klanten van één van de fuserende partijen de minerale installatie van de andere fuserende partij is, zullen de fuserende partijen de prijzen kunnen en willen verhogen. Als een concurrerende installatie zich op redelijke afstand van de klant bevindt, zal hiervan voldoende concurrentiedruk uitgaan om een dergelijke prijsstijging te voorkomen. Voor sommige papierfabrieken wordt het mededingingsonderzoek beïnvloed door de mogelijkheid om op het eigen terrein een on-site installatie voor PCC als vulstof op te richten. In het onderhavige geval worden de gevolgen voor de mededinging echter niet concreet beïnvloed door de vraag of de Commissie het on-site vulmiddel PCC al dan niet als een realistisch alternatief beschouwt dat de afzet van het via de handel geleverd vulmiddel PCC of GCC beperkt.

(17)

De Commissie maakte een onderscheid tussen twee categorieën klanten. De eerste categorie bestond uit papierfabrieken die momenteel bevoorraad worden door een on-site installatie voor vulstof PCC. De tweede categorie bestond uit papierfabrieken die via de handel bevoorraad worden. De Commissie heeft voor haar mededingingsonderzoek vooral aandacht geschonken aan de huidige klanten van de fuserende partijen.

(18)

De Commissie heeft voor elke klant een aantal realistische alternatieve minerale installaties geïdentificeerd op basis van de maximale transportafstand die elke productie-installatie kan overbruggen. Deze afstanden zijn afkomstig uit de omvangrijke databank die de Commissie heeft samengesteld. Met behulp van de gegevens over leveringen van PCC en GCC in 2004 (4) heeft de Commissie ook een econometrische studie („discrete choice model”) uitgevoerd om de waarschijnlijkheid te voorspellen dat een klant een andere minerale installatie zou kiezen indien zijn huidige leverancier zijn prijzen zou verhogen. Op grond van de resultaten heeft de Commissie substitutiepatronen kunnen onderscheiden tussen de verschillende producenten van calciumcarbonaat voor de papierindustrie.

On-site klanten

(19)

Wat de huidige on-site levering van PCC als vulstof betreft, ongeacht of de leverancier Huber of Omya is, blijkt de transactie geen onmiddellijk effect te hebben. Leveranciers van on-site vulmiddel PCC hebben exclusieve langetermijncontracten (over het algemeen voor 7 tot 10 jaar) afgesloten met de papierfabrieken die als „host paper mill” fungeren, waarmee de PCC-installatie een minimumvolume gegarandeerd wordt. Een prijsformule met een basisprijs waarover bij aanvang van elk contract is onderhandeld, bepaalt de jaarlijkse prijswijziging voor de volledige duur van het contract. De formule is over het algemeen gebaseerd op kostenfactoren waarop de transactie geen invloed heeft, zoals de kosten van kalksteen, elektriciteit, lonen en inflatie. De vraag was of de transactie nadelige gevolgen zou hebben voor deze klanten wanneer het langetermijncontract afloopt. Het onderzoek heeft aangetoond dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de transactie een significante invloed zou hebben op de verlenging van bestaande contracten voor on-site vulstof PCC.

(20)

Voor toekomstige on-site klanten betekent de transactie één leverancier minder die heeft bewezen dat hij projecten voor de on-site levering van vulstof PCC in de EER kan beheren en leiden. Het onderzoek heeft echter aangetoond dat de transactie voor deze klanten niet tot significante prijswijzigingen zou leiden, aangezien het aantal betrouwbare leveranciers van on-site vulstof PCC-oplossingen voldoende zou zijn om concurrentiedruk uit te oefenen. Dit geldt ook voor on-site coatingoplossingen.

Huidige commerciële afnemers

(21)

De Commissie was van mening dat voor commerciële afnemers, zelfs als ze de mogelijkheid hebben om van on-site vulmiddel PCC gebruik te maken, een minerale installatie binnen een bepaalde afstand van een papierfabriek een realistische optie is voor zowel vulstof PCC als vulstof GCC. Na de opties van de huidige klanten van Omya die via de handel vulstof PCC aankopen te hebben onderzocht, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het onwaarschijnlijk is dat deze klanten door de transactie nadelen zullen ondervinden, aangezien zij in alle gevallen realistische PCC-alternatieven hadden. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat het verdwijnen van Huber als concurrent de mededinging in significante mate zou beïnvloeden voor de klanten van Omya die vulstof PCC afnemen.

(22)

Daarenboven is het niet waarschijnlijk dat Huber het best mogelijke alternatief vormt voor de klanten van Omya die GCC als vulmiddel aankopen. Deze klanten hebben een alternatieve optie voor vulstof GCC en/of alternatieven voor vulstof PCC die geen concurrentienadeel lijken te vormen in vergelijking met de installaties voor vulstof PCC van Huber. Bovendien tonen de resultaten van de econometrische studie aan dat Huber doorgaans niet het best mogelijke alternatief is. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat het verdwijnen van Huber als concurrent de mededinging significant zou belemmeren voor de klanten van Omya die vulstof GCC afnemen.

(23)

Voor de klanten van Huber die via de handel PCC aankopen, lijken meerdere Omya-installaties voor vulstof GCC realistische alternatieven te vormen. Imerys houdt zich in Zweden bezig met zowel de productie van vulstof PCC, in Husum, als van vulstof GCC, in Tunadal. Daarenboven heeft SMO vulstof PCC-installaties in Finland, in Lappeenranta, Myllykoski en Äänekoski. Al deze alternatieve oplossingen lijken geen enkel concurrentienadeel te vormen in vergelijking met de on-site installaties voor vulstof PCC van Huber in Zweden en Finland. Bovendien toont de econometrische studie aan dat de concurrentiedruk die door leveranciers van via de handel geleverde vulstof GCC wordt uitgeoefend, waarschijnlijk minder groot is dan de druk die door leveranciers van via de handel geleverde vulstof PCC wordt uitgeoefend op andere leveranciers die via de handel vulstoffen leveren. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat het verdwijnen van Omya als concurrent de mededinging significant zou belemmeren voor de klanten van Huber die vulstof PCC afnemen.

2.   Calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden

(24)

In de aanmelding van de voorgenomen transactie betoogde Omya dat de markt voor papiercoating door de onderhavige transactie niet zou worden beïnvloed aangezien Huber op dat ogenblik niet actief was op deze markt. Het marktonderzoek van de Commissie heeft echter aangetoond dat Huber een geschikt PCC aan het ontwikkelen is voor de toepassing in GCC/PCC-coatingmengsels en dat de onderneming offertes heeft gedaan voor de levering van PCC-coatingproducten.

(25)

Bijgevolg beschouwt de Commissie Huber als een potentiële concurrent op de markt van calciumcarbonaten voor papiercoatingdoeleinden die, zonder de transactie, zeer waarschijnlijk zou uitgroeien tot een daadwerkelijke concurrentiekracht op de markt van calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden.

(26)

De Commissie concludeert daarom dat de voorgenomen maatregel de mededinging significant zou kunnen belemmeren, in het bijzonder door het versterken van de dominante positie van Omya op de markt voor calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden voor de getroffen afnemers in Zuid-Finland.

(27)

De conclusie van de Commissie is op de volgende argumenten gebaseerd.

(28)

Ten eerste is Omya voor de meeste afnemers in Europa en Finland reeds de dominante leverancier van calciumcarbonaten van coatingkwaliteit. In 2004 heeft Omya in de EER een zeer groot deel van alle calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden aan de papierindustrie geleverd. Het bedrijf bezit of controleert de toegang tot een groot deel van de EER-reserves van de grondstoffen die nodig zijn voor de productie van GCC van coatingkwaliteit en kan papierfabrieken in de hele EER bevoorraden. Gezien zijn dominante positie en controle over de levering van grondstoffen is Omya een onontkoombare handelspartner voor papierfabrieken in Europa, en in het bijzonder in Finland, die calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden moeten aankopen.

(29)

Ten tweede heeft Huber de capaciteit om de papiercoatingmarkt te betreden met zijn technologie voor PCC-additieven voor coatingdoeleinden. De Commissie heeft in het bijzonder onderzocht in hoeverre 1. de technologie voor PCC-additieven van Huber klaar was voor commercialisering, 2. Huber overtuigd was van de commerciële haalbaarheid van zijn technologie op grotere schaal en 3. Huber voldoende productiecapaciteit vrij kon maken in de on-site PCC-installatie in Kuusankoski om de markt te betreden. De analyse van de Commissie hield ook rekening met 4. de aanloopkosten van Huber om de markt van calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden te betreden. De Commissie meende dat Huber, vóór zij de onderhandelingen over een fusie met Omya begon, plannen had om met een sterke aanwezigheid de papiercoatingmarkt te betreden en dat met zijn technologie voor PCC-additieven ook vrij snel zou hebben gedaan.

(30)

Door de ligging van de installatie in Kuusankoski zou het voor Huber ook mogelijk geworden zijn om aan een aantal andere afnemers van Omya in Zuid-Finland te leveren. Deze klanten, die momenteel van Omya calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden afnemen, zouden kunnen overwegen om minstens een deel van hun voorraden bij de installatie van Huber in Kuusankoski aan te kopen. De Commissie heeft vastgesteld dat voor een aantal klanten Hubers installatie in Kuusankoski zich significant dichterbij bevindt dan de dichtstbijzijnde installatie van SMI of Imerys (hierna „de getroffen afnemers” genoemd).

(31)

Ten derde zou Huber een doeltreffende concurrentiekracht vormen die zeer waarschijnlijk het gedrag van Omya op de markt van calciumcarbonaten voor papiercoating significant zou inperken. Gezien de marktstructuur in Finland en het feit dat de enige andere concurrent, SMI, klein blijft wat marktaandeel betreft en zijn locatie nadelig is, acht de Commissie het zeer waarschijnlijk dat de capaciteit van Huber in Kuusankoski Omya's aanbod van calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden voor de geïdentificeerde Finse afnemers aanzienlijk zou beperken. De Commissie stelt tevens vast dat er in Zuid-Finland geen andere potentiële concurrenten zijn die voldoende concurrentiedruk uit kunnen oefenen.

(32)

Om bovenstaande redenen is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de voorgenomen maatregel de mededinging significant zou kunnen belemmeren, in het bijzonder door het versterken van de dominante positie van Omya op de markt voor calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden voor de getroffen afnemers in Zuid-Finland.

3.   Geen onderlinge afstemming of conglomeraateffect

(33)

Ten slotte concludeert de Commissie dat deze transactie waarschijnlijk geen aanleiding zal geven tot bezwaren wegens conglomeraateffect of tot een onderlinge afstemming van de gedragingen van de ondernemingen waardoor de prijzen boven concurrerende niveaus uitstijgen.

V.   VERBINTENISSEN

(34)

Om bovengenoemde horizontale mededingingsbezwaren op de markt van calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden weg te nemen, hebben Omya en J.M. Huber Corporation op 23 mei 2006 een pakket verbintenissen bij de Commissie ingediend. Dit pakket bevatte twee alternatieve voorstellen voor verbintenissen; het eerste voorstel omvatte zowel het afstoten van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski als de coating- en additieventechnologie, het tweede enkel het afstoten van de technologie.

(35)

De Commissie heeft besloten met betrekking tot het eerste voorstel een markttoets uit te voeren (het afstoten van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski in Finland en de technologie voor PCC-coating en -additieven van Huber). De markttoets werd in totaal aan elf klanten en vier concurrenten die bij het onderzoek naar deze transactie betrokken waren, toegestuurd; hij werd door allen beantwoord (5). De respons op de markttoets was verschillend. Waar de klanten de verbintenis vooral als een mogelijkheid beschouwden om de mededingingsbezwaren van de Commissie weg te nemen, hebben de concurrenten hun twijfels uitgedrukt in verband met de draagwijdte van de voorgestelde maatregel en verbeteringen voor de verbintenis voorgesteld om een bevredigende oplossing te vinden voor de mededingingsbezwaren die de Commissie heeft geuit (6).

(36)

Met betrekking tot de eerste voorgestelde verbintenis heeft de Commissie onderzocht of de afstoting van de on-site vulstof PCC-installatie in Kuusankoski samen met de aangeboden technologie het mogelijk zou maken voor een geschikte koper van het afstotingspakket om op de markt van PCC-carbonaten voor coatingdoeleinden een concurrentiepositie te verwerven die vergelijkbaar is met de positie die Huber zou hebben gehad zonder de onderhavige transactie.

(37)

De Commissie heeft geconcludeerd dat de eerste alternatieve verbintenis (de afstoting van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski en van de technologie), waarbij de geschikte koper toegang heeft tot zowel de reserveproductiecapaciteit als de nodige technologie en de nauwe samenwerking met de zogenoemde „host mill”, de koper in een vergelijkbare positie plaatst als die waarin Huber zich momenteel bevindt, met inbegrip van het voordeel van een gevestigde leverancier die geen nieuwe faciliteiten behoeft te bouwen in het geval hij met succes een verlenging van het contract heeft kunnen krijgen. Deze mogelijkheid zou bijgevolg de beste garantie vormen voor de levensvatbaarheid van de afstoting en de lancering van een geloofwaardig concurrerend product op de markt voor calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden.

(38)

Verder is de Commissie van mening dat het vermogen en de drijfveren van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski en de afgestoten technologie om als een concurrent op de markt op te treden en de concurrentie met Omya en andere bedrijven aan te gaan, in hoge mate afhangen van de identiteit van de koper. Daarom zou een geschikte koper in onderhavig geval een industriële koper zijn die reeds over de nodige financiële middelen en een aantoonbare expertise beschikt.

(39)

De Commissie concludeert bijgevolg dat de voorgestelde eerste verbintenis, de afstoting van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski samen met de afstoting van Hubers coatingtechnologie (in het licht van de verbeteringen die de partijen op 3 juli 2006 voorgesteld hebben), de daadwerkelijke mededinging op de markt voor calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden zou herstellen voor de getroffen afnemers in Zuid-Finland, aangezien de concurrentiedruk op Omya's calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden die door de PCC-additieventechnologie van Huber wordt uitgeoefend en die als gevolg van de concentratie zoals deze oorspronkelijk was aangemeld, zou zijn verdwenen, hierdoor zou worden hersteld.

VI.   CONCLUSIE

(40)

Om de hierboven aangegeven redenen, al dan niet samen genomen, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de door Omya en J.M. Huber gedane toezeggingen voldoende zijn om de door deze concentratie veroorzaakte mededingingsbezwaren weg te nemen.

(41)

In de beschikking van de Commissie wordt de aangemelde transactie derhalve overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening verenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  Onder industriële mineralen vallen PCC (neergeslagen calciumcarbonaat), GCC (gemalen calciumcarbonaat), kaolien, talk en dolomiet.

(3)  De term „carbonaten” omvat zowel PCC als GCC.

(4)  De Commissie heeft een omvangrijke databank in verband met leveringen van mineralen samensteld, met daarin de jaarlijkse leveringen van PCC en GCC als papiervulstof en voor coatingdoeleinden van alle belangrijke concurrenten voor de jaren 2002, 2003 en 2004 (gegevens gesorteerd volgens soort mineraal, minerale installatie van oorsprong, papierfabriek van bestemming, papiersoort, transportafstand, getransporteerde volumen, prijs per metrieke ton product in droge toestand, vervoerswijze en -kosten).

(5)  Bovendien heeft ook de Finse Mededingingsautoriteit een antwoord ingediend.

(6)  Wat betreft de tweede verbintenis, waarbij enkel de technologie wordt afgestoten, heeft de Commissie de voorgestelde maatregel onderzocht en geconcludeerd dat hij de mededingingsbezwaren niet wegneemt; de Commissie heeft derhalve met betrekking tot deze maatregel geen markttoets uitgevoerd.