30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 392/1


VERORDENING (EG) Nr. 1992/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 december 2006 tot wijziging van

Verordening (EEG) Nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van wijzigingen in de wetgeving van bepaalde lidstaten moeten bepaalde bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden aangepast.

(2)

Verordening (EEG) nr. 1408/71 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

De ingrijpende hervorming van de Nederlandse zorgverzekeringsregeling zijn in werking getreden met ingang van 1 januari 2006. Om rechtszekerheid te scheppen met betrekking tot de coördinatie van de prestaties bij ziekte moeten de Europese coördinatiebepalingen met ingang van die datum worden aangepast. Daarom moet worden bepaald dat de wijzigingen in de bijlagen I en VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 die betrekking hebben op de hervorming van de Nederlandse zorgverzekeringsregeling retroactief van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2006.

(4)

Om de nodige maatregelen te nemen op het gebied van de sociale zekerheid van niet-werknemers voorziet het Verdrag niet in andere bevoegdheden dan die welke zijn vervat in artikel 308,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, II, II bis, III, IV en VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 1, onder b) en punt 6, onder b), van de bijlage, betreffende Nederland, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2006, met dien verstande dat de rubriek „Q.NEDERLAND”, punt 1, onder f), zesde streepje van Bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71, zoals toegevoegd bij punt 6, onder b) van de bijlage bij deze verordening, van toepassing is met ingang van de in de eerste alinea van dit artikel genoemde datum.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 18 december 2006.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

J.-E. ENESTAM


(1)  Advies van 13 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van het Europees Parlement van 14 november 2006 (nog niet bekendgemaakt in het PB) en besluit van de Raad van 18 december 2006.


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1408/71 worden als volgt gewijzigd:

1.

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

In deel I wordt de rubriek „X. ZWEDEN” vervangen door:

„X. ZWEDEN

Personen die betaalde werkzaamheden verrichten en op dit inkomen zelf hun premies betalen overeenkomstig hoofdstuk 3, lid 3, van de Wet op de sociale premies (2000:980) worden als zelfstandigen beschouwd.”

b)

In deel II wordt de rubriek „Q. NEDERLAND” vervangen door:

„Q. NEDERLAND

Voor de vaststelling van het recht op prestaties op grond van de hoofdstukken 1 en 4 van Titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot, geregistreerde partner of kind jonger dan 18 jaar verstaan.”

2.

In bijlage II, deel III, wordt de rubriek „R. OOSTENRIJK” vervangen door:

„R. OOSTENRIJK

Geen”.

3.

Bijlage II bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

De rubriek „M. LITOUWEN” wordt vervangen door:

„M. LITOUWEN

a)

Socialebijstandspensioen (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 5).

b)

Bijzondere steunvergoeding (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 15).

c)

Bijzondere vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, artikel 7).”;

b)

In de rubriek „V. SLOWAKIJE” wordt de huidige vermelding punt a) en wordt het volgende nieuwe punt toegevoegd:

„b)

Sociaal pensioen dat vóór 1 januari 2004 is toegekend.”;

4.

In Bijlage III, deel A, wordt punt 187 geschrapt.

5.

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

In deel A wordt de, rubriek „V. SLOWAKIJE” vervangen door:

„V. SLOWAKIJE

Invaliditeitspensioen voor personen die als kinderen ten laste invalide zijn geworden en altijd geacht worden het vereiste tijdvak van verzekering te hebben vervuld (artikel 70, lid 2, artikel 72, lid 3, en artikel 73, leden 3 en 4, van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd).”;

b)

In deel B wordt de rubriek „G. SPANJE” vervangen door:

„G. SPANJE

Regeling ter verlaging van de pensioenleeftijd van zelfstandigen die zeevaartactiviteiten uitoefenen als omschreven in Koninklijk Besluit nr. 2390/2004 van 30 december 2004.”;

c)

Deel C wordt als volgt gewijzigd:

i)

De rubriek „V. SLOWAKIJE” wordt vervangen door:

„V. SLOWAKIJE

Nabestaandenpensioen (weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen) dat wordt berekend op basis van het ouderdomspensioen, het vervroegd pensioen of het invaliditeitspensioen dat aan de overledene werd betaald.”;

ii)

De rubriek „X. ZWEDEN” wordt vervangen door:

„X. ZWEDEN

Op inkomen gebaseerde nabestaandenpensioenen (Wet 1998:674) en gegarandeerde pensioenen in de vorm van ouderdomspensioenen (Wet 1998:702).”;

d)

Deel D wordt als volgt gewijzigd:

i)

Punt 1, onder i), wordt vervangen door:

„i)

Het Zweedse gegarandeerde pensioen en de gegarandeerde uitkering ter vervanging van het volledige Zweedse staatspensioen overeenkomstig de wetgeving inzake staatspensioenen die vóór 1 januari 1993 van kracht was, het volledige staatspensioen overeenkomstig de overgangsbepalingen van de wetgeving die vanaf die datum van kracht was, en de Zweedse inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid.”

ii)

Punt 2, onder i), wordt vervangen door:

„i)

De Zweedse uitkering bij ziekte en de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de vorm van een gegarandeerde uitkering (Wet 1962:381, als gewijzigd bij Wet 2001:489), het nabestaandenpensioen dat berekend wordt op basis van de berekenbare tijdvakken (Wet 2000:461 en Wet 2000:462) en het Zweedse ouderdomspensioen in de vorm van een gegarandeerd pensioen dat wordt berekend op basis van eerdere fictieve tijdvakken (Wet 1998:702).”;

iii)

Punt 3 wordt als volgt gewijzigd:

Punt 3, onder a), wordt vervangen door:

„a)

Het Noordse Verdrag van 18 augustus 2003 betreffende de sociale zekerheid;”

Het volgende punt wordt toegevoegd:

„c)

De Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg.”;

6.

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

a)

De rubriek „E. ESTLAND” wordt vervangen door:

„E. ESTLAND

Voor de berekening van de ouderschapsuitkering wordt wat betreft de tijdvakken van arbeid in andere lidstaten dan Estland uitgegaan van hetzelfde gemiddelde bedrag aan sociale belasting als werd betaald tijdens de daarmee samengetelde tijdvakken van arbeid in Estland. Indien de betrokkene tijdens het referentiejaar uitsluitend in andere lidstaten heeft gewerkt, wordt voor de berekening van de uitkering uitgegaan van het gemiddelde bedrag aan sociale belasting dat in Estland werd betaald tussen het referentiejaar en het jaar van het moederschapsverlof.”;

b)

In de rubriek „Q. NEDERLAND” wordt punt 1 vervangen door:

„1.

Zorgverzekering

a)

Wat betreft het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving wordt voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 4 van titel III van de verordening onder „rechthebbenden op verstrekkingen” verstaan:

i)

personen die overeenkomstig artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar;

en

ii)

voor zover niet reeds begrepen onder i), personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en krachtens de verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.

b)

Personen als bedoeld in punt a), onder i) moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt a), onder ii) moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.

c)

De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de algemene wet bijzondere ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid.

d)

De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van personen als bedoeld in punt a), onder ii) bij het College voor zorgverzekeringen.

e)

Personen die recht hebben op verstrekkingen ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden en met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet samengestelde polis van het orgaan van de woonplaats, respectievelijk de verblijfplaats, en op verstrekkingen ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

f)

Voor de toepassing van de artikelen 27 tot en met 34 van de verordening worden met pensioenen, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen genoemd onder b) (invaliditeit), respectievelijk c) (ouderdom) van de verklaring van het Koninkrijk der Nederlanden als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, gelijkgesteld:

pensioenen ingevolge de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);

pensioenen ingevolge de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);

pensioenen ingevolge de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);

pensioenen ingevolge het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen;

uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder;

uitkeringen, die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt ingevolge een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering.

g)

Voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 4 van Titel III van de verordening wordt de no-claimteruggave waarin de Nederlandse wettelijke regeling voorziet ingeval van beperkt zorggebruik, beschouwd als een uitkering.”;

c)

In de rubriek „W. FINLAND” worden de punten 1 en 2 vervangen door:

„1.

Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder a), worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak overeenkomstig de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van arbeid in een andere lidstaat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren.”

De punten 3, 4 en 5 worden hernummerd als de punten 2, 3 en 4.

d)

De rubriek „X. ZWEDEN” wordt als volgt gewijzigd:

i)

Punt 1 wordt geschrapt.

ii)

Punt 2 wordt vervangen door:

„1.

De bepalingen van de verordening betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering of verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (Wet 2000:798).”

iii)

Punt 3 wordt vervangen door:

„2.

Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid overeenkomstig hoofdstuk 8 van Lag (1962:381) om allmän försäkring (de Volksverzekeringswet), geldt het volgende:

a)

indien de verzekerde tijdens de referentieperiode ook onder de wetgeving van een of meer andere lidstaten viel op grond van een activiteit als werknemer of zelfstandige, wordt het inkomen in die andere lidstaat of lidstaten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de referentieperiode in Zweden, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dit inkomen is ontvangen;

b)

indien de uitkering wordt berekend overeenkomstig artikel 40 van de verordening en de betrokkene niet verzekerd is in Zweden, wordt de referentieperiode bepaald overeenkomstig hoofdstuk 8, rubrieken 2 en 8, van bovengenoemde wet alsof de betrokkene in Zweden verzekerd was. Indien de betrokkene tijdens deze periode geen inkomen had dat overeenkomstig de Wet op op inkomen gebaseerde nabestaandenpensioenen (1998:674) recht geeft op een pensioen, mag de referentieperiode ingaan op een eerder tijdstip waarop de betrokkene een inkomen uit betaalde werkzaamheden in Zweden had.”

iv)

Punt 4 wordt vervangen door:

„3.

a)

Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het op inkomen gebaseerde nabestaandenpensioen (Wet 2000:461) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie op de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere lidstaten zijn vervuld, in acht genomen alsof deze in Zweden waren vervuld. Tijdvakken van verzekering in andere lidstaten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenbasis. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenbasis in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere lidstaat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.

b)

Voor de berekening van het nominale pensioenkrediet voor weduwenpensioenen met betrekking tot sterfgevallen op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee op de drie kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere lidstaat zijn vervuld, worden deze jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet te zijn gebaseerd als het Zweedse jaar.”