8.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 345/10 |
VERORDENING (EG) nr. 1782/2006 VAN DE RAAD
van 20 november 2006
tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,
Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (2), en met name op artikel 8,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 51/2006 (3) voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden voor 2006 vastgesteld die van toepassing zijn in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen. |
(2) |
In het licht van de internationale verplichtingen om de reuzenhaai en de witte haai in stand te houden en te beschermen, die onder meer voortvloeien uit het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten en de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten moet een verbod worden ingesteld op het vangen, aan boord houden, overladen of aanlanden van deze soorten in alle EG-wateren, niet-EG-wateren en internationale wateren. |
(3) |
Gezien het huidige niveau van de wijtingvangst in de industriële visserij in de Noordzee kan een aanzienlijk deel van de toegestane bijvangst aan wijting beschikbaar worden gesteld voor het voor menselijke consumptie bestemde quotum van wijting in de Noordzee, zonder dat de totale vangstmogelijkheden worden verhoogd. |
(4) |
Het overleg van 20 februari 2006 tussen de Gemeenschap en IJsland is uitgemond in een regeling inzake, enerzijds, quota voor IJslandse vaartuigen die uiterlijk op 30 april 2006 moeten zijn opgebruikt en worden afgeboekt op de communautaire quota die in het kader van de overeenkomst tussen de EG en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland zijn toegewezen, en, anderzijds, quota voor vaartuigen van de Gemeenschap die in de Exclusieve Economische Zone van IJsland op roodbaars vissen, welke quota tussen juli en december moeten zijn opgebruikt. Deze regeling moet in het gemeenschapsrecht worden opgenomen. |
(5) |
„De definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied, die betrekking heeft op de visserijinspanning van vaartuigen in het kader van het herstel van bepaalde bestanden, moet worden verduidelijkt om te garanderen dat de beperkingen van de visserijinspanning correct worden toegepast.” |
(6) |
De presentatie van bepaalde typen vistuig die mogen worden gebruikt zonder dat er bijzondere voorwaarden gelden ten aanzien van het maximumaantal dagen dat een vaartuig in het kader van het herstel van bepaalde bestanden in het gebied aanwezig mag zijn, moet worden herzien. |
(7) |
Vaartuigen die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning, moeten worden aangemoedigd om in de Noordzee selectiever vistuig te gebruiken. Deze prikkel moet tot uitdrukking worden gebracht in het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied dat hun wordt toegewezen. |
(8) |
Er moet worden verduidelijkt dat, als in de loop van het jaar meer dan één type vistuig wordt gebruikt, geen enkel van die typen vistuig mag worden aangewend als het totale aantal op zee doorgebrachte dagen reeds groter is dan het voor dat type vistuig vastgestelde aantal dagen. |
(9) |
Vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, moeten kunnen gebruikmaken van de afwijking met betrekking tot het maximumaantal visdagen waarvoor bijzondere voorwaarden gelden. Deze regels moeten dan ook worden verduidelijkt. |
(10) |
Als gevolg van de wijziging van de definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied moet, met betrekking tot de visserijinspanning van vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, de afwijking ten aanzien van de meldplicht worden verduidelijkt. |
(11) |
Polen heeft overeenkomstig bijlage XII bij het Toetredingsverdrag van 2003 recht op een haringquotum in de zones I en II. Dit alles moet tot uitdrukking worden gebracht in de kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten. |
(12) |
Er moeten bepaalde redactionele verbeteringen in de tekst worden aangebracht. |
(13) |
De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 (4) voor 2005 en 2006 de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vastgesteld. |
(14) |
Na het overleg van 31 januari 2006 tussen de Gemeenschap en Noorwegen moet, op basis van wetenschappelijk advies, de vangst van grenadiervis in zone III, met inbegrip van de Noorse wateren, worden beperkt tot de gemiddelde vangst in de periode 1996-2003. Deze beperking moet in Verordening (EG) nr. 2270/2004 worden opgenomen. |
(15) |
De Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EG) nr. 51/2006
Verordening (EG) nr. 51/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd: „8. Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in alle EG-wateren en niet-EG-wateren:
|
2) |
In artikel 7, lid 1, wordt het tweede streepje vervangen door:
|
3) |
In artikel 7, lid 1, wordt het vierde streepje vervangen door:
|
4) |
Aan artikel 10 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder de jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen onderling verbonden coördinaten valt: Zuidwestelijk gebied
Zuidoostelijk gebied
|
5) |
Artikel 13 wordt vervangen door: „Artikel 13 Toestemming 1. Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Noorwegen, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, alsook vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in de artikelen 14, 15 en 16 en 19 tot en met 25 vastgestelde voorwaarden, in Gemeenschapswateren vissen. 2. Het is vissersvaartuigen van derde landen verboden onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen in alle EG-wateren:
|
6) |
De bijlagen I A, I B, II A, II B, II C en IV worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EG) nr. 2270/2004
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 november 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
J. KORKEAOJA
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.
(3) PB L 16 van 20.1.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2006 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2006, blz. 5).
(4) PB L 396 van 31.12.2004, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 742/2006 van de Commissie (PB L 130 van 18.5.2006, blz. 7).
BIJLAGE I
De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 51/2006 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I A:
|
2) |
In bijlage I B:
|
3) |
In bijlage II A:
|
4) |
In bijlage II B:
|
5) |
In bijlage II C:
|
6) |
Bijlage IV, deel I, wordt vervangen door: „DEEL I Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen
|
(1) Exclusief naar schatting 2 000 ton industriële bijvangst.
(2) Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
|
Noorse wateren (WHG/*04N-) |
EG |
14 512.” |
(3) Waarvan 16 170 ton toegewezen aan IJsland.
(4) Te vangen vóór 30 april 2006.”;
(5) Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw verboden).
(6) Te vangen tussen juli en december.”.
(7) Er wordt uitsluitend gebruikgemaakt van de omschrijvingen van de punten 4 en 8.
(8) Voor zover beperkingen gelden is Verordening (EG) nr. 850/98 van toepassing.
n.v.t. = niet van toepassing”;
(9) Er wordt uitsluitend gebruikgemaakt van de omschrijvingen van punt 3.”;
(10) Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en de trawlvisserij.
(11) Te kiezen uit de 11 vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62° 00’NB.
(12) Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
(13) Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.
(14) Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
(15) Uitsluitend voor vaartuigen die de vlag van Letland voeren.”
BIJLAGE II
In deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 wordt de tabel betreffende grenadiersvis in zone III vervangen door:
„Soort: |
Grenadiersvis Coryphaenoides rupestris |
Zone: III |
Denemarken |
2612 |
|
Duitsland |
15 |
|
Zweden |
134 |
|
EG |
2 761” |
|