15.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 314/4


VERORDENING (EG) Nr. 1678/2006 VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 92/2005 wat betreft alternatieve methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 5, lid 2, onder g) en artikel 6, lid 2, onder i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1774/2002 stelt voorschriften vast inzake de methoden voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten. Zij voorziet ook in de mogelijkheid om, na raadpleging van het bevoegde wetenschappelijk comité, aanvullende methoden voor de verwijdering en andere manieren van gebruik van dierlijke bijproducten goed te keuren.

(2)

Op grond van de door de Wetenschappelijke Stuurgroep en de Europese Autoriteit voor voedselveiliheid (EFSA) uitgebrachte adviezen zijn tot nu toe zes procedés goedgekeurd als alternatieve methoden voor de verwijdering en andere manieren van gebruik van dierlijke bijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet (2).

(3)

Op grond van een nieuwe aanvraag heeft de EFSA op 13 juli 2006 een advies uitgebracht over de veiligheid van een thermo-mechanisch procedé voor de productie van biobrandstof. Met de omstandigheden waaronder dat procedé als een veilige methode voor de verwijdering van mest en de inhoud van het maagdarmkanaal en categorie 3-materiaal werd beschouwd, moet daarom rekening worden gehouden door wijziging van Verordening (EG) nr. 92/2005.

(4)

Na heroverweging van de risico's voor de volks- en diergezondheid moet categorie 2-materiaal dat ontstaat bij het goedgekeurde biodieselproductieproces worden toegelaten voor bepaalde technische toepassingen of voor omzetting in biogas.

(5)

Verordening (EG) nr. 92/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 92/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Goedkeuring, behandeling en gebruik of verwijdering van materiaal van de categorieën 2 of 3

1.   De volgende procedés worden goedgekeurd en kunnen door de bevoegde autoriteit worden toegestaan voor de behandeling en het gebruik of de verwijdering van materiaal van de categorieën 2 of 3:

a)

alkalische hydrolyse als omschreven in bijlage I;

b)

hydrolyse bij verhoogde druk en temperatuur als omschreven in bijlage II;

c)

biogasproductie door middel van hydrolyse bij verhoogde druk als omschreven in bijlage III;

d)

biodieselproductie als omschreven in bijlage IV;

e)

Brookes-vergassing als omschreven in bijlage V; en

f)

verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel als omschreven in bijlage VI.

Het procedé van de thermo-mechanische biobrandstofproductie als omschreven in bijlage VII wordt goedgekeurd en kan door de bevoegde autoriteit worden toegestaan voor de behandeling en de verwijdering van mest en de inhoud van het maagdarmkanaal en categorie 3-materiaal.

2.   De bevoegde autoriteit kan het gebruik van andere procedéparameters toestaan, op voorwaarde dat deze parameters voorzien in een gelijkwaardige vermindering van de risico's voor de volks- en diergezondheid, voor de stadia van:

a)

het biodieselproductieprocedé als omschreven in bijlage IV, punt 1, onder b), i); en

b)

het procedé van de verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel als omschreven in bijlage VI, punt 1, onder c), i).”.

2)

In de titel en de eerste zin van artikel 3 wordt „bijlagen I tot en met VI” vervangen door „bijlagen”.

3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Materiaal dat afkomstig is van het biodieselproductieprocedé als omschreven in bijlage IV wordt echter verbrand.”.

b)

In lid 3 wordt het volgende punt d) toegevoegd:

„d)

In geval van materiaal dat afkomstig is van het biodieselproductieprocedé als omschreven in bijlage IV, gebruikt voor de productie van technische producten.”

c)

Lid 5 wordt geschrapt.

4)

De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 25).

(2)  PB L 19 van 21.1.2005, blz. 27. Verodening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2067/2005 (PB L 331 van 17.12.2005, blz. 12).


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 92/2005 worden als volgt gewijzigd:

(1)

Punt 3 van bijlage IV wordt geschrapt.

(2)

De volgende bijlage VII wordt toegevoegd:

„BIJLAGE VII

THERMO-MECHANISCHE BIOBRANDSTOFPRODUCTIE

Onder thermo-mechanische biobrandstofproductie wordt verstaan de behandeling van dierlijke bijproducten onder de volgende omstandigheden:

1.

De dierlijke bijproducten worden in een converter geladen en vervolgens gedurende een periode van acht uur bij een temperatuur van 80 °C behandeld. Tijdens deze periode wordt het materiaal voortdurend verkleind onder gebruikmaking van passende mechanische verkleiningsapparatuur.

2.

Het materiaal wordt vervolgens gedurende ten minste twee uur bij een temperatuur van 100 °C behandeld.

3.

De deeltjesgrootte van het resulterende materiaal mag niet groter zijn dan 20 millimeter.

4.

De dierlijke bijproducten worden zodanig behandeld dat gelijktijdig aan de in de leden 1 en 2 vastgestelde eisen met betrekking tot tijd en temperatuur wordt voldaan.

5.

Tijdens de warmtebehandeling van het materiaal wordt het verdampte water continu uit de luchtruimte boven de biobrandstof afgezogen en door een condensor van roestvrij staal geleid. Het condenswater wordt gedurende ten minste één uur op een temperatuur van minstens 70 °C gehouden voordat het als afvalwater wordt geloosd.

6.

Na de warmtebehandeling van het materiaal wordt de resulterende biobrandstof uit de converter verwijderd en via een volledig overdekte en afgesloten transportband automatisch vervoerd naar een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie op hetzelfde terrein.

7.

Er wordt een systeem van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) opgezet en onderhouden, dat de controle op de naleving van de in de leden 1 tot en met 6 vastgestelde eisen mogelijk maakt.

8.

De behandeling wordt uitgevoerd in een batchprocedé.”.