11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/33


VERORDENING (EG) Nr. 1670/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2006

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 18,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (2), en met name op artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 2825/93 van de Commissie van 15 oktober 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat, voor zover nodig in verband met de bijzondere bereidingswijze van bepaalde alcoholhoudende dranken uit granen, de criteria voor de toekenning van de uitvoerrestituties aan deze bijzondere situatie kunnen worden aangepast. Het blijkt noodzakelijk, te voorzien in een dergelijke aanpassing voor bepaalde alcoholhoudende dranken waarvoor enerzijds de prijs van de granen op het tijdstip van uitvoer niet gebonden is aan de prijs van de granen op het tijdstip van bereiding en waarvoor anderzijds, omdat het eindproduct het resultaat is van een mengsel van talrijke producten, het onmogelijk is geworden de identiteit te volgen van de granen die zijn verwerkt in het uit te voeren eindproduct, te meer daar de genoemde alcoholhoudende dranken ook zijn onderworpen aan een verplichte rijping van ten minste drie jaar.

(3)

Deze moeilijkheden doen zich met name voor bij Scotch whisky, Irish whiskey en Spaanse whisky.

(4)

De gebruikelijke restitutieregeling dient, voor zover mogelijk, op overeenkomstige wijze te worden toegepast. Derhalve dient voor de granen die voldoen aan het bepaalde in artikel 23, lid 2, van het Verdrag een restitutie te worden uitbetaald die in verhouding staat tot de uit te voeren hoeveelheden alcoholhoudende dranken. Daarom dient op de gedistilleerde hoeveelheden van deze granen een algemene, forfaitaire coëfficiënt te worden toegepast die wordt berekend op de grondslag van de door de betrokken lidstaten verstrekte nationale statistische gegevens. Aanwending van de verhouding tussen de totale uitgevoerde hoeveelheid van de desbetreffende alcoholhoudende dranken en de totale ten verkoop aangeboden hoeveelheden vormt een redelijke en eenvoudige grondslag. Er moet worden bepaald wat onder „in totaal uitgevoerde hoeveelheden” en „in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden” wordt verstaan. Voor de bepaling van de hoeveelheden granen die zijn gedistilleerd en voor de bepaling van de coëfficiënt, moeten de hoeveelheden die het voorwerp vormen van actief veredelingsverkeer buiten beschouwing worden gelaten.

(5)

Er moet worden voorzien in aanpassing van de coëfficient met name om zich te beveiligen tegen de mogelijkheid dat betaling van deze restituties ook leidt tot abnormale verhoging van de voorraden.

(6)

In artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 wordt voorzien in de mogelijkheid om de restitutie te differentiëren naar gelang van de bestemming. Derhalve dienen objectieve criteria te worden vastgesteld die leiden tot opheffing van de restitutie voor bepaalde bestemmingen.

(7)

De dag moet worden vastgesteld die bepalend is voor de toe te passen restitutievoet. Deze dag moet in de eerste plaats gerelateerd zijn aan het tijdstip waarop het graan onder controle geplaatst wordt, en, wat de daarna gedistilleerde hoeveelheden betreft, aan elke fiscale distillatieperiode. De restitutie wordt pas betaald nadat door overlegging van een distillatieaangifte is aangetoond dat de granen zijn gedistilleerd. In de distillatieaangifte moeten de gegevens zijn vermeld die nodig zijn voor het berekenen van de restituties. De eerste dag van elke fiscale distillatieperiode kan eveneens het ontstaansfeit zijn voor de landbouwomrekeningskoers, overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2799/98 bepaalde criteria.

(8)

Het is voor de toepassing van deze verordening noodzakelijk te weten of de producten het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten en, in bepaalde gevallen, ook hun bestemming te kennen. Het is daartoe noodzakelijk een beroep te doen op, enerzijds, de definitie van uitvoer zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5) en, anderzijds, op de bewijsstukken voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van de restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (6).

(9)

Met het oog op de bepaling van de coëfficiënt is het dienstig het verstrekken van bepaalde bewijsstukken inzake de uitvoer van de hoeveelheden alcoholhoudende dranken verplicht te stellen. Er dient te worden bepaald dat, voor naar het grondgebied van de Gemeenschap terugkerende goederen, artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (7) van toepassing is indien aan de bijzondere voorwaarden is voldaan.

(10)

Er dient te worden bepaald dat de lidstaten aan de Commissie de nodige inlichtingen moeten verstrekken.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de vaststelling en de toekenning van uitvoerrestituties voor granen die worden uitgevoerd in de vorm van alcoholhoudende dranken, zoals bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1784/2003, waarvoor een rijpingsperiode van ten minste drie jaar een onderdeel van het verplichte bereidingsproces vormt.

2.   Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie (8) is niet van toepassing op de in lid 1 bedoelde alcoholhoudende dranken, onverminderd het bepaalde in artikel 6, lid 1, van deze verordening.

Artikel 2

Voor de in artikel 1 bedoelde restituties komen in aanmerking de granen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag en worden gebruikt voor de productie van de alcoholhoudende dranken van de GN-codes 2208 30 32, 2208 30 38, 2208 30 52, 2208 30 58, 2208 30 72, 2208 30 78, 2208 30 82 en 2208 30 88 die zijn bereid overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (9).

Artikel 3

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„bepaalde distillatieperiode”: een periode die overeenkomt met de distillatieperiode die voor de controle van de accijnsrechten wordt afgesproken tussen de begunstigde en de douanediensten of andere bevoegde instanties (fiscale periode);

b)

„in totaal uitgevoerde hoeveelheden”: de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen en worden uitgevoerd naar een bestemming waarvoor de restitutie geldt;

c)

„in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden”: de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen en definitief de productie- en opslaginrichtingen verlaten hebben om voor menselijke consumptie te worden verkocht;

d)

„onder controle plaatsen”: het onder een regeling voor douanecontrole of onder een administratieve regeling die gelijkwaardige waarborgen biedt, plaatsen van granen die bestemd zijn voor de bereiding van de in artikel 2 bedoelde gedistilleerde dranken.

Artikel 4

1.   De hoeveelheden waarvoor de restitutie wordt toegekend zijn de hoeveelheden granen die door de rechthebbenden gedurende een bepaalde distillatieperiode onder controle zijn geplaatst en zijn gedistilleerd en waarop een jaarlijks voor elke betrokken lidstaat vast te stellen coëfficiënt wordt toegepast die voor iedere betrokken rechthebbende geldt. Deze coëfficiënt drukt — wat de betrokken alcoholhoudende dranken betreft — de verhouding uit tussen de in totaal uitgevoerde hoeveelheden en de in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden van de betrokken alcoholhoudende drank op basis van de ontwikkeling van die hoeveelheden tijdens het aantal jaren dat overeenkomt met de gemiddelde rijpingsperiode van de betrokken gedistilleerde drank.

Voor de bepaling van de hoeveelheden granen die zijn gedistilleerd en voor de bepaling van de coëfficiënt worden de hoeveelheden die het voorwerp vormen van het actief veredelingsverkeer buiten beschouwing gelaten.

Bij de berekening van de coëfficiënt wordt eveneens rekening gehouden met de ontwikkeling van de voorraden van een van de betrokken alcoholhoudende dranken.

De coëfficiënt kan worden gedifferentieerd naar gelang van de gebruikte granen.

2.   De bevoegde instanties volgen op gezette tijden de omvang van de verrichte uitvoer en de omvang van de voorraden.

Artikel 5

De in artikel 4, lid 1, bedoelde coëfficiënt wordt ieder jaar vóór 1 juli vastgesteld.

Hij geldt met ingang van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar.

De coëfficiënt wordt vastgesteld aan de hand van de door de lidstaten verstrekte gegevens over het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van de jaren die aan het jaar van de vaststelling van de coëfficiënt voorafgaan.

Artikel 6

1.   De toe te passen restitutievoet is de restitutievoet die is vastgesteld overeenkomstig artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1043/2005.

2.   De restitutievoet en de landbouwomrekeningskoers zijn die welke gelden op de dag waarop de granen onder controle geplaatst worden.

Voor de hoeveelheden die gedistilleerd worden in elk van de betrokken fiscale distillatieperioden die volgen op die waaronder de granen onder controle geplaatst zijn, zijn het echter die welke gelden op de eerste dag van elke betrokken fiscale distillatieperiode.

Artikel 7

1.   Wanneer de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten zulks nodig maken, wordt de restitutie voor bepaalde bestemmingen ingetrokken.

2.   Wanneer de restitutie wordt ingetrokken op grond van lid 1 of wanneer zij opnieuw wordt ingesteld, of wanneer wordt besloten dat bepaalde markten als gevolg van de toepassing van een toetredingsakte of van overeenkomsten met derde landen, niet meer voor de regeling betreffende uitvoerrestituties in aanmerking komen, wordt de in artikel 4, lid 1, bedoelde coëfficiënt aangepast. Deze aanpassing bestaat erin dat in de totale uitgevoerde hoeveelheden die voor de berekening van genoemde coëfficiënt worden gebruikt, de hoeveelheden die zijn uitgevoerd naar de markten waarvoor de restitutie is ingetrokken of opnieuw is ingesteld, niet, respectievelijk opnieuw, in aanmerking worden genomen. De aangepaste coëfficiënt wordt toegepast vanaf de eerste dag van de fiscale distillatieperiode die volgt op de wijziging in het recht van de betrokken markten op de restitutie.

Artikel 8

Voor de toepassing van deze verordening kunnen granen worden vervangen door mout.

In dat geval wordt de mout in gerst omgerekend aan de hand van een coëfficiënt van 1,30.

Wanneer de onder controle geplaatste mout evenwel groene mout is met een vochtgehalte tussen 43 en 47 %, wordt voor de omrekening van groene mout in mout met een vochtgehalte van 7 % de coëfficiënt 0,57 toegepast.

Artikel 9

1.   De rechthebbende op de restitutie moet een in de Gemeenschap gevestigd bedrijf zijn.

2.   Vóór het begin van iedere fiscale distillatieperiode dient het distillatiebedrijf bij de bevoegde autoriteiten een aangifte in met alle gegevens die nodig zijn voor de bepaling van de uitvoerrestitutie, en met name:

a)

de omschrijving van de granen of de mout overeenkomstig de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, eventueel uitgesplitst per homogene partij;

b)

het nettogewicht en het vochtgehalte van de producten, voor iedere onder a) bedoelde partij;

c)

een verklaring dat de granen voldoen aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag;

d)

de plaats waar de granen zijn opgeslagen en gedistilleerd worden.

Gedurende de fiscale distillatieperiode kan deze verklaring worden aangepast als gevolg van de evolutie van het distillatieproces om rekening te houden met de hoeveelheden die in feite meer of minder gedistilleerd worden.

3.   Na iedere fiscale distillatieperiode dient het distillatiebedrijf bij de bevoegde autoriteiten een aangifte in, hierna „distillatieaangifte” genoemd, waarbij de rechthebbende bevestigt dat hij in de betrokken distillatieperiode de granen die zijn vermeld in de in lid 2 bedoelde aangifte, gedistilleerd heeft met het oog op de bereiding van één van de betrokken gedistilleerde dranken. Bovendien wordt daarin de verkregen hoeveelheid gedistilleerde producten aangegeven. Deze aangifte wordt bevestigd door de autoriteiten die de producten onder controle plaatsen.

4.   De restitutie wordt betaald wanneer wordt aangetoond dat de granen onder controle zijn geplaatst en zijn gedistilleerd.

5.   Voor de betaling moet worden uitgegaan van het nettogewicht van de granen indien het vochtgehalte daarvan niet hoger is dan 15 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 15 % doch niet meer dan 16 %, dan moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht verminderd met 1 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 16 % doch niet meer dan 17 %, dan geldt een vermindering met 2 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 17 %, dan geldt een vermindering met 2 % per procent vocht boven het vochtgehalte van 15 %.

Voor wat andere mout dan de in artikel 8 bedoelde groene mout betreft, moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht van de mout indien het vochtgehalte niet hoger is dan 7 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte mout meer dan 7 %, doch niet meer dan 8 %, dan moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht verminderd met 1 %. Bedraagt het vochtgehalte van de mout meer dan 8 %, dan geldt een vermindering met 2 % per procent vocht boven een vochtgehalte van 7 %.

De communautaire referentiemethode voor de bepaling van het vochtgehalte van de granen en van de mout die bestemd zijn voor de bereiding van de in deze verordening bedoelde alcoholhoudende dranken, is de methode die is beschreven in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 824/2000 van de Commissie (10).

Artikel 10

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om na te gaan of de in artikel 9 bedoelde aangiften correct zijn; verder treffen zij de nodige maatregelen in verband met de fysieke controle van de granen, het distillatieproces en de bestemming van het distillaat.

Artikel 11

1.   Bij de verwerking verkregen bijproducten zijn van controle vrijgesteld wanneer vaststaat dat de hoeveelheid niet groter is dan de gewoonlijk verkregen hoeveelheid bijproducten.

2.   Er wordt geen restitutie toegekend wanneer de granen of de mout niet van gezonde handelskwaliteit zijn.

Artikel 12

1.   De restitutie wordt betaald door de lidstaat waarin de in artikel 9 bedoelde aangiften zijn aanvaard.

2.   Het bedrag wordt slechts betaald op schriftelijk verzoek van het bedrijf. De lidstaten mogen voorschrijven dat daarvoor een bijzonder formulier moet worden gebruikt.

3.   Behoudens in gevallen van overmacht moeten de documenten betreffende de verlening van de restituties worden ingediend binnen de twaalf maanden volgende op de dag waarop de autoriteiten die de producten onder controle plaatsen, de distillatieaangifte hebben bevestigd, op straffe van verval van het recht op de restitutie.

4.   Wanneer overeenkomstig artikel 7, lid 2, de coëfficiënt wordt aangepast, moeten de restituties die zijn uitgekeerd vanaf de datum waarop deze aangepaste coëfficiënt van toepassing is geworden, door de begunstigden worden terugbetaald.

Artikel 13

1.   Voor de toepassing van artikel 4 moet worden aangetoond dat de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen, zijn uitgevoerd.

2.   De te leveren bewijzen zijn die welke zijn voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 800/1999.

3.   In deze verordening wordt onder uitvoer verstaan:

a)

uitvoer in de zin van de artikelen 161 en 162 van Verordening (EEG) nr. 2913/92,

en

b)

leveranties aan de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bestemmingen.

4.   Producten die in een overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EG) nr. 800/1999 erkend bevoorradingsdepot zijn gebracht, worden ook beschouwd als zijnde uitgevoerd. Wanneer de producten in deze bevoorradingsdepots zijn gebracht, zijn de artikelen 40 tot en met 43 van de vorengenoemde verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

1.   De alcoholhoudende dranken worden als uitgevoerd geboekt op de dag waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer vervuld zijn.

2.   De bij de vervulling van de douaneformaliteiten bij uitvoer over te leggen aangifte moet de volgende gegevens bevatten:

a)

de omschrijving van de alcoholhoudende dranken volgens de gemeenschappelijke nomenclatuur;

b)

de in liter zuivere alcohol uitgedrukte hoeveelheden alcoholhoudende dranken die zullen worden uitgevoerd;

c)

de samenstelling van de alcoholhoudende dranken of een verwijzing naar die samenstelling, aan de hand waarvan de gebruikte graansoort kan worden bepaald;

d)

de producerende lidstaat.

3.   Voor de toepassing van lid 2, onder c), is het voldoende, wanneer de alcoholhoudende drank uit verschillende graansoorten en door een latere vermenging verkregen is, zulks op de aangifte te vermelden.

Artikel 15

1.   Om een hoeveelheid alcoholhoudende dranken als uitgevoerd te kunnen boeken, moeten de in artikel 13 bedoelde bewijsstukken binnen zes maanden na de dag waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld, bij de daartoe aangewezen autoriteiten worden ingediend.

2.   Wanneer de bewijsstukken niet binnen de voorgeschreven termijn zijn overgelegd hoewel de exporteur het nodige gedaan heeft om ze binnen die termijn te verkrijgen, kunnen hem extra termijnen worden toegekend die in totaal niet langer dan zes maanden mogen zijn.

Wanneer het bewijs van uitvoer wordt geleverd en daarbij de termijn wordt overschreden om de betrokken uitvoer nog toe te rekenen aan het kalenderjaar waarin die uitvoer plaatsgevonden heeft, wordt die uitvoer bij de uitvoertransacties van het daaropvolgende kalenderjaar geboekt.

Artikel 16

1.   Wanneer de regeling voor communautair douanevervoer van toepassing is, geldt de regeling voor extern communautair douanevervoer voor het vervoer van de in artikel 13, lid 1, bedoelde dranken.

2.   In de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92 worden de in artikel 13, lid 1, van deze verordening bedoelde alcoholhoudende dranken beschouwd als goederen waarvoor de met het oog op de toekenning van uitvoerrestituties voorgeschreven douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld. Genoemde dranken mogen niet in het vrije verkeer worden gebracht, tenzij een met de uitvoerrestitutie overeenkomend bedrag is terugbetaald.

Artikel 17

Voor de toepassing van artikel 7 moet bovendien het bewijs worden geleverd dat de betrokken alcoholhoudende dranken de bestemming hebben bereikt waarvoor de restitutie is vastgesteld.

In dat geval is het bewijs van invoer in een derde land waarvoor de restitutie geldt, het in de artikelen 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijsmiddel.

Artikel 18

1.   De betrokken lidstaten delen de Commissie naam en adres van de voor de toepassing van deze verordening bevoegde diensten mee.

2.   De betrokken lidstaten delen de Commissie ieder jaar vóór 16 juli de volgende gegevens mee:

a)

de hoeveelheden granen en mout, onderverdeeld volgens de gecombineerde nomenclatuur, die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen en die in het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande jaar zijn gedistilleerd;

b)

de hoeveelheden granen en mout, onderverdeeld volgens de gecombineerde nomenclatuur, waarop in hetzelfde tijdvak de regeling actieve veredeling van toepassing was;

c)

de in artikel 2 bedoelde hoeveelheden alcoholhoudende dranken, onderverdeeld overeenkomstig artikel 19, de hoeveelheden die in hetzelfde tijdvak zijn uitgevoerd en die welke in hetzelfde tijdvak in de handel zijn gebracht;

d)

de hoeveelheden alcoholhoudende dranken, onderverdeeld overeenkomstig artikel 19, die in hetzelfde tijdvak in het kader van de regeling actieve verdeling zijn verkregen en naar derde landen zijn verzonden;

e)

de op 31 december van het voorafgaande jaar opgeslagen hoeveelheden alcoholhoudende dranken, alsmede de hoeveelheden in hetzelfde tijdvak verkregen producten.

3.   Jaarlijks vóór 16 oktober, 16 januari en 16 april delen de betrokken lidstaten de Commissie eveneens de onder a) tot en met d) bedoelde gegevens mee die voor de overeenkomstige kwartalen beschikbaar zijn.

4.   Op verzoek van de Commissie delen de betrokken lidstaten eveneens de gegevens mee die noodzakelijk zijn om de in artikel 7, lid 2, bedoelde aanpassing van de coëfficiënt te kunnen toepassen.

Artikel 19

Voor de toepassing van artikel 18:

a)

wordt „grain whisky” geacht te zijn verkregen uit mout en granen;

b)

wordt „malt whisky” geacht uitsluitend uit mout te zijn verkregen;

c)

wordt „Irish whiskey categorie A” geacht te zijn verkregen uit mout en granen. Het aandeel van de mout bedraagt minder dan 30 %;

d)

wordt „Irish whiskey categorie B” geacht te zijn verkregen uit gerst en mout, met ten minste 30 % mout;

e)

wordt het procentuele aandeel van de verschillende graansoorten die bij de bereiding van de in artikel 14, lid 3, bedoelde alcoholhoudende dranken zijn gebruikt, bepaald aan de hand van de totale hoeveelheden van de verschillende graansoorten die worden gebruikt voor de bereiding van de in artikel 2 bedoelde „alcoholhoudende dranken”.

Artikel 20

Verordening (EEG) nr. 2825/93 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2006.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(3)  PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1633/2000 (PB L 187 van 26.7.2000, blz. 29).

(4)  Zie bijlage I.

(5)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).

(6)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 671/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 5).

(7)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 410/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 7).

(8)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(9)  PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1.

(10)  PB L 100 van 20.4.2000, blz. 31.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 2825/93 van de Commissie

(PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6)

Verordening (EG) nr. 3098/94 van de Commissie

(PB L 328 van 20.12.1994, blz. 12)

Verordening (EG) nr. 1633/2000 van de Commissie

(PB L 187 van 26.7.2000, blz. 29)


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 2825/93

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 1, derde alinea

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 1, vierde alinea

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 2

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 13, lid 3, aanhef

Artikel 13, lid 3, aanhef

Artikel 13, lid 3, eerste streepje

Artikel 13, lid 3, onder a)

Artikel 13, lid 3, tweede streepje

Artikel 13, lid 3, onder b)

Artikel 13, lid 4

Artikel 13, lid 4

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21, eerste alinea

Artikel 21

Artikel 21, tweede alinea

Bijlage I

Bijlage II