25.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/1


VERORDENING (EG) Nr. 1264/2006 VAN DE RAAD

van 21 augustus 2006

tot beëindiging van het onderzoek van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van siliciumcarbide uit Rusland en Oekraïne en tot instelling van een definitief antidumpingrecht op siliciumcarbide uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), en met name op artikel 11, leden 2 en 3,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Eerdere onderzoeken, geldende maatregelen en lopende onderzoeken

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 821/94 (2) heeft de Raad, na een nieuw onderzoek overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 (3), de ingestelde definitieve antidumpingrechten op siliciumcarbide („SiC”) uit de Volksrepubliek China („China”), Polen, Rusland en Oekraïne verlengd. Tegelijkertijd heeft de Commissie bij Besluit 94/202/EG (4) een verbintenis aanvaard die was aangeboden door de Russische regering samen met V/O Stankoimport uit Moskou, Rusland.

(2)

In mei 2000 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1100/2000 (5) de definitieve antidumpingrechten op SiC uit China, Rusland en Oekraïne na een nieuw onderzoek opnieuw verlengd en heeft hij tevens de verbintenis verlengd die de Russische regering samen met V/O Stankoimport uit Moskou, Rusland, en die de Commissie bij Besluit 94/202/EG had aanvaard, had aangeboden.

(3)

Het in overweging (1) genoemde onderzoek, dat leidde tot de instelling van definitieve antidumpingrechten en de aanvaarding van de verbintenissen van bepaalde exporteurs die bij het onderzoek betrokken waren, en de in de overwegingen (1) en (2) genoemde nieuwe onderzoeken van 1994 en 2000 worden hierna aangeduid als „de oorspronkelijke onderzoeken”.

(4)

In 2004 voorzag de Raad bij Verordening (EG) nr. 991/2004 in een vrijstelling van antidumpingrechten voor invoer in de nieuwe lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden („de EU-10”), die in de voorwaarden van de bijzondere verbintenissen („verbintenissen in verband met de uitbreiding”) moest worden vastgelegd, en gaf hij de Commissie toestemming deze verbintenissen in verband met de uitbreiding te aanvaarden. Op grond daarvan heeft de Commissie bij de Besluiten 2004/498/EG (6) en 2004/782/EG (7) de verbintenissen aanvaard die waren aangeboden door de Open Joint Stock Company „Zaporozhsky Abrasivny Combinat”, een Oekraïense producent/exporteur. De aanvaarding van deze verbintenis verviel op 20 mei 2005.

(5)

In januari 2004 leidde de Commissie op verzoek van Zaporozhsky Abrasivny Combinat, de Oekraïense producent/exporteur, een tussentijds nieuw onderzoek (8) in. De aanvrager had beweerd dat hij na een ingrijpende verandering van de omstandigheden recht had op een behandeling als marktgericht bedrijf en dat zijn dumpingmarge ver onder het niveau van de geldende maatregelen lag. Na een onderzoek bleek echter dat de onderneming niet voldeed aan de criteria voor een behandeling als marktgericht bedrijf (artikel 2, lid 7, onder c), van Verordening (EG) nr. 384/96), waarna het onderzoek is beëindigd bij Verordening (EG) nr. 779/2005 van de Raad (9).

(6)

Uiteindelijk heeft de Commissie op 30 juni 2005 (10) een antidumpingprocedure ingeleid betreffende de invoer van SiC uit Roemenië, naar aanleiding van een klacht van de European Chemical Industry Council („CEFIC”) namens producenten die samen goed zijn voor de totale communautaire productie van SiC. Nadat CEFIC de klacht op 1 maart 2006 had ingetrokken, is het onderzoek bij Besluit 2006/423/EG van de Commissie (11) beëindigd.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel

(7)

Na de publicatie van een bericht van het naderende vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van SiC uit de Volksrepubliek China, Rusland en Oekraïne (12) ontving de Commissie op 24 februari 2005 een verzoek om herziening van deze maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Tegelijkertijd ontving de Commissie een verzoek om de vorm van de maatregelen die van toepassing zijn op invoer van het betrokken product uit Rusland, te onderzoeken, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

(8)

Deze verzoeken werden ingediend door de European Chemistry Industry Council namens producenten die de totale communautaire productie van SiC vertegenwoordigen. De reden voor het verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting dan wel herhaling van de dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek was gebaseerd op het feit dat de maatregelen niet de juiste vorm zouden hebben en de schade ten gevolge van de dumping niet zouden neutraliseren.

(9)

Na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft de Commissie vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel in te leiden op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening en om een tussentijds nieuw onderzoek in te leiden op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening; de Commissie heeft vervolgens beide onderzoeken op dezelfde datum ingeleid (13).

1.3.   Onderzoek

(10)

De Commissie heeft de producenten/exporteurs, importeurs, grondstoffenproducenten, de haar bekende verwerkende bedrijven en hun organisaties, de vertegenwoordigers van de exportlanden en de producenten in de Gemeenschap meegedeeld dat een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel en een tussentijds nieuw onderzoek werden ingeleid. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn een verzoek indienen om te worden gehoord.

(11)

Gezien het grote aantal niet met producenten/exporteurs in de betrokken landen verbonden Chinese producenten/exporteurs en importeurs in de Gemeenschap werd overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening besloten te onderzoeken of een steekproef moest worden gebruikt. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en — indien dat het geval was — deze samen te stellen, heeft de Commissie bovengenoemde belanghebbenden overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht binnen twee weken na de inleiding van de procedure contact met haar op te nemen en de in het bericht van inleiding gevraagde gegevens te verstrekken.

(12)

Geen enkele Chinese producent/exporteur heeft de gevraagde informatie ingediend of meegewerkt aan deze procedure. Daarom werd besloten dat een steekproef van de Chinese producenten niet nodig was.

(13)

Zes niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap verstrekten de in het bericht van inleiding gevraagde informatie en verklaarden zich bereid aan de rest van het onderzoek mee te werken. Van deze zes importeurs zijn drie ondernemingen voor de steekproef geselecteerd. Deze importeurs vertegenwoordigden het grootste representatieve invoervolume in de EG (98 %) dat binnen de beschikbare tijd kon worden onderzocht.

(14)

De drie in de steekproef opgenomen importeurs in de Gemeenschap, twee producenten in de Gemeenschap, achttien verwerkende bedrijven in de Gemeenschap, zestien grondstoffenleveranciers en de twee bekende producenten/exporteurs in Oekraïne en in Rusland kregen een vragenlijst toegezonden. Voorts werd contact opgenomen met twee producenten in Brazilië, dat als mogelijk referentieland was gekozen, en kregen ook zij de vragenlijst.

(15)

Volledig ingevulde vragenlijsten werden ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen importeurs in de Gemeenschap, zeven verwerkende bedrijven, twee grondstoffenproducenten en twee producenten/exporteurs in de betrokken landen, alsmede door twee producenten in het referentieland.

(16)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor haar onderzoek nodig achtte, verzameld en geverifieerd en heeft controlebezoeken gebracht aan de volgende bedrijven:

 

Producenten in de Gemeenschap:

Kollo Silicon carbide B.V. (Nederland), ESK-SIC GmbH (Duitsland)

Navarro SiC, S.A. (Spanje)

 

Producenten in de landen van uitvoer:

JSC Zaporozhsky Abrasivny Combinat, Zaporozhsky (Oekraïne)

JSC Volzhsky Abrasive Combinat, Volzhsky (Rusland)

 

Producenten in het referentieland:

Saint-Gobain Materials Cerámicas Ltda, Minas Gerais (Brazilië)

Treibacher Schleifmittel Brasil Ltda, Sao Paolo (Brazilië)

 

Importeurs in de Gemeenschap:

Imexco-Ullrich GmbH (Duitsland)

Smyris Abrasivi (Italië)

 

Verwerkende bedrijven in de Gemeenschap:

Morganite Crucible Limited (Verenigd Koninkrijk)

TGA Ltd (Tsjechië)

(17)

Het onderzoek naar de mogelijke voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn om vast te kunnen stellen of het waarschijnlijk is dat de schade zal voortduren of opnieuw zal optreden, had betrekking op de periode van 1 januari 2001 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

(18)

Alle betrokken partijen werden op de hoogte gebracht van de essentiële gegevens en overwegingen waarop de conclusies van dit nieuwe onderzoek gebaseerd waren. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Deze standpunten werden, mits binnen de termijn ontvangen, zorgvuldig overwogen en indien relevant bij de bevindingen in aanmerking genomen.

2.   PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(19)

De procedure heeft betrekking op hetzelfde product als de eerdere onderzoeken die tot de instelling van de geldende maatregelen leidden, namelijk siliciumcarbide (SiC). SiC wordt momenteel ingedeeld onder GN-code 2849 20 00.

(20)

SiC wordt verkregen door silicium en cokes (of petroleumcokes) tot hoge temperaturen (tot 2 000 °C) te verhitten. Het resultaat van dit procédé is ruw SiC, dat meestal verder verwerkt wordt. Als gevolg van het productieprocédé van SiC worden automatisch verschillende soorten geproduceerd, die zich door hun siliciumgehalte onderscheiden. Deze soorten kunnen in twee hoofdsoorten worden ingedeeld, namelijk kristallijn en metallurgisch. De kristallijne soort is van hogere kwaliteit vanwege het hogere siliciumgehalte. Deze soort wordt verder onderverdeeld in een zwarte en een groene soort.

(21)

De kristallijne soort wordt normaliter gebruikt voor de vervaardiging van schuurmiddelen, slijpstenen, hoogwaardige vuurvaste producten, keramische stoffen, enz., terwijl de metallurgische soort aan staal wordt toegevoegd en vooral in gieterijen en hoogovens wordt gebruikt. Evenals in de vorige onderzoeken moeten beide soorten in dit onderzoek als één product worden beschouwd.

2.2.   Soortgelijk product

(22)

Dit onderzoek bevestigde het bij de oorspronkelijke onderzoeken vastgestelde feit dat het betrokken product en de door de producenten/exporteurs vervaardigde en op de binnenlandse markt verkochte producten, alsmede de producten die de EG-producenten vervaardigen en in de Gemeenschap verkopen en de producten die de producent in het referentieland vervaardigt en op de binnenlandse markt van het referentieland verkoopt, dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt en derhalve als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd.

3.   MOGELIJKE VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN DE DUMPING

3.1.   Voorafgaande opmerkingen

(23)

De twee bekende producenten in Oekraïne en Rusland hebben volledig aan dit nieuwe onderzoek meegewerkt. Uit China heeft daarentegen, zoals vermeld in overweging (12), geen enkele producent zijn medewerking aangeboden.

3.2.   Dumping in het onderzoektijdvak

3.2.1.   Referentieland

(24)

Aangezien Oekraïne (14) en China ten tijde van het onderzoek (evenals bij de eerdere onderzoeken) niet als markteconomie werden beschouwd, moest de normale waarde worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, namelijk op grond van informatie over een derde land met een markteconomie waar het product op de binnenlandse markt wordt geproduceerd en verkocht. Daar komt bij dat in een tussentijds nieuw onderzoek dat net vóór de inleiding van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel (zie overweging (5)) was afgerond, de producent/exporteur in Oekraïne er bovendien niet in geslaagd was een behandeling als marktgericht bedrijf te verkrijgen.

(25)

Bij de inleiding van dit nieuwe onderzoek was het de bedoeling Brazilië als referentieland te gebruiken om informatie over productiekosten en binnenlandse verkoop te verkrijgen. Brazilië is ook in het vorige onderzoek gebruikt.

(26)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat Brazilië nog steeds een geschikt referentieland is, en wel om de volgende redenen:

(27)

Ten eerste zijn de op de binnenlandse markt van Brazilië verkochte hoeveelheden representatief voor de vaststelling van de normale waarde voor beide betrokken landen. Ten tweede worden de binnenlandse prijzen van Brazilië bepaald door de wet van vraag en aanbod, hetgeen blijkt uit de grootte van de vraag op deze markt en uit de aanwezigheid van concurrerende producenten. Ten derde zijn de fysische en chemische basiseigenschappen van het in Brazilië gefabriceerde soortgelijke product identiek aan die van het exportproduct van beide betrokken landen. Tot slot zijn er geen tegenargumenten aangevoerd om Brazilië als referentieland te gebruiken.

(28)

Daaruit is geconcludeerd dat Brazilië als referentieland een redelijke en een geschikte keuze is om de normale waarde vast te stellen voor de invoer van SiC uit China en Oekraïne.

3.2.2.   Normale waarde

3.2.2.1.   Normale waarde voor producenten/exporteurs in China en Oekraïne

(29)

Allereerst werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van Braziliaanse producenten, in zijn totaliteit en per producttype, representatief was voor de door China en Oekraïne uitgevoerde volumes.

(30)

Hierbij kwam naar voren dat de binnenlandse verkoop van Braziliaanse producenten, zowel in zijn totaliteit als per producttype, aanmerkelijk hoger lag dan de uitvoer van producenten/exporteurs uit China en Oekraïne naar de Gemeenschap.

(31)

Vervolgens werd nagegaan of de binnenlandse verkoop van elk van de twee meewerkende producenten in Brazilië, Saint-Gobain Materials Cerámicas Ltda en Treibacher Schleifmittel Brasil Ltda, aan onafhankelijke afnemers als verkoop in het kader van normale handelstransacties kon worden beschouwd in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(32)

Hierbij werd geconstateerd dat voor beide ondernemingen de gewogen gemiddelde verkoopprijs van alle verkoop tijdens het onderzoektijdvak hoger lag dan de gewogen gemiddelde productiekosten per eenheid. Derhalve werd de gehele binnenlandse verkoop geacht in het kader van normale handelstransacties te hebben plaatsgevonden. Om een eerlijke vergelijking tussen de prijzen in Brazilië en de normale waarde in China en Oekraïne te kunnen maken, werden bovendien correcties aangebracht om rekening te houden met eventuele verschillen in productcodenummer of handelsstadium.

(33)

Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening werd de normale waarde berekend op basis van de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van beide Braziliaanse producenten aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt.

(34)

Na de definitieve bekendmaking uitte CEFIC zijn twijfels over de juistheid van de vastgestelde normale waarde, omdat volgens zijn informatie de verkoopprijzen op de Braziliaanse binnenlandse markt hoger lagen dan de uitvoerprijs uit Oekraïne naar de EG-markt. Dat bezwaar kon echter niet met bewijzen worden onderbouwd en werd daarom afgewezen. Met de in overweging (32) genoemde correcties was het mogelijk een eerlijke berekening van de normale waarde te maken.

3.2.2.2.   Normale waarde voor producenten/exporteurs in Rusland

(35)

Allereerst werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van de producent/exporteur in Rusland, zowel in zijn totaliteit als per producttype, ten minste 5 % van de uitvoer naar de Gemeenschap bedroeg.

(36)

Hierbij bleek dat, in vergelijking met de totale verkoop, en voor bepaalde producttypes, het volume van de binnenlandse verkoop ten minste 5 % van de uitvoer naar de Gemeenschap bedroeg. Voor producttypen waarvoor de binnenlandse verkoop minder dan 5 % van de uitvoer naar de Gemeenschap bedroeg, moest de normale waarde volgens artikel 2, lid 3, van de basisverordening worden vastgesteld.

(37)

Voor producttypen waarvoor de binnenlandse verkoop 5 % van de uitvoer naar de Gemeenschap bedroeg, werd nagegaan of de binnenlandse verkoop van de Russische producent aan onafhankelijke afnemers als verkoop in het kader van normale handelstransacties kon worden beschouwd in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor ieder uitgevoerd producttype de verhouding van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers tijdens het onderzoektijdvak nagegaan:

a)

Voor producttypen waarvan meer dan 80 % op de binnenlandse markt was verkocht tegen een prijs die niet lager was dan de kostprijs, dat wil zeggen waarvoor de gemiddelde verkoopprijs van het producttype gelijk was aan of hoger was dan de gemiddelde productiekosten voor het producttype, werd de normale waarde berekend als de gemiddelde prijs van alle binnenlandse verkoop van het producttype, ongeacht of die winstgevend was of niet.

b)

Voor producttypen waarvan minstens 10 % maar niet meer dan 80 % op de binnenlandse markt was verkocht tegen een prijs die niet lager was dan de kostprijs, werd de normale waarde per producttype berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van de verkoopprijzen van die transacties die hadden plaatsgevonden tegen prijzen die gelijk waren aan of hoger dan de kostprijs van dat producttype.

c)

Voor producttypen waarvan minder dan 10 % op de binnenlandse markt was verkocht tegen een prijs die niet lager was dan de kostprijs, werd ervan uitgegaan dat deze niet in het kader van normale handelstransacties waren verkocht en moest de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening worden samengesteld.

(38)

De normale waarden werden samengesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening aan de hand van de productiekosten van het producttype, waarbij een bedrag werd opgeteld voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst. Voor de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten werden de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten voor het soortgelijke product van de producent/exporteur in aanmerking genomen; voor de winst werd de gemiddelde winst van de producent/exporteur bij de verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in aanmerking genomen.

3.2.3.   Uitvoerprijs

(39)

Zoals reeds vermeld in overweging (12), hebben er geen producenten/exporteurs in China aan het onderzoek meegewerkt. Daarom moesten de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de beschikbare feiten, namelijk de informatie in de klacht.

(40)

De uitvoerprijzen voor producenten/exporteurs in Oekraïne en Rusland zijn overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld, op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap.

(41)

Bij het berekenen van de uitvoerprijs van de Russische exporteur voor transacties waarvoor Stankoimport heeft zorg gedragen (invoer vrij van antidumpingrecht in het kader van een kwantitatieve verbintenis), zijn de uitgaven voor de prestaties van Stankoimport van de prijs afgetrokken om de uitvoerprijs af fabriek te bepalen.

(42)

CEFIC heeft de bevindingen met betrekking tot de voor Oekraïne vastgestelde uitvoerprijzen aangevochten met het argument dat voor Oekraïense import veel lagere prijzen worden berekend. Ter onderbouwing hebben zij een aantal offertes overgelegd. Dit bezwaar moest echter worden afgewezen: offertes mogen namelijk niet in aanmerking worden genomen als er geen bewijs is dat de transacties werkelijk zijn uitgevoerd. In elk geval is er, zoals in overweging (40) is aangegeven, bij de dumpingberekeningen uitgegaan van de uitvoerprijzen die door de producent/exporteur in rekening worden gebracht. Deze prijzen zijn tijdens het onderzoek ter plaatse bij het betrokken bedrijf gecontroleerd.

3.2.4.   Vergelijking

(43)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken af fabriek. Om een eerlijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, zijn overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties aangebracht ten aanzien van de vervoerskosten, het handelsstadium en de verpakkingskosten die de vergelijkbaarheid van de prijzen aantoonbaar beïnvloedden.

3.2.5.   Dumpingmarge

(44)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge bepaald door per producttype de gewogen gemiddelde normale waarde af te zetten tegen de gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

(45)

Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening is op basis van de beschikbare feiten, namelijk de informatie in de klacht, vastgesteld dat de dumpingmarge ongeveer even groot is als bij het vorige onderzoek, namelijk circa 50 %.

(46)

De dumpingmarge voor export van SiC uit Oekraïne bleek tijdens het onderzoektijdvak onder de minimale dumpingmarge van artikel 9, lid 3, van de basisverordening te liggen.

(47)

Voor Rusland geldt sinds 1986 een kwantitatieve verbintenis. Met deze verbintenis kon één Russische importeur, Stankoimport, een vaste hoeveelheid (namelijk een bepaald percentage van het verbruik in de Gemeenschap) vrij van antidumpingrecht in de Gemeenschap invoeren. Over hoeveelheden die deze drempel overschreden, is antidumpingrecht verschuldigd. In de uitgevoerde dumpingberekeningen is geen onderscheid gemaakt tussen export in het kader van de kwantitatieve verbintenis (77 %) en export waarover antidumpingrecht verschuldigd was (23 %).

(48)

De dumpingmarge voor export van SiC uit Rusland bleek tijdens het onderzoektijdvak onder de minimale dumpingmarge van artikel 9, lid 3, van de basisverordening te liggen.

3.3.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

3.3.1.   China

(49)

Zoals hierboven aangegeven, hebben geen Chinese producenten/exporteurs aan dit onderzoek meegewerkt. Daarom is bij het meest waarschijnlijke scenario dat zich bij het vervallen van de maatregelen zou voordoen, uitgegaan van de beschikbare feiten, en met name de klacht en gegevens van Comext (de elektronische databank voor buitenlandse handel van de Europese Gemeenschappen).

(50)

De Verenigde Staten en Japan waren de derde landen waarnaar China in het onderzoektijdvak het meest uitvoerde. Uit de informatie in de klacht valt af te leiden dat de Chinese cif-prijzen voor de Verenigde Staten voor de soort „Macro Black” (omgerekend in euro's) rond de 650 EUR/ton bedroegen. De Chinese cif-prijzen naar Japan voor de soort „Macro Green” lagen rond de 770 EUR/ton. Volgens de prijsstatistieken die in economische tijdschriften worden gepubliceerd, kloppen de door de Chinese exporteurs opgegeven prijzen.

(51)

Bovendien bleek dat de gemiddelde uitvoerprijzen vanuit China naar de Verenigde Staten, afkomstig uit de Comext-databank, beduidend lager waren dan de normale waarde van het referentieland die in dit onderzoek was verkregen, hetgeen erop wijst dat deze export tijdens het onderzoektijdvak mogelijk ook tegen dumpingprijzen heeft plaatsgevonden.

(52)

Aangezien de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap (circa 1 000 EUR voor „Macro Black” en circa 1 500 EUR voor „Macro Green”) aanmerkelijk hoger ligt, zouden Chinese producenten/exporteurs bij het vervallen van de maatregelen sterk worden gestimuleerd om een groot deel van hun export naar derde landen te verleggen naar de Gemeenschap.

(53)

Bovendien, zoals bij het oorspronkelijke onderzoek is gebleken, vond Chinese uitvoer van het betrokken product naar de EU met dumping plaats en dit bleek in het onderzoektijdvak van het huidige onderzoek nog steeds in dezelfde grote hoeveelheden te gebeuren. Er is geen reden om aan te nemen dat dit zou veranderen.

(54)

Bovendien ondersteunt de beschikbare informatie over de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar derde landen, zoals hierboven uitgelegd, de conclusie dat het aannemelijk is dat de Chinese exporteurs bij het vervallen van de maatregelen zouden doorgaan met hun dumpingpraktijken.

(55)

Kortom, het is aannemelijk dat, als de maatregelen zouden worden ingetrokken, de huidige Chinese export naar derde landen wordt verlegd naar de Gemeenschap. Bovendien is er bij intrekking van de maatregelen een duidelijk risico van dumping van de uitgevoerde hoeveelheden.

(56)

In zijn verzoek om een nieuw onderzoek heeft CEFIC (onder verwijzing naar gegevens uit economische tijdschriften) de totale productiecapaciteit in China op 600 000 tot 700 000 ton geschat. De daadwerkelijke productie ligt naar schatting rond de 440 000 ton, hetgeen neerkomt op een niet-benutte capaciteit van tussen de 160 000 en 260 000 ton. Er is geen informatie over voorraden.

(57)

Op basis van het voorgaande is het duidelijk dat de producenten/exporteurs in China een aanzienlijke overcapaciteit hebben, die zij kunnen gebruiken om de productie op te voeren. Als de maatregelen worden ingetrokken, zouden de producenten/exporteurs zeer waarschijnlijk hun forse overcapaciteit voor uitvoer naar de Gemeenschap gaan gebruiken.

3.3.2.   Rusland

(58)

Aangezien de enige bekende producent/exporteur in Rusland aan dit onderzoek heeft meegewerkt, is bij het meest waarschijnlijke scenario dat zich bij het vervallen van de maatregelen zou voordoen, uitgegaan van de informatie die de producent/exporteur in de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst heeft verstrekt.

(59)

Het gangbare prijspeil in de Gemeenschap wordt vanwege de geldende kwantitatieve verbintenis al sterk beïnvloed door invoer uit Rusland, aangezien de Russische exporteur ongeveer 10 % van het verbruik in de Gemeenschap dekt.

(60)

Als de men de gangbare prijzen op de binnenlandse markt in Rusland vergelijkt met die in de Gemeenschap, is het prijsniveau in Rusland meestal lager. Aangezien de hoeveelheden die de Russische producent volgens de kwantitatieve verbintenis vrij van antidumpingrechten mocht uitvoeren echter vooraf vaststonden, was het voor hem aantrekkelijk om kristallijne soorten (die per ton meer opleveren) naar de Gemeenschap uit te voeren, terwijl de metallurgische soorten bestemd waren voor de binnenlandse markt en andere bestemmingen. Als de prijzen per soort met elkaar worden vergeleken, zou het verschil, zo dit al bestaat, dus kleiner zijn dan wanneer de gemiddelde prijzen worden vergeleken.

(61)

Hoewel de over het algemeen hogere prijzen in de Gemeenschap normaliter zouden leiden tot een toename van de uitvoer naar de Gemeenschap bij het vervallen van de maatregelen, lijkt dit scenario in dit geval niet waarschijnlijk. Gezien het bestaan van de kwantitatieve verbintenis moet de mogelijke toename van de invoer van met name hoogwaardig SiC niet worden overschat, aangezien de Russische exporteur al de kans heeft gehad grote hoeveelheden SiC uit te voeren en met name de export van hoogwaardig SiC voor hem aantrekkelijk was. Derhalve zal de invoer van SiC zowel wat kwantiteit als soorten SiC (metallurgische soorten) betreft vermoedelijk slechts beperkt toenemen en zou deze naar alle waarschijnlijkheid niet tegen dumpingprijzen plaatsvinden.

(62)

Ruim 75 % van de uitvoer van de Russische producenten naar derde landen is bestemd voor de Verenigde Staten. Bij het vergelijken van de binnenlandse prijzen en de prijzen bij uitvoer naar de Verenigde Staten, vallen de laatste gemiddeld hoger uit. Hierbij moet echter worden aangetekend dat de mix van soorten die voor de export wordt verkocht en de mix die op de binnenlandse markt wordt verkocht waarschijnlijk verschillend zijn (export bevat vermoedelijk soorten met een hogere waarde per ton om de vervoerskosten te dekken), waardoor het moeilijk is uit een dergelijke vergelijking conclusies te trekken. Op deze export zijn echter geen antidumpingmaatregelen van toepassing en er zijn geen aanwijzingen dat deze met dumping zou plaatsvinden.

(63)

Als de prijzen die de Russische exporteur in rekening brengt bij uitvoer naar het belangrijkste derde land, namelijk de Verenigde Staten, worden vergeleken met de prijzen die hij bij uitvoer naar de Gemeenschap hanteert, moet rekening worden gehouden met de kwantitatieve verbintenis. Zoals hierboven uitgelegd, was het gezien de vooraf vastgestelde hoeveelheden die de Russische exporteur naar de EG mocht uitvoeren, voor hem interessant om soorten met een hoge waarde per ton naar de Gemeenschap uit te voeren.

(64)

Zoals in overweging (62) is uitgelegd, kan er tevens vanuit worden gegaan dat de uitvoer naar de Verenigde Staten gezien de vervoerskosten ook voornamelijk soorten met een hoge waarde per ton bevat. Dit betekent dat de gemiddelde verkoopprijs voor de Gemeenschap en die voor de Verenigde Staten redelijk goed vergelijkbaar zijn.

(65)

Bij het vergelijken van de gemiddelde verkoopprijs voor de Gemeenschap en die voor de Verenigde Staten bleek de laatste gemiddeld hoger te liggen.

(66)

Kortom, er lijkt geen duidelijke stimulans voor de Russische producent te zijn om de hoeveelheden die momenteel op zijn belangrijkste exportmarkt, namelijk de Verenigde Staten, worden verkocht, te verleggen naar de Gemeenschap als de maatregelen worden ingetrokken.

(67)

De capaciteit van de producent/exporteur in Rusland is slechts 62 000 ton. Tijdens het onderzoektijdvak bleek dat hij bijna op volle capaciteit draaide, nadat hij tijdens de referentieperiode de bezettingsgraad had opgevoerd. De voorraden waren normaal voor deze sector.

(68)

Vanwege de technologie die de Russische producent gebruikt (waarbij „treinwagons” als verwerkingsplaats worden gebruikt, die heen en weer pendelen tussen elektriciteitsinstallaties en los- en sorteerplaatsen), is het niet waarschijnlijk dat de producent/exporteur op korte termijn zou kunnen uitbreiden.

(69)

Kortom, er is geen reden om aan te nemen dat de Russische producent bij het vervallen van de maatregelen zijn productie zou kunnen verhogen en meer naar de Gemeenschap zou kunnen uitvoeren.

3.3.3.   Oekraïne

(70)

Aangezien de enige bekende producent/exporteur in Oekraïne aan dit onderzoek heeft meegewerkt, is bij het meest waarschijnlijke scenario dat zich bij het vervallen van de maatregelen zou voordoen, vooral uitgegaan van informatie die de producent/exporteur in de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst heeft verstrekt.

(71)

De capaciteit van de producent/exporteur in Oekraïne is slechts 23 000 ton. Tijdens het onderzoektijdvak bleek dat hij bijna op volle capaciteit draaide, nadat hij tijdens de referentieperiode de bezettingsgraad had opgevoerd. De voorraden bleken normaal voor deze sector te zijn.

(72)

Vanwege de technologie die de Oekraïense producent gebruikt (dezelfde als de technologie van de Russische producent, die in overweging (68) wordt beschreven), is het onwaarschijnlijk dat de producent/exporteur op korte termijn zou kunnen uitbreiden.

(73)

CEFIC beweerde dat de capaciteit van de producent/exporteurs veel groter was, namelijk 32 000 ton. Dit argument was echter gebaseerd op hypothetische informatie, waarbij geen rekening was gehouden met productieonderbrekingen in verband met onderhoud en reparatie of met het specifieke karakter van het betrokken bedrijf, dat zich in een stedelijk gebied bevindt en aan milieu-eisen gebonden is. Om deze redenen is de in overweging (71) genoemde capaciteit bevestigd en het argument van CEFIC van de hand gewezen.

(74)

Kortom, er is geen reden om aan te nemen dat de Oekraïense producent bij het vervallen van de maatregelen zijn productie zou kunnen verhogen en meer naar de Gemeenschap zou kunnen uitvoeren.

(75)

Als men de gangbare prijzen op de binnenlandse markt in Oekraïne vergelijkt met die in de Gemeenschap en met de prijzen bij uitvoer naar derde landen, zijn de prijzen in Oekraïne en bij uitvoer naar derde landen gemiddeld lager.

(76)

De markten van Oekraïne, van derde landen en van de Gemeenschap zijn echter niet goed met elkaar te vergelijken, omdat de productmix zeer verschillend is en de gemiddelde prijzen daarom niet vergelijkbaar zijn. De binnenlandse markt van Oekraïne is bovendien van beperkte omvang en de Oekraïense producent heeft niet de capaciteit om evenveel (hoogwaardige) soorten als de producenten van de Gemeenschap te produceren.

(77)

Derhalve kon niet worden vastgesteld of de Oekraïense exporteur bij het vervallen van de maatregelen een stimulans zou hebben om hoeveelheden van de binnenlandse markt of van de exportmarkten naar de Gemeenschap te verleggen. Gezien de bevindingen wat dumping betreft en de in het algemeen hogere prijzen in de Gemeenschap, wordt echter geconcludeerd dat, zelfs als de export naar de Gemeenschap zou toenemen, deze export naar alle waarschijnlijkheid niet tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden. Bovendien zou de toename in elk geval beperkt zijn (naar schatting minder dan 10 000 ton), gezien de beperkte capaciteit van de Oekraïense exporteur.

3.4.   Conclusies over de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping

3.4.1.   China

(78)

Zoals gezegd hebben er geen Chinese producenten/exporteurs aan het onderzoek meegewerkt.

(79)

Uit de beschikbare feiten bleek dat Chinese exporteurs nog steeds met dumping uitvoeren en hun dumpingpraktijken in de Gemeenschap waarschijnlijk zouden voortzetten als de maatregelen zouden vervallen.

(80)

Derhalve werd vastgesteld dat het aannemelijk is dat de dumping door de producenten/exporteurs in China bij het vervallen van de maatregelen zou doorgaan.

3.4.2.   Oekraïne

(81)

De Oekraïense exporteur bleek gedurende het onderzoektijdvak niet tegen dumpingprijzen uit te voeren en er waren geen aanwijzingen dat hierin verandering zou komen als de maatregelen zouden vervallen.

(82)

Bovendien kwam naar voren dat, ook al zou de export uit Oekraïne naar de Gemeenschap bij het vervallen van de maatregelen kunnen toenemen, deze toename naar verwachting klein zal zijn. Gezien de beperkte capaciteit van de Oekraïense producent zal de toename van de export naar de Gemeenschap naar schatting minder dan 10 000 ton bedragen en naar alle waarschijnlijkheid niet tegen dumpingprijzen plaatsvinden.

(83)

Derhalve is het niet aannemelijk dat zich opnieuw invoer met dumping uit Oekraïne zal voordoen.

3.4.3.   Rusland

(84)

De Russische producent/exporteur bleek gedurende het onderzoektijdvak niet tegen dumpingprijzen uit te voeren en er zijn geen aanwijzingen dat hierin verandering zou komen als de maatregelen zouden vervallen.

(85)

Bovendien heeft de Russische producent/exporteur via een kwantitatieve verbintenis jarenlang een vaste hoeveelheid SiC aan de Gemeenschap kunnen leveren. Die hoeveelheid bedroeg tijdens het onderzoektijdvak circa 17 % van de totale capaciteit van de Russische producent. De Russische producent/exporteur heeft dus al een gevestigde marktpositie en een plotselinge toename van de invoer uit Rusland is daardoor hoogst onwaarschijnlijk.

(86)

Aangezien de prijzen waartegen de Russische producent/exporteur naar derde landen heeft uitgevoerd, hoger bleken te zijn dan de prijzen die bij uitvoer aan de Gemeenschap werden berekend, lijkt het risico dat een groot deel van de handel naar de Gemeenschap wordt verlegd, bovendien relatief klein.

(87)

Tot slot bleek dat de Russische producent/exporteur bijna op volle capaciteit draaide en slechts beperkte mogelijkheden had om zijn capaciteit te vergroten.

(88)

Derhalve wordt ervan uitgegaan dat er geen risico bestaat dat zich opnieuw invoer met dumping uit Rusland zal voordoen.

(89)

Gezien de bevindingen voor Oekraïne en Rusland moet de procedure tegen deze landen worden beëindigd.

4.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(90)

Sinds het laatste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel is de structuur van de bedrijfstak van de Gemeenschap veranderd: de voormalige Duitse producent Elektroschmelzwerk Kempten GmbH, München, is opgesplitst in twee verbonden ondernemingen, één in Nederland en één in Duitsland. Alleen de eerstgenoemde onderneming produceert en verwerkt ruw SiC, de laatstgenoemde verwerkt het door Kollo Silicon carbide B.V. geproduceerde SiC verder, maar het eindproduct blijft het soortgelijke product. Daarnaast verkoopt ESK-SIC GmbH niet alleen zelfgeproduceerd SiC maar ook door Kollo Silicon carbide B.V. geproduceerd SiC. Derhalve vormen beide ondernemingen één groep.

4.1.   Productie in de Gemeenschap

(91)

In de Gemeenschap wordt het soortgelijke product vervaardigd door twee producenten, die verantwoordelijk zijn voor de totale communautaire productie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

4.2.   Bedrijfstak van de Gemeenschap

(92)

De volgende producenten in de Europese Gemeenschap hebben het verzoek ondersteund:

Kollo Silicon carbide B.V. (Nederland), met de daarmee verbonden onderneming ESK-SIC GmbH (Duitsland);

Navarro SiC, S.A. (Spanje).

(93)

Omdat deze EG-producenten goed zijn voor de totale communautaire productie van het soortgelijke product, vormen de producenten die de klacht hebben ingediend de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

5.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE GEMEENSCHAP

5.1.   Voorafgaande opmerkingen

(94)

Het onderzoek naar de gevolgen van de betrokken invoer voor de bedrijfstak van de Gemeenschap omvatte een beoordeling van de economische factoren en indicatoren die op de situatie van die bedrijfstak van invloed zijn, zoals genoemd in artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.2.   Verbruik in de Gemeenschap

(95)

Het zichtbare verbruik in de Gemeenschap is vastgesteld op basis van de omvang van de invoer van het betrokken product uit de betrokken landen en alle andere derde landen en de omvang van de verkoop in de Gemeenschap van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(96)

De omvang van de invoer werd bepaald aan de hand van Eurostat-cijfers voor de relevante GN-code gedurende de beoordelingsperiode.

(97)

Op basis hiervan is vastgesteld dat het verbruik in de Gemeenschap licht is toegenomen van 217 137 ton in 2001 tot 226 450 ton in het onderzoektijdvak, oftewel met 4 % in de beoordelingsperiode. De trend is weergegeven in tabel 1.

(98)

De verbruikstrend laat echter geen stabiel verloop zien. Aan het begin is er een daling, en wel van 10 % tussen 2001 en 2003. Maar vanaf 2003 steeg het verbruik weer, en wel met ruim 10 % tot aan het onderzoektijdvak, toen het niveau van 2001 overschreden werd.

(99)

De daling aan het begin van de beoordelingsperiode is grotendeels toe te schrijven aan de vervanging van SiC door andere producten, zoals ferrosilicium en industriediamant, die indertijd goedkoper waren.

(100)

Vanaf 2003 nam het verbruik weer toe naarmate de prijs van SiC daalde.

Tabel 1

 

2001

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Verbruik in de Gemeenschap (in ton)

217 137

205 231

194 486

218 919

226 450

Index

100

95

90

101

104

5.3.   Hoeveelheden, marktaandeel en prijzen van invoer uit China

(101)

De ingevoerde hoeveelheden en het bijbehorende marktaandeel van het betrokken product uit China volgden de ontwikkeling die in tabel 2 is weergegeven. Aangezien de producent/exporteur in China niet meewerkte, is de ontwikkeling van de prijzen en de hoeveelheden overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op basis van de beschikbare informatie vastgesteld. Bij gebrek aan betrouwbaarder informatie is de ontwikkeling van de hoeveelheden gebaseerd op statistieken van Eurostat.

(102)

De hoeveelheden die uit China zijn ingevoerd, bedroegen in 2001 1 205 ton, hetgeen overeenkomt met een marktaandeel van 0,6 %. In 2002 is de invoer iets gestegen tot 1 467 ton (een marktaandeel van 0,7 %), maar tijdens het onderzoektijdvak daalde hij tot 651 ton (een marktaandeel van 0,3 %).

(103)

De prijzen bij invoer uit China daalden enigszins. Gezien de geringe uitvoer uit China zijn de uitvoerprijzen echter niet representatief: het is namelijk mogelijk dat deze betrekking hebben op zeer specifieke producttypen of afnemers. Het is daarom niet zinvol een conclusie te trekken over de prijsontwikkeling gebaseerd op cijfers van Eurostat. Wel kon aan de hand van de prijsgegevens in de klacht worden vastgesteld dat de Chinese prijzen (variërend van 624 tot 1 814 EUR per ton, afhankelijk van de soort en de kwaliteit) de EG-prijzen met meer dan 30 % onderboden.

Tabel 2

 

2001

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Omvang van de invoer uit China (in ton)

1 205

1 467

1 465

787

651

Marktaandeel van de invoer uit China

0,6 %

0,7 %

0,8 %

0,4 %

0,3 %

5.4.   Invoer uit andere onderzochte landen

(104)

Om een volledig beeld van de situatie in de Gemeenschap te geven, is ook onderzocht hoe de invoer van SiC uit andere landen zich ontwikkeld heeft. Wat de prijzen betreft, zijn de gegevens evenwel niet vergelijkbaar vanwege de verschillen in productmix, die tot grote prijsverschillen kunnen leiden.

5.4.1.   Rusland

(105)

De ontwikkeling van de invoer uit Rusland ziet er als volgt uit:

Tabel 3

 

2001

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Omvang van de invoer uit Rusland (in ton)

21 901

24 368

21 061

20 457

21 810

Marktaandeel van de invoer uit Rusland

10,1 %

11,9 %

10,8 %

9,3 %

9,6 %

Prijzen bij invoer uit Rusland (EUR/ton)

453

465

477

464

480

Index: 2001=100

100

103

105

102

106

(106)

Het volume van de invoer uit Rusland is licht gedaald van 21 901 ton in 2001 (een marktaandeel van 10,1 %) tot 21 810 ton in het onderzoektijdvak (een marktaandeel van 9,6 %). De gemiddelde prijzen bij invoer uit Rusland stegen tussen 2001 en het onderzoektijdvak met 6,0 %, namelijk van 453 EUR/ton tot 480 EUR/ton. Een groot deel van de invoer uit Rusland viel onder de kwantitatieve verbintenis die in overweging (2) is genoemd. Er gold een antidumpingrecht van 23,3 % voor alle invoer boven de hoeveelheid die volgens die verbintenis vrij van antidumpingrecht mag worden ingevoerd.

5.4.2.   Oekraïne

(107)

De ontwikkeling van de invoer uit Oekraïne ziet er als volgt uit:

Tabel 4

 

2001

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Omvang van de invoer uit Oekraïne (in ton)

4 956

6 760

7 829

8 491

7 718

Marktaandeel van de invoer uit Oekraïne

2,3 %

3,3 %

4 %

3,9 %

3,4 %

Prijzen bij invoer uit Oekraïne (EUR/ton)

504

502

469

468

489

Index: 2001=100

100

99

93

96

97

(108)

De omvang van de invoer uit Oekraïne is gestegen van 4 956 ton in 2001 (een marktaandeel van 2,3 %) tot 7 718 ton in het onderzoektijdvak (een marktaandeel van 3,4 %). De gemiddelde prijzen bij invoer uit Oekraïne daalden tussen 2001 en het onderzoektijdvak met 3,0 %, namelijk van 504 EUR/ton tot 489 EUR/ton. Met uitzondering van een aanzienlijk deel van de invoer in 2004 en 2005 die onder de in overweging (4) genoemde kwantitatieve verbintenis viel, was tijdens de beoordelingsperiode een antidumpingrecht van 24 % van toepassing op invoer uit Oekraïne.

5.5.   Invoer uit andere, niet-onderzochte derde landen

5.5.1.   Roemenië

(109)

Zoals vermeld in overweging (6), heeft de Commissie naar aanleiding van een klacht van CEFIC op 30 juni 2005 een antidumpingprocedure ingeleid betreffende de invoer van het betrokken product uit Roemenië. Dit onderzoek is echter beëindigd toen de bedrijfstak van de Gemeenschap, die de klacht had ingediend, deze introk.

(110)

De ontwikkeling van de invoer uit Roemenië ziet er als volgt uit:

Tabel 5

 

2001

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Omvang van de invoer uit Roemenië (in ton)

14 173

15 694

22 844

38 459

42 387

Marktaandeel van de invoer uit Roemenië

6,5 %

7,6 %

11,7 %

17,6 %

18,7 %

Prijzen bij invoer uit Roemenië (EUR/ton)

439

468

465

445

456

Index: 2001=100

100

107

106

101

104

(111)

De omvang van de invoer uit Roemenië is gestegen van 14 173 ton in 2001 (een marktaandeel van 6,5 %) tot 42 387 ton in het onderzoektijdvak (een marktaandeel van 18,7 %). De gemiddelde prijzen bij invoer uit Roemenië stegen tussen 2001 en het onderzoektijdvak met 3,9 %, namelijk van 439 EUR/ton tot 456 EUR/ton.

5.5.2.   Noorwegen

(112)

De ontwikkeling van de invoer uit Noorwegen ziet er als volgt uit:

Tabel 6

 

2001

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Omvang van de invoer uit Noorwegen (in ton)

60 496

43 400

32 520

38 160

38 550

Marktaandeel van de invoer uit Noorwegen

27,9 %

21,1 %

16,7 %

17,4 %

17,0 %

Prijzen bij invoer uit Noorwegen (EUR/ton)

971

919

963

898

973

Index: 2001=100

100

95

99

93

100

(113)

De omvang van de invoer uit Noorwegen is gedaald van 60 496 ton in 2001 (een marktaandeel van 27,9 %) tot 38 550 ton in het onderzoektijdvak (een marktaandeel van 17,0 %). De gemiddelde prijzen bij invoer uit Noorwegen bleef tussen 2001 en het onderzoektijdvak stabiel, namelijk 971 EUR/ton in 2001 en 973 EUR/ton tijdens het onderzoektijdvak.

5.5.3.   Andere, niet eerder genoemde derde landen

(114)

De ontwikkeling van de invoer uit andere, niet eerder genoemde derde landen ziet er als volgt uit:

Tabel 7

 

2001

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Omvang van de invoer uit niet eerder genoemde landen (in ton)

44 473

52 143

48 354

44 804

48 271

Marktaandeel van de invoer uit niet eerder genoemde landen

20,5 %

25,4 %

24,9 %

20,5 %

21,3 %

Prijzen bij invoer uit niet eerder genoemde landen (EUR/ton)

630

618

558

560

552

Index: 2001=100

100

98

89

89

88

(115)

Het volume van de invoer uit andere derde landen is licht gestegen van 44 473 ton in 2001 (een marktaandeel van 20,5 %) tot 48 271 ton in het onderzoektijdvak (een marktaandeel van 21,3 %). De gemiddelde prijzen bij invoer uit andere, niet eerder genoemde derde landen namen af van 630 EUR/ton in 2001 tot 552 EUR/ton in het onderzoektijdvak.

5.6.   Conclusie

(116)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat de invoer uit Rusland en Oekraïne, zowel qua marktaandeel als qua gemiddelde prijzen, relatief stabiel bleef. Verder bleek dat de invoer van Chinees SiC te beperkt was om een eenduidige conclusie over de prijsontwikkeling voor SiC van een bepaalde soort te trekken. Daarom heeft de Commissie de beschikbare informatie, namelijk de informatie in de klacht, gebruikt, waaruit bleek dat de Chinese prijzen de EG-prijzen aanmerkelijk onderboden.

(117)

Ook werd duidelijk dat Roemenië qua ingevoerde hoeveelheid praktisch de plaats van Noorwegen had ingenomen, aangezien het marktaandeel van de Roemeense invoer evenveel toenam als de invoer uit Noorwegen afnam. Terwijl de gemiddelde prijzen bij invoer uit Noorwegen, mogelijk doordat het om de hoogwaardige soorten ging, hoger lagen dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap (973 EUR/ton), lagen de prijzen bij invoer uit Roemenië aanzienlijk lager (456 EUR/ton). Hierbij moet echter worden aangetekend dat de invoer uit Roemenië vrijwel geheel betrekking heeft op de goedkopere metallurgische soort, zodat de gemiddelde prijzen niet goed met die van andere landen te vergelijken zijn.

(118)

Wat de ontwikkeling van de invoer uit andere derde landen betreft, vertoonde de gemiddelde prijs een dalende trend, terwijl zowel het volume van de invoer naar de Gemeenschap als het marktaandeel in de beoordelingsperiode stabiel bleven.

6.   ECONOMISCHE SITUATIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

6.1.   Voorafgaande opmerking

(119)

Eén producent in de Gemeenschap verkocht een deel van zijn productie aan een verbonden producent, die het SiC verder verwerkte en als soortgelijk product op de vrije markt verkocht. In de analyse hieronder is de verkoop tussen deze verbonden partijen echter buiten beschouwing gelaten. Een parallelle analyse van de verkoop voor intern gebruik en de verkoop op de vrije markt werd niet nodig geacht, aangezien de verkoop van verwerkte goederen als verkoop van het soortgelijk product wordt beschouwd. Als de verkoop voor intern gebruik niet buiten beschouwing wordt gelaten, zou hij dubbel worden meegerekend. Evenzo zou winst of verlies die een tweede producent op de vrije markt boekt bij de verkoop van verwerkt SiC, worden gecompenseerd door winst of verlies die de eerste producent op de markt voor intern gebruik boekt, aangezien beide producenten als één economische eenheid worden gezien.

6.2.   Productie

(120)

In de beoordelingsperiode steeg het volume van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 4 %. In 2002 daalde het productievolume als gevolg van een daling van het verbruik. Vanaf 2002 nam het productievolume weer toe.

6.3.   Productiecapaciteit en bezettingsgraad

(121)

Na een afname in 2001 en 2002 is de bezettingsgraad iets gestegen; gedurende de beoordelingsperiode bedroeg de stijging 3 procentpunten. Aangezien de productiecapaciteit in de beoordelingsperiode gelijk bleef, komt deze ontwikkeling overeen met de ontwikkeling van het productievolume. De bezettingsgraad lag gedurende de gehele beoordelingsperiode steeds boven de 75 %.

6.4.   Verkoopprijzen en factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen

(122)

In de periode van 2001 tot het onderzoektijdvak lieten de verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap een lichte stijging zien (minder dan 5 %). In 2002 was er een uitschieter naar boven, maar daarna daalden zij weer tot relatief stabiele niveaus net boven het niveau van 2001. De uitschieter van 2002 valt te verklaren door de stijging van de productiekosten in dezelfde periode, die de bedrijfstak van de Gemeenschap in de verkoopprijzen moest doorberekenen. Deels vanwege de daling van de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, deels vanwege de voortdurende prijsdruk in de Gemeenschap, daalden de verkoopprijzen van de EG-producenten vervolgens weer.

6.5.   Voorraden

(123)

De voorraden zijn in de beoordelingsperiode enigszins afgenomen, en wel met 1 %; in de periode 2002-2003 stegen zij sterk, maar tijdens het onderzoektijdvak vielen zij weer terug tot het niveau van 2001. Deze stijging is toe te schrijven aan de in overweging (124) beschreven daling van de verkoop. Vanaf 2003 daalden de voorraden, niet alleen door de verkoopstijging in de Gemeenschap, maar ook door een stijging van de uitvoer van de EG-producenten. Ondanks deze ontwikkelingen zijn de voorraden tijdens de gehele beoordelingsperiode op een zeer redelijk niveau gebleven.

6.6.   Verkoop en marktaandeel

(124)

De totale verkoop van het soortgelijk product van de EG-producenten binnen de Gemeenschap is in de beoordelingsperiode met 4 % gedaald. Aangezien het verbruik in de Gemeenschap in deze periode met 4 % is gestegen, heeft deze daling zich vertaald in een verlies aan marktaandeel van 2,6 % voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

6.7.   Investeringen

(125)

De investeringen lieten een stijgende trend zien en zijn in de beoordelingsperiode verdubbeld. Het ging hierbij om vervanging en onderhoud maar ook om de ontwikkeling van producten voor nieuwe toepassingen.

6.8.   Groei

(126)

In het algemeen is het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vrije markt gedaald (zie overweging (124)), terwijl de markt als geheel met 4 % is gegroeid. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft dus niet van de groei van de markt kunnen meeprofiteren.

6.9.   Werkgelegenheid en lonen

(127)

Het aantal arbeidsplaatsen daalde in de beoordelingsperiode met 7 %. De totale loonsom daalde in die periode met 2 %. Anderzijds steeg het gewogen gemiddelde salaris omdat aan ontslagen werknemers ontslaguitkeringen moesten worden uitbetaald. Om optimaal te profiteren van de investeringen in apparatuur, moest bovendien gespecialiseerd personeel worden aangetrokken, hetgeen tot hogere loonkosten heeft geleid.

6.10.   Productiviteit

(128)

De productiviteit, uitgedrukt in productie per werknemer, nam in de beoordelingsperiode toe met 12 %. Deze verbetering van de productiviteit weerspiegelt de investeringen in machines en de personeelsreductie.

6.11.   Cashflow en vermogen om kapitaal aan te trekken

(129)

In de beoordelingsperiode steeg de cashflow met 10 %.

(130)

De producenten van de Gemeenschap hadden geen moeite kapitaal aan te trekken. Zij financierden hun activiteiten met leningen van verbonden ondernemingen en banken. Ook maakten zij gebruik van eigen vermogen.

6.12.   Rendement op netto-activa

(131)

Het rendement op de netto-activa werd berekend door de nettowinst voor belastingen op de soortgelijke producten die in de Gemeenschap werden verkocht, uit te drukken als een percentage van de nettoboekwaarde van de vaste activa, die werden toegerekend aan de in de EG verkochte soortgelijke producten. Het liet ongeveer dezelfde ontwikkeling als de winstgevendheid zien (zie overweging (132) hieronder).

6.13.   Winstgevendheid

(132)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap, uitgedrukt als percentage van de nettoverkoopwaarde, daalde sterk in de periode 2001-2003, waarin de toch al lage winstmarge met ruim de helft terugliep. Vervolgens ging de winstgevendheid omhoog, zonder echter terug te komen op het niveau van 2001. Gedurende het onderzoektijdvak bedroeg de winst van de bedrijfstak van de Gemeenschap iets meer dan de helft van de winst in 2001. In 2002 kon de prijsstijging de stijging van de productiekosten en de verliezen door een verkoopdaling niet compenseren. In 2003 lag de winst nog lager, doordat de prijzen daalden en de verkoop nog verder afnam. In 2004 en tijdens het onderzoektijdvak verbeterde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap, doordat de verkoop sterk steeg terwijl de prijzen stabiel bleven.

6.14.   Hoogte van de dumpingmarge

(133)

Over de gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kan gezien de geringe invoer uit China geen eenduidige conclusie worden getrokken.

6.15.   Herstel van de gevolgen van eerdere dumping

(134)

De hierboven genoemde indicatoren wijzen weliswaar op een lichte verbetering van de economische en financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, dankzij de instelling van antidumpingmaatregelen in 2000, maar laten deels ook een negatieve trend zien, waaruit blijkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds in een zwakke en kwetsbare positie verkeert.

6.16.   Conclusie

(135)

In de periode van 2001 tot het onderzoektijdvak lieten de volgende indicatoren een positieve ontwikkeling zien: de verkoopprijzen, de bezettingsgraad en de omvang van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap namen toe, terwijl de voorraden licht daalden. De productiviteit nam sterk toe. Ook de investeringen en cashflow vertoonden een positieve ontwikkeling.

(136)

Daarentegen kenden de volgende indicatoren een negatieve ontwikkeling: de verkoop nam af, de productiekosten per ton en de gemiddelde loonkosten per werknemer stegen en de werkgelegenheid daalde. Ook de winstgevendheid en het rendement op de netto-activa liepen terug.

(137)

Algemeen gesproken vertoont de situatie waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap verkeert een gemengde ontwikkeling: sommige indicatoren ontwikkelden zich positief, andere negatief. Als men de bovengenoemde trends vergelijkt met de in Verordening (EG) nr. 1100/2000 beschreven trends, is het duidelijk dat de invoering van de antidumpingmaatregelen in 2000 de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat heeft gesteld de situatie te stabiliseren, maar niet om zich volledig van de schade te herstellen. Hoewel de EG-producenten naar aanleiding van positieve ontwikkelingen zijn gaan investeren in nieuwe apparatuur voor nieuwe toepassingen, zijn het marktaandeel en de winstgevendheid door de zeer prijsgevoelige markt teruggelopen.

(138)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft in de periode van 2001 tot het einde van het onderzoektijdvak geprofiteerd van een stijging van de eenheidsprijs van SiC. De aanvankelijke stijging had de toename van de productiekosten als gevolg van de herstructurering en de efficiency-gerelateerde uitgaven moeten compenseren. De stijging van de verkoopprijs woog echter niet op tegen de gestegen productiekosten en als gevolg daarvan daalden de winstmarges.

(139)

Hoewel het verbruik in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode met 4 % toenam, verminderde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 2,6 %; met andere woorden, de bedrijfstak van de Gemeenschap profiteerde niet van het toegenomen verbruik.

(140)

De exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn tijdens de beoordelingsperiode daarentegen verbeterd: de uitvoer nam sterk toe, en wel met ruim 25 %. Uit deze ontwikkeling blijkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap een concurrerend product levert dat succesvol is in derde landen, ook al concurreert het met andere ingevoerde producten.

(141)

Als de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan het begin en aan het eind van de beoordelingsperiode wordt vergeleken, blijkt dat een aantal schade-indicatoren, zoals de capaciteit en de bezettingsgraad, de voorraden en het marktaandeel, stabiel zijn gebleven. Andere indicatoren, zoals het verkoopvolume, de productiekosten, de winstgevendheid, het rendement van de investeringen en de werkgelegenheid, laten een duidelijk negatieve trend zien, terwijl slechts weinig indicatoren, en wel de verkoopprijzen per eenheid, de productiviteit, de investeringen en de cashflow, een positief beeld geven. Derhalve wordt geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, hoewel deze gedurende de beoordelingsperiode is gestabiliseerd in vergelijking met de periode vóór de instelling van maatregelen in 2000, nog steeds kwetsbaar is. Met name de onmiskenbaar negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid, die tijdens het onderzoektijdvak nog steeds geen aanvaardbaar niveau bereikte, en het verminderde marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn tekenen dat de industrie nog niet volledig hersteld is van de gevolgen van de schadelijke dumping.

7.   MOGELIJKE VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

(142)

Zoals uitgelegd in de overwegingen (56) en (57), zijn de producenten/exporteurs in China in staat hun uitvoer naar de Gemeenschap fors op te voeren door de huidige uitvoer naar derde landen naar de aantrekkelijkere markt van de Gemeenschap te verleggen en/of door hun grote overcapaciteit te benutten. Zij beschikken over een aanzienlijke capaciteit van ruim 200 000 ton, hetgeen gelijkstaat aan vrijwel het totale verbruik van de Gemeenschap. Het is derhalve aannemelijk dat bij het vervallen van de maatregelen grote hoeveelheden Chinees SiC in de Gemeenschap op de markt zullen komen om het verloren marktaandeel te compenseren en dit verder uit te breiden.

(143)

Gedurende de gehele beoordelingsperiode bleef Noord-Amerika een interessante afzetmarkt voor China. Er is nog maar één producent van ruw SiC in Noord-Amerika over, met een capaciteit van 50 000 ton, terwijl het verbruik in de regio rond de 250 000 ton ligt. China is goed voor 80 % van de invoer van ruw SiC en 57 % van de invoer van SiC in korrelvorm in de Verenigde Staten, gevolgd door Brazilië (12 %), Noorwegen (10 %) en Duitsland (6 %). Zelfs al zou China het aandeel van de invoer in de Verenigde Staten van de andere derde landen kunnen overnemen, dan zou de overcapaciteit in China nog steeds voldoende zijn om de Gemeenschap te overspoelen met goedkoop SiC als de maatregelen worden ingetrokken. De ontwikkelingen op de Amerikaanse markt, waar geen antidumpingrecht van kracht was, zullen zich in dat geval zeer waarschijnlijk herhalen in de Gemeenschap.

(144)

Aangezien geen van de Chinese producenten/exporteurs medewerking heeft verleend, is de informatie over de vermoedelijke Chinese prijzen als de maatregelen worden ingetrokken, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, gebaseerd op de beschikbare informatie. Er is gebruikgemaakt van de informatie in de klacht, invoerstatistieken en andere beschikbare informatie over de markt. Zoals eerder aangegeven in overweging (56), blijkt uit de informatie in de klacht dat de prijzen bij uitvoer naar de Verenigde Staten en Japan voor hoogwaardige soorten beduidend lager lagen dan de prijzen voor vergelijkbare soorten van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(145)

Deze trend werd bevestigd door andere informatiebronnen, waaruit blijkt dat de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere derde landen zoals de Verenigde Staten en Zuid-Afrika veel lager liggen dan de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap volgens Eurostat, namelijk 540 EUR/ton voor kristallijne soorten (minimaal 97 %) en 123 EUR/ton voor metallurgische soorten. De Chinese exporteurs zijn in staat alle soorten hoogwaardig SiC te produceren en naar de Gemeenschap uit te voeren. Het onderzoek bracht aan het licht dat een van de waardevolste en kostbaarste soorten SiC voor 1 500 EUR/ton exclusief rechten aan de EG werd verkocht, hetgeen neerkomt op 2 400 EUR/ton inclusief invoerrechten en antidumpingrecht. Zelfs de laatstgenoemde prijs ligt nog ver onder de prijs die de EG-producenten aanbieden. In meer algemene zin blijkt uit de statistieken van Eurostat dat de prijzen bij uitvoer uit China naar de Gemeenschap in het verleden zeer laag waren, namelijk tussen de 250 en 500 EUR/ton. Derhalve is het te verwachten dat Chinees SiC opnieuw tegen zeer lage prijzen op de markt zou worden gebracht als de maatregelen zouden vervallen.

(146)

Dit wordt bevestigd door het feit dat in 2006, nadat de Chinese autoriteiten de kosten van exportvergunningen aanzienlijk hadden verlaagd, en wel van 125 à 208 EUR/ton tot 25,8 EUR/ton, de prijzen bij uitvoer naar andere derde landen voor het betrokken product zodanig daalden dat de huidige prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap nog verder zouden worden onderboden.

(147)

Daarnaast is het aannemelijk dat de Chinese producenten/exporteurs, om de verkoop met behulp van hun enorme overcapaciteit een krachtige impuls te geven en een fors marktaandeel in de Gemeenschap te veroveren, ook de prijzen bij invoer uit derde landen zullen moeten onderbieden. Hierdoor neemt de prijsdruk toe en zal de bedrijfstak van de Gemeenschap zich niet volledig van de geleden schade kunnen herstellen en zelfs zijn nog steeds kwetsbare situatie verder zien verslechteren.

(148)

Op grond van bovengenoemde redenen is vastgesteld dat het aannemelijk is dat bij het vervallen van de maatregelen tegen China de Chinese producenten/exporteurs opnieuw aanzienlijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap gaan uitvoeren, waarmee zij de EG-prijzen fors zouden onderbieden om het verloren marktaandeel te heroveren.

(149)

Er is dus geconcludeerd dat zich waarschijnlijk opnieuw schadelijke dumping zou voordoen als de maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China zouden vervallen.

8.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

8.1.   Inleiding

(150)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd was met het belang van de Gemeenschap. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van de verschillende betrokken belangen.

(151)

In het vorige onderzoek werd het niet in strijd met het belang van de Gemeenschap geacht de antidumpingmaatregelen te verlengen. In het oorspronkelijke onderzoek was een groot deel van de meewerkende verwerkende bedrijven en importeurs voorstander van voortzetting van de maatregelen.

(152)

In de huidige procedure heeft geen enkel meewerkend verwerkend bedrijf, geen enkele importeur en geen enkele grondstoffenproducent bezwaar gemaakt tegen voortzetting van de maatregelen tegen China om de redenen die in de overwegingen (153), (159) en (160) tot en met (171) zijn uiteengezet.

8.2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

8.2.1.   Gevolgen van de voortzetting van de maatregelen

(153)

Hoewel de bedrijfstak van de Gemeenschap zich sinds de instelling van antidumpingmaatregelen in 2000 deels hersteld heeft, is het duidelijk dat het gewenste effect nog niet volledig is bereikt.

(154)

Indien de maatregelen tegen de invoer van SiC uit China worden gehandhaafd, zou een verdere prijsdaling in de Gemeenschap worden voorkomen en zou de bedrijfstak van de Gemeenschap een redelijk prijspeil kunnen bereiken en zo zijn financiële situatie kunnen verbeteren. Dit komt voornamelijk doordat de bedrijfstak van de Gemeenschap zwaar heeft geïnvesteerd in de verwerkingscapaciteit van bepaalde soorten SiC voor nieuwe toepassingsgebieden, zoals dieselpartikelfilters. Hierdoor zullen de EG-producenten naar alle waarschijnlijkheid hun verkoopprijzen en -volume in de toekomst kunnen verhogen en hun verloren marktaandeel kunnen heroveren.

(155)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft bewezen structureel gezond te zijn. Dit bleek ook uit de verbeterde exportprestaties en de herstructureringsactiviteiten.

(156)

Om bovengenoemde redenen mag redelijkerwijs worden verwacht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap van de maatregelen zal blijven profiteren en zich verder zal herstellen doordat hij redelijke winstmarges kan behalen. Daaruit is geconcludeerd dat het in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap is om de maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China te handhaven.

8.2.2.   Gevolgen van het vervallen van de maatregelen

(157)

Zouden de maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China daarentegen vervallen, dan wordt verwacht dat Chinees SiC massaal tegen dumpingprijzen in de Gemeenschap zal worden ingevoerd, waardoor de prijzen in de Gemeenschap sterk onder druk zullen komen te staan. Onder dergelijke omstandigheden zal de bedrijfstak van de Gemeenschap naar verwachting opnieuw schade ondervinden van de toegenomen invoer tegen dumpingprijzen, die tevens zal leiden tot een verlies van marktaandeel en een verslechtering van de toch al kwetsbare economische situatie van de producenten. Bij een dergelijk scenario is het niet uitgesloten dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn geheel verdwijnt.

(158)

Er is dus geconcludeerd dat het in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap is om de maatregelen tegen de invoer van SiC uit China te handhaven.

8.3.   Belang van de importeurs

(159)

Zoals uiteengezet in overweging (13), hebben de drie in de steekproef opgenomen importeurs in de Gemeenschap die niet verbonden waren met een producent/exporteur, een vragenlijst ingevuld. Deze importeurs waren goed voor 98 % van de invoer van bekende importeurs in de Gemeenschap. Zij maakten bezwaar tegen de voortzetting van de antidumpingmaatregelen tegen Rusland en Oekraïne, maar namen geen specifiek standpunt in ten aanzien van de antidumpingmaatregelen tegen China.

(160)

Volgens het oorspronkelijke onderzoek had de instelling van maatregelen geen gevolgen van betekenis voor de importeurs. Dit werd in dit onderzoek bevestigd. Sinds de maatregelen zijn ingesteld, is de economische situatie van de importeurs niet drastisch veranderd en naar verwachting zal dit zo blijven als de maatregelen worden gehandhaafd. Uit de gecontroleerde informatie die door de importeurs is overgelegd, bleek ook dat zij ondanks het antidumpingrecht redelijke winstmarges realiseerden.

(161)

Op basis van het voorgaande is geconcludeerd dat de voortzetting van de maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China geen grote gevolgen voor de situatie van de importeurs zou hebben.

8.4.   Belang van de gebruikers

(162)

Zoals uiteengezet in de overwegingen (14) tot en met (16), hebben achttien gebruikers in de Gemeenschap, die circa 30 % van de totale communautaire productie vertegenwoordigen, basisgegevens verstrekt over hun inkoop van het betrokken product en zich bereid verklaard mee te werken. Tot slot hebben zeven gebruikers de vragenlijst volledig ingevuld; bij twee daarvan heeft een onderzoek ter plaatse plaatsgevonden. De gebruikers die hun medewerking verleenden, waren voor het grootste deel verwerkende bedrijven; slechts één was een eindgebruiker. Geen van de gebruikers die aan het onderzoek hebben meegewerkt, heeft een specifiek standpunt over de antidumpingmaatregelen tegen China ingenomen.

(163)

SiC wordt in zeer veel toepassingen gebruikt en is daarom van belang voor een groot aantal verwerkende industrieën; zo wordt de kristallijne soort gebruikt door fabrikanten van schuur- en polijstmiddelen en van vuurvaste producten. In de metallurgie wordt SiC voor legeringen gebruikt.

(164)

Toen in het oorspronkelijke onderzoek werd nagegaan wat de mogelijke gevolgen van de instelling van maatregelen voor de gebruikers waren, kwam naar voren dat, gezien de gebrekkige medewerking en de ingediende opmerkingen, de maatregelen geen sterk negatief effect op hun handel hadden.

(165)

Het huidige onderzoek bevestigde de bevindingen met betrekking tot SiC uit China. Uit de analyse van de antwoorden op de vragenlijst kwam naar voren dat de gebruikers geen kostenstijging hoeven te verwachten als de maatregelen worden gehandhaafd. Aangezien al sinds 1986 vergelijkbare maatregelen van kracht zijn, zou de situatie van de gebruikers bij handhaving van de maatregelen niet veranderen. Met de beëindiging van de maatregelen tegen Rusland en Oekraïne zal de positie van de gebruikers die andere leveranciers hebben, juist enigszins verbeteren.

(166)

Sinds de instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China is geen verandering van betekenis in de economische situatie van de gebruikers waargenomen.

(167)

Sommige belanghebbende partijen beweerden dat de voortzetting van de maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China tot een toename van de invoer van eindproducten op basis van Chinees SiC zou leiden. In de beoordelingsperiode is van een dergelijke toename echter geen sprake geweest, ondanks de antidumpingmaatregelen tegen China. Er waren geen aanwijzingen dat een toename van de invoer van eindproducten op handen was of op korte termijn te verwachten was. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

(168)

Enkele gebruikers voerden aan dat er tekorten zouden ontstaan bij voortzetting van de maatregelen tegen alle drie landen waarop dit onderzoek betrekking had. De huidige maatregelen hebben echter niet tot tekorten geleid. Als de antidumpingmaatregelen tegen Rusland en Oekraïne worden beëindigd, kunnen bovendien nieuwe leveranciers vrij van antidumpingrechten aan de Gemeenschap leveren. Tot slot is het doel van antidumpingmaatregelen niet te voorkomen dat SiC uit China in de Gemeenschap wordt ingevoerd, maar eerlijke handelsvoorwaarden te garanderen. Dit argument dient derhalve van de hand te worden gewezen.

(169)

Op basis van het voorgaande is geconcludeerd dat de voortzetting van de maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China geen grote gevolgen voor de situatie van de gebruikers zal hebben.

8.5.   Belang van de toeleveringsbedrijven

(170)

De Commissie ontving twee ingevulde vragenlijsten van leveranciers die grondstoffen aan de bedrijfstak van de Gemeenschap leveren. Beide verklaarden dat antidumpingmaatregelen een vrij geringe invloed op hun handel zouden hebben.

(171)

Dit werd door het onderzoek bevestigd. De conclusie luidde derhalve dat er, wat de toeleveringsbedrijven betreft, geen zwaarwegende bezwaren zijn tegen handhaving van de maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China.

8.6.   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(172)

Uit het voorgaande is geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap bij het vervallen van de maatregelen zou verslechteren en dat de bedrijfstak zelfs in zijn geheel zou kunnen verdwijnen.

(173)

Met betrekking tot de importeurs, de gebruikers en de producenten van grondstoffen van SiC kwam vast te staan dat de instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China geen sterk negatief effect op hun economische situatie heeft gehad.

(174)

De conclusie luidde derhalve dat er, wat het belang van de Gemeenschap betreft, geen zwaarwegende bezwaren zijn tegen handhaving van de maatregelen ten aanzien van de invoer van SiC uit China.

9.   TUSSENTIJDS NIEUW ONDERZOEK

(175)

Op grond van de bevindingen met betrekking tot Rusland en zoals uiteengezet in de overwegingen (84) tot en met (89), zal de antidumpingprocedure tegen dit land worden beëindigd en zullen de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.

(176)

Hieruit volgt ook dat het in overweging (7) van deze verordening genoemde tussentijds nieuw onderzoek, dat beperkt was tot de vorm van de maatregelen tegen Rusland, moet worden beëindigd.

10.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(177)

Alle partijen werden op de hoogte gebracht van de essentiële gegevens en overwegingen waarop het voorstel tot handhaving van de momenteel geldende maatregelen gebaseerd is. Er werd een termijn vastgesteld waarbinnen zij hierover opmerkingen konden maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die aanleiding gaven de bovenstaande conclusies te wijzigen.

(178)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op SiC uit China dienen te worden gehandhaafd, als bepaald in artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(179)

Tot slot dient, zoals hierboven uitgelegd, de procedure betreffende de invoer van SiC uit Rusland en Oekraïne te worden beëindigd en dienen de maatregelen te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De antidumpingprocedure ten aanzien van de invoer van siliciumcarbide uit Rusland en Oekraïne, die is ingedeeld onder GN-code 2849 20 00, wordt hierbij beëindigd en de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 1100/2000 ten aanzien van deze landen zijn getroffen, worden ingetrokken.

Artikel 2

Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op siliciumcarbide, ingedeeld onder GN-code 2849 20 00, uit de Volksrepubliek China.

De volgende rechten zijn van toepassing op de netto-prijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring:

Land

Recht (%)

Volksrepubliek China

52,6

Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 augustus 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

E. TUOMIOJA


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 94 van 13.4.1994, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1786/97 (PB L 254 van 17.9.1997, blz. 6).

(3)  PB L 209 van 2.8.1988, blz. 1.

(4)  PB L 94 van 13.4.1994, blz. 32.

(5)  PB L 125 van 26.5.2000, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 991/2004 (PB L 182 van 19.5.2004, blz. 18).

(6)  PB L 183 van 20.5.2004, blz. 88.

(7)  PB L 344 van 20.11.2004, blz. 37.

(8)  PB C 3 van 7.1.2004, blz. 4.

(9)  PB L 131 van 25.5.2005, blz. 18.

(10)  PB C 159 van 30.6.2005, blz. 4.

(11)  PB L 168 van 21.6.2006, blz. 37.

(12)  PB C 254 van 14.10.2004, blz. 3.

(13)  PB C 129 van 26.5.2005, blz. 17.

(14)  Oekraïne heeft bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17) de status van markteconomie gekregen. De nieuwe status heeft alleen betrekking op onderzoeken die vanaf 1 januari 2006 zijn ingeleid.