21.7.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 199/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 1118/2006 VAN DE COMMISSIE
van 20 juli 2006
inzake de opschorting van de afgifte van invoercertificaten voor in het kader van een tariefcontingent ingevoerde Nieuw-Zeelandse boter
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 29, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (2) zijn onder meer uitvoeringsbepalingen inzake „Nieuw-Zeelandse boter” vastgesteld. |
(2) |
In het arrest van 11 juli 2006 in Zaak C-313/04 (Franz Egenberger GmbH Molkerei und Trockenwerk v. Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung) stelt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen het volgende: „Artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten, is ongeldig voor zover het bepaalt dat aanvragen om certificaten voor de invoer van Nieuw-Zeelandse boter tegen verlaagde rechten uitsluitend bij de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk mogen worden ingediend” en „De artikelen 25 en 32 van Verordening (EG) nr. 2535/2001, junctis de bijlagen III, IV en XII bij die verordening, zijn ongeldig voor zover zij discriminatie toestaan bij de afgifte van certificaten voor de invoer van Nieuw-Zeelandse boter tegen verlaagde rechten.”. |
(3) |
Als gevolg van dit arrest van het Hof van Justitie kunnen de regelingen voor de invoer van Nieuw-Zeelandse boter in het kader van het betrokken tariefcontingent niet doeltreffend worden toegepast, vooral omdat de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2535/2001 die door het arrest onverlet zijn gelaten, onvoldoende garanderen dat de voor invoer onder het contingent bestemde producten qua oorsprong en kwaliteit daadwerkelijk overeenstemmen met de voorschriften voor het contingent, en bovendien onvoldoende garanderen dat het contingent goed wordt beheerd, met name via een controle van de benuttingsgraad. |
(4) |
Gezien het voorgaande moeten wijzigingen in die zin in Verordening (EG) nr. 2535/2001 worden opgenomen met inachtneming van de in het arrest van het Hof van Justitie bedoelde voorschriften. Deze wijzigingen kunnen echter niet onmiddellijk worden vastgesteld, met name omdat nog met de betrokken partijen dient te worden overlegd. |
(5) |
Om speculatie en het voortduren van de in het arrest van het Hof van Justitie bedoelde discriminatie te voorkomen, alsmede om te vermijden dat het contingent op een ongecontroleerde manier wordt benut en producten onder het contingent worden ingevoerd die niet voldoen aan de desbetreffende kwaliteits- en oorsprongsvoorschriften, moet de afgifte van certificaten voor Nieuw-Zeelandse boter worden opgeschort tot de hierboven toegelichte wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2535/2001 worden vastgesteld. Om dezelfde redenen dient de opschorting van de afgifte in te gaan op de dag volgende op die van het arrest van het Hof van Justitie, dat wil zeggen op 12 juli 2006. |
(6) |
Indien het Nieuw-Zeelandse boter betreft die voorzien is van een vóór 12 juli 2006 afgegeven certificaat IMA 1 en die Nieuw-Zeeland vóór die datum fysiek heeft verlaten, moet de afgifte van invoercertificaten kunnen worden voortgezet zodat, met inachtneming van het arrest van het Hof van Justitie, de legitieme verwachtingen van de betrokken marktdeelnemers worden beschermd en een vlot verloop van het handelsverkeer wordt bevorderd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt de afgifte van invoercertificaten voor Nieuw-Zeelandse boter als bedoeld in artikel 25, lid 1, van die verordening door de lidstaten opgeschort. Deze afwijking is niet van toepassing op Nieuw-Zeelandse boter die voorzien is van een vóór 12 juli 2006 afgegeven certificaat IMA 1 en die Nieuw-Zeeland vóór die datum fysiek heeft verlaten.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 12 juli 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 juli 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 926/2006 (PB L 170 van 23.6.2006, blz. 8).