1.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/24


VERORDENING (EG) Nr. 544/2006 VAN DE COMMISSIE

van 31 maart 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1043/2005 houdende de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad met betrekking tot de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer van bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, en de criteria voor de vaststelling van de restitutiebedragen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name op artikel 8, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie (2) kunnen restitutiecertificaten die uit hoofde van eenzelfde begrotingsperiode worden afgegeven, afzonderlijk in zes tranches worden aangevraagd. Met betrekking tot elk van deze tranches geldt een indieningsdatum voor de aanvraag. Marktdeelnemers mogen alleen restitutiecertificaten aanvragen voor de tranche die overeenstemt met de eerste indieningsdatum die volgt op de datum van de aanvraag.

(2)

Het tranchesysteem voor de toewijzing van certificaten moet waarborgen dat, in gevallen waarin restitutiecertificaten zijn aangevraagd voor grotere bedragen dan kunnen worden toegekend, er niet alleen certificaten beschikbaar zijn voor marktdeelnemers die aan het begin van de begrotingsperiode exporteren, maar ook nog voor degenen die aan het einde van de begrotingsperiode exporteren.

(3)

Indien aan het einde van de begrotingsperiode, na afloop van de zes tranches van het toewijzingssysteem, nog bedragen over zijn waarvoor restitutiecertificaten kunnen worden afgegeven, biedt artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1043/2005 de Commissie de mogelijkheid een systeem van wekelijkse aanvragen voor de toewijzing van de resterende bedragen open te stellen.

(4)

Recente verlagingen van de restitutievoeten voor landbouwproducten hebben tot een vermindering geleid van de bedragen waarvoor volgens het tranchesysteem restitutiecertificaten worden aangevraagd. Bijgevolg zijn de voor toewijzing in het kader van de afzonderlijke tranches bestemde bedragen de laatste tijd niet volledig toegewezen.

(5)

Het is derhalve noodzakelijk de flexibiliteit van uitvoertransacties te vergroten. Wanneer het totale bedrag van de aanvragen van restitutiecertificaten voor een afzonderlijke tranche lager is dan het bedrag dat voor die tranche beschikbaar is, moeten de marktdeelnemers de mogelijkheid krijgen wekelijks aanvragen in te dienen voor restitutiecertificaten die dan worden afgegeven voor het voor die tranche beschikbare bedrag waarvoor nog geen restitutiecertificaten zijn aangevraagd.

(6)

Het huidige systeem inzake de wekelijkse toewijzing van restitutiecertificaten voor het aan het einde van de begrotingsperiode nog beschikbare bedrag moet daarom worden uitgebreid tot toewijzing van voor de afzonderlijke tranches resterende bedragen.

(7)

Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer in verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1043/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel 38 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 38 bis

1.   Indien na de indieningsdatum voor aanvragen voor restitutiecertificaten voor een bepaalde in artikel 33, eerste alinea, onder a) tot en met f), bedoelde tranche geen verlagingscoëfficiënt uit hoofde van artikel 37, lid 2, is bekendgemaakt, kunnen de marktdeelnemers een aanvraag voor de afgifte van een restitutiecertificaat indienen voor het resterende bedrag dat voor die tranche nog beschikbaar is en waarvoor nog geen aanvraag is ingediend.

De aanvraag wordt ingediend in de periode tot de volgende in artikel 33, eerste alinea, onder a) tot en met f), bedoelde indieningsdatum.

2.   De aanvragen die in de loop van een week zijn ingediend, worden de daaropvolgende dinsdag door de lidstaten aan de Commissie meegedeeld. De desbetreffende certificaten kunnen worden afgegeven vanaf de maandag die volgt op de mededeling, op voorwaarde dat de Commissie geen andere maatregelen vaststelt.

3.   Wanneer het totale bedrag van de in een bepaalde aanvraagweek ontvangen aanvragen het in lid 1 bedoelde resterende beschikbare bedrag overschrijdt, neemt de Commissie één of meer van de volgende maatregelen:

a)

zij stelt een verlagingscoëfficiënt vast, die geldt voor de in die bepaalde aanvraagweek ingediende certificaataanvragen die aan de Commissie zijn meegedeeld en waarvoor nog geen restitutiecertificaten zijn afgegeven;

b)

zij geeft de lidstaten opdracht de in die bepaalde aanvraagweek ingediende aanvragen die nog niet aan de Commissie zijn meegedeeld, af te wijzen;

c)

zij schorst de indiening van aanvragen voor restitutiecertificaten.”.

2)

In bijlage VI, deel I, komt de vijfde alinea als volgt te luiden:

„De aanvrager brengt in vak 20 één van de volgende vermeldingen aan:

„artikel 33” of andere woorden ten genoegen van de bevoegde instantie, indien de aanvraag betrekking heeft op een in artikel 33 bedoeld certificaat;

„artikel 38” of andere woorden ten genoegen van de bevoegde instantie, indien de aanvraag betrekking heeft op een in artikel 38 bedoeld certificaat;

„artikel 38 bis” of andere woorden ten genoegen van de bevoegde instantie, indien de aanvraag betrekking heeft op een in artikel 38 bis bedoeld certificaat.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 322/2006 (PB L 54 van 24.2.2006, blz. 3).