17.3.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 439/2006 VAN DE COMMISSIE
van 16 maart 2006
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op zeemleder uit de Volksrepubliek China
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 7,
Na overleg in het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Inleiding
(1) |
Op 25 juni 2005 heeft de Commissie, met een bericht („het bericht van inleiding”) in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) de inleiding bekendgemaakt van een antidumpingprocedure betreffende zeemleder uit de Volksrepubliek China („China”). |
(2) |
De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die in mei 2005 was ingediend door „The British Leather Confederation” namens producenten die goed zijn voor een groot deel, namelijk meer dan 70 %, van de totale productie van zeemleder in de EU. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal dat dit product met dumping werd ingevoerd en dat de EU-producenten daardoor aanmerkelijke schade leden werd toereikend geacht om een onderzoek te openen. |
2. Partijen bij het onderzoek
(3) |
De Commissie heeft de indiener van de klacht, de in de klacht vermelde EU-producenten, andere haar bekende EU-producenten, de Chinese autoriteiten, Chinese producenten/exporteurs, importeurs in de EU en organisaties die bij dit onderzoek belang hebben van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord. Een Chinese exporteur alsmede EU-producenten en EU-importeurs hebben hun standpunt schriftelijk bekendgemaakt. Alle partijen die binnen de gestelde termijn verzochten te worden gehoord en konden aantonen dat hiervoor bijzondere redenen waren, werden gehoord. |
(4) |
Daar het aantal producenten/exporteurs en importeurs dat bij het onderzoek was betrokken waarschijnlijk groot zou zijn, werd in het bericht van inleiding vermeld dat wellicht van een steekproef gebruik zou worden gemaakt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
(5) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef nodig was en, indien dat het geval was, deze samen te stellen werden producenten/exporteurs en importeurs verzocht zich kenbaar te maken en de in het bericht van inleiding gevraagde gegevens te verstrekken. Geen enkele producent/exporteur heeft opmerkingen gemaakt over de mogelijke samenstelling van een steekproef. |
(6) |
Zeven importeurs reageerden en verstrekten gegevens binnen de hiertoe gestelde termijn, maar slechts drie waren bereid om aan het onderzoek mee te werken. Gezien het geringe aantal importeurs dat de vragenlijst voor de samenstelling van de steekproef beantwoordde en bereid was aan het onderzoek mee te werken, was het niet nodig een steekproef samen te stellen. De drie importeurs werd een vragenlijst toegezonden die evenwel niet door hen werd beantwoord. Twee van deze importeurs voerden aan dat het betrokken product geen groot deel van hun activiteiten vertegenwoordigde en dat zij daarom, gezien de beschikbare personele middelen en de financiële implicaties, niet aan het onderzoek konden meewerken. |
(7) |
Om de Chinese producenten/exporteurs in staat te stellen een verzoek om behandeling als marktgericht bedrijf, overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, of om een individuele behandeling, overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening, in te dienen, heeft de Commissie hen de desbetreffende formulieren gezonden. Geen enkele Chinese producent/exporteur heeft om een behandeling als marktgericht bedrijf of om individuele behandeling verzocht. |
(8) |
Bij gebrek aan reacties van producenten/exporteurs in China behoefde geen steekproef van producenten/exporteurs te worden samengesteld. Daar bovendien geen van de Chinese producenten/exporteurs de nodige gegevens heeft verstrekt of binnen de gestelde termijn een verzoek om behandeling als marktgericht bedrijf of een individuele behandeling heeft ingediend, werd besloten de bevindingen inzake dumping overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vast te stellen. De Chinese autoriteiten werden hiervan op de hoogte gebracht en maakten geen bezwaar. |
(9) |
De Commissie heeft alle haar bekende belanghebbenden en alle andere ondernemingen die zich binnen de gestelde termijn bekend hadden gemaakt een vragenlijst gezonden. Er werden antwoorden ontvangen van drie EU-producenten die in de klacht waren vermeld. |
(10) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor een eerste vaststelling van dumping, daaruit voortvloeiende schade en het belang van de EU nodig had ingewonnen en gecontroleerd. Er werden controles verricht bij de volgende ondernemingen: EU-producenten
|
(11) |
Omdat geen verzoeken om een behandeling als marktgericht bedrijf of om een individuele behandeling werden ontvangen en daar een normale waarde moest worden vastgesteld voor de Chinese producenten/exporteurs vond een controle plaats bij de volgende onderneming teneinde de normale waarde vast te stellen aan de hand van de gegevens in een referentieland:
|
(12) |
Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2001 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”). |
B. PRODUCT
1. Algemeen
(13) |
Zeemleder en gecombineerd gelooid zeemleder is leder dat doorgaans is vervaardigd van de huiden van schapen en lammeren, maar ook vervaardigd kan zijn van de huiden van andere dieren. Het wordt vervaardigd van huiden waarvan de nerfzijde werd verwijderd en die vervolgens worden gelooid met uitsluitend visolie of andere dierlijke olie, wanneer het zeemleder betreft, of gedeeltelijk gelooid met aldehyden of andere looistoffen en nadien met visolie of andere dierlijke olie wanneer het gecombineerd gelooid zeemleder betreft. Het leder dat na het looien wordt verkregen is onafgewerkt zeemleder (crust) dat doorgaans wordt afgewerkt door slijpen zodat het een suedeachtige finish verkrijgt. De voornaamste kenmerken van het product, het vermogen water te absorberen en de zachtheid, die het gevolg zijn van het looien of gedeeltelijk looien met visolie of andere dierlijke olie, maken het uiterst geschikt voor de schoonmaak- en poetswerkzaamheden waarvoor het hoofdzakelijk wordt gebruikt. |
2. Betrokken product
(14) |
Het onderzoek heeft betrekking op zeemleder of gecombineerd gelooid zeemleder, ook indien in een bepaalde vorm gesneden, onafgewerkt zeemleder en onafgewerkt gecombineerd gelooid zeemleder („crust”) daaronder begrepen, ingedeeld onder de GN-codes 4114 10 10 en 4114 10 90 (hierna ook „het betrokken product” genoemd). Al deze aanbiedingsvormen werden voldoende vergelijkbaar geacht om in het kader van deze procedure als één enkel product te worden beschouwd aangezien alle aanbiedingsvormen dezelfde fysische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. |
3. Soortgelijk product
(15) |
Op grond van de gegevens die de indiener van de klacht heeft verstrekt werden geen verschillen vastgesteld tussen zeemleder uit China en zeemleder dat werd vervaardigd en verkocht in de VS dat als referentieland werd gebruikt om de normale waarde voor China vast te stellen. |
(16) |
Op grond van de gegevens die de indiener van de klacht heeft verstrekt werden geen verschillen vastgesteld tussen zeemleder uit China en zeemleder dat in de EU door EU-producenten werd vervaardigd en verkocht. |
(17) |
Derhalve wordt, overeenkomstig artikel 1, lid 4, van de basisverordening, in het kader van dit onderzoek voorlopig geconcludeerd dat zeemleder dat in China wordt vervaardigd en aldaar op de binnenlandse markt verkocht, zeemleder dat in de VS wordt vervaardigd en verkocht alsmede zeemleder dat door de EU-producenten wordt vervaardigd en in de EU verkocht producten met dezelfde fysische basiskenmerken zijn die voor dezelfde doeleinden worden gebruikt en dus soortgelijke producten zijn. |
C. DUMPING
1. Steekproef
(18) |
Zoals in overweging 6 vermeld, hoefde wegens het gebrek aan reactie van de Chinese producenten/exporteurs geen steekproef van Chinese producenten/exporteurs te worden samengesteld. |
2. Behandeling als marktgericht bedrijf en individuele behandeling
(19) |
Zoals in overweging 7 vermeld, werd wegens gebrek aan reactie en omdat geen verzoeken om behandeling als marktgericht bedrijf of om een individuele behandeling werden ontvangen, geen enkele Chinese producent/exporteur een behandeling als marktgericht bedrijf of individuele behandeling toegekend. |
3. Normale waarde
3.1. Referentieland
(20) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijzen of geconstrueerde waarde in het referentieland. In het bericht van inleiding was voorgesteld de VS als referentieland te nemen voor het vaststellen van de normale waarde voor China. Geen enkele belanghebbende heeft over dit voorstel opmerkingen of bezwaar gemaakt. |
(21) |
Via contacten met organisaties of Kamers van Koophandel in derde landen werd niettemin de geschiktheid van andere, zeemlederproducerende landen onderzocht. In Brazilië en Indië waren geen zeemlederproducenten te vinden of deze verkochten niet op de binnenlandse markt. Uit de gegevens van een Turkse producent bleek dat de Turkse binnenlandse markt vrij klein is. Daarom werd besloten de VS te handhaven als referentieland. De Commissie richtte zich derhalve tot een producent in de VS en deze was tot medewerking bereid. |
(22) |
De VS hebben een betrekkelijk grote en open binnenlandse markt voor zeemleder (tariefbescherming: 3,2 %) met verschillende leveranciers en een aanzienlijke invoer. Bovendien wordt bij de vervaardiging van zeemleder gebruik gemaakt van soortgelijke productieprocessen als in China. |
3.2. Vaststelling van de normale waarde
(23) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens van een producent in een derde land met markteconomie, d.w.z. aan de hand van de op de binnenlandse markt van de VS betaalde of te betalen prijzen in het kader van normale handelstransacties. |
(24) |
Derhalve was de normale waarde de gewogen gemiddelde prijs bij verkoop door de medewerkende producent in de VS aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt. |
4. Exportprijs
(25) |
Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten/exporteurs werd de exportprijs gebaseerd op de gegevens van Eurostat over de hoeveelheid en de waarde van de invoer uit China, omdat dit de beste gegevens waren die beschikbaar waren, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. De gebruikte gegevens werden getoetst aan gegevens die een Chinese handelsmaatschappij had verstrekt. Deze gegevens kwamen overeen met de gebruikte statistische gegevens. |
5. Vergelijking
(26) |
De normale waarde en de exportprijzen werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking van de normale waarde met de exportprijzen te kunnen maken, werden correcties toegepast voor verschillen die gevolgen hadden voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Er werden correcties toegepast voor verschillen in de kosten van fysische kenmerken, kortingen, vervoer, verzekering, verpakking en krediet en voor de kosten na verkoop wanneer de verzoeken daartoe met bewijsmateriaal waren gestaafd. |
6. Dumpingmarge
(27) |
De dumpingmarge werd vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs, overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening. De voor het gehele land geldende dumpingmarge is 73,5 % van de cif-prijs grens EU, vóór inklaring. |
D. SCHADE
1. Productie van de EU
(28) |
Bij het onderzoek bleek dat zeemleder momenteel hoofdzakelijk wordt vervaardigd door acht EU-producenten die goed zijn voor ongeveer 95 % van de totale productie in de EU; de overige 5 % wordt vervaardigd door een aantal zeer kleine over de EU verspreide looierijen. |
2. Omschrijving van de bedrijfstak van de EU
(29) |
De klacht werd gesteund door acht EU-producenten (zes producenten namens welke de klacht was ingediend en twee producenten die de klacht steunden) waarvan drie klagende producenten medewerking verleenden. Eén van de klagende ondernemingen heeft de vragenlijst evenwel niet volledig beantwoord en werd derhalve beschouwd als een niet-medewerkende onderneming, hoewel zij bevestigde de klacht te steunen. Een andere klagende onderneming en een onderneming die de klacht steunde verstrekten slechts beperkte gegevens over hun productie. Beide ondernemingen worden niet als medewerkende ondernemingen beschouwd. De twee overige ondernemingen verleenden geen medewerking aan het onderzoek. |
(30) |
De drie medewerkende ondernemingen zijn goed voor meer dan 56 % van de productie van zeemleder in de EU. Zij zijn de bedrijfstak van de EU in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. |
3. Verbruik in de EU
(31) |
Dit werd vastgesteld door de volgende hoeveelheden bij elkaar op te tellen: de verkoop in de EU door de medewerkende EU-producenten, de geraamde verkoop in de EU door de niet-medewerkende EU-producenten en de totale invoer volgens Eurostat; laatstgenoemde hoeveelheden werden gecorrigeerd wanneer kon worden aangetoond dat de invoerstatistieken voor bepaalde landen niet juist waren. Bij gebrek aan andere gegevens werd voor de verkoop van de niet-medewerkende EU-producenten uitgegaan van gegevens die deze hadden verstrekt en de gegevens in de klacht. De invoercijfers van Eurostat waren uitgedrukt in ton en werden met behulp van coëfficiënt omgezet in vierkante voet. Het verbruik van zeemleder in de EU bleek in de beoordelingsperiode enigszins — met 5 % — te zijn gestegen, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse stijging van ongeveer 1 %.
|
4. Invoer uit China
(32) |
De invoer uit China volgens Eurostat, omgezet in vierkante voet met behulp van de in overweging 31 vermelde methode, steeg van ongeveer 2,1 miljoen vierkante voet in 2001 tot 6,6 miljoen vierkante voet in het onderzoektijdvak.
|
(33) |
In de beoordelingsperiode steeg het aandeel van zeemleder uit China op de EU-markt van 10,7 % in 2001 tot 31,7 % in het onderzoektijdvak. Deze snelle toename van het marktaandeel vond plaats niettegenstaande de vrij beperkte groei van het verbruik.
|
i) Prijzen bij invoer
(34) |
Deze prijzen werden afgeleid van de Eurostat-gegevens over het invoervolume, vastgesteld met gebruik van de in overweging 31 vermelde methode. Het bleek dat de gemiddelde cif-invoerprijzen voor zeemleder uit China in de beoordelingsperiode op en neer gingen. In 2002 stegen deze prijzen met 25 %, in 2003 daalden ze met 20 %, in 2004 stegen ze opnieuw met 9 %, terwijl ze in het onderzoektijdvak opnieuw daalden.
|
ii) Prijsonderbieding en druk op de prijzen
(35) |
Om de prijsonderbieding in het onderzoektijdvak te berekenen werden de prijzen van zeemleder van de EU-producenten vergeleken met de prijzen van zeemleder uit China in het onderzoektijdvak aan de hand van de gewogen gemiddelde prijs van alle soorten zeemleder (afgeleid van Eurostatgegevens). De prijzen van de EU-producenten werden gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. De prijzen van zeemleder uit China waren cif-prijzen, gecorrigeerd voor kwaliteitsverschillen, douanerechten en kosten na invoer. |
(36) |
Bij deze vergelijking bleek dat zeemleder uit China in het onderzoektijdvak in de EU werd verkocht tegen prijzen die de prijzen van de EU-producenten met 30 % onderboden. |
5. Economische situatie van de EU-producenten
(37) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvat het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de betrokken EU-producenten een beoordeling van alle relevante economische factoren en indicatoren die de situatie van deze producenten in de beoordelingsperiode weergeven. |
i) Productiecapaciteit, productie, bezettingsgraad
(38) |
De productiecapaciteit van de EU-producenten is in de beoordelingsperiode gelijk gebleven. In die periode daalde de productie van de EU-producenten evenwel voortdurend, met in totaal 20 %, en daalde de bezettingsgraad van 71,2 % in 2001 tot 57 % in het onderzoektijdvak.
|
ii) Verkoopvolume en marktaandeel
(39) |
De verkoop van de EU-producenten in de EU daalde in de beoordelingsperiode sterk, namelijk met 17 percentpunten — van 8,1 miljoen vierkante voet in 2001 tot ongeveer 6,7 miljoen vierkante voet in het onderzoektijdvak — ondanks de stijging van het verbruik in die periode. Dit komt tot uiting in het marktaandeel van die producenten dat voortdurend daalde, namelijk van 41,1 % in 2001 tot 32,3 % in het onderzoektijdvak.
|
iii) Voorraden
(40) |
Onderstaande tabel geeft de eindejaarsvoorraden weer:
|
(41) |
De voorraden daalden sterk in 2002, namelijk met 26 percentpunten, en stegen vervolgens voortdurend tot in het onderzoektijdvak. Deze ontwikkeling moet worden toegeschreven aan de uitvoer van de medewerkende EU-producenten die na een aanzienlijke stijging in 2002 — hoofdzakelijk tengevolge van enkele grote contracten met afnemers in de VS — in 2004 en het onderzoektijdvak daalde, zoals blijkt uit de hiernavolgende cijfers.
|
(42) |
De EU-producenten voerden aan dat de daling van hun uitvoer ten dele het gevolg was van Chinese concurrentie op de VS-markt. De invoer in de VS van zeemleder uit China steeg aanzienlijk, namelijk van 780 000 vierkante voet in 2002 tot 1 209 000 vierkante voet in 2004. |
iv) Groei
(43) |
Terwijl de productie van de medewerkende EU-producenten in de beoordelingsperiode met 20 procentpunten daalde, steeg het verbruik met 5 % en werd voor de invoer uit China meer dan een verdrievoudiging vastgesteld. De EU-producenten verloren dus marktaandeel, terwijl het marktaandeel van de Chinese producenten steeg. |
v) Werkgelegenheid en productiviteit
(44) |
De werkgelegenheid bij de EU-producenten daalde in de beoordelingsperiode met 6 %. In die periode daalde hun productiviteit, uitgedrukt in jaarproductie per werknemer, met 15 %.
|
vi) Verkoopprijzen en factoren die de binnenlandse prijzen beïnvloeden
(45) |
De gemiddelde nettoverkoopprijzen van de EU-producenten daalden met 8 procentpunten van 2001 op 2003 en stegen vervolgens met 1 procentpunt in 2004. In het onderzoektijdvak daalden de prijzen opnieuw met 3 procentpunten. Uit deze ontwikkelingen blijkt de sterke druk op de prijzen waarmee de EU-producenten in de beoordelingsperiode te kampen hadden.
|
vii) Winstgevendheid
(46) |
De opbrengst van de nettoverkoop van de EU-producenten in de EU vóór belasting liet in de beoordelingsperiode een duidelijke verslechtering zien zoals blijkt uit onderstaande tabel.
|
(47) |
De EU-producenten waren winstgevend in 2001 en 2002. Vanaf 2003 daalde de winstgevendheid sterk en in 2004 en in het onderzoektijdvak werden zware verliezen geleden. |
viii) Investeringen en rendement van investeringen
(48) |
De investeringen in de productie van zeemleder door de medewerkende EU-producenten stegen in de beoordelingsperiode van ongeveer 354 000 EUR tot ongeveer 407 000 EUR. Deze stijging werd hoofdzakelijk veroorzaakt door de vervanging van bestaande activa en de aanschaf van bijkomende en/of nieuwe uitrusting met het oog op een verbetering van de bestaande productie. |
(49) |
Het door de medewerkende EU-producenten behaalde rendement op het geïnvesteerde vermogen (het resultaat vóór belastingen in procenten van de gemiddelde netto begin- en eindwaarde van de activa die bij de productie van zeemleder worden gebruikt) was positief in 2001, 2002 en 2003, wat betekent dat winst werd gemaakt. In 2004 en het onderzoektijdvak was het rendement op het geïnvesteerde vermogen negatief, wat betekent dat verliezen werden geleden.
|
ix) Vermogen om kapitaal aan te trekken
(50) |
De EU-producenten beweerden niet dat zij moeilijkheden hadden ondervonden om kapitaal aan te trekken en er waren ook geen aanwijzingen dat dit zo was. Niettemin wordt erop gewezen dat de verliezen in 2004 en het onderzoektijdvak voor een vrij ongunstig investeringsklimaat zorgen. Bovendien wordt erop gewezen dat kleine en familiebedrijven zoals de medewerkende EU-producenten slechts een beroep kunnen doen op externe financiers. Deze zijn in het algemeen niet bereid om risico’s te nemen die moederbedrijven — wanneer het grotere groepen betreft — gemakkelijker zouden nemen op grond van een langere termijnvisie omdat zij erop vertrouwen dat de producenten zich kunnen herstellen. |
x) Kasstroom
(51) |
De medewerkende EU-producenten registreerden een netto kasinstroom in 2001, 2002 en 2003. In 2004 en het onderzoektijdvak was er evenwel een kasuitstroom die wees op de beduidende verliezen die in die jaren werden geleden. In procenten van de omzet laat de kasstroom eenzelfde ontwikkeling zien. In de beoordelingsperiode waren er aanzienlijke schommelingen van de kasstroom op korte termijn die het gevolg waren van schommelingen in de voorraden (zie overweging 41).
|
xi) Lonen
(52) |
De totale loonsom van de medewerkende EU-producenten bleef in de beoordelingsperiode betrekkelijk gelijk, met uitzondering van een daling met 7 % in 2003. De loonontwikkeling bleef onder de ontwikkeling van de kosten voor levensonderhoud.
|
xii) Omvang van de dumpingmarge
(53) |
De gevolgen van de omvang van de dumpingmarge voor de EU-producenten zijn, gezien de omvang van de invoer uit China en prijzen van het Chinese product, aanzienlijk. |
xiii) Herstel van eerdere dumping
(54) |
De EU-producenten bevonden zich niet in een situatie waarin zij moesten herstellen van de gevolgen van schadelijke dumping in het verleden. |
6. Conclusie
(55) |
Bij onderzoek van de vorengenoemde factoren bleek dat de invoer met dumping in de beoordelingsperiode sterk is gestegen, zowel absoluut als in termen van marktaandeel. De omvang van de invoer verdrievoudigde bijna in de beoordelingsperiode en het daarmee overeenstemmende marktaandeel was 3,7 % in het onderzoektijdvak. De invoer van zeemleder uit China was in het onderzoektijdvak goed voor 72,7 % van de totale invoer van dat product in de EU. Bovendien werden de verkoopprijzen van de EU-producenten in het onderzoektijdvak aanzienlijk — namelijk met 30 % — onderboden door de prijzen van het Chinese product. |
(56) |
In de beoordelingsperiode wezen alle schade-indicatoren op een negatieve ontwikkeling. De productie en de bezettingsgraad daalden (respectievelijk met 20 % en 14 procentpunten) hoewel door de stijging van het verbruik in de EU met 5 % in deze periode eerder een positieve ontwikkeling was te verwachten. De verkoop en de prijzen daalden eveneens aanzienlijk (respectievelijk met 17 % en 10 %). |
(57) |
De EU-producenten verloren in de beoordelingsperiode een aanzienlijk marktaandeel toen het verbruik in de EU steeg van ongeveer 19,8 miljoen vierkante voet tot ongeveer 20,9 miljoen vierkante voet. De EU-producenten zagen hun winstgevendheid (– 10 percentpunten), kasstroom (– 20,6 % over de omzet) en rendement op het geïnvesteerde vermogen (– 37 percentpunten) sterk dalen. |
(58) |
Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de EU-producenten aanmerkelijke schade hebben geleden, die tot uiting is gekomen in een sterke druk op de prijzen, een dalende winstgevendheid en een dalend rendement op het geïnvesteerde vermogen, in de zin van artikel 3 van de basisverordening. |
E. OORZAKELIJK VERBAND
1. Inleiding
(59) |
Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd nagegaan of de EU-producenten door de invoer met dumping uit China zodanige schade hebben geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de EU-producenten ook schade konden hebben geleden werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven. |
2. Gevolgen van de invoer met dumping
(60) |
De invoer met dumping uit China steeg in de beoordelingsperiode aanzienlijk, namelijk met 4,5 miljoen vierkante voet in absolute termen en met 21 percentpunten in marktaandeel. De prijzen van zeemleder uit China onderboden de prijzen van de EU-producenten aanmerkelijk, namelijk met 30 %. |
(61) |
De gevolgen van de invoer met dumping blijken uit het feit dat de Chinese producenten hun marktaandeel in de beoordelingsperiode vergrootten ten koste van dat van de EU-producenten. |
(62) |
Over het geheel genomen werd het verlies aan marktaandeel van 8,8 procentpunten dat de EU-producenten in de beoordelingsperiode leden volledig geabsorbeerd door de stijging van het marktaandeel van het Chinese product. |
(63) |
Het verlies aan marktaandeel en het ontoereikende prijsniveau van de EU-producenten vielen ook samen met de ongunstige situatie waarin deze producenten zich bevonden die tot uiting kwam in beduidende verliezen, de ernstige verslechtering van de kasstroom en het rendement op geïnvesteerd vermogen en de ongunstige ontwikkeling van de werkgelegenheid. |
(64) |
Deze factoren, en het feit dat de EU-producenten door de druk op de prijzen niet konden profiteren van de geleidelijk groeiende EU-markt hadden tot gevolg dat deze producenten, ondanks investeringen die gericht waren op de modernisering van de productie-installaties, in die periode aanmerkelijke schade leden. De stijging van het marktaandeel van het Chinese product en de daling van de prijzen van dat product vielen samen met een sterke wijziging in de situatie van de EU-producenten. |
3. Gevolgen van andere factoren
3.1. Invoer uit andere landen
(65) |
De invoer uit andere belangrijke exportlanden en de prijzen van de ingevoerde producten blijken uit onderstaande tabel.
|
(66) |
De invoer uit Turkije steeg in de beoordelingsperiode aanzienlijk en het daarmee overeenstemmende marktaandeel steeg met 6,2 procentpunten. Bij het onderzoek bleek evenwel dat een aanzienlijk deel van deze invoer in 2003, 2004 en het onderzoektijdvak voor rekening kwam van een medewerkende EU-producent. Een klein gedeelte van deze invoer diende om het assortiment van deze producent aan te vullen en het overige deel werd uitgevoerd naar derde landen na te zijn bijgesneden en herverpakt. Door deze invoer kunnen de EU-producenten dus geen schade hebben geleden. De overige invoer uit Turkije was in de beoordelingsperiode goed voor een beperkt en eerder stabiel marktaandeel van ongeveer 2 %, met uitzondering van het onderzoektijdvak toen dit marktaandeel 6 % bedroeg. De prijs van het Turkse product was in 2002, 2003 en het onderzoektijdvak lager, maar in 2001 en 2004 hoger dan die van het Chinese product. De conclusie is dat deze invoer kan hebben bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de EU-producenten hebben geleden, hoewel niet in aanzienlijke mate. |
(67) |
De prijzen van zeemleder uit andere landen dan Turkije waren gedurende de gehele beoordelingsperiode, met uitzondering van het onderzoektijdvak, weliswaar lager dan die van de EU-producenten, maar waren toch beduidend hoger dan die van het Chinese product. De invoer steeg van 1,7 miljoen vierkante voet in 2001 tot 2,5 miljoen vierkante voet in het onderzoektijdvak, hetgeen overeenstemde met een stijging van het marktaandeel met 3,2 procentpunten in de beoordelingsperiode, terwijl dat van het Chinese product in die periode met 21 procentpunten steeg. De voorlopige conclusie is dat de invoer uit andere derde landen geen belangrijke oorzaak kan zijn geweest van de moeilijke situatie waarin de EU-producenten verkeren. |
3.2. Prestaties van andere EU-producenten
(68) |
Niet-medewerkende EU-producenten van zeemleder hadden in het onderzoektijdvak een marktaandeel van ongeveer 24 %, terwijl dit bijna 40 % bedroeg in 2001. In de beoordelingsperiode daalde hun verkoop met 36 %. Bovendien maakten de gemiddelde prijzen van de niet-medewerkende EU-producenten eenzelfde ontwikkeling door als de gemiddelde prijzen van de klagende EU-producenten. Dit wijst erop dat zij zich in een zelfde situatie als de EU-producenten bevonden, namelijk dat ze door de invoer met dumping schade hebben geleden. Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat de aanmerkelijke schade kan zijn veroorzaakt door andere EU-producenten. |
3.3. Uitvoer door de EU-producenten
(69) |
De uitvoer van de EU-producenten steeg in de beoordelingsperiode met 7 % zoals blijkt uit de tabel in overweging 41, in tegenstelling tot de verkoop in de EU die in die periode met 17 % daalde. De exportprijzen waren in de beoordelingsperiode gemiddeld winstgevend of kostendekkend. De voorlopige conclusie is dat de exportprestaties van de EU-producenten geen oorzaak kunnen zijn geweest van de geleden schade. |
(70) |
Belanghebbenden hebben geen andere factoren genoemd waardoor de EU-producenten ook schade konden hebben geleden en deze werden bij het onderzoek ook niet gevonden. |
4. Conclusie
(71) |
Opgemerkt wordt dat de schade in dit geval in de eerste plaats tot uiting kwam in een druk op de prijzen en een dalende verkoop, die op hun beurt tot aanmerkelijke verliezen leidden. Eén en ander viel samen met de snel stijgende invoer uit China tegen prijzen die de prijzen van de EU-producenten aanmerkelijk onderboden. Niets wijst erop dat vorengenoemde andere factoren een belangrijke oorzaak kunnen zijn geweest van de aanmerkelijke schade die de EU-producenten hebben geleden. |
(72) |
Op grond van deze analyse, waarbij de gevolgen van alle bekende factoren werden onderscheiden van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping voor de situatie van de EU-producenten, is de voorlopige conclusie dat er een oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping uit China en de aanmerkelijke schade die de EU-producenten hebben geleden. |
F. BELANG VAN DE EU
(73) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of antidumpingmaatregelen, niettegenstaande de conclusie dat er van schadelijke dumping sprake was, tegen het algemene belang van de EU zouden zijn. Om het belang van de EU te bepalen werden de diverse betrokken belangen, namelijk die van de EU-producenten en van de importeurs en handelaren, tegen elkaar afgewogen. |
(74) |
Om het belang van de EU te beoordelen heeft de Commissie de mogelijke gevolgen van het al dan niet instellen van antidumpingmaatregelen voor de betrokken ondernemingen onderzocht. |
1. Belang van de EU-producenten
(75) |
De EU-producenten zijn hoofdzakelijk kleine ondernemingen. De productie bedraagt momenteel 57 % van de productiecapaciteit. |
(76) |
Verwacht wordt dat antidumpingmaatregelen een verdere verstoring van de markt en prijsbederf zullen voorkomen. Door deze maatregelen zullen de EU-producenten in staat zijn meer te verkopen en het verloren marktaandeel te herwinnen, terwijl de prijzen zouden kunnen stijgen tot een niveau waarop de kosten worden gedekt en winst kan worden gemaakt. Verwacht wordt dat vooral de daling van de kostprijs (door een hogere bezettingsgraad tengevolge van een grotere verkoop en dus een grotere productiviteit) — en in mindere mate een beperkte prijsstijging — de EU-producenten in staat zullen stellen hun financiële situatie te verbeteren. |
(77) |
Indien geen antidumpingmaatregelen worden genomen, zal de financiële situatie van de EU-producenten zich waarschijnlijk verder negatief ontwikkelen. De EU-producenten hebben vooral te kampen met dalende inkomsten tengevolge van prijsdruk, krimpend marktaandeel en aanzienlijke verliezen. Gelet op de dalende inkomsten en de aanmerkelijke schade in het onderzoektijdvak zal de financiële situatie van de EU-producenten, indien geen maatregelen worden genomen, waarschijnlijk verder verslechteren. Dit zal uiteindelijk leiden tot productiedalingen en de sluiting van fabrieken met nadelige gevolgen voor de werkgelegenheid en investeringen in de EU. |
(78) |
Derhalve is de voorlopige conclusie dat de EU-producenten door antidumpingmaatregelen kunnen herstellen van de gevolgen van dumping en dat deze maatregelen dus in het belang van deze producenten zijn. |
2. Belang van onafhankelijke importeurs/handelaren in de EU
(79) |
Zoals vermeld in overweging 6 hebben drie importeurs zich aangemeld, maar deze hebben vervolgens geen medewerking verleend aan het onderzoek. Geen enkele importeur heeft opmerkingen gemaakt over de mogelijke instelling van maatregelen. Het was derhalve niet mogelijk een volledige evaluatie te maken van de mogelijke gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen. Er wordt evenwel aan herinnerd dat antidumpingmaatregelen niet ten doel hebben invoer te verhinderen, maar er wel voor moeten zorgen dat deze niet tegen schadelijke dumpingprijzen plaatsvindt. Aangezien invoer in de EU tegen billijke prijzen nog steeds mogelijk zal zijn en de invoer van het betrokken product uit andere derde landen ook zal worden voortgezet, zal de traditionele handel van de importeurs waarschijnlijk niet sterk worden beïnvloed, zelfs niet indien antidumpingmaatregelen worden genomen. Bovendien wordt erop gewezen dat de bezwaren van importeurs tegen antidumpingmaatregelen niet met bewijsmateriaal waren gestaafd en daarom niet konden worden aanvaard. |
(80) |
Derhalve is de voorlopige conclusie dat antidumpingmaatregelen waarschijnlijk geen beduidende gevolgen zullen hebben voor onafhankelijke importeurs/handelaren. |
3. Belang van verwerkende bedrijven en de consument
(81) |
Geen enkel verwerkend bedrijf en geen enkele consumentenorganisatie heeft zich binnen de gestelde termijn aangemeld. Gezien dit gebrek aan medewerking, is de voorlopige conclusie dat antidumpingmaatregelen de situatie van deze partijen niet in beduidende mate ongunstig zal beïnvloeden. Bovendien zal door het grote aantal EU-producenten en door de invoer uit andere derde landen gewaarborgd zijn dat verwerkende bedrijven en de kleinhandel verder uit talrijke leveranciers kunnen kiezen en het betrokken product tegen redelijke prijzen kunnen aankopen. De prijzen zullen naar verwachting door de maatregelen stijgen, wat in het voordeel is van de EU-producenten omdat deze dan opnieuw een redelijke winst kunnen maken. Deze prijsstijging zal waarschijnlijk beperkt blijven omdat de EU-producenten, gelet op de aanzienlijke invoer tegen concurrerende prijzen uit andere landen, hun prijzen niet buitensporig kunnen verhogen. |
4. Conclusie
(82) |
De voorlopige conclusie is dat er in dit geval geen dwingende redenen zijn om geen maatregelen te nemen en dat de toepassing van maatregelen niet tegen het belang van de EU is. |
G. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
1. Schademarge
(83) |
Gezien de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de EU moeten voorlopige maatregelen worden genomen om verdere schade door invoer met dumping te voorkomen. |
(84) |
De voorlopige maatregelen moeten worden ingesteld op een niveau dat toereikend is om een einde te maken aan de schadelijke gevolgen van dumping waarbij evenwel de dumpingmarges niet mogen worden overschreden. Bij de berekening van het bedrag dat nodig is om een einde te maken aan de gevolgen van schadelijke dumping werd geoordeeld dat de EU-producenten door de maatregelen in staat moeten zijn hun kosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die in normale omstandigheden, d.w.z. in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijze kan worden gemaakt. |
(85) |
Er wordt geoordeeld dat de concurrentie-omstandigheden in de EU in 2001 en 2002 normaal waren, toen de EU-producenten, in afwezigheid van schadelijke dumping, een winst boekten die gemiddeld 5 % bedroeg. Op basis van de beschikbare gegevens werd voorlopig vastgesteld dat een winst van 5 % over de omzet een passende winst is die de EU-producenten in afwezigheid van dumping kunnen maken. |
(86) |
De vereiste prijsstijging werd vervolgens vastgesteld door vergelijking, in hetzelfde handelsstadium, van de gewogen gemiddelde invoerprijs, vastgesteld bij de berekening van de onderbieding, met de niet-schadelijke prijs van de EU-producenten op de EU-markt. De niet-schadelijke prijs werd verkregen door de verkoopprijs van iedere EU-producent te corrigeren tot een kostendekkend niveau en hieraan de vorengenoemde winstmarge toe te voegen. Het aldus gevonden verschil werd vervolgens uitgedrukt in procenten van de totale cif invoerwaarde. |
(87) |
De aldus berekende schademarge is 62 %. |
2. Voorlopige maatregelen
(88) |
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat voorlopige antidumpingrechten moeten worden ingesteld op zeemleder uit China waarvan het niveau overeenstemt met de schademarge, aangezien deze lager is dan de dumpingmarge, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening. |
H. SLOTBEPALING
(89) |
In het belang van een behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich binnen de gestelde termijn kenbaar maakten hun standpunt schriftelijk bekend kunnen maken en kunnen verzoeken te worden gehoord. Bovendien wordt erop gewezen dat de bevindingen inzake de instelling van het recht in het kader van deze verordening voorlopig zijn en met het oog op de vaststelling van een definitief recht kunnen worden herzien, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op zeemleder en gecombineerd gelooid zeemleder, al dan niet in een bepaalde vorm gesneden, onafgewerkt zeemleder en onafgewerkt gecombineerd gelooid zeemleder („crust”) daaronder begrepen, ingedeeld onder de GN-codes 4114 10 10 en 4114 10 90, uit de Volksrepubliek China.
2. Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens EU, vóór inklaring, bedraagt voor de het in lid 1 beschreven product van alle ondernemingen in de Volksrepubliek China: 62 %.
3. Bij het in vrije verkeer brengen in de EU van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken om mededeling van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan deze verordening werd goedgekeurd, hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken door de Commissie te worden gehoord.
Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing ervan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 is zes maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 maart 2006.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz.1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB C 154 van 25.6.2005, blz. 12.