30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 401/34


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 19 januari 2005

met betrekking tot de steunmaatregelen die Italië voornemens is uit te voeren ten behoeve van de landbouwondernemingen van de regio Sicilië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 52)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2006/967/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbende derden te hebben verzocht (1) om overeenkomstig het genoemde artikel hun opmerkingen kenbaar te maken, en gelet op de gemaakte opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 15 december 1999, geregistreerd op 20 december 1999, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie wet nr. 22 van de regio Sicilië van 22 september 1999 houdende noodmaatregelen in de landbouwsector (hierna „wet nr. 22/1999” genoemd) overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie aangemeld.

(2)

Bij brieven van 6 oktober 2000, geregistreerd op 9 oktober 2000, van 1 februari 2001, geregistreerd op 5 februari 2001, en van 30 juli 2001, geregistreerd op 1 augustus 2001, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de Commissie aanvullende informatie verstrekt waarom deze bij brieven van 23 februari 2000, 20 november 2000 en 27 maart 2001 had verzocht.

(3)

Bij brief van 25 september 2001 heeft de Commissie Italië kennis gegeven van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van de betrokken steunmaatregel.

(4)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie heeft de belanghebbende derden verzocht hun opmerkingen over de steun in kwestie kenbaar te maken.

(5)

De Commissie heeft geen opmerkingen van belanghebbende derden ontvangen.

(6)

Op 29 november 2001 heeft te Brussel een bijeenkomst van de diensten van de Commissie en de Italiaanse autoriteiten plaatsgevonden.

(7)

Bij brief van 29 april 2002, geregistreerd op 30 april 2002, heeft Italië de Commissie verdere informatie ten aanzien van de geplande maatregelen verstrekt.

II.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGELEN

(8)

De onder de betrokken wet vallende maatregelen, onderverdeeld per artikel, worden nader toegelicht in de punten 9-21:

(9)

In dit artikel is bepaald dat instellingen en instanties voor landbouwkrediet de landbouwschulden die in 1998 en 1999 komen te vervallen, tot 31 december 2000 mogen verlengen. Op de verlengde kredieten wordt de basisrentevoet toegepast die geldt op de vervaldatum van die schulden, waarbij alle betrokken kosten voor rekening van de begunstigden komen. De overheid is niet betrokken bij de verlenging van de landbouwwissels, deze hangt af van de wil van de contractpartijen (landbouwers en kredietinstellingen). Italië heeft er zich echter toe verbonden deze maatregel niet te uitvoer te leggen.

(10)

In dit artikel is bepaald dat de instanties die bepaalde financiële faciliteiten (3) verlenen, alsook de begunstigden van genoemde steunmaatregelen, om herschikking van de leningen kunnen verzoeken wanneer de rentevoet hoger ligt dan op de datum van inwerkingtreding van de wet. Landbouwkredieten waarvoor herschikking is toegestaan, komen verder in aanmerking voor de subsidie op betaling van de niet-vervallen rente, ook wanneer de onderhandelende instelling om aflossing van de lening wordt verzocht.

(11)

Dit artikel voorziet in de uitbetaling van de agromilieusteun die de regio Sicilië heeft toegekend uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer (4), doch die niet in aanmerking komt voor subsidiëring door de Europese Unie. Het betreft maatregelen in het kader van het agromilieuprogramma van de regio Sicilië voor 1999 die de landbouwers reeds ten uitvoer legden toen de Commissie zich negatief had uitgesproken ten aanzien van de subsidiabiliteit van dergelijke kosten in het kader van de medegefinancierde steun als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2078/92. De financiële behoefte bedraagt 25 000 miljoen ITL (12 911 420 euro) en er is een bedrag van 10 000 miljoen ITL (5 160 000 euro) beschikbaar gesteld.

(12)

Het agromilieuprogramma van Sicilië was door de Commissie tot en met 1999 goedgekeurd (5), terwijl voor het merendeel van de Italiaanse regio’s de programma’s tot 1998 waren goedgekeurd. In maart 1998 besloot de Commissie de voortzetting van afgelopen programma’s (of eventuele wijzigingen daarvan) te koppelen aan de indiening van een evaluatie van de uitgevoerde programma’s.

(13)

In oktober 1998 waren de Siciliaanse landbouwers de verbintenis in kwestie aangegaan, met kosten en inkomstenderving als gevolg.

(14)

In november 1998 gaf de Commissie aan niet akkoord te gaan met het aangaan van nieuwe agromilieuverbintenissen, zonder dat een evaluatie werd ingediend (6). De Commissie liet weten dat het definitieve besluit hierover zou worden genomen na overleg met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Sicilië diende het evaluatierapport in januari 1999 in.

(15)

In mei 1999 maakte de Commissie haar besluit bekend de maatregelen A1, B, D1, E en F van het Siciliaanse agromilieuplan (7) niet te financieren omdat de evaluatie niet de nodige elementen had verschaft om zich een oordeel te kunnen vormen over de sociaal-economische gevolgen en het milieu-effect van die maatregelen; bovendien had de in de evaluatie vermelde noodzaak om bepaalde aspecten van het programma te verbeteren, niet tot overeenkomstige wijzigingen geleid.

(16)

Italië is voornemens de steun in dezelfde vorm en volgens dezelfde criteria van het goedgekeurde agromilieuprogramma te verlenen, ten belope van 50 % van de voorziene bedragen. Dit percentage komt, pro-rata temporis, overeen met de daadwerkelijke duur van de verbintenissen, dat wil zeggen van oktober 1998 tot mei 1999 (zes maanden in plaats van een jaar)

(17)

Dit artikel voorziet in een subsidie voor kasteelten ten belope van 40 % van de kosten voor het steriliseren van de grond, een subsidie ten belope van 50 % voor het aankopen van het sterilisatiemateriaal en een subsidie ten belope van 250 ITL/kg voor het voor de tunnels aangekochte plastic. Als rechtsgrondslag willen de Italiaanse autoriteiten voor deze steun artikel 49 van wet nr. 40 van 5 augustus 1982 (hierna „wet nr. 86/1982” genoemd), reeds door de Commissie goedgekeurd als steunmaatregel ter compensatie van schade als gevolg van slechte weersomstandigheden, gebruiken. De voor deze maatregel beschikbare middelen bedragen 20 000 miljoen ITL (10 329 000 euro).

(18)

Dit artikel voorziet in middelen voor de financiering van de maatregelen in het kader van het nationaal plan voor de citrusteelt. Na afsplitsing van deze maatregel van dit dossier heeft de Commissie de steunmaatregel in het kader van dossier C 65/A/2001 goedgekeurd bij Beschikking SG (2003) 232301 van 15 oktober 2003.

(19)

In dit artikel is bepaald dat ten behoeve van de consortia voor de bescherming van de landbouwproductie, een subsidie tot 50 % verleend kan worden op de kosten die het sociale-verzekeringsfonds heeft gemaakt voor het verzekeren van de gewassen van de leden. Deze steun voorziet in de betaling van de verzekeringspremies, alsook in een deelneming in de beheerskosten van de consortia (0,50 % van het verzekerde kapitaal), met een maximum van 100 miljoen ITL (51 645 euro) per consortium.

(20)

Krachtens dit artikel worden gelden ter beschikking gesteld voor de maatregel als bedoeld in artikel 11 van regionale wet nr. 40 van 7 november 1997, hierna „wet nr. 40/1997” genoemd. Deze maatregel is onderzocht in het kader van dossier NN 37/98 en goedgekeurd bij brief nr. SG (2002)233136 van de Commissie van 11 december 2002.

(21)

Toekenning van de hierboven beschreven steun is afhankelijk van de goedkeuring ervan door de Commissie.

III.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(22)

Artikel 1 (verlenging van de landbouwwissels): ondanks de door Italië gegevens garantie dat de maatregel niet zou worden toegepast, is deze niet officieel uit de wettekst geschrapt en was de verstrekte informatie te summier om de verenigbaarheid ervan te beoordelen.

(23)

Artikel 2 (herschikking van landbouwkredieten): de Italiaanse autoriteiten hebben verklaard dat leningen die waren toegekend op grond van regionale regelgeving (regionale wet nr. 13 van 25 maart 1986, goedgekeurd door de Commissie (8), hierna „wet nr. 13/86” genoemd) en bepaalde nationale regelgevingen (9), in aanmerking kwamen voor herschikking. Het was niet duidelijk of de nationale rechtsgrondslag van de maatregel bij de Commissie was aangemeld en door haar was goedgekeurd. Als de desbetreffende zachte leningen onrechtmatige en met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunmaatregelen betreffen, zou ook iedere verhoging van de steunintensiteit onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

(24)

Bovendien kwam niet duidelijk uit de tekst naar voren of gelijktijdig met de herschikking van de leningen ook de steunpercentages zouden worden aangepast aan die van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (10) (hierna „de richtsnoeren” genoemd). Deze aanpassing had, afhankelijk van de steunregeling, uiterlijk vóór 30 juni 2000 of 31 december 2000 moeten plaatsvinden.

(25)

Artikel 3 (agromilieumaatregelen): op basis van de beschikbare informatie was het niet mogelijk eventuele overcompensatie van de extra kosten en de gederfde inkomsten als gevolg van de door de landbouwers aangegane agromilieuverbintenissen uit te sluiten, noch na te gaan of de maxima en de voorwaarden van onderstaande verordeningen daadwerkelijk in acht waren genomen:

a)

Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen (11) en

b)

Verordening (EG) nr. 1750/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (12).

(26)

Artikel 4 (steun voor de kasteelt): met betrekking tot de toepassing van punt 11.3 van de richtsnoeren (steun om landbouwers te compenseren voor verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden) lijkt alleen de subsidie voor de aankoop van het materiaal voor de heraanleg van de tunnels aan de voorwaarden van de richtsnoeren te voldoen. De subsidie voor het steriliseren van de grond en het aankopen van de instrumenten daarvoor lijken daarentegen niet subsidiabel, omdat op grond van de richtsnoeren uitsluitend schade aan gebouwen en materieel als gevolg van ongunstige weersomstandigheden mag worden gecompenseerd. Bovendien had Italië niet de garantie gegeven dat een eventuele schadevergoeding uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst en de niet door de landbouwer gedragen kosten op het steunbedrag in mindering was gebracht.

(27)

Met betrekking tot de toepassing van punt 4.1 van de richtsnoeren (steun voor investeringen in landbouwbedrijven), lijkt niet aan de voorwaarden van dit punt te zijn voldaan: de kosten voor het steriliseren van de grond vallen niet onder de in punt 4.1.1.5 als subsidiabel aangemerkte kosten, het steunpercentage (50 %) voor het aankopen van materiaal ligt boven het toegestane maximum (40 %) voor niet-probleemgebieden (punt 4.1.1.2) en er is niet aangetoond dat aan de in punt 4.1.1.3 van de richtsnoeren bedoelde subsidiabiliteitscriteria is voldaan.

(28)

Artikel 5 (medefinancieringplan voor de citrusteelt): de in dit artikel beschikbaar gestelde gelden waren bestemd voor de financiering van het nationale plan voor de citrusteelt, dat nog in behandeling is bij de diensten van de Commissie. Derhalve was het in die fase van de procedure nog niet mogelijk financiering van het plan als subsidiabel aan te merken.

(29)

Artikel 6 (consortia ter bescherming van de landbouwproductie): de subsidie voor de beheerskosten van de consortia lijkt niet te beantwoorden aan bepaalde criteria van punt 14 van de richtsnoeren, met name wat betreft de toegankelijkheid van deze diensten voor alle landbouwers, de beperking van de administratieve kosten voor niet-leden en de verplichting om een specifieke boekhouding voor de uitgaven met betrekking tot de gesubsidieerde diensten te voeren.

IV.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

(30)

Bij brief van 29 april 2002, heeft Italië de volgende gegevens en preciseringen verstrekt.

(31)

Artikel 1 (verlenging van de landbouwwissels): Italië heeft meegedeeld dat deze bepaling in artikel 1, lid 2, van regionale wet nr. 28 van 23 december 2000, hierna „wet nr. 28/2000” genoemd, is geschrapt. Italië heeft overigens benadrukt dat deze bepaling nooit is aangemeld omdat de overheid niet betrokken is bij de verlenging van de landbouwwissels (deze hangt af van de contractuele wil van de partijen) en de kosten voor de herschikking van de lening volledig ten laste van de landbouwondernemer komen.

(32)

Artikel 2 (herschikking van de landbouwleningen): Italië heeft meegedeeld dat deze herschikking alleen betrekking heeft op uit hoofde van de regionale wet (artikel 2, lid 3, van r.w. nr. 13/86) tijdens de geldigheidsduur van de goedgekeurde regeling gefinancierde transacties. Italië heeft bovendien aangegeven dat deze bepaling ten doel heeft de rentevoet op eerdere door de landbouwers afgesloten leningen te verlagen tot beneden de zogenoemde „woekerrente”, zoals die in de zin van de nationale wet nr. 108 van 1996 is bepaald. In veel gevallen hebben de leningen in kwestie een rentevoet die veel hoger ligt dan die van woekerrente, en 2 tot 3 maal de huidige marktrentevoet bedraagt. Met de herschikking wordt beoogd de oude rentevoeten in overeenstemming met de marktrentevoet te brengen. Dankzij dit artikel zouden de steunverlenende instanties de mogelijkheid hebben de leningen in kwestie te herschikken, waardoor overheidsmiddelen kunnen worden bespaard. De regio verplicht zich ertoe de hoogte van de staatssteun in termen van subsidie-equivalent van de oorspronkelijke maatregel niet te wijzigen. Aangezien de aangepaste afbetalingstermijnen van de aflopende financiële bijstand ten gunste van de kredietnemer zijn, zal de kredietnemer ook bij vervroegde aflossing van de lening als gevolg van de vermindering van de financiële bijdrage een lager bedrag ontvangen dan wat hem oorspronkelijk was toegekend en zal het steunequivalent dus ook lager uitvallen.

(33)

Artikel 3 (agromilieumaatregelen): Italië heeft erop gewezen dat het verbod om voor de programma’s die eind 1998 aflopen (november 1998) bij ontstentenis van een evaluatie nieuwe agromilieuverbintenissen aan te gaan, en het besluit om bepaalde maatregelen niet te cofinancieren (mei 1999), zijn uitgevaardigd nadat de landbouwers deze verbintenissen reeds waren aangegaan (oktober 1998). Er wordt op gewezen dat de betwiste verbintenissen in het geval van Sicilië geen „nieuwe vijfjarige verbintenissen” vormen, maar geplaatst moeten worden in het kader van het nog lopende agromilieuprogramma van Sicilië, aangezien de Commissie dit tot en met 1999 en niet tot 1998, zoals voor de andere regio’s, heeft goedgekeurd.

(34)

Artikel 4 (steun voor de kasteelt): Italië heeft zich verbonden tot een beperking van de steun voor de aankoop van plastic voor het afdekken van de tunnels. Het land heeft bovendien verduidelijkt dat het, mocht de landbouwondernemer een verzekeringsovereenkomst ter dekking van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden zijn aangegaan, zich ertoe verbindt zowel de eventueel ontvangen bedragen als de niet door de landbouwer gemaakte gewone kosten in mindering te brengen op de compensatie, teneinde elk risico op overcompensatie te vermijden.

(35)

Artikel 6 (consortia voor de bescherming van de landbouwproductie): Italië heeft zich ertoe verbonden de subsidie voor de beheerskosten die door de verenigingskas van de consortia zijn gemaakt, af te schaffen.

V.   BEOORDELING VAN DE STEUN

(36)

Het bepaalde in artikel 1 is geschrapt (zie punt 9) en de in de artikelen 5 en 7 vastgestelde maatregelen zijn goedgekeurd in het kader van andere steunregelingen (zie de punten 18 en 20). De onderstaande beoordeling heeft derhalve uitsluitend betrekking op de artikelen 2, 3, 4 en 6 van wet nr. 22/1999.

V.1   Bestaan van steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

(37)

Op grond van artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd die de mededinging door, begunstiging van bepaalde onderneming of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(38)

De definitieve tekst van artikel 2 van de regionale wet voorziet in de herschikking van landbouwleningen die uitsluitend zijn toegekend voor operaties in de zin van wet nr. 13/86 (door de Commissie goedgekeurde regeling (13)) tijdens de geldigheidsduur van voornoemde regeling (31 december 1997). Volgens de Italiaanse autoriteiten heeft geen herschikking van de landbouwleningen plaatsgevonden. Aangezien dergelijke operaties overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de regionale wet binnen een termijn van achttien maanden vanaf de inwerkingtreding van de wet moesten plaatsvinden, vindt de Commissie onderzoek van deze maatregel overbodig.

(39)

De Commissie behoudt zich de mogelijkheid voor na te gaan of de nationale regelingen waarnaar in de oorspronkelijke aanmelding wordt verwezen, voor zover deze staatssteun betreffen, ook wanneer ze niet direct van toepassing zijn op het betrokken wetsartikel, naar behoren bij de Commissie zijn aangemeld en door haar zijn goedgekeurd.

(40)

De artikelen 3, 4 en 6 van de onderzochte regionale wet zijn in overeenstemming met de definitie van steun als bedoeld in artikel 87, lid 1, van het Verdrag, aangezien zij:

a)

economische voordelen bieden (niet-terugvorderbare financiering)

b)

aan bepaalde ondernemingen (landbouwondernemingen op Sicilië)

c)

en zij worden gefinancierd uit openbare (regionale) middelen en

d)

het handelsverkeer ongunstig kunnen beïnvloeden, gezien de plaats die Italië in de landbouwsector inneemt (bij wijze van voorbeeld: in 1999 heeft Italië landbouwproducten voor in totaal 10 258 miljoen euro naar de andere lidstaten uitgevoerd, terwijl uit de andere lidstaten producten voor een bedrag van 15 271 miljoen euro zijn ingevoerd (14)).

V.2   Verenigbaarheid van de steun

(41)

Het verbod als bedoeld in artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag geldt niet onvoorwaardelijk. Om als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te kunnen worden beschouwd, moeten maatregelen als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6 van de betrokken wet in aanmerking komen voor een van de uitzonderingen van artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag.

(42)

In het onderhavige geval is alleen de uitzondering van artikel 87, lid 3, onder c), van toepassing, op grond waarvan steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(43)

Bij de interpretatie van bovengenoemde uitzondering gaat de Commissie met betrekking tot de landbouwsector in de eerste plaats na of Verordening (EG) nr. 1/2004 inzake toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten verwerken en afzetten (15), van toepassing is. Is dit niet het geval, dan baseert de Commissie zich op de communautaire richtsnoeren voor de staatssteun in de landbouwsector (16) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

(44)

In het onderhavige geval is Verordening (EG) nr. 1/2004 niet van toepassing omdat de regeling niet beperkt is tot kleine en middelgrote landbouwondernemingen. De Commissie heeft zich derhalve gebaseerd op de punten 5.3 (steun voor verbintenissen in het kader van de milieumaatregelen in de landbouw) en 11 (steun om landbouwers te compenseren voor verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden) van de richtsnoeren.

V.2.1   Agromilieumaatregelen

(45)

De Commissie neemt nota van het feit dat de landbouwers deze agromilieuverbintenissen reeds waren aangegaan op het moment dat de eerste twijfels ontstonden, dus vóór het definitieve besluit van de Commissie om deze verbintenissen niet in aanmerking te laten komen voor communautaire medefinanciering, en dat de landbouwers bijgevolg reeds kosten hadden gemaakt en inkomsten hadden gederfd op het moment dat dit besluit werd genomen.

(46)

Bovendien maakten deze verbintenissen deel uit van het door de Commissie tot en met 1999 goedgekeurde agromilieuprogramma, en waren zij dus in overeenstemming met de eisen van Verordening (EG) nr. 1257/1999.

(47)

Om te beoordelen of de staatssteun inzake agromilieuverbintenissen verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, past de Commissie punt 5.3 van de richtsnoeren toe.

(48)

In punt 5.3 van de richtsnoeren is bepaald dat staatssteun die volgens dezelfde criteria verleend is als die welke van toepassing zijn op de agromilieumaatregelen die overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 worden medegefinancierd, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd. In het onderhavige geval kan deze voorwaarde in het licht van punt 46 als vervuld worden beschouwd.

(49)

Er moet echter wel duidelijkheid worden verschaft over de redenen die de Commissie ertoe hebben gebracht te besluiten deze maatregelen niet te laten cofinancieren, om tekortkomingen of onregelmatigheden die b.v. wijzen op overcompensatie van de landbouwers, uit te sluiten.

(50)

Uit de mededelingen van de Commissie, alsook uit de interne correspondentie van de diensten hieraangaande is niets gebleken dat erop zou kunnen duiden dat de regio Sicilië de maatregelen niet correct heeft uitgevoerd of dat er sprake is geweest van overcompensatie van de landbouwers. De door de Commissie aangevoerde redenen (zie punt 15) om de cofinanciering niet toe te staan, hadden te maken met de noodzaak om rekening te houden met de resultaten van de evaluatie van het programma via verbeteringen daarvan.

(51)

Italië is voornemens de steun toe te kennen in dezelfde vorm en volgens dezelfde criteria van het goedgekeurde agromilieuprogramma, ten belope van 50 % van de voorziene bedragen. Dit percentage komt, pro-rata temporis, overeen met de daadwerkelijke duur van de verbintenissen (zes maanden). De Italiaanse autoriteiten hebben aangetoond dat de omvang van de steun niet leidt tot overcompensatie van de kosten, doch dat die steun zelfs voor bepaalde maatregelen niet toereikend is om de hogere kosten als gevolg van de reeds aangegane verbintenissen te dekken. Op het moment dat de landbouwers werd gemeld dat geen medefinanciering zou plaatsvinden (mei 1999), was een groot deel van de werkzaamheden overeenkomstig de aangegane verbintenissen namelijk reeds uitgevoerd (voorbewerkingen, zaaien, bemesten, voorjaarsbewerkingen en snoeien). De landbouwers hadden bovendien de kosten voor technisch advies en technisch-administratieve documentatie reeds op zich genomen. De in de zes maanden in kwestie opgelopen kosten en gederfde inkomsten bedroegen dan ook meer dan 50 % van de over het gehele landbouwjaar berekende kosten.

(52)

Toch kan op basis van de informatie waarover de Commissie beschikt niet worden nagegaan of de regio Sicilië naar behoren heeft gecontroleerd of de landbouwers de agromilieuverbintenissen in 1999 hebben toegepast en of deze controles positieve resultaten hebben gehad.

(53)

De Commissie is derhalve van mening dat de staatssteun in kwestie slechts als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd als Italië kan aantonen dat het in de periode van oktober 1998 tot mei 1999 de in punt 52 bedoelde controles heeft verricht.

V.2.2   Steun voor de kasteelt

(54)

Volgens de definitieve tekst van de maatregel zal deze steun worden uitgekeerd aan kastelers die schade hebben opgelopen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden zoals bepaald in artikel 49 van wet nr. 86/1982, waarbij de bepalingen van wet nr. 37/1974 zijn uitgebreid tot door tunnels beschermde gewassen. Niettemin zullen alleen uitgaven voor de aankoop van plastic voor het afdekken van de tunnels als subsidiabel worden aangemerkt.

(55)

De bepalingen van artikel 49 van r.w. nr. 86/92 waren door de Commissie goedgekeurd omdat de steun was bestemd ter compensatie van schade aan de kassen en het dekplastic als gevolg van de zware stormen en hevige hagelbuien in gebieden waar kasteelt overheerst.

(56)

Steunmaatregelen ter compensatie van schade aan gebouwen en outillage als gevolg van ongunstige weersomstandigheden kunnen op grond van punt 11.3 van de richtsnoeren worden toegestaan tot een maximum van 100 % van de werkelijk gemaakte kosten, zonder dat een minimumdrempel zal worden toegepast. In punt 11.3.6 van de richtsnoeren is echter bepaald dat ter voorkoming van overcompensatie alle in het kader van een verzekering ontvangen bedragen en de gewone kosten die de landbouwer nu niet heeft gemaakt, op de steun in mindering moeten worden gebracht. Bovendien moet voor steunmaatregelen in de zin van punt 11.3.1 van de richtsnoeren passende meteorologische informatie worden verstrekt.

(57)

Zoals aangegeven in punt 34 heeft Italië meegedeeld dat de in aanmerking komende uitgaven zich beperken tot de kosten voor het opnieuw aanbrengen van dekplastic op de tunnels. Voorts heeft het land er zich toe verbonden de in het kader van een verzekering ontvangen bedragen en de niet-gemaakte gewone uitgaven in mindering te brengen op het steunbedrag.

(58)

Bovendien heeft Italië de meteorologische informatie ter onderbouwing van de betrokken weersomstandigheden verstrekt.

(59)

De Commissie is derhalve van mening dat deze maatregel als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden aangemerkt.

V.2.3   Consortia voor de bescherming van de landbouwproductie

(60)

In de definitieve tekst van de maatregel zal Italië steun verlenen ten belope van 50 % van de premies voor de verzekering van schade als gevolg van natuurrampen op basis van de polissen die door de consortia voor de bescherming van de landbouwproductie zijn afgesloten. Dit zijn particuliere instanties die worden gevormd door de landbouwers zelf en als doel hebben hun onderhandelingspositie bij het sluiten van verzekeringen te versterken.

(61)

Op grond van punt 11.5 van de richtsnoeren mag steun worden verleend tot 80 % van de kosten voor verzekeringspremies ter dekking van verliezen als gevolg van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen, en tot 50 % van de kosten voor genoemde premies, als de verzekering ook andere door ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte verliezen of door dier- of plantenziekten veroorzaakte verliezen dekt.

(62)

In het onderhavige geval zijn de aard van de steun en de maximumhoogte van de subsidie in overeenstemming met punt 11.5 van de richtsnoeren.

(63)

De Commissie is derhalve van mening dat deze maatregel als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd.

VI.   CONCLUSIES

(64)

De maatregel als bedoeld in artikel 2 van wet nr. 22/99 vormt geen steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

(65)

De maatregel als bedoeld in artikel 3 van bovenvermelde wet is slechts verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, voor zover Italië kan aantonen dat de uitvoering door de landbouwers in de periode oktober 1998-mei 1999 is gecontroleerd en dat deze controles positieve resultaten hebben gehad.

(66)

De maatregelen als bedoeld in de artikelen 4 en 6 van bovenvermelde wet zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in artikel 2 van de regionale wet nr. 22/1999 vastgestelde maatregel die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten behoeve van de landbouwondernemingen in de regio Sicilië, vormt geen steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

Artikel 2

De maatregel als bedoeld in artikel 3 van de regionale wet nr. 22/1999 die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten behoeve van de landbouwondernemingen in de regio Sicilië, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt, mits aan de voorwaarden van artikel 4 van deze beschikking is voldaan.

Artikel 3

De maatregelen als bedoeld in de artikelen 4 en 6 van de regionale wet nr, 22/1999 die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten behoeve van de landbouwondernemingen in de regio Sicilië, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Zij mogen derhalve ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 4

Italië verstrekt binnen twee maanden na kennisgeving van deze beschikking alle gegevens ten bewijze van het feit dat de bevoegde overheidsdiensten in de periode oktober 1998 tot mei 1999 hebben gecontroleerd of de landbouwers uitvoering hebben gegeven aan de agromilieuverbintenissen die zij in het kader van het milieuprogramma van de regio Sicilië waren aangegaan en die niet voor medefinanciering door Gemeenschap in aanmerking komen, evenals het resultaat van die controles.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB C 315 van 9.11.2001, blz. 12.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Subsidies als bedoeld in de regionale wet nr. 13 van 25 maart 1986 en in de regionale wetten tot invoering van financiële bijstand uit overheidsmiddelen voor de betaling van de rente op landbouwkredieten.

(4)  PB L 215 van 30.7.1992, blz. 85.

(5)  Beschikking C (97) 3089 van 14 november 1997 en C (94) 2494 van 10 oktober 1994.

(6)  nota prot. N. 43244 van 6 november 1998.

(7)  Voetnoot 27373 van 4 mei 1999.

(8)  Beschikking C(97) 1785 van 17 juli 1997 (Beschikking voor medefinanciering).

(9)  Artikel 4 van wet nr. 286/89, artikel 4 van wet 31/91, artikel 2 van wet 237/93.

(10)  PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.

(11)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 567/2004 (PB L 90 van 27.3.2004, blz. 1).

(12)  PB L 214 van 13.8.1999, blz. 31. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 445/2002 (PB L 74 van 15.3.2002), op haar beurt ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 817/2004 (PB L 153 van 30.4.2004).

(13)  zie voetnoot 7.

(14)  Bron: Eurostat. Er zijn geen per regio uitgesplitste gegevens beschikbaar.

(15)  PB L 1 van 3.1.2004, blz. 1.

(16)  PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.