12.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/52


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2006

tot verlening van een machtiging om voor planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten, van oorsprong uit Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad af te wijken

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6365)

(2006/916/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Gezien het door Slovenië ingediende verzoek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2000/29/EG mogen planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten, van oorsprong uit derde landen, in principe niet in de Gemeenschap worden binnengebracht.

(2)

Slovenië heeft om een afwijking verzocht om de invoer van planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten, van oorsprong uit Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, tijdelijk toe te staan om gespecialiseerde kwekerijen de kans te geven deze planten in de Gemeenschap te vermeerderen, en deze naderhand weer naar Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië uit te voeren.

(3)

De Commissie is van oordeel dat er geen risico bestaat van verspreiding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, op voorwaarde dat de uit Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië afkomstige planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten, onderworpen worden aan de specifieke voorwaarden van deze beschikking.

(4)

Daarom moeten de lidstaten voor een beperkte periode worden gemachtigd onder specifieke voorwaarden het binnenbrengen van dergelijke planten op hun grondgebied toe te staan.

(5)

Deze machtiging moet worden ingetrokken indien blijkt dat de bij deze beschikking vastgestelde specifieke voorwaarden ontoereikend zijn om het binnenbrengen van schadelijke organismen in de Gemeenschap te voorkomen of dat zij niet in acht zijn genomen.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, wat betreft punt 15 van deel A van bijlage III bij die richtlijn, worden de lidstaten gemachtigd het binnenbrengen van planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten, bestemd voor enting in de Gemeenschap en van oorsprong uit Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (hierna „de planten” genoemd), op hun grondgebied toe te staan.

Om in aanmerking te komen voor deze afwijking worden de planten, naast de vereisten van de bijlagen I en II bij Richtlijn 2000/29/EG, onderworpen aan de voorwaarden van de bijlage bij deze beschikking, en worden zij tussen 1 januari 2007 en 31 maart 2007 in de Gemeenschap binnengebracht.

Artikel 2

De lidstaten die van de in artikel 1 bedoelde afwijking gebruikmaken, stellen de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 15 november 2007 in kennis van:

a)

gegevens over de hoeveelheden planten die op grond van deze beschikking zijn ingevoerd; en

b)

een gedetailleerd technisch verslag over de in punt 6 van de bijlage bedoelde officiële inspecties.

Alle lidstaten waar de planten, na op het grondgebied ervan te zijn binnengebracht, worden geënt, doen de Commissie en de overige lidstaten uiterlijk op 15 november 2007 een gedetailleerd technisch verslag over de in punt 8, onder b), van de bijlage bedoelde officiële inspecties en tests toekomen.

Artikel 3

De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onverwijld in kennis van alle zendingen die op grond van deze beschikking op hun grondgebied worden binnengebracht en vervolgens niet aan deze beschikking blijken te voldoen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 december 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/35/EG van de Commissie (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 9).


BIJLAGE

Specifieke voorwaarden waaraan planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten, van oorsprong uit Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de in artikel 1 vastgestelde afwijking

1.

De planten zijn teeltmateriaal in de vorm van slapende knoppen van de volgende rassen: Babić, Borgonja, Dišeča belina, Graševina, Grk, Hrvatica, Kraljevina, Malvazija istarska, Maraština, Malvasija, Muškat momjanski, Muškat ruža porečki, Plavac mali, Plavina-Plavka, Pošip, Škrlet, Teran, Trnjak, Plavac veli, Vugava of Žlahtina; en zij zijn:

a)

bestemd om in de Gemeenschap op de in punt 7 bedoelde bedrijven te worden geënt op in de Gemeenschap geproduceerde onderstammen;

b)

geoogst in officieel in Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië geregistreerde onderstamkwekerijen. De lidstaten die van deze afwijking gebruikmaken, stellen de lijsten van de geregistreerde kwekerijen uiterlijk op 31 december 2006 ter beschikking van de Commissie en de andere lidstaten. Deze lijsten moeten de naam van het ras bevatten, het aantal rijen dat van dat ras is aangeplant, het aantal planten per rij voor elk van deze kwekerijen, voor zover de planten geschikt worden geacht om in 2007 onder de in deze beschikking vastgestelde voorwaarden naar de Gemeenschap te worden verzonden;

c)

naar behoren verpakt; op de verpakking is een zodanige aanduiding aangebracht dat kan worden bepaald van welke geregistreerde kwekerij het materiaal afkomstig is en tot welk ras het behoort.

2.

De planten gaan vergezeld van een in Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG en op basis van het daarin bedoelde onderzoek afgegeven fytosanitair certificaat, waarin met name wordt verklaard dat de planten vrij zijn van de volgende schadelijke organismen:

 

Daktulosphaira vitifoliae (Fitch)

 

Xylophilus ampelinus (Panagopoulos) Willems et al.

 

Grapevine Flavescence dorée

 

Xylella fastidiosa (Well et Raju)

 

Trechispora brinkmannii (Bresad.) Rogers

 

Tobacco ringspot virus

 

Tomato ringspot virus

 

Blueberry leaf mottle virus

 

Peach rosette mosaic virus

In het certificaat wordt onder „Aanvullende verklaring” de volgende vermelding opgenomen: „Deze zending voldoet aan de in Beschikking 2006/916/EG vastgestelde voorwaarden”.

3.

De officiële plantenziektekundige dienst van Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ziet toe op de identiteit en de integriteit van de planten vanaf het moment waarop zij worden geoogst, als bedoeld in punt 1, onder b), tot het moment waarop zij naar de Gemeenschap worden uitgevoerd.

4.

De planten worden binnengebracht via de plaatsen van binnenkomst die zijn aangewezen door de lidstaat waarin deze plaatsen liggen.

Deze plaatsen van binnenkomst en de naam en het adres van de voor elke plaats van binnenkomst verantwoordelijke officiële instantie, als bedoeld in Richtlijn 2000/29/EG, worden ruim op tijd door de lidstaat die gebruikmaakt van de afwijking aan de Commissie gemeld en worden desgevraagd aan de andere lidstaten meegedeeld.

Als de planten in de Gemeenschap worden binnengebracht in een andere lidstaat dan die welke van de in artikel 1 bedoelde machtiging (hierna „de machtiging” genoemd) gebruikmaakt, stellen de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaten die van de machtiging gebruikmaken hiervan in kennis en werken zij met deze instanties samen om te garanderen dat deze beschikking in acht wordt genomen.

5.

Vóór het binnenbrengen in de Gemeenschap moet de importeur officieel in kennis worden gesteld van de in de punten 1 tot en met 4 vastgestelde voorwaarden; deze importeur meldt bijzonderheden van elke in te voeren zending lang genoeg van tevoren aan de verantwoordelijke officiële instanties in de lidstaat van binnenkomst en deze lidstaat geeft de gegevens onverwijld door aan de Commissie, met name:

a)

het soort materiaal;

b)

het ras en de hoeveelheid;

c)

de datum waarop de zending zal worden binnengebracht en de bevestiging van de plaats van binnenkomst;

d)

de naam, het adres en de ligging van de in punt 7 bedoelde bedrijven waar de knoppen zullen worden geënt en opgeslagen.

De importeur stelt de officiële instanties in kennis van elke wijziging van de hierboven bedoelde gegevens, zodra de nieuwe gegevens bekend zijn.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van de hierboven bedoelde gegevens en van elke wijziging daarvan.

Ten minste twee weken voor de datum van binnenkomst stelt de importeur de verantwoordelijke officiële instantie van de in punt 7 bedoelde bedrijven in kennis van de plaats waar de planten zullen worden geënt.

6.

De inspecties, inclusief eventuele tests, die op grond van artikel 13 van Richtlijn 2000/29/EG en de in deze beschikking vastgestelde vereisten moeten worden verricht, worden uitgevoerd door de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat die van deze machtiging gebruikmaakt, indien nodig in samenwerking met de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de planten worden opgeslagen.

Bij deze inspecties verricht(en) die lidstaat (lidstaten) ook onderzoek naar, en zo nodig tests op, de in punt 2 vermelde schadelijke organismen. Als dergelijke schadelijke organismen worden gevonden, wordt de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis gesteld. Er worden passende maatregelen genomen om de schadelijke organismen en zo nodig de betrokken planten te vernietigen.

7.

De planten worden alleen geënt in bedrijven die officieel zijn geregistreerd en erkend in het kader van deze machtiging.

De persoon die de planten wil enten, stelt de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waarin die bedrijven zich bevinden, vooraf in kennis van de naam en het adres van de eigenaar van die bedrijven.

Als de planten worden geënt in een andere lidstaat dan die welke van de machtiging gebruikmaakt, stellen de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat die van de machtiging gebruikmaakt, de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de planten moeten worden geënt, in kennis van de naam en het adres van de bedrijven waar de planten zullen worden geënt. Zij delen deze informatie mee zodra zij de in punt 5, vierde alinea, bedoelde voorafgaande kennisgeving van de importeur ontvangen.

8.

In de in punt 7 bedoelde bedrijven:

a)

worden de planten die vrij zijn bevonden van de in punt 2 bedoelde schadelijke organismen daarna gebruikt voor enting op in de Gemeenschap geproduceerde onderstammen. De geënte planten worden vervolgens onder passende voorwaarden in een geschikt groeimedium gehouden, maar worden niet op percelen uitgeplant of opgekweekt. De geënte planten blijven op het bedrijf niet langer dan achttien maanden voordat zij worden uitgevoerd naar een bestemming buiten de Gemeenschap, zoals bedoeld in punt 9;

b)

worden de planten door bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de planten worden geënt in de periode na de enting op passende tijden visueel op schadelijke organismen of door schadelijke organismen veroorzaakte tekenen of symptomen geïnspecteerd; de bij deze visuele inspectie ontdekte schadelijke organismen die dergelijke tekenen of symptomen hebben veroorzaakt, worden aan de hand van passende tests geïdentificeerd;

c)

worden alle geënte planten die bij de onder a) en b) bedoelde inspecties of tests niet vrij zijn bevonden van de in punt 2 vermelde schadelijke organismen of die anderszins aanleiding geven tot quarantainemaatregelen, onmiddellijk vernietigd onder toezicht van de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties.

9.

Planten die zijn verkregen door succesvolle enting van de in punt 1 bedoelde knoppen worden als geënte planten alleen voor uitvoer naar Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vrijgegeven. De verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat die van deze machtiging gebruikmaakt, zien erop toe dat alle planten of delen van planten die niet worden uitgevoerd, officieel worden vernietigd. De gegevens over het aantal met succes geënte planten, officieel vernietigde planten en weer naar Kroatië of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië geëxporteerde planten worden bijgehouden. Deze gegevens worden ter beschikking gesteld van de Commissie.