14.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 283/59


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 oktober 2006

houdende verbod van het in de handel brengen van in een bepaalde zuivelinrichting in het Verenigd Koninkrijk geproduceerde kwark

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4877)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/694/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 53, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van artikel 53, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 moet de Commissie het in de handel brengen of het gebruik van een levensmiddel dat waarschijnlijk een ernstig risico voor de menselijke gezondheid inhoudt, opschorten, en elke andere passende tijdelijke maatregel nemen, wanneer dat risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de betrokken lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2) bevat algemene voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven. Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) bevat specifieke hygienevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Hierin zijn voorschriften opgenomen voor de grondstoffen die in de handel kunnen worden gebracht en dus voor de vervaardiging van zuivelproducten kunnen worden gebruikt. Voor de toepassing van die voorschriften wordt onder zuivelproducten verstaan verwerkte producten die zijn verkregen door verwerking van rauwe melk of door verdere verwerking van zulke verwerkte producten.

(3)

Sectie IX, hoofdstuk I, deel III, punt 4, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bevat de voorwaarden waaraan bij de productie en het in de handel brengen van rauwe melk moet worden voldaan. Krachtens die voorschriften mogen exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de zuivelsector geen rauwe melk in de handel brengen waarvan het gehalte aan antibioticaresiduen hoger is dan de op grond van de bijlagen I en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (4) toegestane gehalten.

(4)

Melk die niet aan die eisen voldoet, moet worden verwijderd als dierlijk bijproduct van categorie 2 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (5).

(5)

Om aan die voorschriften te voldoen voeren de exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de zuivelsector snelle screeningstests uit op melk voordat die in de handel gebracht wordt. Die tests zijn bedoeld om antibioticaresiduen op te sporen en geven een positieve uitslag als het gehalte aan die residuen dicht bij het maximumresidugehalte ligt; het feitelijke residugehalte kan er echter niet kwantitatief mee worden bepaald. Alleen met een test waarmee de antibioticaresiduen kwalitatief en kwantitatief worden bepaald, kan dan worden aangetoond dat het maximumresidugehalte niet wordt overschreden. Als zo’n bevestigingstest niet wordt uitgevoerd, wordt ervan uitgegaan dat melk met een positieve screeningstest onveilig is.

(6)

Tijdens een inspectiebezoek van het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) van de Commissie aan het Verenigd Koninkrijk dat van 31 mei tot en met 13 juni 2006 heeft plaatsgevonden, is herhaaldelijk gebleken dat rauwe melk die niet aan de hygiënevoorschriften voldeed, in de handel gebracht is en is verzonden naar een erkende levensmiddeleninrichting waar voor menselijke consumptie bestemde zuivelproducten vervaardigd worden.

(7)

Op 9 juni 2006 heeft het VVB een bezoek ter plaatse afgelegd bij het bedrijf Bowland Dairy Products Limited, gelegen op het adres Fulshaw Hoad Farm, Barrowford, Lancashire BB9 6RA (hierna „Bowland” genoemd), dat is erkend onder nummer UK PE 023. Volgens de gegevens van de Commissie wordt vrijwel alle bij dat bedrijf geproduceerde kwark naar andere lidstaten uitgevoerd.

(8)

Bij het bezoek is gebleken dat als grondstof voor de vervaardiging van kwark ook rauwe melk gebruikt werd die afkomstig was van de belangrijkste melkophaalbedrijven in het Verenigd Koninkrijk en was gedeclasseerd om een van de volgende redenen: aanwezigheid van antibioticaresiduen blijkens een screeningstest, melk gemengd met water afkomstig van het schoonspoelen van de leidingen in zuivelfabrieken met detergentia en ontsmettingsmiddelen („interface milk”), verontreiniging met kleurstoffen en overgebleven warmtebehandelde melk in pakken afkomstig van de detailhandel. In de documentatie van het bedrijf werd dergelijke melk afwisselend gecategoriseerd als gerecyclede melk, afvalmelk, niet voor menselijke consumptie geschikte melk of melk met een analysecertificaat waarin stond aangegeven wat er mis mee was.

(9)

Ook bleek bij het bezoek dat bij een andere activiteit niet-conforme kaas, afkomstig van beschimmelde kaas of kaas met vreemd materiaal, zoals rubberhandschoenen, vacuüm werd verpakt. In de documentatie van het bedrijf werd dat materiaal afwisselend gecategoriseerd als afval, verontreinigde kaas of vloerafval.

(10)

Het Britse Food Standards Agency heeft op 20 juni 2006 bij Bowland een audit gehouden. Op dat moment was de inrichting niet in bedrijf. De kwarkproductie is op 26 juni 2006 hervat.

(11)

Sinds het bezoek ter plaatse op 9 juni 2006 heeft de Commissie bij de Britse autoriteiten herhaaldelijk haar bezorgdheid geuit over de risico’s voor de menselijke gezondheid van de gevolgde praktijk en heeft zij diverse malen met die autoriteiten gesproken over de technische aspecten van haar beoordeling van de situatie. Op 4 juli 2006 zijn de Commissie en de Britse autoriteiten bijeengekomen en op 18 juli 2006 hebben zij een audioconferentie gehouden om deze zaken te bespreken. Op 14 september 2006 is nog een audioconferentie gehouden, waaraan ook vertegenwoordigers van het communautaire referentielaboratorium voor antibioticaresiduen hebben deelgenomen. In aansluiting daarop hebben de Britse autoriteiten de Commissie op 15 september 2006 per brief meegedeeld dat zij hun standpunt omtrent de tests hadden herzien, waaruit de Commissie opmaakte dat zij onmiddellijk de nodige stappen zouden nemen. Dat hebben zij echter niet gedaan.

(12)

Op 26 en 27 september 2006 heeft het VVB een tweede inspectiebezoek aan Bowland gebracht om de nieuwe operationele procedures te controleren die na het eerste bezoek van het VVB en de audit van het FSA waren ingevoerd. De inspecteurs van het VVB constateerden dat de Britse bevoegde autoriteiten sinds 26 juni 2006 niet ter plaatse hadden geverifieerd of aan de aan Bowland meegedeelde operationele voorwaarden werd voldaan. Bij het bezoek werden nieuwe problemen geconstateerd, zoals het onhygiënisch openbarsten van melkpakken, en verder bleek er nog steeds melk gebruikt te worden die niet voldeed aan de hygiënevoorschriften van de communautaire wetgeving. Met name ontvangt en gebruikt de inrichting nog steeds melk die vóór het in de handel brengen positief getest is op antibioticaresiduen terwijl niet is aangetoond dat die residuen onder de maximumresidugehalten van Verordening (EEG) nr. 2377/90 liggen.

(13)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 moeten de lidstaten de levensmiddelenwetgeving handhaven en nagaan of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving in alle stadia van de productie, verwerking en distributie naleven. Daartoe moeten zij een systeem van officiële controles en andere op de situatie afgestemde activiteiten onderhouden, met inbegrip van de communicatie met het publiek over de veiligheid en de risico’s van levensmiddelen en diervoeders, bewaking van de veiligheid van levensmiddelen en diervoeders alsmede andere controleactiviteiten betreffende alle stadia van de productie, verwerking en distributie.

(14)

In het onderhavige geval blijkt uit de feiten duidelijk dat de Britse autoriteiten hun controleverplichting herhaaldelijk niet zijn nagekomen. De Commissie is daarom van plan binnenkort een inbreukprocedure krachtens artikel 226 van het Verdrag in te leiden. Ook is de Commissie van plan de tijdelijke maatregelen te nemen die nodig geacht worden om ervoor te zorgen dat de Britse autoriteiten de zuivelsector zo spoedig mogelijk weer adequaat gaan controleren.

(15)

Ondertussen moet de Commissie echter noodmaatregelen nemen tegen het onmiddellijke en ernstige risico voor de menselijke gezondheid als gevolg van de aanwezigheid op de communautaire markt van producten van Bowland.

(16)

Rauwe melk met een hoger gehalte aan antibiotica dan de in de communautaire wetgeving vastgelegde maximumresidugehalten is ongeschikt voor menselijke consumptie en onveilig, aangezien die maximumgehalten gebaseerd zijn op het soort en de hoeveelheid residuen die uit toxicologisch oogpunt veilig geacht worden voor de menselijke gezondheid. Als gevolg van de eigenschappen van de werkzame stoffen in diergeneesmiddelen moet niet alleen gekeken worden naar de toxicologische eigenschappen van de stoffen in engere zin (zoals teratogene, mutagene of carcinogene werking), maar ook naar hun farmaceutische eigenschappen. Bovendien is een aanzienlijk deel van de bevolking (1-10 %) overgevoelig voor penicilline, andere antibiotica en metabolieten daarvan, wat zelfs bij uiterst geringe concentraties kan leiden tot allergische reacties zoals huiduitslag, netelroos, astma of anafylactische shock.

(17)

Daarnaast is antimicrobiële resistentie van uit levensmiddelen geïsoleerde zoönotische bacteriën een toenemend volksgezondheidsprobleem. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het gebruik van antibiotica voor voedselproducerende dieren gevolgen heeft voor de aanwezigheid van resistente bacteriën in dieren en in levensmiddelen en dat blootstelling van de mens aan die resistente bacteriën de menselijke gezondheid nadelig beïnvloedt. De consumptie van voedsel blijkt voor resistente bacteriën de belangrijkste route te zijn waarlangs zij van voedselproducerende dieren naar de mens worden overgedragen.

(18)

Praktijken zoals bij Bowland, waarbij melk gebruikt wordt die vóór het in de handel brengen positief getest is op antibioticaresiduen terwijl niet is aangetoond dat die residuen onder de maximumresidugehalten van Verordening (EEG) nr. 2377/90 liggen, vormen een ernstig risico voor de menselijke gezondheid. Chemische stoffen als antibiotica en metabolieten daarvan worden niet door behandeling van de melk vernietigd. In de producten die Bowland maakt uit melk die dergelijke stoffen bevat, zijn dus onvermijdelijk ook hoeveelheden residuen aanwezig, zodat zij dezelfde veiligheidsrisico’s opleveren.

(19)

Deze kwestie is herhaaldelijk onder de aandacht van de lidstaten gebracht, met name op de vergaderingen van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid op 18 juli 2006 en 18 september 2006 en tijdens een speciale werkgroepbijeenkomst op 7 september 2006. Alle lidstaten behalve het Verenigd Koninkrijk steunden de Commissie in haar oordeel.

(20)

De Commissie heeft Bowland op 4 oktober 2006 per brief meegedeeld dat zij van plan was een ontwerp-beschikking op grond van artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002 aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid voor te leggen. Bowland heeft de Commissie op 5 oktober 2006 per brief en op 6 oktober 2006 per e-mail geantwoord. Daarbij herhaalde het bedrijf zijn standpunt ten aanzien van de aanwezigheid van antibioticaresiduen in melk en droeg het geen nieuwe elementen aan waaruit kon worden opgemaakt dat het risico van de betrokken producten voor de volksgezondheid was verdwenen.

(21)

Derhalve is de Commissie, met name gezien de resultaten van het laatste inspectiebezoek van het VVB van 26 en 27 september 2006 en daar het product in diverse lidstaten verkrijgbaar is, van oordeel dat het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst als geen maatregelen op communautair niveau worden genomen, waaronder een verbod op het in de handel brengen van de producten. Vanwege de ernst van het risico voor de menselijke gezondheid moeten die maatregelen onverwijld van toepassing worden.

(22)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zullen opnieuw worden bezien zodra nieuwe informatie beschikbaar komt waaruit blijkt dat er geen risico voor de menselijke gezondheid is, met name op grond van door de Britse autoriteiten genomen maatregelen.

(23)

De Commissie zal verdere maatregelen overwegen als blijkt dat soortgelijke praktijken ook in andere inrichtingen plaatsvinden.

(24)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten verbieden het in de handel brengen van alle kwark die is vervaardigd door Bowland Dairy Products Limited, erkend onder nummer UK PE 23 en gelegen op het adres Fulshaw Hoad Farm, Barrowford, Lancashire BB9 6RA, en traceren, blokkeren en verwijderen alle resterende hoeveelheden kwark van oorsprong uit die inrichting.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 oktober 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 van de Commissie (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 3).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.

(4)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1231/2006 van de Commissie (PB L 225 van 17.8.2006, blz. 3).

(5)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 25).