27.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/37


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2006

betreffende de steunmaatregel die het Verenigd Koninkrijk voornemens is ten uitvoer te leggen voor de oprichting van de Nuclear Decommissioning Authority

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 650)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/643/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 19 december 2003, die op 22 december 2003 bij de Commissie werd geregistreerd, heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van de mogelijke gevolgen op het gebied van staatssteun van de ontwerp-wet houdende oprichting van het Nuclear Decommissioning Agency (hierna: „de maatregel”).

(2)

Bij brief D/51248 van 20 februari 2004 stelde de Commissie vragen over de maatregel. Het Verenigd Koninkrijk antwoordde bij brief van 29 maart 2004, die op 15 april 2004 bij de Commissie werd geregistreerd.

(3)

Bij brief D/54319 van 16 juni 2004 stelde de Commissie verdere vragen over de maatregel. Het Verenigd Koninkrijk antwoordde bij brief van 14 juli 2004, die op 19 juli 2004 bij de Commissie werd geregistreerd.

(4)

Het Verenigd Koninkrijk zond aanvullende gegevens over de maatregel bij brief van 10 september 2004, die op 14 september 2004 bij de Commissie werd geregistreerd, en bij brief van 14 oktober 2004, die op 19 oktober 2004 bij de Commissie werd geregistreerd.

(5)

Bij brief van 1 december 2004 deelde de Commissie aan het Verenigd Koninkrijk mee dat zij had besloten de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag met betrekking tot de steunmaatregel in te leiden.

(6)

Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden (hierna: „de inleiding van de procedure”) is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie verzocht de belanghebbenden hun opmerkingen te maken.

(7)

Het Verenigd Koninkrijk deed zijn opmerkingen over de inleiding van de procedure aan de Commissie toekomen per brief van 31 januari 2005, die op dezelfde dag bij de Commissie werd geregistreerd.

(8)

De Commissie ontving opmerkingen van belanghebbenden. Zij heeft deze voor reactie doorgestuurd naar het Verenigd Koninkrijk. De opmerkingen van het Verenigd Koninkrijk werden ontvangen bij brief van 4 maart 2005, die op 7 maart 2005 bij de Commissie werd geregistreerd.

(9)

Bijeenkomsten tussen de Britse autoriteiten en de Commissie vonden plaats op 20 april, 25 augustus en 11 oktober 2005.

(10)

Het Verenigd Koninkrijk verstrekte aanvullende gegevens over de maatregel bij brief van 23 januari 2006, die op dezelfde dag bij de Commissie werd geregistreerd. Een wijziging op deze brief werd gezonden bij brief van 1 februari 2006, die op dezelfde dag bij de Commissie werd geregistreerd. Verdere aanvullende gegevens over de maatregel werden door het Verenigd Koninkrijk verstrekt bij brief van 7 februari 2006, die op dezelfde dag bij de Commissie werd geregistreerd. Verdere aanvullende gegevens werden door het Verenigd Koninkrijk verstrekt bij brief van 7 februari 2006, die op 10 februari 2006 bij de Commissie werd geregistreerd. Verdere aanvullende gegevens werden door het Verenigd Koninkrijk verstrekt bij brief van 29 maart 2006, die op 30 maart 2006 bij de Commissie werd geregistreerd.

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

(11)

Het Verenigd Koninkrijk was een van de eerste landen ter wereld dat zich met nucleaire technologieën, voor zowel civiele als militaire doeleinden, is gaan bezighouden.

(12)

Toen deze technologie nog in opkomst was, ging de aandacht van de sector vooral uit naar wetenschappelijke verbeteringen en hoger rendement. Het beheer van het nucleair passief werd over het algemeen niet in aanmerking genomen — of slechts in zeer beperkte mate.

(13)

De toenemende bewustwording van het feit dat nucleaire installaties uiteindelijk ontmanteld moeten worden, leidde er geleidelijk toe dat middelen werden gereserveerd voor het beheer van het nucleair passief. Deze middelen waren echter doorgaans niet voldoende om het hoofd te bieden aan passiva waarvan het geraamde bedrag nog zeer onzeker was, maar steeds toenam. Zelfs aan het einde van de 20ste eeuw werd het beheer van de nucleaire erfenis nog steeds onafhankelijk door elk van de eigenaren, veelal per geval, afgehandeld.

(14)

De regering van het Verenigd Koninkrijk was van oordeel dat dit soort beheer zijn grenzen had bereikt en dat een nieuwe, doeltreffender methode moest worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat efficiënter met het nucleaire passief wordt omgegaan en terzelfder tijd het hoogste mogelijke veiligheidsniveau te handhaven.

(15)

In 2001 besloot de Britse regering een onderzoek te starten om na te gaan op welke wijze het beheer van nucleaire passiva van de openbare sector bij één enkele openbare instantie kon worden geconcentreerd. In juli 2002 werd een Witboek met de titel „Managing the Nuclear Legacy — A strategy for action” (Het beheer van de nucleaire erfenis — Een beleidsplan) gepubliceerd. Nadat een raadplegingsproces had plaatsgevonden werden de hoofdlijnen uit het witboek in de vorm van de Energy Act van 2004 in wetgeving omgezet.

(16)

Overeenkomstig de bepalingen van deze wetgeving werd een nieuw overheidsorgaan in het leven geroepen, de Nuclear Decommissioning Authority (Autoriteit voor de ontmanteling van kerncentrales — NDA). De NDA zal geleidelijk de verantwoordelijkheid krijgen voor het beheer van het grootste deel van de nucleaire passiva van de openbare sector in het Verenigd Koninkrijk (3). Hiertoe zal de eigendom van nucleaire installaties en activa aan de NDA worden overgedragen. Naast de eigendom van de installaties en de activa zal de NDA het beheer overnemen van de nucleaire passiva dat daaraan is verbonden alsook alle financiële activa die duidelijk met deze installaties zijn verbonden.

(17)

De NDA heeft tot doel de nucleaire passiva op efficiënte en veilige wijze te beheren. De NDA kan de materiële activa die aan hem worden overgedragen blijven exploiteren indien voortzetting van de exploitatie van deze activa meer dekt dan hun vermijdbare kosten en er aldus bijdraagt tot de vermindering van de aarde van hun passiva. De NDA is een overheidsorgaan zonder commerciële doelstellingen en zal dan ook niet investeren in de verwerving van nieuwe activa of nieuwe activiteiten ontplooien.

(18)

De NDA houdt zich niet zelf bezig met de ontmanteling van de installaties waarvoor zij verantwoordelijk is, maar zal deze taak aan andere organen uitbesteden. Evenzo kan de verdere exploitatie van de nucleaire activa door de NDA worden uitbesteed. De entiteiten waarmee de NDA een overeenkomst sluit voor het beheer van een installatie worden aangeduid als Site Licensee Companies (hierna „SLC's” genoemd). In het begin zullen de SLCs de vroegere eigenaren van de installaties zijn. Later zullen zij via aanbestedingsprocedures worden geselecteerd met het doel een werkelijke markt voor nucleaire ontmanteling en sanering op gang te brengen.

(19)

Om haar activiteiten te financieren gebruikt de NDA de waarde van de overgedragen activa en de netto-inkomsten die de overgedragen materiële activa genereren. Aangezien het zeer waarschijnlijk is dat deze middelen niet zullen volstaan om de volledige kosten van beheer van de nucleaire passiva te dekken, zal de staat het verschil financieren.

(20)

De activa die aan de UK Atomic Energy Agency (hierna: UKAEA) behoren, zijn naar de NDA overgeheveld. Over dit aspect van de maatregel heeft de Commissie zich reeds uitgesproken in het besluit waarnaar in overweging 5 wordt verwezen. De Commissie was van oordeel dat dit aspect van de betrokken maatregel geen staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(21)

De NDA heeft ook activa ontvangen die eigendom waren van British Nuclear Fuels Limited (BNFL). Dit aspect van de maatregel is het voorwerp van deze beschikking. Er zij op gewezen dat het Verenigd Koninkrijk overgangsmaatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat, ook al waren de activa van BNFL formeel aan de NDA overgedragen, er geen staatssteun wordt verleend totdat de Commissie een eindbeschikking in deze zaak heeft gegeven.

(22)

BNFL is een naamloze vennootschap in overheidshanden die activiteiten heeft op talrijke gebieden van de nucleaire sector. BNFL is aanwezig in bijna alle fasen van de splijtstofcyclus: zij verrijkt uranium (via Urenco), levert splijtstof, wekt elektriciteit op en houdt zich bezig met het beheer van verbruikte splijtstof.

(23)

De meeste, maar niet alle, nucleaire activiteiten en installaties van BNFL zijn overgedragen aan de NDA. Dit zijn:

alle elektriciteitsopwekkingsinstallaties van het Magnox-type en de Maentwrog-centrale;

de installatie te Sellafield, waaronder met name de THORP-opwerkingsfabriek en de MOX-fabriek in Sellafield (SMP). De installatie van Sellafield omvat ook een van de bovengenoemde Magnox-installaties (de centrale van Calder Hall) en een kleine warmtekrachtkoppelingsinstallatie (de Fellside-installatie);

de Springfields-installatie, die is gewijd aan de productie van splijtstof;

de opbergingsfaciliteit voor laagactief afval te Drigg;

de installatie van Capenhurst, waarvan de ontmanteling bijna is voltooid, en die in de toekomst zal worden gebruikt voor de opslag van uraniummaterialen.

(24)

Andere activiteiten van BNFL, met name die welke verband houden met Urenco en Westinghouse, zullen niet aan het NDA worden overgedragen, maar zij zullen worden gereorganiseerd, wat in een kleinere restgroep zal resulteren.

(25)

Samen met de hierboven genoemde installaties draagt BNFL aan NDA een aantal aan die installaties gekoppelde financiële activa over, die in het leven waren geroepen om de ontmanteling althans ten dele te financieren. Dit zijn:

Nuclear Liabilities Investment Portfolio;

Magnox-toezegging;

andere, minder omvangrijke, bijdragen, waaronder met name de Springfields gilts, die zijn bestemd om de kosten van de ontmanteling van de Springfields-centrale te dekken.

(26)

Technisch gezien worden deze activa niet rechtstreeks aan het NDA overgedragen, maar worden zij geconsolideerd in een openbaar fonds, Nuclear Decommissioning Funding Account genaamd. De regering zal op haar beurt het NDA door middel van subsidies financieren.

(27)

In hun aanmelding hadden de Britse autoriteiten de Commissie een raming verschaft van hun nucleaire passiva en activa die aan de NDA zouden worden overgedragen, waarbij zij deze bedragen hadden uitgesplitst in twee categorieën: commerciële activiteiten en niet-commerciële activiteiten.

(28)

In de inleiding van de procedure werden alle aan de installaties van het UKAEA gerelateerde passiva als niet-commercieel beschouwd.

(29)

Om het aandeel te ramen van de passiva die aan de installaties van BNFL gerelateerd zijn en van niet-commerciële activiteiten afkomstig zijn, heeft het Verenigd Koninkrijk de aanpak gekozen waarbij alleen financiële passiva die nog door het Ministerie van defensie (MOD) of het UKAEA werden erkend, van niet-commerciële aard waren. Passiva die gerelateerd waren aan activa met tweeërlei gebruik (commercieel/niet-commercieel) die door het MOD of het UKAEA nog steeds niet waren erkend, werden aan de commerciële activiteiten van BNFL toegewezen, aangezien BNFL de exploitant en eigenaar van deze activa was, ondanks het feit dat zij in het verleden door het MOD of het UKAEA waren gebruikt.

(30)

De raming van de passiva die verband houden met de installaties die destijds eigendom van BNFL waren, uitgesplitst naar commerciële en niet-commerciële activiteiten, was als volgt:

Tabel 1

Aan de NDA over te dragen nucleaire activa, ramingen op 31 maart 2003, prijzen van 2003, met een disconteringspercentage van 5,4 % nominaal, bedragen in miljard GBP  (4)

 

Niet-commercieel

Commercieel

Totaal passiva

Magnox installaties (met uitzondering van Calder Hall/Chapelcross)

0

3,9

3,9

Installaties Sellafield (met uitzondering van centrale Calder Hall)

3,8

10,1

13,9

Calder Hall/Chapelcross (5)

0,2

0,6

0,9

Centrale te Springfields

0,1

0,2

0,2

Centrale van Capenhurst

0

0,2

0,3

Totaal

4,1

15,0

19,1

(31)

De Britse autoriteiten hebben bij hun aanmelding tevens onderstaande tabel verschaft. Hierin werd de geraamde waarde van het commerciële deel van de passiva die gerelateerd waren met installaties die door BNFL aan de NDA zouden worden overgedragen vergeleken met de economische waarde van de activa die met deze installaties aan de NDA zouden worden overgedragen. Voor de materiële activa werd ervan uitgegaan dat de economische waarde gelijkstaat met de cashflow die de voortzetting van de exploitatie ervan naar verwachting zou genereren.

Tabel 2

Verschil tussen commerciële passiva en activa op 31 maart 2004, prijzen van 2004, met een disconteringspercentage van 5,4 % nominaal, bedragen in miljard GBP  (6)

Totaal commerciële nucleaire passiva

-14,7

Toekomstige cashflow Magnox-centrales

-0,1

Beschikbare cashflow Sellafield (THORP & SMP)

2,3

Toekomstige cashflow Springfields

0,2

Nuclear Liabilities Investment Portfolio

4,3

Toezegging Magnox

7,9

Andere bijdragen van klanten die hierboven niet zijn genoemd

0,2

Contanten en liquide activa

0,1

Totaal

0,0

3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE:

(32)

Bij de inleiding van de procedure formuleerde de Commissie allereerst twijfels over de vraag welke entiteit staatssteun overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zou ontvangen. De Commissie nam niet alleen de situatie van de NDA, die rechtstreekse betalingen van de staat zou kunnen ontvangen, in aanmerking, maar ook die van BNFL, dat zou kunnen worden vrijgesteld van de kosten die het overeenkomstig het beginsel „de vervuiler betaalt” had moeten betalen.

(33)

De Commissie ging vervolgens na of deze staatssteun als verenigbaar met het EG-Verdrag kon worden beschouwd. Zij had er ernstige twijfel over of deze steun verenigbaar is met de kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (7). Zij uitte eveneens ernstige twijfels over de verenigbaarheid van de steun met de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (8).

(34)

De Commissie evalueerde vervolgens of deze staatssteun verenigbaar kon worden geacht in rechtstreekse toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en in het licht van de doelstellingen van het Euratom-Verdrag. De Commissie was van oordeel dat een dergelijke benadering in beginsel inderdaad kon worden gevolgd, maar betwijfelde ook of de Britse autoriteiten voldoende elementen hadden verstrekt die aantonen dat de positieve bijdrage van de maatregel aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Euratom-Verdrag meer gewicht in de schaal legde dan het negatieve effect op de concurrentie in de interne markt.

(35)

Ten slotte uitte de Commissie twijfels over de mogelijke afwezigheid van staatssteun gelet op het feit dat, voordat werkelijke aanbestedingsprocedures kunnen worden gestart, BNFL tijdelijk als SLC zou optreden.

4.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

(36)

Na de bekendmaking van de inleiding van de procedure, en binnen de in die bekendmaking gestelde termijn, ontving de Commissie opmerkingen van drie belanghebbenden, die hieronder worden opgesomd.

(37)

EDF ondersteunt de algemene tendens van de maatregel. Het bedrijf is van mening dat deze bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Euratom-Verdrag. EDF acht het noodzakelijk dat gepaste voorwaarden worden geschapen voor de definitieve opslag van kernafval. Wat de financiering van de ontmanteling van nucleaire installaties betreft, is EDF van mening dat financiële verantwoordelijkheid en industriële verantwoordelijkheid hand in hand moeten gaan en dat gedurende de exploitatie adequate middelen moeten worden gereserveerd en gewaarborgd. EDF ondersteunt de initiatieven van de Commissie om een communautair kader in het leven te roepen dat is bestemd om deze problemen op te lossen en is er verheugd over dat de Commissie hierbij met het Euratom-Verdrag rekening houdt.

(38)

BE vindt het een goede zaak dat de NDA wordt opgericht. Volgens de onderneming is het niet waarschijnlijk dat de maatregel ten aanzien van haar concurrentieverstorende effecten zal hebben.

(39)

BE wijst erop dat zij ook een afnemer is van BNFL voor brandstoflevering en afvalbehandeling. Na de overdracht van deze activiteiten aan de NDA en de aanbesteding van hun exploitatie door de autoriteit is het mogelijk dat een van de geselecteerde nieuwe ondernemingen een concurrent van BE is. BE maakt zich zorgen over deze situatie die ertoe zou kunnen leiden dat zij een klant wordt bij een van haar concurrenten.

(40)

Voorts merkt BE op dat door de oprichting van de NDA en het naar aanleiding hiervan door de Commissie gevoerde onderzoek haar eigen, door de Commissie goedgekeurde herstructureringsplan niet in het gedrang mag komen.

(41)

Voorts geeft BE aan dat zij niet van oordeel is dat de maatregel enig effect heeft op het handelsverkeer met betrekking tot AGR-splijtstof en de opwerking van afgewerkte splijtstof omdat — zelfs indien AREVA, de enige concurrent van BNFL in de EU zich in het Verenigd Koninkrijk zou vestigen, BE niet in staat zou zijn naar AREVA over te schakelen omdat zij reeds overeenkomsten heeft met BNFL voor de behoeften tijdens de levensduur van haar AGR-centrales.

(42)

Wat de Magnox elektriciteitscentrales en de elektriciteitsmarkt betreft, is BE van mening dat de maatregel, zelfs indien deze een vermindering tot gevolg heeft van de short-run marginal costs (hierna „SRMC's” genoemd) van de elektriciteitscentrales van BNFL, deze geen effect kan hebben op de prijs waartegen BE haar eigen nucleaire en fossiele productie kan verkopen. Uitgaande van haar eigen ervaring is BE ook van mening door de maatregel de levensduur van de centrales van BNFL niet kunstmatig zal worden verlengd, aangezien volgens de ramingen van BE deze elektriciteitscentrales redelijkerwijs in staat zouden moeten zijn om hun SRMC's te dekken.

(43)

BE heeft haar standpunt medegedeeld met betrekking tot de wisselwerking tussen het EG-Verdrag en het Euratom-Verdrag. Uit dit onderdeel van de opmerkingen van de onderneming, waarvan de interpretatie niet gemakkelijk is, zou kunnen worden opgemaakt dat alleen maatregelen die niet nodig zijn voor of verder gaan dan hetgeen nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van het Euratom-Verdrag in het kader van het EG-Verdrag kunnen worden onderzocht.

(44)

Greenpeace is van oordeel dat de betrokken maatregel staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormt. Greenpeace voert aan dat het essentieel is om te zorgen voor de veilige ontmanteling van nucleaire installaties. Even essentieel is dat het beginsel „de vervuiler betaalt” van toepassing is op de nucleaire sector.

(45)

Greenpeace is van mening dat de steunmaatregel niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt dient te worden aangemerkt. Volgens Greenpeace weegt het positieve effect van het veilig en efficiënt beheer van de nucleaire passiva niet op tegen het effect van de maatregel op de mededinging.

(46)

Het door Greenpeace ingediende document is van aanzienlijke omvang en bevat talrijke bijlagen. Een belangrijk onderdeel van de opmerkingen heeft betrekking op het scepticisme van Greenpeace over de nucleaire energie in het algemeen en de wijze waarop de nucleaire energie in het Verenigd Koninkrijk is beheerd in het bijzonder. Volgens Greenpeace brengt nucleaire energie zeer aanzienlijke risico's voor het milieu met zich. Tegenover directe opberging zou de opwerking van nucleair afval ook gevaarlijk en duur zijn.

(47)

Volgens Greenpeace is BNFL, een van de belangrijkste actoren in deze sector in het Verenigd Koninkrijk en in overheidshanden, op een bijzonder riskante en onduidelijke wijze beheerd. De rekeningen van BNFL zijn moeilijk te analyseren. Slecht beheer van liquide middelen en riskante investeringen die uiteindelijk onrendabel bleken te zijn, hebben het vermogen van de onderneming om haar nucleaire passiva te beheren, in gevaar gebracht. Een aantal provisies die tegenover deze passiva zouden moeten staan, zijn niet liquide of in het geval van de Magnox-toezegging, virtueel. Voorts heeft BNFL altijd haar passiva onderschat en haar toekomstige inkomsten overschat, waardoor haar positie nog verder is verslecht. Greenpeace heeft een rapport ingediend waarin het investeringsbeleid en de rekeningen van BNFL worden onderzocht en kritisch worden besproken.

(48)

Wat meer in het bijzonder de maatregel betreft, voert Greenpeace aan dat deze moet worden beschouwd als een middel waarmee de regering van het Verenigd Koninkrijk een noodlijdende onderneming — BNFL — kan herstructureren door de slechtste activa en de eraan verbonden potentieel niet-gefinancierde passiva af te stoten, waardoor de onderneming op de markt kan blijven en als een succesvol bedrijf voortwerken.

(49)

Greenpeace heeft ook vragen bij de aard van de toekomstige verhouding tussen BNFL en de NDA. Volgens Greenpeace wordt het door de omvorming van BNFL tot een SLC voor de NDA moeilijk uit te maken welke van beide ondernemingen een commercieel bedrijf is. Mocht het de NDA zijn, dan zou het halen van winst uit commerciële activiteiten indruisen tegen de doelstellingen van de NDA. Wegens deze moeilijkheid om uit te maken welke van beide ondernemingen nu het commerciële bedrijf is, zou het bovendien ook zeer moeilijk zijn om te bepalen wie staatssteun ontvangt.

(50)

Greenpeace voegt hieraan toe dat door de activiteiten van de NDA wellicht nieuw afval zal ontstaan en dat het niet duidelijk is of de NDA middelen opzij zal zetten voor het afvalbeheer.

(51)

Greenpeace heeft ook vragen bij de toekomst van Westinghouse, een onderneming die in handen is van BNFL maar niet aan de NDA is overgedragen. Greenpeace vraagt zich af of Westinghouse zonder de steun van haar moederonderneming levensvatbaar is. Naar de Commissie heeft begrepen, geeft Greenpeace aan dat bij voortzetting van de activiteiten van Westinghouse als onderdeel van BNFL, de historische en toekomstige banden tussen BNFL en de NDA tot gevolg zouden kunnen hebben dat een kruissubsidiëring tot stand komt vanuit de NDA naar Westinghouse. Voorts vreest Greenpeace dat zulke kruissubsidiëring de belangen kan schaden van de concurrenten van Westinghouse op het gebied van het ontwerpen van nucleaire reactoren. Deze bezorgdheid over kruissubsidiëring zou nog toenemen indien, zoals Greenpeace vermoedt, er plannen zijn om delen van BNFL aan de particuliere sector te verkopen.

(52)

Vervolgens onderzoekt Greenpeace het specifieke geval van de opwerkingsactiviteiten van BNFL. Greenpeace betwist het argument van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk dat staatssteun voor deze activiteiten het handelsverkeer niet ongunstig kan beïnvloeden, omdat kernafval moeilijk kan worden getransporteerd en het derhalve onrendabel zou zijn voor concurrenten om te investeren in nieuwe opwerkingsinstallaties in Groot-Brittannië. Volgens Greenpeace wordt in deze argumentatie geen rekening gehouden met het feit dat nucleair afval niet noodzakelijk dient te worden opgewerkt, maar ook door middel van directe opslag kan worden geborgen. Nieuwe investeringen in installaties voor directe opslag zou een levensvatbaar economisch alternatief kunnen zijn dat door de concurrenten van BNFL kan worden aangeboden.

(53)

Greenpeace merkt ook op dat volgens de gegevens waarover zij beschikt, de prijzen van BNFL in de opwerkingscontracten te laag schijnen te zijn om kostendekkend te zijn. BNFL en dus de NDA zouden met deze activiteiten nog grotere verliezen doen ontstaan, waardoor een beroep op exploitatiesteun zou moeten worden gedaan. Ter ondersteuning van deze opmerking vermeldt Greenpeace een cijfer van 140 000 GBP/ton aan vaste betalingen van BE aan BNFL voor het beheer van verbruikte splijtstof. Greenpeace vergelijkt dit cijfer met ramingen die volgens onafhankelijke studies van de universiteit van Harvard en NIREX tussen 330 000 GBP/ton en 533 000 GPB/ton schommelen voor allesomvattend afvalbeheer.

(54)

Greenpeace heeft twijfel bij de voorspellingen voor de exploitatie van SMP. De exploitatie van SMP zou moeilijk verlopen en MOX-fabricage zou een steeds minder aantrekkelijke optie worden voor plutoniumbeheer.

(55)

Wat de Magnox-installaties betreft, is Greenpeace van oordeel dat de voortzetting van hun exploitatie de mededinging op de stroommarkt, in het bijzonder met betrekking tot de stroom die uit hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt, ongunstig beïnvloedt. Greenpeace merkt ook op dat kernafval uit de Magnox-installaties direct dient te worden geborgen in plaats van opgewerkt.

5.   OPMERKINGEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK TEN AANZIEN VAN DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(56)

Het Verenigd Koninkrijk herinnert in de eerste plaats aan zijn verbintenissen op het vlak van nucleaire ontmanteling en sanering. Volgens het Verenigd Koninkrijk is de oprichting van de NDA een in Europa unieke methode om de historische nucleaire passiva op een systematische wijze aan te pakken. De NDA zou de ontmanteling niet alleen veiliger en efficiënter moeten laten verlopen, maar zou ook de weg moeten vrijmaken voor een echte markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.

(57)

Het Verenigd Koninkrijk is van mening dat de maatregel geen staatssteun tegen gunste van BNFL vormt, aangezien BNFL niet langer eigenaar zal zijn van de activa waarvan de ontmantelingskosten gedeeltelijk door de staat mogen worden gefinancierd. Voorts merkt het Verenigd Koninkrijk op dat tijdens de overgangsperiode waarin BNFL de rol van SLC zal vervullen vooraleer SLC's daadwerkelijk op grond van aanbestedingsprocedures kunnen worden geselecteerd, ook geen staatssteun aan BNFL kan worden verleend, aangezien alle betalingen aan de onderneming in deze periode zullen worden afgestemd op internationale vergelijkingsgrondslagen.

(58)

Het Verenigd Koninkrijk voert evenwel aan dat zelfs indien de Commissie van oordeel zou zijn dat de maatregel staatssteun aan BNFL omvat, deze steun als verenigbaar met het EG-Verdrag dient te worden beschouwd, aangezien met deze maatregel verscheidene doelstellingen van het Euratom-Verdrag worden ondersteund (bevordering van O&O, gezondheid en veiligheid, investeringen, een regelmatige en billijke voorziening, gemeenschappelijke markt en mededingingsvoordelen in de nucleaire sector). Voorts zou de maatregel ook baten voor milieu opleveren die in overeenstemming zijn met de doelstelling van artikel 174 van het EG-Verdrag.

(59)

Het Verenigd Koninkrijk verklaart dat het ermee instemt dat met de maatregel steun aan de NDA wordt verstrekt. Ook in dit geval voert het Verenigd Koninkrijk evenwel aan dat de steun wegens dezelfde redenen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt dient te worden beschouwd. Het Verenigd Koninkrijk verstrekt een lijst van de door de maatregel teweeggebrachte voordelen in het kader van de doelstellingen van het Euratom-Verdrag. Voor al deze voordelen wordt een kwalitatieve beoordeling gegeven en waar mogelijk wordt deze beoordeling aangevuld met een kwantitatieve raming van de baten.

(60)

Het Verenigd Koninkrijk verstrekt een gedetailleerde lijst en beoordeling van de activiteiten die bij BNFL blijven. Voorts wordt toegelicht op welke wijze BNFL zal worden vergoed voor de periode dat de onderneming tijdelijk als SLC optreedt totdat de SLC's via aanbestedingsprocedures kunnen worden geselecteerd. BNFL zal alleen voor in aanmerking komende kosten worden vergoed. Als tegenprestatie dient de NDA een jaarlijkse kostenvermindering ten belope van 2 % tot stand te brengen. Rendement van geïnvesteerd vermogen wordt in beginsel uitgesloten van de in aanmerking komende kosten. Zij zullen ook worden begrensd door het door de NDA vastgestelde maximumbedrag van de jaarlijkse begroting voor de financiering van installaties.

(61)

In de vergoedingen kunnen ook zogeheten „prestatiebonussen” worden opgenomen, die slechts zullen worden toegekend wanneer ambitieuze, aan kosten gerelateerde prestatiecriteria worden bereikt. De waarde van deze bonussen is gebaseerd op een zorgvuldige benchmarking van de gemiddelde winstmarges van internationale engineering- en bouwbedrijven.

(62)

Vervolgens geeft het Verenigd Koninkrijk zijn standpunt over het effect van de maatregel op de mededinging op elk van de markten die betrekking heeft op de installaties die door BNFL naar de NDA worden overgedragen.

(63)

Wat de Magnox-stroomcentrales betreft, is het Verenigd Koninkrijk van mening dat de maatregel geen gevolgen op de stroommarkt zal hebben. De positie van de Magnox-centrales in de SRMC-rangschikking zou altijd onder die van de marginale centrale liggen, zelfs in periodes van minimale vraag. Dit zou betekenen dat elke vermindering in SRMC's als gevolg van de maatregel geen invloed zou hebben op zowel de periode waarbinnen concurrenten hun centrales kunnen exploiteren als de prijs waartegen zij hun productie kunnen verkopen.

(64)

Wat de THORP-centrale van de installaties te Sellafield betreft, wordt door het Verenigd Koninkrijk uiteengezet dat deze centrale verbruikte AGR en LWR splijtstof opwerkt. Een nieuwe toetreding op de markt van het opwerken van AGR splijtstof zou economisch gezien zeer onaantrekkelijk zijn, in het bijzonder wegens de transportkosten van en naar Groot-Brittannië, het enige land waar zulke splijtstof wordt gebruikt. Opslag zou inderdaad een mogelijk alternatief zijn voor de opwerking van AGR-splijtstof. Het Verenigd Koninkrijk wijst er evenwel op dat de krappe termijn en de regelgevende beperkingen voor de bouw van een nieuwe AGR-opslagfaciliteit het zelfs in Groot-Brittannië voor nieuwe toetreders economisch onaantrekkelijk zou maken, in het bijzonder wanneer de beperkte omvang van de markt voor de berging van verbruikte AGR-splijtstof in acht wordt genomen. Dezelfde argumenten gelden ook voor de centrale te Springfields, die alleen AGR en Magnox splijtstof produceert.

(65)

Wat verbruikte LWR-splijtstof betreft, voert het Verenigd Koninkrijk aan dat het grootste deel van dit soort splijtstof dat door THORP moet worden opgewerkt, zich reeds in Groot-Brittannië bevindt en dat de moeilijkheid om het per schip naar het continent te transporteren de economische prikkel voor de concurrenten zou beperken.

(66)

Wat de SMP-centrale van de installaties te Sellafield betreft, voert het Verenigd Koninkrijk aan dat de stopzetting van de exploitatie nadelig zou zijn voor de mededinging. Hierdoor zou namelijk een belangrijke partij in een zeer geconcentreerde markt verdwijnen. Voorts zou de sluiting van SMP tot gevolg hebben dat aanzienlijke hoeveelheden plutonium geregeld uit het Verenigd Koninkrijk moeten worden getransporteerd, hetgeen niet alleen zeer duur voor de afnemers maar ook potentieel gevaarlijk zou zijn.

(67)

Met betrekking tot de opbergingsfaciliteit voor laag radio-actief afval te Drigg stelt het Verenigd Koninkrijk dat de enige wijze waarop mededinging tot stand kan komen de bouw van een andere installatie in Groot-Brittannië zou zijn, aangezien de meeste landen geen toestemming verlenen voor de invoer van buitenlands radioactief kernafval voor opslag of berging. Dit zou een onaantrekkelijke investering zijn, aangezien het verkrijgen van alle nodige vergunningen moeilijk zou verlopen. Voorts zou er ook overcapaciteit ontstaan, waardoor de investering nog minder aanlokkelijk zou worden. Door de uitbesteding door de NDA van de exploitatie van de opbergingsfaciliteit te Drigg zou de mededinging op deze markt efficiënter kunnen worden bevorderd.

6.   ANTWOORDEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK TEN AANZIEN VAN DE OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDE DERDEN

(68)

Het Verenigd Koninkrijk verheugt zich over de steun van EDF voor de maatregel.

(69)

Het Verenigd Koninkrijk verheugt zich over de steun van BE voor de maatregel.

(70)

Het Verenigd Koninkrijk is van mening dat met de passende juridische maatregelen ervoor zal worden gezorgd dat de potentiële exploitatie van sommige installaties van de NDA door concurrenten van BE geen aanleiding geeft tot problemen.

(71)

Het Verenigd Koninkrijk vertrouwt erop dat de Commissie bij de beoordeling van de feiten in deze zaak ten volle zal rekening houden met de bepalingen van haar beschikking met betrekking tot het herstructureringsplan van BE (9).

(72)

Het Verenigd Koninkrijk is van oordeel dat in zijn opmerkingen naar aanleiding van de inleiding van de procedure reeds aanzienlijke informatie werd verstrekt met betrekking tot de kwestie die door Greenpeace aan de orde werden gesteld. Bijgevolg zijn de antwoorden van het Verenigd Koninkrijk op de opmerkingen van Greenpeace beperkt tot een aantal toelichtingen van algemene aard.

(73)

Het Verenigd Koninkrijk voert aan dat de maatregel daadwerkelijk volledig in overeenstemming is met het beginsel „de vervuiler betaalt”. De BNFL-groep zou bijdragen tot meer dan 88 % van de verplichtingen door middel van aan de NDA overgedragen activa (10). De steun van de regering van het Verenigd Koninkrijk zou zich beperken tot hetgeen is vereist in het kader van de erkenning van de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de regering voor de nucleaire veiligheid en beveiliging in het land. BNFL zou geen direct voordeel halen uit de activa en commerciële inkomsten die het aan de NDA zal overdragen. Tijdens de exploitatie van de installaties zal de onderneming alleen baat vinden bij potentiële prestatiebonussen indien zij de door de regering vastgestelde doelstellingen overschrijdt.

(74)

Het Verenigd Koninkrijk heeft een gedetailleerde toelichting bij de nieuwe structuur van de BNFL-groep en haar verhouding ten opzichte van de NDA.

(75)

Voorts verklaart het Verenigd Koninkrijk dat de belangrijkste opdracht van de NDA bestaat in de ontmanteling van installaties. Indien de NDA door de commerciële exploitatie van bepaalde activa deze doelstellingen met minder middelen kan bereiken en tegelijkertijd dezelfde hoge veiligheidsnormen kan in acht nemen, dan is het NDA toegestaan dit te doen. Zulke beslissingen zullen door de NDA en niet door BNFL worden genomen.

(76)

Het Verenigd Koninkrijk merkt op dat het vraagstuk van de prijs die door BNFL aan BE voor het beheer van verbruikte splijtstof werd aangerekend, reeds door de Commissie werd behandeld in haar beschikking met betrekking tot de herstructureringssteun ten gunste van British Energy.

(77)

Ten slotte betwist het Verenigd Koninkrijk het standpunt van Greenpeace dat het beheer van de NDA onduidelijk zou zijn en tot kruissubsidiëring met BNFL zou kunnen leiden. Volgens het Verenigd Koninkrijk is veeleer het omgekeerde het geval. Voor de NDA zou publieke voorlichting van essentieel belang zijn. In de statuten van de NDA zijn verscheidene transparantiemechanismen opgenomen die betrekking hebben op de rekeningen, uitgaven en algemene programmering.

7.   BEOORDELING

(78)

Minstens een deel van de betrokken maatregelen betreft vraagstukken die onder het Euratom-Verdrag vallen en moeten dan ook dienovereenkomstig worden beoordeeld (11). Voorzover deze maatregel evenwel niet noodzakelijk is voor of verder gaat dan de doelstellingen van het Euratom-Verdrag of de mededinging op de interne markt verstoort of dreigt te verstoren, dient zij aan het EG-Verdrag te worden getoetst.

7.1.   Euratom-verdrag

(79)

De oprichting en de financieringswijze van de NDA zullen per definitie een invloed hebben op het beheer en de financiering van nucleaire passiva, inclusief de ontmanteling van talrijke nucleaire installaties en de behandeling van omvangrijke hoeveelheden radio-actief kernafval. De ontmanteling en het kernafvalbeheer vormen een belangrijk onderdeel van zowel de levenscyclus van de nucleaire industrie — waarbij risico's ontstaan die op een verantwoorde wijze dienen te worden aangepakt — als de kosten die de sector voor zijn rekening dient te nemen. De behoefte om de risico's van de aan ioniserende straling verbonden gevaren aan te pakken, vormt een van de belangrijkste prioriteiten van de nucleaire sector. De Commissie merkt op dat nu de nucleaire industrie meer dan 50 jaar in het Verenigd Koninkrijk actief is, de vraagstukken op het gebied van ontmanteling en kernafvalbeheer steeds meer aan belang winnen, aangezien meer faciliteiten het einde van hun levensduur bereiken en belangrijke beslissingen en inspanningen vereist zijn om de gezondheid en veiligheid van de werknemers en de bevolking te kunnen waarborgen.

(80)

Wat dit specifieke punt betreft, komt dit belangrijke vraagstuk van gezondheid en veilig aan de orde in het Euratom-Verdrag, terwijl dit verdrag tegelijk erop is gericht „de voorwaarden te scheppen tot ontwikkeling van een krachtige industrie op het gebied van de kernenergie als bron van ruime energievoorraden (…)”. Overeenkomstig artikel 2, onder b), van het Euratom-Verdrag, moet de Gemeenschap voor de vervulling van haar taak uniforme veiligheidsnormen vaststellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en ervoor waken dat deze worden toegepast. Artikel 2, onder c), van het Euratom-Verdrag bepaalt ook dat de Gemeenschap in voorkomend geval de investeringen in de nucleaire sector dient te vergemakkelijken. Op die grondslag wordt met het Euratom-Verdrag de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie opgericht, waarbij, met het oog op het behalen van die doelstellingen, is voorzien in de noodzakelijke instrumenten en toewijzing van verantwoordelijkheden. In dit verband is, zoals het Hof van Justitie ook heeft bevestigd, de nucleaire veiligheid een bevoegdheid van de Gemeenschap die betrekking heeft op de bescherming van de werknemers en de bevolking tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren, als bepaald in artikel 30 van het Euratom-Verdrag (hoofdstuk 3 — Bescherming van de gezondheid) (12). De Commissie moet erop toezien dat de bepalingen van dit Verdrag worden toegepast en daarom kan zij overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag beschikkingen geven of adviezen uitbrengen die zij noodzakelijk acht.

(81)

De Commissie neemt kennis van de door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk verstrekte gegevens waaruit moet blijken dat de aangemelde maatregel onder meer ertoe zal leiden dat de veiligheid van zowel actieve als verouderde faciliteiten zal worden gewaarborgd, de ontmanteling van verouderde nucleaire installaties op een correcte, tijdige en veilige wijze tot stand zal komen en oplossingen op lange termijn worden uitgewerkt voor de berging van gebruikte splijtstof en radioactief afval.

(82)

Bij het beoordelen van deze gegevens, en met name bij het bepalen of deze maatregel noodzakelijk is of binnen de doelstellingen van het Euratom-Verdrag valt, doet de Commissie opmerken dat de door de regering aan de NDA verstrekte financiële steun tot doel heeft de eerder aangehaalde doelstellingen van het Verdrag te bevorderen. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben besloten de NDA op te richten en te financieren met het oog op de correcte tenuitvoerlegging van de ontmanteling en het beheer van het kernafval waardoor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers en de bevolking afdoende zouden zijn gewaarborgd. De Commissie erkent derhalve dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hun verplichtingen in het kader van het Euratom-Verdrag zijn nagekomen om te zorgen voor een veilige, met voldoende middelen ondersteunde, op een correcte en verantwoordelijke wijze uit te voeren ontmanteling, hetgeen met de doelstellingen van het Euratom-Verdrag in overeenstemming is.

(83)

Door de aangemelde maatregel wordt de verwezenlijking van de doelstellingen van het Euratom-Verdrag versterkt, doordat zij garandeert dat de overheidstegemoetkoming niet voor andere doelstellingen zal worden gebruikt dan voor de ontmanteling van verouderde nucleaire faciliteiten en het veilig beheer van radioactief kernafval in het kader van het nakomen van de nucleaire verplichtingen. Ten slotte zal een systeem van plafonds en drempels garanderen dat voldoende middelen beschikbaar zijn voor het verwezenlijken van die doelstellingen, en toch de omvang van de tegemoetkoming beperken tot hetgeen voor het behalen van deze doelstellingen strikt noodzakelijk is.

(84)

De Commissie concludeert dan ook dat de door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk voorgenomen maatregelen passend zijn om het geheel van doelstellingen die worden nagestreefd en volledig worden gesteund door het Euratom-Verdrag, aan te pakken.

7.2.   Staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag — toepassing van het beginsel „de vervuiler betaalt”

(85)

In artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag wordt staatssteun omschreven als steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(86)

Om te kunnen onderzoeken of de maatregel staatssteun aan BNFL en/of de NDA omvat, heeft de Commissie eerst nagegaan of met de maatregel een voordeel aan deze entiteiten verstrekt.

(87)

In dit verband moet het verstrekken van een voordeel worden beschouwd als de staat die de kosten betaald die normaalgesproken door elk van beide ondernemingen hadden moeten worden gedragen. Derhalve is het noodzakelijk om eerst een maatstaf op te stellen voor normale kosten die door een onderneming moeten worden gedragen om nadien te kunnen onderzoeken of de staat een deel van deze kosten betaalt.

(88)

Overeenkomstig artikel 174 van het EG-verdrag is het beleid van de Gemeenschap op milieugebied in het bijzonder gebaseerd op het beginsel dat de vervuiler betaalt.

(89)

Overeenkomstig artikel 6 van het EG-Verdrag moeten de eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid van de Gemeenschap.

(90)

Het behoort tot de praktijk van de Commissie om de tenuitvoerlegging van het beginsel „de vervuiler betaalt” in het staatssteunbeleid uit te leggen als de vereiste de vervuilingskosten door de vervuilers worden gedragen (13). Dit betekent dat zulke kosten inderdaad dienen te worden beschouwd als kosten die normaalgesproken door de vervuiler dienen te gedragen, hetgeen op zijn beurt betekent dat de betaling door de staat van deze kosten als een door de staat verleend voordeel dient te worden beschouwd.

(91)

In deze zaak zegt de staat toe alle tekorten te dekken bij het vermogen van de NDA om de kosten te dekken die gerelateerd zijn aan de nucleaire verplichtingen van de activa die aan de NDA zullen worden overgedragen. Aangezien deze verplichtingen betrekking hebben op de sanering van met radioactiviteit besmette sites, is de Commissie van oordeel dat deze verplichtingen vervuilingskosten zijn, die zoals hierboven werd toegelicht, normaalgesproken door de vervuilers, dus de exploitanten van de installaties, dienen te worden gedragen. Aangezien de staat een deel van deze kosten zal betalen, moeten deze betalingen worden beschouwd als het verlenen van een voordeel aan de vervuilers.

(92)

In dit opzicht is de Commissie het niet eens met de stelling van het Verenigd Koninkrijk dat de maatregel voldoet aan het beginsel „de vervuiler betaalt”, omdat uit de gegevens van het Verenigd Koninkrijk blijkt dat meer dan 88 % van deze kosten door de exploitanten zal worden betaald. De Commissie is van oordeel dat uit deze ramingen blijkt dat ongeveer 12 % van de vervuilingskosten niet door de vervuilers zal worden gedekt, hetgeen aantoont dat met de maatregel het beginsel „de vervuiler betaalt” niet volledig ten uitvoer wordt gelegd.

(93)

Terwijl het — zoals hierboven werd uiteengezet — vrij eenvoudig is om in deze zaak vast te stellen dat de maatregel in het algemeen tot gevolg heeft dat aan vervuilers een voordeel wordt verleend omdat zij niet de volledige vervuilingskosten betalen, is het moeilijker om voor elke exploitant precies te bepalen in welke mate hij een vervuiler is en bijgevolg de precieze mate te bepalen waarmee elke exploitant wordt vrijgesteld van het dragen van zijn vervuilingskosten.

(94)

Het grootste deel van de vervuilingskosten in deze zaak zijn namelijk kosten die gerelateerd zijn met de ontmanteling van nucleaire centrales die tijdens hun volledige levensduur door verscheidene exploitanten werden geëxploiteerd. Voor de tenuitvoerlegging van het beginsel „de vervuiler betaalt” is het noodzakelijk om te kunnen bepalen wie van de opeenvolgende exploitanten verantwoordelijk is voor welk deel van deze kosten.

(95)

Ontmantelingskosten komen ineens tot stand zodra de exploitatie van de centrales van start gaat. In vergelijking met de kosten die bij de aanvang tot stand komen, zijn de latere verhogingen van deze kosten marginaal.

(96)

Een strikte rechtstreekse toepassing van het beginsel van internalisering van de kosten, hetgeen de vertaling is van het beginsel „de vervuiler betaalt”, zou bijgevolg vereisen dat alle ontmantelingskosten van de centrales worden meegerekend in de prijs van de eerste eenheden van energie die door de centrale worden verkocht.

(97)

Het ligt voor de hand dat een dergelijke uitlegging van het beginsel „de vervuiler betaalt” volledig zou indruisen tegen de economische aspecten van stroomopwekking en zo onuitvoerbaar zou zijn dat het zelfs niet zijn eigen doelstelling zou kunnen bereiken. Bijgevolg wordt algemeen aanvaard dat in het kader van een uitvoerbare toepassing van het beginsel „de vervuiler betaalt” op deze kosten, een methode moet worden gevonden voor het spreiden van de vervuilingskosten (of nauwkeuriger uitgedrukt, de wettelijke verplichting om deze kosten te dragen) over ten minste de verwachte levensduur van de centrale.

(98)

De wijze waarop deze vervuilingskosten worden gespreid is van bijzonder belang voor de toepassing van de staatssteunregels wanneer de staat ingrijpt om de ontmantelingskosten te betalen van de centrales die in handen van verscheidene eigenaars zijn geweest. In een dergelijk geval beïnvloedt de spreiding van de vervuilingskosten tussen de opeenvolgende eigenaars ook de spreiding van het potentiële voordeel dat door de staat aan ieder van hen wordt verleend.

(99)

Er bestaat geen geharmoniseerd voor de hele Gemeenschap geldend systeem voor de toewijzing van ontmantelingskosten aan de opeenvolgende eigenaars van een nucleaire centrale. Lidstaten hebben verschillende systemen voor de tenuitvoerlegging van een wettelijke verplichting met betrekking tot de nucleaire passiva, met als gevolg dat de kosten tussen opeenvolgende eigenaars van centrales op een verschillende manier worden opgesplitst (14).

(100)

Ondanks het ontbreken van een geharmoniseerd systeem is de Commissie van mening dat het nog steeds mogelijk is om twee brede categorieën af te bakenen.

(101)

In de eerste methode worden de ontmantelingsverplichtingen als investeringskosten beschouwd. In deze hypothese ontstaat de verplichting om deze kosten te dragen bij de inwerkingtreding van de centrale. Vanaf dan zijn de kosten onvermijdbaar. In boekhoudkundig opzicht stemmen deze verplichtingen overeen met een schuld tegenover een hypothese ontmantelingsexploitant. Zoals alle schulden mag deze schuld in termijnen worden terugbetaald. Voorts kan de schuld ook door verscheidene partijen worden aangekocht of verkocht. De schuld komt alleszins tot stand bij de aanvang van de exploitatie.

(102)

In de tweede methode worden de ontmantelingsverplichtingen als exploitatiekosten beschouwd. In een dergelijke hypothese komt de wettelijke verplichting om deze kosten te dragen periodiek tot stand, normaalgesproken op jaarbasis als tegenprestatie voor de exploitatie van de centrale. Afbetalingstermijnen in de toekomst zijn bijgevolg te vermijden. In boekhoudkundig opzicht stemmen deze verplichtingen overeen met een jaarlijkse heffing die aan een hypothetische ontmantelingsexploitant dient te worden betaald. De wettelijke verplichting voor dit equivalent van een heffing komt bij de aanvang van de exploitatie niet volledig tot stand, maar kent een continu verloop tijdens de exploitatie van de centrale.

(103)

In de praktijk kunnen beide systemen in vele gevallen leiden tot hetzelfde gedrag, in het bijzonder bij economisch efficiënte stroomcentrales (15). In dit geval zouden exploitanten die vallen onder het eerste systeem, geneigd zijn geld opzij te zetten om te voldoen aan de bij de aanvang van de exploitatie opgelopen verbintenis, op een even regelmatige wijze als wanneer zij aan een jaarlijkse betaling zouden moeten voldoen.

(104)

Beide systemen leiden evenwel tot twee zeer verschillende uitleggingen in het kader van een staatssteunonderzoek in zaken waar een economisch inefficiënte stroomcentrale van de ene eigenaar naar de andere wordt overgedragen waarbij de staat de toezegging heeft gedaan tekorten bij de ontmantelingskosten te dekken.

(105)

In het kader van het eerste systeem kan de eerste eigenaar niet ontkomen aan de financieringsverplichting voor de volledige ontmanteling. Als hij niet een deel van deze verplichting tegen marktvoorwaarden aan de nieuwe eigenaar kan verkopen, blijft hij aansprakelijk voor dit deel en kan de nieuwe eigenaar er niet voor aansprakelijk worden gesteld, ongeacht de grootte van dit deel in vergelijking met de exploitatieduur van de centrale door eerste eigenaar. Dit kan leiden tot een situatie waarin de eerste eigenaar geconfronteerd wordt met een last die onevenredig hoog is in vergelijking met de duur van zijn exploitatie van de centrale. Omgekeerd wordt de nieuwe eigenaar dan geconfronteerd met onevenredig lage last. De economische situatie van de centrale is de factor die bepalend is voor de spreiding van de verplichtingen. In het extreme geval waarbij de stroomcentrale zo inefficiënt is en niets meer dan haar exploitatiekosten dekt, zou de eerste eigenaar aansprakelijk zijn voor alle ontmantelingskosten en de nieuwe eigenaar geen ontmantelingskosten zou moeten dragen. Overheidsingrijpen zou dan als een voordeel moeten worden beschouwd dat alleen aan de eerste eigenaar wordt verleend.

(106)

In het kader van het tweede systeem zou de nieuwe exploitant alleszins de bedragen dienen te betalen die hem in de toekomst volgens het mechanisme van periodieke aansprakelijkheid worden aangerekend. Anderzijds kan de eerste exploitant deze verplichtingen vermijden, aangezien de wettelijke betalingsverplichting slechts bij de daadwerkelijke exploitatie van de centrale tot stand komt. Daarom kan de nieuwe exploitant in het kader van een transactie tegen marktvoorwaarden de toekomstige verplichtingen niet aan de eerste exploitant aanrekenen, tenzij deze laatste hiervoor passend wordt vergoed. In het kader van dit systeem blijven de exploitanten — ongeacht de economische situatie waarin de stroomcentrale zich bevindt — dus altijd aansprakelijk voor hun aandeel in de ontmantelingskosten.

(107)

De methode van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot nucleaire passiva verschilt van beide, in overwegingen 101 en 102 beschreven referentiesystemen voor de tenuitvoerlegging van het beginsel „de vervuiler betaalt”, aangezien in de Britse methode — zoals reeds werd uiteengezet — het beginsel „de vervuiler betaalt” niet volledig wordt ten uitvoer gelegd. Bij de beoordeling van de maatregel is het evenwel noodzakelijk om naar een passende maatstaf te verwijzen. Anders is het onmogelijk om na te gaan in welke mate het beginsel „de vervuiler betaalt” niet werd toegepast.

(108)

In deze fase van haar juridische beoordeling is de Commissie niet in staat om te bepalen of zij op grond van het Gemeenschapsrecht een van beide bovenstaande methodes mag opleggen in het kader van een onderzoek naar de gevolgen van het beginsel „de vervuiler betaalt” bij staatssteunregels. In ieder geval is de Commissie van mening dat het niet nodig is om in het kader van deze zaak betreffende dit vraagstuk een besluit te nemen, aangezien zoals zal worden aangetoond, zij aan de hand van beide methodes met betrekking tot BNFL en de NDA tot dezelfde bevinding is gekomen, namelijk dat de maatregel geen staatssteun omvat voor BNFL en wel staatssteun omvat voor de NDA die als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd.

7.3.   Staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag — geen steunverlening aan BNFL

(109)

De Commissie heeft in het kader van beide, in overwegingen 101 en 102 beschreven referentiesystemen onderzocht of de maatregel een voordeel voor BNFL omvat. Zoals hiervoor werd uiteengezet, wordt in het kader van beide onderzoeken nagegaan of BNFL in overeenstemming met het beginsel „de vervuiler betaalt” uitsluitend met haar eigen middelen — en geenszins met staatssteun — het gedeelte van de aan haar toe te rekenen nucleaire verplichtingen heeft gedekt.

(110)

Bij de uitvoering van beide onderzoeken heeft de Commissie rekening gehouden met de eigendomsgeschiedenis van de desbetreffende activa alsmede met de geschiedenis van de staatssteun ten gunste van deze activa, die hierna is samengevat.

(111)

Oorspronkelijk waren de Magnox stroomcentrales eigendom van en werden zij geëxploiteerd door twee openbare bedrijven die ook eigenaar waren van andere „non Magnox” stroomcentrales in het Verenigd Koninkrijk. De Britse nucleaire sector werd vervolgens in verscheidene fasen geherstructureerd.

(112)

In een eerste fase werden de Magnox centrales van de „non-Magnox” centrales afgesplitst. De Magnox centrales werden in één openbaar bedrijf, Magnox Electric, ondergebracht. Er werd een schuld tot stand gebracht die overeenstemde met de boekwaarde van de overgedragen centrales. De ondernemingen die thans alleen de „non-Magnox” centrales (hierna de „non-Magnox exploitanten” genoemd) in handen hadden, waren deze schuld aan Magnox Electric verschuldigd. Later werd deze schuld gereserveerd voor het dekken van de volledige nucleaire passiva van de Magnox centrales.

(113)

In een tweede fase kocht de regering van het Verenigd Koninkrijk de schuld van Magnox Electric en verving deze door een toezegging het tekort bij de nucleaire verplichtingen te dekken. Deze verbintenis werd gelimiteerd tot dezelfde waarde als de schuld en werd met dezelfde percentages geïndexeerd. Opgemerkt wordt dat in deze fase de positie van Magnox Electric ongewijzigd blijft, aangezien de onderneming als gevolg van de eerste fase aanspraak kon maken op deze middelen. Anderzijds werd de schuldenlast van de non-Magnox exploitanten hierdoor verlicht.

(114)

In een derde fase kocht BNFL Magnox Electric van de regering voor de symbolische prijs van één pond sterling. De bovenvermelde regeringstoezegging werd toen vervangen door een nieuwe toezegging, die werd vastgesteld op grond van de nieuwe raming van de negatieve netto-boekwaarde van de stroomcentrales: 3,7 miljard GBP. De aandacht wordt erop gevestigd dat in tegenstelling tot wat de Commissie dacht bij de inleiding van de procedure deze toezegging volledig los staat van de informele garantieverklaring die door de Commissie in het kader van steunmaatregel nr. 34/90 (16) werd goedgekeurd.

(115)

De maatregel is de vierde en laatste fase van de herstructurering. BNFL draagt de stroomcentrales over aan de NDA, samen met alle gerelateerde financiële activa, inclusief de bovenvermelde toezegging (hierna „de Magnox-toezegging” Genoemd)

(116)

De Calder Hall en Chapelcross Magnox centrales vormen een uitzondering op de hierboven beschreven handelswijze. Zij vallen sinds 1971 onder de verantwoordelijkheid van BNFL. In dat jaar werd BNFL opgericht en werden de centrales aan BNBL overgedragen. Tegelijkertijd verwierf BNFL het eigenaarschap en de verantwoordelijkheid voor de Springfields site.

(117)

De andere activa waarop de overdracht naar de NDA betrekking had en in het bijzonder THORP en SMP, waren vanaf de aanvang van hun exploitatie tot hun overdracht naar de NDA in handen van BNFL.

7.3.1.   Analyse in het kader van het eerste referentiesysteem (ontmantelingskosten beschouwd als investeringskosten)

(118)

Zoals in overweging 105 werd uitgezet kan in het kader van deze analyse bij de verandering van eigenaar van een installatie de verkoper niet verantwoordelijk worden gehouden voor de nucleaire verplichtingen die bovenop de verplichtingen komen die hij van de verkoper zou wensen te verwerven. Dit betekent dat in dit referentiesysteem ingeval activa een negatieve boekwaarde hebben die bestaat uit nucleaire ontmantelingsverplichtingen, deze last bij de verkoper blijft. Indien de verkoper bereid is de verantwoordelijkheid voor deze verplichtingen over te nemen, kan hij aanspraak maken op een vergoeding voor deze verplichtingen onder de vorm van een negatieve prijs.

(119)

In het kader van dit referentiesysteem had BNFL bijgevolg naar aanleiding van de verkrijging van de centrales van Magnox Electric recht op de waarde van de Magnox-toezegging als een negatieve prijs voor hun negatieve boekwaarde. De Magnox-toezegging kan dus niet als een aan BNFL verleend voordeel worden beschouwd en zou terecht in de balans van de onderneming kunnen worden opgenomen als bezit van de onderneming. Het kan dus worden beschouwd als een bijdrage van BNFL met het oog op de dekking van de nucleaire verplichting waarvoor de onderneming de volledige verantwoordelijkheid had opgenomen.

(120)

Dezelfde redenering moet worden gehanteerd voor de overdracht van de activa van BNFL naar de NDA: aangezien de NDA in dit referentiesysteem alle verplichtingen overneemt, moet BNFL tegelijkertijd aan de NDA activa verstrekken met een totale waarde die overeenstemt met die van de overgedragen verplichtingen. Was dit niet geval, zou het verschil steun voor BNFL vormen.

(121)

In de onderstaande tabel, die door het Verenigd Koninkrijk werd verstrekt, is een actualisering opgenomen van de vóór de inleiding van de procedure verstrekte waarden van de passiva en activa die door BNFL aan de NDA waren overgedragen. Zoals hierboven werd uiteengezet, dient de aandacht erop gevestigd te worden dat de volledige waarde van de Magnox-toezegging kan worden beschouwd als een bijdrage door BNFL, aangezien BNFL recht had op deze waarde als een betaling op het ogenblik dat zij de centrales aankocht.

Tabel 3

Ramingen 2005 van activa en passiva die worden overgedragen van BNFL naar de NDA met vermelding bijdrage voor BNFL voor haar nucleaire passiva. Prijzen maart 2005, met een disconteringspercentage van 5,4 % nominaal, bedragen in miljard GBP.

Totaal economische nucleaire passiva

-15,1

Beschikbare cashflow Sellafield (THORP & SMP)

2,6

Toekomstige cashflow Springfields

0,2

Toekomstige cashflow Magnox

0,2

Magnox-toezegging

8,3

Nuclear Liabilities Investment Portfolio

4,0

Andere bijdragen van afnemers die hierboven niet zijn genoemd

0,3

Contanten en liquide activa

0,7

Totaal

1,1

(122)

Bovenstaande tabel is op de rekeningen van BNFL gebaseerd. Deze rekeningen werden door accountants gecontroleerd. Afgezien van de waardestijging van de Magnox-toezegging als gevolg van de indexering is de belangrijkste wijziging in vergelijking met de cijfergegevens die naar aanleiding van de inleiding van de procedure waren medegedeeld, de overdracht van meer financiële activa van BNFL naar NDA.

(123)

De Commissie is zich ervan bewust dat ramingen voor de toekomstige inkomsten van de Sellafield installaties omstreden kunnen zijn. Greenpeace hechtte aan haar verklaring een verslag waarin de relevantie van een investering in deze activa, en in het bijzonder voor SMP, in twijfel werd getrokken.

(124)

De Commissie stelt evenwel vast dat de toekomstige cashflow van THORP grotendeels is gebaseerd op overeenkomsten die reeds zijn getekend en die tijdens de resterende levensduur van de centrale zullen worden uitgevoerd. Het is dus onwaarschijnlijk dat ramingen van de toekomstige cashflow van THORP nog aanzienlijke fouten bevatten. Het is inderdaad mogelijk, zoals door Greenpeace wordt aangevoerd, dat opwerking niet de meest milieuvriendelijke oplossing voor opslag van radioactieve afvalstoffen is. De Commissie is evenwel van oordeel dat alleen de betrokken landen bevoegd zijn om hierover een besluit te nemen en dat deze bevoegdheid irrelevant is voor het communautaire staatssteunbeleid.

(125)

SMP bevindt zich een verschillende situatie, aangezien zij de meeste van haar exploitatiecontracten nog niet heeft afgesloten. De Commissie heeft de door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk medegedeelde waarde vergeleken met de waarde die werd berekend in het kader van beoordelingsprocedure van het economisch belang van BNFL met betrekking tot MOX-centrale te Sellafield (17). De Commissie stelde vast dat de cijfergegevens van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk zich binnen het gemiddelde marges van redelijke scenario's bevinden die voortvloeien uit het onderzoek dat door onafhankelijke consultants voor deze beoordeling werd uitgevoerd (18).

(126)

De Commissie neemt kennis van de opmerking van Greenpeace dat de bovenvermelde beoordeling van het economisch belang van BNFL voor de MOX-centrale te Sellafield werd uitgevoerd nadat de meeste investeringskosten in SMP waren afbetaald. Hierdoor werden de investeringskosten niet in aanmerking genomen bij de beslissing over de economische logica voor of tegen de exploitatie van de centrale. De Commissie heeft begrepen dat in dit kader het positieve resultaat van de beoordeling de verkeerde indruk zou kunnen wekken dat een investering in SMP globaal genomen een rendabele beslissing was, terwijl het resultaat in feite alleen aangaf dat aangezien de investering reeds was gedaan het logischer was om SMP te exploiteren in de hoop globaal genomen minder verlies te maken. De Commissie merkt evenwel op dat dit onderscheid alleen betrekking heeft op de geldigheid van de keuze van het tijdstip waarop de beoordeling werd uitgevoerd, maar niet op de geldigheid van de in de beoordeling opgenomen ramingen voor de toekomstige cashflow.

(127)

In de raming voor toekomstige cashflow voor Magnox centrales wordt rekening gehouden met de laatste stroomprijzen in Groot-Brittannië. Eind 2005 waren de stroomprijzen in Groot-Brittannië bijzonder hoog. Het is niet duidelijk of de prijzen voor een langere periode op dit niveau zullen blijven. Sommige redenen die meestal worden aangehaald als verklaring voor hoge stroomprijzen, in het bijzonder de stijging van de gasprijzen en het effect van de handel in emissierechten, zullen wellicht blijven bestaan en zouden zelfs in het geval van het effect van de handel in emissierechten aan belang kunnen winnen. Voorts zijn de cijfers die voor de raming van deze cashflow werden gebruikt — hoewel zij rekening houden met de stijgende tendens — nog steeds vrij voorzichtig in vergelijking met de huidige prijzen (19). Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat dit een aanvaardbare raming is voor de weinige jaren waarin de exploitatie van de Magnox-centrales zal worden voortgezet.

(128)

De NDA berekent en publiceert haar eigen ramingen voor het totale nucleaire passief. Deze ramingen liggen hoger dan die welke zijn ingeschreven in de BNFL-boekhouding. De NDA maakt geen onderscheid tussen economische en niet-economische passiva aangezien dit onderscheid, dat belangrijk is voor het toezicht op staatssteun, irrelevant is voor de activiteiten van de NDA. Het Verenigd Koninkrijk meent echter dat, als de laatste ramingen van de NDA (20) voor het totale passief worden gesplitst in economische en niet-economische passiva in dezelfde verhouding als wordt gebruikt voor bovenstaande berekening, dit resulteert in een totaal economisch nucleair passief van 18,2 miljard GBP in prijzen van maart 2005 (vergeleken met 15,1 miljard GBP in de BNFL-boekhouding). De totale BNFL-bijdrage resulterend uit dezelfde berekening als in tabel 3 krijgt dan een negatief saldo van 1,9 miljard GBP (in plaats van een positief saldo van 1,1 miljard GBP (21).

(129)

De Commissie erkent dat nucleaire passiva moeilijk te ramen zijn aangezien zij betrekking hebben op activiteiten die pas geruime tijd in de toekomst zullen plaatsgrijpen en waarmee nog weinig ervaring is opgedaan. Dit geldt met name voor ontmantelingsactiviteiten die betrekking hebben op zeer specifieke sites zoals die welke aan de NDA zijn overgedragen. Gezien deze onzekerheid is de Commissie van mening dat een onzekerheidsmarge van 3,1 miljard GBP met betrekking tot een totaalbedrag van 15 tot 18 miljard GBP aanvaardbaar is.

(130)

Het is begrijpelijk dat de BNFL-raming van het passief lager ligt dan die van de NDA. Het is immers duidelijk in het belang van BNFL om een lager passief in te schrijven in haar boekhouding. Anderzijds is het in het belang van de NDA om conservatief te zijn en zo een afdoende financiering voor haar activiteiten te verwerven, met name in een periode van budgettaire beperkingen. Het feit dat op de NDA de verplichting berust jaarlijks 2 % efficiëntieverbetering te bewerkstelligen, maakt het nog interessantere om veeleer conservatieve ramingen in te dienen.

(131)

De regering van het VK merkt op dat soortgelijke, maar meer gevorderde ervaring in de VS aantoont dat de ramingen van de ontmantelingskosten een curve lijken te volgen die na een oorspronkelijke stijging uiteindelijk enigszins afplat ten gevolge van de toegenomen ervaring en de verbetering van de technologie.

(132)

In de afgelopen tien jaar heeft de regering van de Verenigde Staten op de prestaties gebaseerde contracten voor nucleaire sanering afgesloten. Het is precies deze saneringsaanpak die de NDA nu ten uitvoer wil leggen. De ervaring in de VS heeft uitgewezen dat het na een periode van ongeveer 5 jaar mogelijk wordt de tendens van stijgende passiva-ramingen om te buigen en integendeel dankzij een versnelling van de werkzaamheden en een verlaging van de kosten lagere ramingen van het passief te verantwoorden. In het US Treasury Financial Report voor 2003 wordt bijvoorbeeld opgemerkt dat het Ministerie van Energie zijn milieupassief in het fiscale jaar 2003 met 26,3 miljard USD of 12,5 % kon verminderen; het tweede jaar op rij dat een dergelijke vermindering plaatsvond. De vermindering in 2003 was voornamelijk te danken aan een hervorming van het saneringsprogramma om dit meer toe te spitsen op zijn kernopdracht en de sanering te versnellen (22). In een meer recent rapport van het United States Government Accountability Office (GAO) werden de kostenverminderingsdoelstellingen voor nucleaire sanering van het Ministerie van Energie geëvalueerd. In dit GAO-rapport werd aangestipt dat het Ministerie van Energie vanaf maart 2005 op spoor zat of zelfs voorlag op het tijdschema bij veel van de 16 saneringsactiviteiten waarop het toeziet, en achterstand had opgelopen bij drie zeer moeilijke en kostelijke activiteiten. In het GAO-rapport werd voorts vermeld dat het Ministerie van Energie nog steeds aanzienlijke kostenverminderingen verwacht ten opzichte van de oorspronkelijke raming van 50 miljard USD (23).

(133)

In het licht van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat zij redelijkerwijs mag aannemen dat van de twee ramingen die van BNFL waarschijnlijk het dichtst bij de realiteit aansluit.

(134)

De Commissie concludeert derhalve dat de maatregel binnen dit referentiesysteem geen staatssteun inhoudt ten gunste van BNFL.

7.3.2.   Analyse in het kader van het tweede referentiesysteem (verontreinigingskosten beschouwd als exploitatiekosten)

(135)

Om de BNFL-bijdrage overeenkomstig dit referentiesysteem te berekenen bestaat de eerste stap erin het nucleair passief op passende wijze toe te wijzen aan de successieve eigenaars van de activa, op een manier die consistent is met de kosten die een hypothetische ’ontmantelaar’ aan elk van hen zou hebben aangerekend. Het profiel van een dergelijke kostenvergoeding zou naar alle waarschijnlijkheid nauw gekoppeld zijn aan de inkomsten uit de activa.

(136)

Aangezien de output van de Magnox-elektriciteitscentrales zeer stabiel verloopt in de tijd, meent de Commissie dat de meest geschikte wijze om dit voor deze centrales te doen is de passiva recht evenredig met het tijdsverloop te verdelen.

(137)

In het geval van Springfields, wordt in de toewijzing een onderscheid gemaakt tussen passiva ten gevolge van de opwerking van afgewerkte Magnox-splijtstof, passiva ten gevolge van de opwerking van afgewerkte AGR-splijtstof en overige passiva. De Magnox-passiva worden verdeeld op basis van hetzelfde patroon als dat van de Magnox-elektriciteitscentrales aangezien de productie van nucleair afval een direct gevolg is van de elektriciteitsproductie. De AGR-passiva worden toegewezen aan BNFL overeenkomstig de regeling die deze onderneming heeft getroffen met BE, waarbij BE tot 1995 verantwoordelijk blijft voor deze passiva. Diezelfde methode is gebruikt voor de Magnox-passiva van de Sellafield-site (24).

(138)

De overige (niet-Magnox en niet-AGR) passiva in Springfields zijn toegewezen recht evenredig met de tijd. Dezelfde methode van tijdsevenredigheid is ook gebruikt voor de Drigg- en de Capenhurst-sites.

(139)

De situatie is verschillend voor de THORP- en de SMP-fabrieken in Sellafield. Deze fabrieken zijn gebouwd door BNFL. THORP is eerst geëxploiteerd door BNFL, maar zal in de toekomst worden geëxploiteerd door de NDA. SMP zal uitsluitend of bijna uitsluitend door de NDA worden geëxploiteerd. De toewijzing van de passiva op tijdsbasis zou daarom neerkomen op toewijzing van een groot deel van deze passiva aan de NDA.

(140)

Anders dan bij elektriciteitscentrales of splijtstoffabrieken wordt van deze activa echter geen stabiel ondernemingsplan verwacht. Zij worden doorgaans commercieel zo beheerd dat zij het grootste deel van hun inkomsten opwekken helemaal in het begin van hun bedrijf. De eerste contracten die in dat verband worden ondertekend worden „baseload”-contracten genoemd. De exploitanten trachten zo mogelijk alle ontmantelingskosten te recupereren uit het inkomen dat door deze contracten wordt gegenereerd. Dit is typisch het geval voor de THORP- en SMP-fabrieken. De Commissie is van mening dat het redelijk is om in dergelijke gevallen, zelfs in dit tweede referentiesysteem, alle passiva toe te wijzen aan de eerste eigenaar, aangezien een verstandige regelgevende instantie naar alle waarschijnlijkheid de bijdragen om de volledige ontmantelingskosten te dekken zó vastlegt dat alles of bijna alles wordt terugverdiend uit de baseload-contracten van de eerste eigenaar.

(141)

De Commissie verwijst naar de stelling van Greenpeace dat het zeer waarschijnlijk is dat de zakelijke vooruitzichten voor THORP en SMP niet zo goed zijn als oorspronkelijk gedacht. De Commissie meent echter dat dit geen reden is om af te wijken van de hierboven beschreven toewijzingsmethode aangezien, zelfs al is de totale activiteit van beide fabrieken teruggelopen, het algemene profiel wat de opwekking van hun inkomsten betreft (meer bepaald het feit dat de meeste inkomsten in het begin ontstaan) hetzelfde blijft.

(142)

De Commissie heeft bijgevolg het hele nucleaire passief van de THORP- en SMP-fabrieken toegewezen aan BNFL.

(143)

De tweede stap in de berekening bestaat uit de berekening van de waarde van de BNFL-bijdrage met het oog op het dekken van dit passief.

(144)

Bij deze bijdrage moet eerst worden gekeken naar de bijdrage die BNFL nu al heeft geleverd. Een aantal sites, inclusief sommige Magnox-fabrieken, is reeds buiten bedrijf gesteld en er is een begin gemaakt met hun ontmanteling. BNFL heeft reeds 5,1 miljard GBP uitgegeven voor het dekken van deze passiva. Daarbij heeft BNFL niet gecontroleerd of deze passiva wel degelijk aan haar konden worden toegewezen overeenkomstig het hier besproken referentiesysteem. Het geheel van deze bijdrage kan echter worden opgenomen in de berekening aangezien, hetzij de gedekte passiva aan BNFL konden worden toegewezen en dus in de berekening kunnen worden opgenomen, hetzij zij niet aan haar konden worden toegewezen wat inhoudt dat BNFL meer heeft bijgedragen voor het dekken van passiva dan eigenlijk had gemoeten en derhalve recht had gehad op een compensatie.

(145)

Bij de bepaling van de bijdrage moet ook rekening worden gehouden met de financiële activa die BNFL inbrengt in de NDA. Van de waarde van deze aan de NDA overgedragen activa moet de waarde worden afgetrokken die BNFL heeft ontvangen op het tijdstip van aankoop van de Magnox-fabrieken aangezien uitsluitend de toename in waarde van de activa echt een BNFL-bijdrage vormt.

(146)

Tenslotte moet ook de toekomstige cashflow van SMP en THORP, die zal worden ontvangen door de NDA in plaats van door BNFL, worden meegerekend als een BNFL-bijdrage, dit teneinde consistent te zijn met het bovenstaande besluit om het hele nucleaire passief van deze fabrieken toe te wijzen aan BNFL.

(147)

In de onderstaande tabel worden de resultaten van de berekening overeenkomstig dit referentiesysteem samengevat:

Tabel 4

Raming van de BNFL-bijdrage voor het dekken van de aan haar toegewezen passiva — 2005-prijzen, met een disconteringspercentage van 5,4 % nominaal, bedragen in miljard GBP

Niet-Thorp- en niet-SMP-passiva toegewezen aan BNFL

a

 

-8,0

Thorp- en SMP-passiva toegewezen aan BNFL

b

 

-1,4

Totale door BNFL te dekken passiva

c

a+b

-9,4

Aan de NDA te verstrekken middelen

 

 

 

Magnox Undertaking

d

 

8,3

NLIP

e

 

4,0

Toekomstige cashflows van THORP en SMP

f

 

2,6

Overige activa

g

 

0,7

Totale waarde van deze middelen

h

d+e+f+g

15,6

Aan BNFL verstrekte middelen bij de Magnox-transactie

 

 

 

Magnox Undertaking

i

 

-5,3

Overige middelen

j

 

-4,0

Totaal aan BNFL verstrekte middelen

k

I+j

-9,4

Nettoresultaat

l

h-k

6,2

Passiva gedekt door BNFL

m

 

5,1

Middelen ter beschikking voor passiva

n

l+m

11,4

Saldo van de BNFL-administratie

o

n-c

2,0

(148)

Bovenstaande tabel is verstrekt door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk. Hij is gebaseerd op cijfers van de BNFL-boekhouding, zoals tabel 3.

(149)

De overwegingen als gegeven in tot en met zijn ook in dit geval van toepassing.

(150)

De Commissie concludeert derhalve dat de maatregel binnen dit referentiesysteem geen staatssteun inhoudt ten gunste van BNFL.

7.4.   Steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag — Aanwezigheid van steun ten gunste van de NDA

(151)

De twee hierboven beschreven berekeningen kunnen ook worden gebruikt om te bepalen of en in welke mate de maatregel de NDA begunstigt.

(152)

De Commissie is echter van mening dat een dergelijke berekening in dit geval niet vereist is. De maatregel behelst immers een onbeperkte garantie dat de staat alle uitgaven van de NDA zal dekken als die uitgaven niet kunnen worden gedekt door de inkomsten die de NDA haalt uit commerciële activiteiten of door de financiële activa die aan haar worden overgedragen. Deze garantie is bovendien noch in omvang, noch in de tijd beperkt. Er worden geen kosten die verband houden met commerciële activiteiten uitgesloten, met name wanneer dergelijke activiteiten nieuwe incrementele passiva doen ontstaan.

(153)

De Commissie is van mening dat een dergelijke onbeperkte garantie op zich een voordeel is dat de staat aan de NDA verleent.

(154)

Aangezien deze garantie wordt gefinancierd uit overheidsmiddelen en specifiek is bedoeld ten gunste van de NDA en aangezien de NDA in de toekomst bepaalde commerciële activiteiten zal blijven ondernemen in markten waarin handel bestaat tussen de lidstaten, concludeert de Commissie dat de maatregel een steunmaatregel van de staat ten gunste van de NDA is in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(155)

De Commissie merkt op dat het Verenigd Koninkrijk het feit dat de maatregel een staatssteun aan de NDA inhoudt, niet heeft ontkend.

7.5.   Beoordeling van de verenigbaarheid van de steun aan de NDA met het EG-Verdrag

(156)

Artikel 87, lid 1, bevat het algemene beginsel dat staatssteun binnen de Gemeenschap verboden is.

(157)

Lid 2 en lid 3 van artikel 87 van het EG-Verdrag voorzien in uitzonderingen op het algemene beginsel van onverenigbaarheid als vervat in artikel 87, lid 1.

(158)

De in artikel 87, lid 2, vervatte uitzonderingen zijn niet toepasselijk op dit geval omdat de maatregel niet van sociale aard is en niet gericht is op individuele gebruikers, geen door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen veroorzaakte schade vergoedt en niet gericht is op de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling.

(159)

Artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag bevat andere uitzonderingen. De onder de punten a), b), en d) van artikel 87, lid 3, genoemde uitzonderingen zijn niet toepasselijk op dit geval omdat de steunmaatregel geen economische ontwikkeling bevordert van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, niet de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang bevordert of gericht is op het opheffen van een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat, en niet de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed bevordert.

(160)

Alleen de in artikel 87, lid 3, onder c), genoemde uitzondering is dus van toepassing. Overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), is een steunmaatregel aanvaardbaar wanneer hij de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid bevordert, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(161)

De Commissie interpreteert artikel 87, lid 3, onder c), doorgaans als inhoudend dat een maatregel verenigbaar kan zijn met het Verdrag wanneer de positieve bijdrage ervan voor het bereiken van bepaalde doelstellingen van de Gemeenschap zwaarder weegt dan de negatieve impact op de mededinging in de interne markt.

(162)

Onder punt  is nader ingegaan op de verenigbaarheid van de maatregel met de doelstellingen van het Euratom-Verdrag. De Commissie verwelkomt de oprichting van de NDA en beschouwt dit als een uitstekende maatregel om op een efficiënte wijze de last te dragen van het nucleair passief uit een ver verleden toen het milieubeleid nog geenszins aan de huidige normen voldeed. De Commissie is van mening dat de NDA op een beslissende zal bijdragen tot een optimale tenuitvoerlegging van de eindfase van de nucleaire kringloop. Op die manier zal de oprichting van de NDA duidelijk bijdragen tot de uitvoering van het kernenergiebeleid van de Gemeenschap als vastgelegd in het Euratom-Verdrag. De positieve bijdrage van de maatregel is daarom heel groot en, in de ogen van de Commissie, heel duidelijk.

(163)

Indien aan de NDA de verplichting was opgelegd om de commerciële exploitatie van de activa waarvoor zij verantwoordelijk wordt stop te zetten, had de maatregel waarschijnlijk geen aanmerkelijke negatieve impact op de mededinging gehad. Het Verenigd Koninkrijk heeft die keuze echter niet gemaakt en heeft de NDA toegestaan haar activa onder bepaalde voorwaarden verder commercieel te exploiteren. De Commissie kan alleen opmerken dat het Verenigd Koninkrijk het daardoor mogelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden van de NDA een impact hebben op de interne markt. Om de maatregel dus te kunnen beoordelen, moet de omvang van deze impact worden afgewogen.

(164)

De Commissie is van mening dat het voortzetten van de commerciële exploitatie van de activa van de NDA, met de onderliggende staatssteun, een zeer vergelijkbare impact op de mededinging heeft dan die welke zou worden veroorzaakt door de voortzetting van de activiteit van een onderneming die herstructureringssteun krijgt. Het parallellisme met de herstructurering van BE (25) is in dat verband opvallend. Gezien deze vergelijkbaarheid is de Commissie van mening dat de beste wijze om de impact van de maatregel op de mededinging te beoordelen en de grenzen waarbinnen de steunmaatregel verenigbaar blijft met de gemeenschappelijke markt vast te leggen, is de basisredenering te gebruiken van de Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (26) en met name de passende evenredige compenserende maatregelen te vinden om de effecten van de staatssteun waar nodig te milderen.

(165)

Alvorens de gedetailleerde analyse van de mededingingssituatie voor elk van de activa aan te vangen, heeft de Commissie twee algemene opmerkingen betreffende de impact van de maatregel op de mededinging.

(166)

De eerste opmerking is dat de statuten van de NDA zelf de impact van de maatregel op de mededinging milderen, zelfs in het geval van activa die verder worden geëxploiteerd. Een onderneming met commerciële doeleinden zou steun naar alle waarschijnlijk gebruiken om haar kosten te drukken en tegen een lage prijs te verkopen. De NDA daarentegen zal haar activa uitsluitend exploiteren als daardoor waarde wordt gecreëerd voor het vervullen van haar hoofdopdracht, de ontmanteling van de nucleaire faciliteiten. De NDA voelt daarom dan ook geen prikkels om de steun te gebruiken voor dienstverlening onder de marktprijs en zij heeft er zeker geen belang bij om die steun te gebruiken om haar kosten te verminderen. Voorts zal de NDA, hoewel zij de bestaande activa verder zal exploiteren, niet investeren in nieuwe activa. Het zal daarom niet in haar belang zijn om een commercieel beleid te ontwikkelen dat grotere invloed en een groter marktaandeel nastreeft.

(167)

De NDA zal noch investeren in nieuwe activa, noch nieuwe activiteiten opzetten. De cashflow die zij zal genereren door de exploitatie van bepaalde activa voort te zetten, zal uitsluitend worden gebruikt om meer middelen ter beschikking te krijgen voor het dekken van het nucleair passief. Het werkingskader van NDA reserveert op strikte wijze alle inkomsten om te voorkomen dat zij voor andere doeleinden worden gebruikt.

(168)

Alle exploitanten van nucleaire faciliteiten moeten krachtens het beginsel dat de vervuiler betaalt in principe hun eigen aandeel in het nucleaire passief dekken. Voor dat doel heeft het VK besloten om van de NDA en de Site Licensee Companies voor de kerncentrales te eisen dat zij al het mogelijke doen om via hun tarieven het deel van het passief dat wordt toegewezen aan de NDA te dekken. Wanneer dat doel niet kan worden bereikt, zal het VK rapporteren aan de Commissie en de redenen opgeven waarom dit niet is gelukt.

(169)

De tweede opmerking is dat het mededingingssysteem dat het Verenigd Koninkrijk zal opzetten om SLC's te selecteren, zelf een zeer gunstig effect zal hebben op de mededinging in de interne markt. Het zal de grondslagen leggen voor een reële markt voor de exploitatie van sommige nucleaire faciliteiten in het Verenigd Koninkrijk en voor, nog belangrijker, hun ontmanteling. De Commissie is van oordeel dat de ontwikkeling van deze markt een mooie kans is voor de economie van de Gemeenschap als geheel. Het zal de verspreiding van knowhow onder de hele communautaire industrie bevorderen. De maatregel zal daarom belangrijke positieve neveneffecten hebben, die nuttig zullen zijn met name gezien de talrijke nucleaire faciliteiten die de komende decennia in de Unie moeten worden ontmanteld.

(170)

De Commissie heeft ook de mededingingssituatie geanalyseerd van elk van de types faciliteiten die de NDA verder commercieel zal exploiteren.

7.5.1.   Magnox-elektriciteitscentrales

(171)

De Magnox-elektriciteitscentrales zijn actief op de zeer concurrerende Britse elektriciteitsmarkt.

(172)

De Commissie memoreert aan het micro-economische argument van het Verenigd Koninkrijk dat de maatregel, al verkleint hij de SRMC's van de centrales, geen effect zal hebben op de termijn waarop de betrokken marktdeelnemers hun centrales exploiteren en op de tarieven die zij voor hun elektriciteit hanteren.

(173)

De Commissie heeft in dat verband haar twijfels. Een dergelijk argument kan geldig zijn in een eengemaakte perfecte markt, op kortetermijnbasis, met perfecte informatie, bij voorkeur met behulp van pooling. In Groot-Brittannië is de elektriciteitsmarkt echter momenteel helemaal niet zo georganiseerd. De huidige markt is vooral gebaseerd op bilaterale contracten, met verschillende futures-markten. Voorts is de markt fundamenteel verdeeld tussen wholesale- en directe leveranties aan ondernemingen, waarbij het tweede segment klaarblijkelijk economisch waardevoller is. Zonder effect op de feitelijke hoeveelheid elektriciteit die wordt verkocht door een van de concurrenten van de NDA, kan de maatregel een dergelijke concurrent wellicht ertoe dwingen een minder lucratief marktsegment op te zoeken, wat dus zijn resultaten kan beïnvloeden.

(174)

De Commissie is derhalve van mening dat de maatregel op deze markt de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen, wat moet worden gemilderd.

(175)

De ideale manier om de negatieve impact van de steunmaatregel op de markt te milderen, zou de stopzetting van de exploitatie van de kerncentrales zijn.

(176)

De Commissie begrijpt echter dat een onmiddellijke sluiting van deze elektriciteitscentrales een negatieve impact kan hebben op de efficiëntie en veiligheid van de ontmantelingswerkzaamheden. Aangezien de Sellafield-site immers niet in staat is om op zo korte tijd voor verscheidene centrales te starten met de opwerking van het afval, zou moeten worden gezorgd voor tijdelijke opslagplaatsen. Dit zou de ontmantelingswerken bemoeilijken en zou de kosten en veiligheidsproblemen vergroten. Het kan ook problemen voor de continuïteit van de energievoorziening op de al gespannen markt van Groot-Brittannië creëren. De Commissie is van mening dat de onmiddellijke sluiting van de centrales eisen daarom geen evenredige maatregel is met het oog op de mildering van de concurrentievervalsing.

(177)

De Commissie merkt op dat, hoewel de centrales niet onmiddellijk dichtgaan, het Verenigd Koninkrijk een programma heeft om ze allemaal op relatief korte termijn te sluiten, naar planning de laatste in 2010. Dit houdt in dat enig effect van de maatregel op de concurrenten zal verminderen en snel zal uitdoven. Meer bepaald is de periode tussen het tijdstip van deze beschikking en de laatste sluiting van een kerncentrale van dezelfde grootteorde als de tijd die voor een nieuwe betreder van de markt nodig is om een nieuw project voor een elektriciteitscentrale tot een goed einde te brengen. De NDA zal bovendien geen nieuwe activiteiten voor de opwekking van elektriciteit ontwikkelen en geen andere nieuwe faciliteiten bouwen.

(178)

Om de impact van de maatregel op de markt ondertussen te milderen, heeft de Commissie de mogelijkheid onderzocht om van de NDA maatregelen te eisen die een soortgelijke effect zouden hebben dan die welke geëist werden van BE in het kader van de staatssteun voor de herstructurering daarvan (27). Er waren toen drie compenserende maatregelen.

(179)

De eerste compenserende maatregel hield de eis in dat BE een scheiding zou doorvoeren van haar nucleaire elektriciteitsproductie, haar niet-nucleaire elektriciteitsproductie en haar handelsactiviteiten. In het huidige geval heeft de NDA geen betekenisvolle niet-nucleaire elektriciteitsproductie. De Commissie is derhalve van mening dat een dergelijke compenserende maatregel in dit geval nutteloos zou zijn

(180)

De tweede compenserende maatregel bestond erin dat BE het verbod kreeg om gedurende zes jaar haar capaciteit te verhogen. In dit geval zal de NDA niet alleen haar elektriciteitsproductiecapaciteit niet verhogen, maar zal zij die in een periode van vier jaar geleidelijk afbouwen. Het effect van een dergelijke maatregel is dus nu al bereikt door de normale functionering van de NDA.

(181)

De derde compenserende maatregel bestond in een verbod voor BE om op het direct sale to business-segment elektriciteit te verkopen onder wholesale-marktprijs.

(182)

De Commissie is van mening dat een soortgelijke maatregel vereist is in het geval van de NDA. Het Verenigd Koninkrijk heeft zich ertoe verbonden die maatregel ten uitvoer te leggen.

(183)

In de praktijk zal hetzelfde type afwijkingen in het geval van uitzonderlijke marktomstandigheden als bij BE worden toegestaan. De Commissie is van mening dat dergelijke afwijkingen noodzakelijk kunnen zijn om het doel zelf van de maatregel niet in het gedrang te brengen. De ervaring van het Commissietoezicht op de afwijkingen die voor BE waren toegestaan, heeft aangetoond dat dit niet tot misbruiken heeft geleid.

(184)

In het huidige geval zal het bestaan van uitzonderlijke marktomstandigheden, net als in het geval van BE, worden bepaald aan de hand van concrete en operationele tests.

(185)

De tests zullen evenwel wat minder omslachtig zijn dan in het geval van BE. De Commissie denkt dat dit gerechtvaardigd en evenredig is omdat het aandeel van de NDA in de markt veel kleiner is dan dat van BE en omdat de impact van de maatregel derhalve beperkter is.

(186)

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben zich ertoe verbonden de maatregel ten uitvoer te leggen met de regels die zijn omschreven in de overwegingen (187) tot (190) en met .

(187)

Als de NDA onder normale marktomstandigheden nieuwe contracten wenst te sluiten voor de verkoop aan eindgebruikers zal de Secretary of State een onafhankelijke deskundige aanwijzen om op jaarbasis in een rapport aan te tonen dat bij dergelijke contracten tarieven zijn gehanteerd waarbij de energiecomponent vastgesteld is op of boven de gangbare wholesale-marktprijs.

(188)

Onder uitzonderlijke marktomstandigheden mag de NDA nieuwe contracten verkopen waarin de energiecomponent onder de gangbare wholesale-marktprijs is gesteld, maar dit uitsluitend nadat de auditors van de NDA, of van de ondernemingen die namens haar optreden, het erover eens zijn geworden dat voldaan is aan één van de twee onderstaande tests om te bepalen of er wel degelijk sprake is van uitzonderlijke marktomstandigheden:

test A: de NDA, of een onderneming die namens haar optreedt, biedt aan om te verkopen […] (28) gedurende een periode van […] een minimum van […] voor een winterseizoencontract en […] voor een zomerseizoencontract tegen de gangbare wholesale-marktprijs in de wholesale-markt en bedoeld aanbod is aan het einde van die periode niet aanvaard;

test B: de gerapporteerde verkoop, één seizoen vooruit, van baseload-elektriciteit op de wholesale-elektriciteitsmarkt van het Verenigd Koninkrijk ligt in het totaal lager dan […] (bruto), gemiddeld over de voorafgaande […] weken.

(189)

Als aan één van die tests is voldaan, gaat een periode van uitzonderlijke marktomstandigheden in. Vanaf dan mag de NDA nieuwe contracten verkopen voor tot […] aan eindgebruikers voor contracten tegen prijzen onder de gangbare wholesale-marktprijs op voorwaarde dat een dergelijk prijsbeleid een commerciële noodzakelijkheid is in een dergelijke periode van uitzonderlijke marktomstandigheden.

(190)

Een periode van uitzonderlijke marktomstandigheden kan niet langer duren dan […]. Een volgende periode van uitzonderlijke marktomstandigheden kan pas ingaan als, hetzij test A, hetzij test B vervuld is.

(191)

De Commissie is van mening dat dit mechanisme een geschikte manier is om de compenserende maatregel ten uitvoer te leggen. Het is gebaseerd op voldoende transparante en praktische criteria om een efficiënte en degelijke besluitvorming te waarborgen. Het zal het mogelijk maken om in afwachting van de sluiting van de Magnox-centrales de verstoring van de marktconcurrentie aanzienlijk te milderen.

(192)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van mening dat de marktvervalsing ten gevolge van de maatregel, als gemilderd door het feit dat de relevante centrales snel zullen worden gesloten en door de ten uitvoer te leggen compenserende maatregel, wordt goedgemaakt door de positieve bijdrage van de maatregel aan het bereiken van de Euratom-doelstellingen.

7.5.2.   THORP

(193)

De Commissie is van mening dat de impact van de maatregel wat de voortzetting door de NDA van de THORP-activiteiten betreft, zeer beperkt is.

(194)

Eerst en vooral heeft een groot deel van de THORP-opwerkingsactiviteit betrekking op AGR-splijtstof. Op dat gebied heeft THORP momenteel geen concurrenten. Aangezien BE nu de enige bron is van AGR-splijtstof in Europa is het voor de Commissie duidelijk dat geen enkele marktdeelnemer een investering in een nieuwe AGR-opwerkingsfabriek zelfs maar zou overwegen.

(195)

Greenpeace stelt dat directe opslag een alternatief kan zijn voor de opwerking van AGR-splijtstof en voor een investeerder een aantrekkelijker oplossing kan vormen.

(196)

De Commissie is echter van mening dat, zelfs als directe opslag wellicht goedkoper is, dit een zeer onaantrekkelijke optie blijft. Zoals het Verenigd Koninkrijk terecht opmerkt, heeft BE -de enige bron van afgewerkte AGR-splijtstof- reeds langlopende overeenkomsten gesloten voor het beheer van die splijtstof. De Commissie merkt op dat, in tegenstelling tot wat Greenpeace stelt, BNFL absoluut niet verplicht is om de afgewerkte AGR-splijtstof op te werken. BNFL heeft uitsluitend de opdracht dit afval te beheren. Voor zover de Commissie weet, heeft BNFL geen plannen om deze splijtstof op te werken.

(197)

Bovenbedoelde overeenkomsten zijn het resultaat van een herziening van de oorspronkelijke regeling tijdens de herstructurering van de onderneming. De gehanteerde tarieven zijn dan ook zeer gunstig voor BE aangezien, in die context, BNFL bereid was, zoals elke particuliere investeerder in een markteconomie, om zo laag te gaan als haar marginale kosten en een deel tot het geheel van haar vaste kosten te laten vallen. (Er moet echter worden opgemerkt dat het door Greenpeace genoemde en in overweging (52) vermelde vaste tarief van 140 000 GBP/ton incorrect is, aangezien de prijzen in deze overeenkomsten afhangen van de elektriciteitstarieven als vermeld in tabel 7 van voornoemde beschikking van de Commissie betreffende de herstructurering van BE)

(198)

De Commissie beschouwt het als onmogelijk dat een concurrent, die hetzij een nieuwe opslagfaciliteit met aanzienlijke vaste kosten moet bouwen, hetzij hoge kosten voor het vervoer van gevaarlijk materiaal moet aanrekenen, in dergelijke omstandigheden BE een concurrerend aanbod kan doen.

(199)

De relevante concurrentieoverwegingen kunnen dus worden beperkt tot de opwerking van afgewerkte LWR-splijtstof door THORP.

(200)

Wat deze activiteit betreft, is de Commissie van mening dat directe opslag geen echte concurrent is voor opwerking. Gezien de huidige en te verwachten economische omstandigheden op de uraanmarkt is de opwerking van verbruikte splijtstof een aanzienlijk duurdere optie dan directe opslag (29). De keuze voor opwerking boven directe opslag is dan ook doorgaans een beleidskeuze van de regeringen van de landen waarin kerncentrales draaien. Een dergelijke beleidskeuze, die vaak ten uitvoer wordt gelegd bij wet- of regelgeving, laat weinig of geen ruimte voor een reële keuze tussen twee opties op basis van concurrentieoverwegingen.

(201)

Voor de opwerking van andere dan AGR-splijtstof heeft THORP derhalve maar één concurrent in de Unie, de Franse onderneming Areva.

(202)

In deze context is de Commissie van oordeel dat een vroegtijdige sluiting van THORP, teneinde mededingingsproblemen ten gevolge van de maatregel te milderen, meer mededingingsproblemen zou doen ontstaan dan oplossen. Een dergelijke sluiting zou immers Areva een monopoliesituatie geven die, gezien de technologische en financiële moeilijkheden om deze markt te betreden, zeker heel lang zou duren.

(203)

Gezien het bovenstaande meent de Commissie dat een betere manier om de impact van de maatregel op de vrije mededinging te milderen is, erover te waken dat in de periode waarin de NDA actief is, geen overheidsmiddelen worden gebruikt om het voor THORP gemakkelijker te maken met Areva te concurreren.

(204)

Onder punt  is aangetoond dat BNFL voldoende geld opzij heeft gezet om te betalen voor de vaste ontmantelingskosten van THORP. De Commissie oordeelt dan ook dat, teneinde te verhinderen dat de NDA in staat is een anti-concurrerend prijsbeleid te voeren, het volstaat om te eisen dat de NDA in elk nieuw contract met THORP alle kosten incalculeert, inclusief alle incrementele kosten van het nucleaire passief.

(205)

Het Verenigd Koninkrijk heeft zich ertoe verbonden dit allesomvattende prijsmechanisme te hanteren. Dit mechanisme zal gelden voor alle nieuwe contracten die de NDA sluit na de inwerkingtreding van deze beschikking. Deze beperking zal niet worden toegepast op contracten aangegaan vóór de datum van deze beschikking of op contracten waarbij vóór die datum formele offertes, goedgekeurd door de Nuclear Decommissioning Authority en het Ministerie van Handel en Industrie van het Verenigd Koninkrijk, zijn toegezonden aan gebruikers en in onderhandeling zijn, noch op contracten die zijn ingegaan na die datum, maar na de ondertekening van een intentieverklaring vóór die datum.

(206)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van mening dat de marktvervalsing ten gevolge van de maatregel, als gemilderd door de ten uitvoer te leggen compenserende maatregel, wordt goedgemaakt door de positieve bijdrage van de maatregel aan het bereiken van de Euratom-doelstellingen.

7.5.3.   SMP

(207)

Ook de mededingingsvoorwaarden van SMP zijn zeer specifiek. SMP fabriceert MOX-splijtstof. MOX kan slechts worden gebruikt in een beperkt aantal kerncentrales die daartoe speciaal zijn ontworpen of aangepast. SMP heeft momenteel slechts twee commerciële concurrenten: Areva en Belgonucléaire. Deze twee concurrenten hebben nauwe banden. De Commissie heeft meer bepaald begrepen dat, hoewel Belgonucléaire de technologische capaciteit heeft om MOX te produceren, het afhankelijk is van Areva om het eindproduct voor gebruik in een kernreactor te assembleren. Bovendien verkoopt Belgonucléaire zijn producten via Commox, een gezamenlijke dochteronderneming van Areva (60 %) en Belgonucléaire (40 %).

(208)

Als SMP verdwijnt, wordt de concurrentie op de markt beperkt tot maximaal twee ondernemingen, met grote gemeenschappelijke belangen, en eventueel zelfs tot slechts één onderneming. Het is niet onmogelijk dat Japanse of Russische ondernemingen, die momenteel niet-commerciële MOX-fabrieken bezitten, in de komende jaren de commerciële markt betreden. Dit is echter geenszins zeker en de overlap tussen de operationele levensduur van SMP en deze eventuele nieuwe commerciële marktspelers van buiten de EU is maximaal enkele jaren.

(209)

In deze context is de Commissie van oordeel dat een vroegtijdige sluiting van SMP, teneinde mededingingsproblemen ten gevolge van de maatregel te milderen, meer mededingingsproblemen zou doen ontstaan dan oplossen.

(210)

Gezien het bovenstaande meent de Commissie dat een betere manier om de impact van de maatregel op de vrije mededinging te milderen is, erover te waken dat in de periode waarin de NDA actief is, geen overheidsmiddelen worden gebruikt om het voor SMP gemakkelijker te maken met Areva en/of Belgonucléaire te concurreren.

(211)

Onder punt 7.3 is aangetoond dat BNFL voldoende geld opzij heeft gezet om te betalen voor de vaste ontmantelingskosten van SMP. De Commissie oordeelt dan ook dat, teneinde te verhinderen dat de NDA in staat is een anti-concurrerend prijsbeleid te voeren, het volstaat om te eisen dat de NDA in elk nieuw contract met SMP alle kosten incalculeert, inclusief alle incrementele kosten van het nucleaire passief.

(212)

Het Verenigd Koninkrijk heeft zich ertoe verbonden dit allesomvattende prijsmechanisme te hanteren. Dit mechanisme zal gelden voor alle nieuwe contracten die de NDA sluit na de inwerkingtreding van deze beschikking. Deze beperking zal niet worden toegepast op contracten aangegaan vóór de datum van deze beschikking of op contracten waarbij vóór die datum formele offertes, goedgekeurd door de Nuclear Decommissioning Authority en het Ministerie van Handel en Industrie van het Verenigd Koninkrijk, zijn toegezonden aan gebruikers en in onderhandeling zijn, noch op contracten die zijn ingegaan na die datum, maar na de ondertekening van een intentieverklaring vóór die datum.

(213)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van mening dat de marktvervalsing ten gevolge van de maatregel, als gemilderd door de ten uitvoer te leggen compenserende maatregel, wordt goedgemaakt door de positieve bijdrage van de maatregel aan het bereiken van de Euratom-doelstellingen.

7.5.4.   Springfields

(214)

Tegen eind 2006 zullen de activiteiten van Springfields beperkt zijn tot de productie van Magnox- en AGR-splijtstof.

(215)

Dergelijke splijtstoftypes worden alleen in het Verenigd Koninkrijk gebruikt. Magnox-splijtstof wordt uitsluitend gebruikt in Magnox-kerncentrales, waarvan de laatste in 2010 wordt gesloten. AGR-splijtstof wordt uitsluitend gebruikt door BE en deze onderneming heeft haar langetermijnovereenkomsten met BNFL voor de levering van AGR-splijtstof vernieuwd in het kader van haar herstructurering.

(216)

Dezelfde argumenten gelden als zijn uiteengezet in de overwegingen tot en met . Geen enkele concurrent zal het economisch aantrekkelijk vinden om te investeren in een installatie om te concurreren met de Springfield-fabrieken. De Commissie is derhalve van mening dat de impact van de maatregel op de mededinging, wat de Springfield-site betreft, verwaarloosbaar is en verlangt bijgevolg geen compenserende maatregel.

(217)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van mening dat de marktvervalsing ten gevolge van de maatregel wordt goedgemaakt door de positieve bijdrage van de maatregel aan het bereiken van de Euratom-doelstellingen.

7.5.5.   Drigg

(218)

De Drigg-installatie is een opbergingsfaciliteit voor laagactief nucleaire afval. Het is de enige in Groot-Brittannië.

(219)

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben de Commissie gemeld dat deze opbergingsfaciliteit voldoende plaats biedt om tot 2050 al dergelijk afval dat in het Verenigd Koninkrijk wordt geproduceerd op te bergen. De NDA zal de bron zijn van ongeveer 90 % van dit afval.

(220)

Langeafstandsvervoer van nucleaire afval is niet aanbevolen en sommige landen verbieden zelfs de invoer van dergelijk afval.

(221)

De Commissie is van mening dat in die omstandigheden de ruimte voor nieuwe marktspelers om te concurreren met de Drigg-installatie zeer beperkt is, wat de bouw van een concurrerende faciliteit voor de opberging van laagactief afval naar alle waarschijnlijkheid niet economisch zinvol maakt.

(222)

De Commissie is derhalve van mening dat de impact van de maatregel op de mededinging, wat de Drigg-site betreft, verwaarloosbaar is en verlangt bijgevolg geen compenserende maatregelen.

(223)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van mening dat de marktvervalsing ten gevolge van de maatregel wordt goedgemaakt door de positieve bijdrage van de maatregel aan het bereiken van de Euratom-doelstellingen.

7.6.   BNFL als voorlopige SLC

(224)

Bij de inleiding van de procedure heeft de Commissie er haar bezorgdheid over uitgesproken dat BNFL steun zou kunnen krijgen van de NDA in de periode dat zij de voorlopige SLC van de NDA-site is alvorens een op concurrentie gebaseerd proces voor de aanwijzing van SLC's kan worden opgestart.

(225)

De Commissie merkt op dat het Verenigd Koninkrijk een volledige en gedetailleerde toelichting heeft gegeven over de wijze waarop de SLC's –met inbegrip van BNFL- zullen worden vergoed. Alleen de noodzakelijke kosten zullen worden betaald, met een jaarlijks plafond. Bij normale betalingen zal geen winst worden gemaakt; een winstmarge is slechts mogelijk als aan bepaalde efficiëntiedoelstellingen van de regering wordt voldaan. Zelfs dan zal die marge worden afgemeten aan internationale benchmarks in de desbetreffende sector.

(226)

De Commissie is van mening dat dit proces het mogelijk maakt te concluderen dat de SLC-financiering geen staatssteun behelst.

(227)

In dat verband beklemtoont de Commissie ook dat zij geen a priori-reden ziet om te geloven dat de SLC-contracten, zelfs met BNFL, aanleiding zouden geven tot kruissubsidiëring. Zij gelooft integendeel dat het tot stand gebrachte kader veel betere vooruitzichten biedt qua transparantie dan de situatie waarin BNFL al haar activiteiten uitvoerde binnen één enkele groep.

8.   CONCLUSIE

(228)

De Commissie concludeert dat de maatregel, wat BNFL betreft, geen steunmaatregel van de staat is in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, en dat hij, wat de NDA betreft, wel een steunmaatregel is in diezelfde zin. Voorzover er geen staatssteun is, laat deze beschikking de toepassing van het Euratom-Verdrag onverlet. Voorzover deze staatssteun in overeenstemming is met de doelstellingen van het Euratom-Verdrag en geen belemmering vormt voor de mededinging in een mate die indruist tegen het gemeenschappelijke belang, is de maatregel in kwestie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Deze beschikking laat het standpunt van de Commissie inzake potentiële staatssteun aan andere marktdeelnemers dan BNFL en de NDA onverlet.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De oprichting van de Nuclear Decommissioning Authority door het Verenigd Koninkrijk, aan de Commissie aangemeld op 22 december 2003, gepaard aan de overdracht aan de Nuclear Decommissioning Authority van de Magnox-kerncentrales van British Nuclear Fuels Limited, de fysieke activa van de Capenhurst-, Drigg-, Sellafield- en Springfields-sites en de financiële activa met betrekking tot deze sites, alsmede van de verantwoordelijkheid voor het dekken van hun nucleair passief, is geen steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van British Nuclear Fuels Limited.

2.   De oprichting van de Nuclear Decommissioning Authority als beschreven in lid 1 behelst een steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van de Nuclear Decommissioning Authority die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en de doelstellingen van het Euratom-Verdrag mits wordt voldaan aan de in de artikelen 2 tot en met 9 van deze beschikking uiteengezette voorwaarden.

Artikel 2

Zodra de uitgaven met betrekking tot het in artikel 1 bedoelde nucleaire passief het bedrag van 15 100 000 000 GBP overschrijden, prijzen maart 2005, dient het Verenigd Koninkrijk uitgebreide aanvullende rapporten in bij de Commissie waarin wordt aangetoond dat de uitgaven beperkt zijn tot het dekken van de in hetzelfde artikel bedoelde passiva en dat passende maatregelen zijn genomen om deze uitgaven te beperken tot het minimum dat nodig is om de passiva te dekken. Dergelijke rapporten worden jaarlijks ingediend.

Om het bedrag van bedoelde uitgaven te berekenen in prijzen van maart 2005 gebruikt het Verenigd Koninkrijk het referentie- en disconteringspercentage dat door de Commissie voor het Verenigd Koninkrijk wordt gepubliceerd, met een actualisering om de vijf jaar.

Artikel 3

1.   Het Verenigd Koninkrijk eist van de Nuclear Decommissioning Authority en van de Site Licensee Companies voor elektriciteitscentrales dat zij niet-huishoudelijke eindgebruikers, die hun elektriciteit direct betrekken van de Nuclear Decommissioning Authority en van de Site Licensee Companies van elektriciteitscentrales, geen elektriciteit aanbieden onder voorwaarden waarbij de prijs van de energiecomponent van het contract met de gebruikers onder de gangbare wholesale-marktprijs ligt. In uitzonderlijke marktomstandigheden echter, waarbij aan de objectieve tests van artikel 4, lid 1, is voldaan, kunnen de Nuclear Decommissioning Authority en de Site Licensee Companies voor elektriciteitscentrales, wanneer die uitzonderlijke omstandigheden blijven voortduren, de energiecomponent van het contract tarificeren onder de gangbare wholesale-marktprijs wanneer zij van oordeel zijn dat dit voor de Nuclear Decommissioning Authority en de Site Licensee Companies voor kerncentrales noodzakelijk is om een antwoord te bieden op de concurrentie, onder de in artikel 4 omschreven voorwaarden.

2.   Het Verenigd Koninkrijk brengt jaarlijks bij de Commissie verslag uit over de naleving van deze voorwaarde door de Nuclear Decommissioning Authority en de Site Licensee Companies voor elektriciteitscentrales.

Artikel 4

1.   Er is sprake van uitzonderlijke marktomstandigheden wanneer:

(a)

de Nuclear Decommissioning Authority aanbiedt om […] te verkopen gedurende een periode van […] een minimum van […] voor een winterseizoencontract en […] voor een zomerseizoencontract tegen de gangbare wholesale-marktprijs in de wholesale-markt en bedoeld aanbod aan het einde van die periode niet is aanvaard (test A); of

(b)

de gerapporteerde verkoop, één seizoen vooruit, van baseload-elektriciteit op de wholesale-elektriciteitsmarkt van het Verenigd Koninkrijk in het totaal lager ligt dan […] (bruto), gemiddeld over de voorafgaande […] weken (test B).

2.   Als aan één van die tests is voldaan, mogen de Nuclear Decommissioning Authority en de Site Licensee Companies voor elektriciteitscentrales nieuwe contracten verkopen voor tot […] aan eindgebruikers voor contracten tegen prijzen onder de gangbare wholesale-marktprijs op voorwaarde dat een dergelijk prijsbeleid een commerciële noodzakelijkheid is gedurende een dergelijke periode van uitzonderlijke marktomstandigheden.

3.   Een periode van uitzonderlijke marktomstandigheden kan niet langer duren dan […]. Een volgende periode van uitzonderlijke marktomstandigheden kan pas ingaan als, hetzij test A, hetzij test B vervuld is.

Artikel 5

1.   Het Verenigd Koninkrijk eist van de Nuclear Decommissioning Authority dat die zich ertoe verbindt dat de Nuclear Decommissioning Authority en de Site Licensee Companies voor de Thermal Oxide Reprocessing Plant (THORP) en de Sellafield Mox Plant (SMP) geen contracten voor dienstverlening met betrekking tot de opwerking en opslag van afgewerkte splijtstof of contracten met betrekking tot de fabricage van MOX-splijtstof leveren tegen prijzen die onder de relevante verwachte incrementele leveringskosten liggen. Bedoelde incrementele kosten omvatten de gerelateerde incrementele exploitatiekosten en alle gerelateerde incrementele kosten voor ontmanteling en afvalbeheer en omvatten die kosten als verwacht kort vóór het begin van het contract.

2.   Lid 1 wordt niet toegepast op contracten aangegaan vóór de datum van deze beschikking of op contracten waarbij vóór die datum formele offertes, goedgekeurd door de Nuclear Decommissioning Authority en het Ministerie van Handel en Industrie van het Verenigd Koninkrijk, zijn toegezonden aan gebruikers en in onderhandeling zijn, noch op contracten die zijn ingegaan na die datum, maar na de ondertekening vóór die datum van een intentieverklaring.

Artikel 6

Het Verenigd Koninkrijk brengt jaarlijks verslag uit over de toepassing van de artikelen 3 tot en met 5. In dit verslag wordt met name vermeld of zich uitzonderlijke marktomstandigheden hebben voorgedaan in het desbetreffende jaar en worden de voorwaarden van de resulterende contracten gespecificeerd. In dat verslag wordt ook vermeld of er in het relevante jaar contracten zijn ondertekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 1, en worden de voorwaarden van deze contracten gespecificeerd. Wanneer van toepassing wordt ook nader ingegaan op de ontwikkeling van de cashflow, ten opzichte van de ramingen, van de activa die door British Nuclear Fuels Limited zijn overgedragen aan de Nuclear Decommissioning Authority. Ten slotte wordt er ook nader ingegaan op de vraag of de Nuclear Decommissioning Authority al dan niet haar doelstelling heeft bereikt om het deel van het nucleaire passief van de elektriciteitscentrales dat kan worden toegewezen aan de Nuclear Decommissioning Authority te recupereren, en, als zij daar niet in is geslaagd, de redenen daarvoor.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 4 april 2006.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PC C 315 van 21.12.2004, blz. 4.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Hieronder vallen niet de verplichtingen van British Energy, alhoewel dit bedrijf door het Britse instituut voor de statistiek na zijn herstructurering als onderneming van de openbare sector is ingedeeld.

(4)  Noot: in alle tabellen is het mogelijk dat de totalen niet precies overeenkomen met de som van de rubrieken, als gevolg van afronding.

(5)  In tegenstelling tot de andere installaties van het Magnox-type hebben deze twee elektriciteitscentrales enkele passiva van niet-commerciële aard, aangezien het oorspronkelijk militaire elektriciteitscentrales waren.

(6)  De waarden worden geactualiseerd op 5,4 % nominaal.

(7)  PC C 37 van 3.2.2001, blz. 3.

(8)  Gelet op de datum van aanmelding van de maatregel, zouden de geldende richtsnoeren die zijn welke zijn gepubliceerd in PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(9)  Beschikking van de Commissie 2005/407/EG van 22 september 2004 betreffende de steunmaatregel die het Verenigd Koninkrijk voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van British Energy plc (PB L 142 van 6.6.2005, blz. 26).

(10)  Later werden door het Verenigd Koninkrijk bijgewerkte cijfergegevens ingediend waaruit volgens het Verenigd Koninkrijk moest blijken dat meer dan 100 % van de verplichtingen waren gedekt.

(11)  In artikel 305, lid 2, van het EG-Verdrag is bepaald dat „de bepalingen van dit Verdrag geen afbreuk [doen] aan die van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie”.

(12)  Arrest van 10 december 2002, zaak C-29/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen/Raad van de Europese Unie, Jurispr. 2002, blz. I-11221.

(13)  Zie in het bijzonder de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ten behoeve van het milieu, PB C 37 van 3.2.2001, blz. 3). Deze benadering werd ook correct bevonden door het Hof van Justitie in zijn arrest van 20 november 2003 in zaak C-126/01.

(14)  In talrijke lidstaten met een nucleaire industrie is de kwestie van openvolgende eigenaars van centrales evenwel een theoretisch vraagstuk, aangezien alle centrales steeds in handen van één enkele exploitant zijn geweest.

(15)  In dit kader wordt een stroomcentrale als economisch efficiënt beschouwd wanneer zij voldoende inkomsten genereert om haar kosten, inclusief alle ontmantelingskosten te dekken.

(16)  Besluit van de Commissie met betrekking tot steunmaatregel nr. 34/92. Brief SG(90)D/2049.

(17)  Zie http://www.defra.gov.uk/environment/consult/mox/ voor alle rapporten die in het kader van deze openbare raadpleging werden ingediend.

(18)  Wegens de verschillen tussen de disconteringspercentages van de consultants en het referentiepercentage van de Commissie kon de Commissie alleen redelijke grootte-orden en niet exacte cijfers vergelijken.

(19)  Deze ramingen van stroomprijzen schommelen tussen 28 GBP/MWh en 31 GBP/MWh. Ter vergelijking: de basislasttarieven in april 2006 bedragen 54,48 GBP/MWh en de jaarlijkse basislasttarieven voor 2007 (berekend als het gemiddelde van zomer–en winterprijzen) bedragen 53,75 GBP/MWh (bron: citaat van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk uit Platt's European Power Daily, 8 februari 2006).

(20)  Deze raming wordt „Lifecycle Baseline 2” genoemd.

(21)  De totalen komen eventueel niet precies overeen wegens afronding.

(22)  Zie het Financieel Rapport 2003 van de regering van de Verenigde Staten, blz. 11 http://fms.treas.gov/fr/03frusg.html.

(23)  GAO Report to the Chairman and Ranking Minority Member, Subcommittee on Energy and water Development, Committee on Appropriations, House of Representatives Nuclear Waste, Juli 2005.

(24)  Behalve wat THORP en SMP betreft, die afzonderlijk worden behandeld.

(25)  Zie voetnoot 9.

(26)  Zie voetnoot 8.

(27)  Zie voetnoot 9.

(28)  handelsgeheim.

(29)  Zie OESO/NEA, „The Economics of the Nuclear Cycle”, 1994, op dit moment een van de meest volledige studies betreffende dit aspect.