22.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/24


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 augustus 2006

tot wijziging van Beschikking 2005/734/EG wat betreft bepaalde aanvullende risicobeperkingsmaatregelen tegen de verspreiding van aviaire influenza

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3702)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/574/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, door in het wild levende vogels naar pluimveebedrijven en andere inrichtingen waar vogels in gevangenschap worden gehouden te beperken, heeft de Commissie Beschikking 2005/734/EG van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (2) vastgesteld.

(2)

Krachtens die beschikking moeten de lidstaten de afzonderlijke bedrijven identificeren waar pluimvee of andere in gevangenschap gehouden vogels worden gehouden en die volgens epidemiologische en ornithologische gegevens als bijzonder risicovol voor de verspreiding van het aviaire-influenza A-virus subtype H5N1 via in het wild levende vogels moeten worden beschouwd.

(3)

In het licht van de huidige epidemiologische en ornithologische ontwikkelingen in verband met die ziekte moet worden bepaald dat dergelijke risico’s regelmatig en voortdurend worden bekeken om de als bijzonder risicovol voor de verspreiding van de ziekte aangemerkte gebieden en de in die gebieden genomen maatregelen aan te passen.

(4)

In dergelijke gebieden is het gebruik van lokvogels verboden, behalve het gebruik daarvan in de programma’s van de lidstaten voor het uitvoeren van onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en bij in het wild levende vogels, als bedoeld in Beschikking 2005/732/EG van de Commissie van 17 oktober 2005 tot goedkeuring van de programma's voor het uitvoeren van onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en bij in het wild levende vogels in 2005 in de lidstaten en tot vaststelling van rapporterings- en subsidiabiliteitsregels voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten voor de uitvoering van deze programma’s (3).

(5)

Rekening houdend met de recente ervaringen en op grond van een gunstige uitkomst van de risicobeoordeling per geval moet de bevoegde autoriteit de mogelijkheid worden geboden om verdere afwijkingen van het verbod op het gebruik van lokvogels toe te staan, mits passende bioveiligheidsmaatregelen worden genomen.

(6)

Beschikking 2005/734/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2005/734/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 bis wordt vervangen door:

„Artikel 2 bis

Aanvullende risicobeperkingsmaatregelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat in de delen van hun grondgebied die zij overeenkomstig artikel 1, lid 1, als risicogebied voor de insleep van aviaire influenza hebben aangemerkt, de volgende activiteiten worden verboden:

a)

het houden van pluimvee in de open lucht, zo snel mogelijk;

b)

het gebruik van watervoorzieningen in de open lucht voor pluimvee;

c)

het verstrekken van water aan pluimvee dat afkomstig is van oppervlaktewatervoorraden waartoe wilde vogels toegang hebben;

d)

het gebruik van vogels van de orden Anseriformes en Charadriiformes als lokvogel (hierna „lokvogels” genoemd) tijdens de vogeljacht.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat het bijeenbrengen van pluimvee en andere vogels op markten, shows, tentoonstellingen en culturele evenementen, waaronder vliegwedstrijden voor vogels, wordt verboden.”.

2)

De volgende artikelen 2 ter en 2 quater worden ingevoegd:

„Artikel 2 ter

Afwijkingen

1.   In afwijking van artikel 2 bis, lid 1, kan de bevoegde autoriteit de volgende activiteiten toestaan:

a)

het houden van pluimvee in de open lucht, mits de voorziening van voeder en water voor het pluimvee binnenshuis plaatsvindt of onder een afdak waardoor het neerstrijken van wilde vogels in voldoende mate wordt afgeschrikt en wordt voorkomen dat wilde vogels met voor pluimvee bestemd voeder of water in contact komen;

b)

het gebruik van watervoorzieningen in de open lucht, als zij om redenen van dierenwelzijn voor bepaald pluimvee worden aangebracht en voldoende tegen wilde watervogels worden afgeschermd;

c)

de verstrekking van water dat afkomstig is van oppervlaktewater waartoe wilde vogels toegang hebben en dat is behandeld om eventueel aanwezig aviaire-influenzavirus te inactiveren;

d)

het gebruik van lokvogels tijdens de vogeljacht:

i)

door bij de bevoegde autoriteit geregistreerde houders van lokvogels, onder strikt toezicht van de bevoegde autoriteit, voor het lokken van in het wild levende vogels met het oog op bemonstering in het kader van de programma’s van de lidstaten voor het uitvoeren van onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en bij in het wild levende vogels, als bedoeld in Beschikking 2005/732/EG; of

ii)

overeenkomstig passende bioveiligheidsmaatregelen, omvattende:

identificatie van de afzonderlijke lokvogels door een ringsysteem;

toepassing van een specifiek bewakingssysteem voor lokvogels;

registratie van en rapportering over de gezondheidsstatus van de lokvogels en uitvoering van laboratoriumtests op aviaire influenza bij het sterven van dergelijke vogels en aan het einde van het vogeljachtseizoen;

strikte scheiding tussen lokvogels en als huisdier gehouden pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels;

reiniging en desinfectie van de transportmiddelen en de uitrusting die wordt gebruikt voor het transport van de lokvogels en voor verplaatsingen in de gebieden waar de lokvogels worden uitgezet;

beperkingen van en controle op de verplaatsingen van lokvogels, met name om contacten met verschillende open wateren te voorkomen;

ontwikkeling en toepassing van „richtsnoeren voor goede bioveiligheidspraktijken” waarin de achter het eerste tot en met het zesde streepje bedoelde maatregelen nader worden omschreven;

toepassing van een rapporteringssysteem voor de in het kader van de achter het eerste, tweede en derde streepje bedoelde maatregelen verkregen gegevens.

2.   In afwijking van artikel 2 bis, lid 2, kan de bevoegde autoriteit het bijeenbrengen van pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels toestaan.

Artikel 2 quater

Voorwaarden voor en follow-up van de toegestane afwijkingen

1.   De lidstaten zien erop toe dat de in artikel 2 ter bedoelde activiteiten alleen worden toegestaan op grond van de gunstige uitkomst van een risicobeoordeling en op voorwaarde dat bioveiligheidsmaatregelen worden genomen om de mogelijke verspreiding van aviaire influenza te vermijden.

2.   Voordat het gebruik van lokvogels overeenkomstig artikel 2 ter, lid 1, onder d), ii), wordt toegestaan, legt de betrokken lidstaat aan de Commissie de uitkomst van een risicobeoordeling voor, vergezeld van informatie over de bioveiligheidsmaatregelen die zullen worden genomen om te zorgen voor de behoorlijke uitvoering van dat artikel.

3.   De lidstaten die afwijkingen toestaan overeenkomstig artikel 2 ter, lid 1, onder d), ii), leggen de Commissie een maandelijks verslag over de genomen bioveiligheidsmaatregelen voor.”.

Artikel 2

De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en zij maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 augustus 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(2)  PB L 274 van 20.10.2005, blz. 105. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/405/EG (PB L 158 van 10.6.2006, blz. 14).

(3)  PB L 274 van 20.10.2005, blz. 95.