18.5.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 130/37


BESLUIT Nr. 205

van 17 oktober 2005

betreffende de draagwijdte van het begrip „tijdelijke werkloosheid” ten aanzien van grensarbeiders

(Voor de EER en voor de overeenkomst EU/Zwitserland relevante tekst)

(2006/351/EG)

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS,

Gelet op artikel 81, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (1), op grond waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve aard, voortvloeiende uit Verordening (EEG) nr. 1408/71 en latere verordeningen, te behandelen,

Gelet op artikel 71, lid 1, onder a) van die verordening,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 71, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71 bevat een bepaling die voor de volledig werkloze grensarbeiders afwijkt van het algemene beginsel van de lex loci laboris, zoals neergelegd in artikel 13, lid 2, onder a), van die verordening.

(2)

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft bepaald dat de criteria die dienen om te beoordelen of een grensarbeider in loondienst als gedeeltelijk dan wel als volledig werkloos moet worden beschouwd in de zin van artikel 71, lid 1, onder a) van voornoemde verordening eenvormig en communautair moeten zijn. Nationaalrechtelijke criteria mogen bij de beoordeling geen rol spelen (2).

(3)

Aangezien de praktijk van de nationale socialezekerheidsorganen in de verschillende lidstaten aanleiding heeft gegeven tot interpretatieverschillen inzake de beoordeling van het type werkloosheid, is het van belang de draagwijdte van voornoemd artikel nader te preciseren met het oog op het gebruik van eenvormige en evenwichtige criteria voor de toepassing van dit artikel door voornoemde organen.

(4)

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft bepaald dat, indien de grensarbeider geen enkele band met de bevoegde lidstaat meer heeft en volledig werkloos is, de werkloosheidsuitkering door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats dient te worden verleend.

(5)

Of het dienstverband bestaat of behouden blijft wordt uitsluitend beoordeeld op grond van de nationale wetgeving van de staat waar de betrokkene werkt.

(6)

Het door artikel 71 van de verordening nagestreefde doel van de bescherming van de grensarbeider kan niet worden verwezenlijkt wanneer de werknemer, als hij in dienst blijft bij dezelfde onderneming in een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan hij woont — waarbij zijn activiteit evenwel wordt opgeschort — , desalniettemin als volledig werkloos moet worden beschouwd en zich voor zijn werkloosheidsuitkering tot het orgaan van zijn woonplaats moet wenden,

BESLUIT:

1)

Voor de toepassing van artikel 71, lid 1, onder a) van de verordening is de beoordeling van de aard van de werkloosheid — te weten gedeeltelijke of volledige werkloosheid — afhankelijk van het feit of enige contractuele arbeidsverhouding tussen partijen bestaat of behouden blijft. De duur van een eventuele tijdelijke opschorting van de activiteit speelt hierbij geen rol.

2)

Wanneer een grensarbeider in dienst blijft van een onderneming in een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan hij woont maar zijn activiteit wordt opgeschort, hoewel hij op elk moment zijn werkzaamheden kan hervatten, wordt hij als gedeeltelijk werkloos beschouwd en worden de desbetreffende uitkeringen door het bevoegde orgaan van de lidstaat waarin hij heeft gewerkt verleend overeenkomstig artikel 71, lid 1, onder a), i) van Verordening (EEG) nr. 1408/71.

3)

Wanneer een grensarbeider, bij ontstentenis van enige contractuele arbeidsverhouding, geen band meer heeft met de lidstaat waarin hij heeft gewerkt, — bijvoorbeeld wegens het beëindigen of aflopen van het arbeidscontract — wordt hij als volledig werkloos beschouwd overeenkomstig artikel 71, lid 1, onder a), ii) van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en worden de uitkeringen door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend.

4)

Dit besluit is van toepassing vanaf de eerste dag van de maand volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De voorzitster van de Administratieve Commissie

Anna HUDZIECZEK


(1)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 100 van 6.4.2004, blz. 1).

(2)  Arrest „R. J. de Laat/Bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen” in zaak C-444/98 van 15 maart 2001, Jurisprudentie 2001, bladzijden I-2.229 e.v.