3.5.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/8


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2004

betreffende de maatregelen die Italië ten faveure van de uitgeverijsector heeft aangemeld

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2215)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/320/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij brieven nr. 15808 en 15809 van 19 december 2002 (die op 31 december 2002 werden geregistreerd) hebben de Italiaanse autoriteiten bij de Commissie, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, aanmelding gedaan van steunregelingen ten faveure van ondernemingen die in de Italiaanse uitgeverijsector actief zijn.

(2)

Bij schrijven van 29 oktober 2003 heeft de Commissie Italië haar besluit meegedeeld om de procedure van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de beide aangemelde maatregelen.

(3)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregelen te maken.

(4)

Bij schrijven van 2 december 2003 hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om een verlenging van de termijn die was vastgesteld voor het indienen van hun opmerkingen ten aanzien van het besluit van de Commissie de procedure in te leiden. De Commissie heeft bij schrijven van 10 december 2003 in dat verzoek bewilligd.

(5)

Bij schrijven van 9 januari 2004, dat op 14 januari 2004 is geregistreerd, hebben de Italiaanse autoriteiten hun opmerkingen gezonden, alsmede verdere informatie.

(6)

De Commissie heeft van belanghebbenden opmerkingen ter zake ontvangen. De Commissie heeft deze voor een reactie doorgezonden aan de Italiaanse autoriteiten en heeft bij schrijven van 3 maart 2004, dat op 4 maart 2004 werd geregistreerd, hun opmerkingen ontvangen.

2.   BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGELEN

(7)

De twee steunmaatregelen die de Italiaanse autoriteiten hebben aangemeld, betreffen steun die wordt toegekend in de vorm van rentesubsidies voor bankkredieten aan in de uitgeverijsector actieve ondernemingen, en steun die wordt toegekend in de vorm van belastingkredieten ten faveure van ondernemingen die uitgeefproducten produceren (3).

2.1.   Steun in de vorm van rentesubsidies

(8)

De eerste steunregeling is ingesteld door de artikelen 4 tot en met 7 van wet nr. 62 van 7 maart 2001 (4) houdende „Nuove norme sull’editoria e sui prodotti editoriali e modifiche alla legge 5 agosto 1981, n. 416” (hierna: „wet nr. 62/2001”) en het decreet nr. 142 van de President van de Republiek van 30 mei 2002 houdende het „Regolamento concernente le agevolazioni di credito alle imprese operanti nel settore editoriale” (5) (hierna: „DPR nr. 142/2002”).

(9)

De steun bestaat in rentesubsidie voor kredieten met een looptijd van tien jaar die banken toestaan voor projecten inzake technische en economische herstructurering, de aanschaf, uitbreiding en modernisering van technische uitrusting, met bijzondere aandacht voor de uitbouw van geïnformatiseerde hardware- en softwarenetwerken, ook in verband met het gebruik van internationale telematicanetwerken en satellieten voor een betere distributie, alsmede uitgaven voor beroepsopleiding.

(10)

De steun kan tot 90 % van de totale uitgaven van het project belopen (6). Dit bedrag stemt overeen met het verschil tussen het afschrijvingsschema, berekend volgens het door het ministerie van de Schatkist bepaalde referentiepercentage, en de bedragen die volgens datzelfde schema zijn verschuldigd op basis van de helft van dat percentage. In de praktijk draagt de Staat, door een referentiepercentage van 5 % te hanteren, voor circa 13 % bij in de totale kosten van het project; dit percentage daalt tot circa 10 % wanneer de bijdrage in geactualiseerde vorm wordt geëist.

(11)

De begunstigden van de regeling zijn ondernemingen die in de hele uitgeefketen actief zijn (7). Met name gaat het om persagentschappen, uitgeverijen, drukkerijen, distributeurs van dagbladen, tijdschriften en boeken (op papier of op informatica- en elektronische drager), omroeporganisaties (radio en televisie), alsmede ondernemingen die — uitsluitend of in hoofdzaak — de commercialisering van uitgeefproducten verzorgen, en de uitgeverijen van Italiaanse dagbladen in het buitenland. De regeling staat open voor ondernemingen die in een EU-lidstaat zijn gevestigd. Het aantal begunstigde ondernemingen wordt geraamd op 101 tot 500.

(12)

De regeling heeft een looptijd van naar verwachting tien jaar (8). Op de Staatsbegroting is voor de periode 2001-2003 in totaal zo’n 26,3 miljoen EUR uitgetrokken (9); daarbij moet nog eens 50,8 miljoen EUR worden geteld voor middelen die eerder al waren uitgetrokken, maar die nog niet zijn gebruikt. De steun die in het kader van deze regeling wordt toegekend, kan uitsluitend worden gecumuleerd met de steun uit hoofde van artikel 8 van de hierna beschreven wet (10).

(13)

De steun waarin door de artikelen 5, 6 en 7 van wet nr. 62/2001 is voorzien, wordt toegekend door een ad-hocfonds dat wordt opgericht en beheerd door de minister-president (11). De steun wordt toegekend via een automatische procedure (12) of via een procedure die een individuele beoordeling omvat. In het kader van de automatische procedure bedraagt de projectfinanciering niet meer dan circa 500 000 EUR (13) en moet het in aanmerking komende project binnen twee jaar na de toekenning van de steun zijn afgerond. Voor projecten die ruimere financiële middelen vergen, vindt een procedure plaats met een individuele beoordeling door een ad-hoccommissie die door de minister-president wordt aangesteld. In het kader van deze regeling bedraagt de maximaal toegestane steun circa 15,5 miljoen EUR (14). Projecten die in het kader van deze procedure worden beoordeeld, dienen in ieder geval binnen twee jaar te zijn voltooid. In beide procedures voor de toekenning van steun moeten onder meer gedetailleerde informatie en documenten worden verstrekt waaruit blijkt: dat het project bestaat en wat de behoeften ervan zijn, dat de begunstigde voor steun in aanmerking komt, en wat de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten zijn (15), met aangehecht een afschrift van de leningovereenkomst met de bank. De betrokken maatregel bevat ook bepalingen voor de terugvordering van onterecht toegekende steun.

(14)

Doel van de steun die in het kader van deze regeling wordt toegekend, is het behoud van het pluralisme op het gebied van informatievoorziening, in overeenstemming met artikel 21 van de Italiaanse grondwet.

2.2.   Steun in de vorm van belastingkredieten

(15)

De tweede aangemelde regeling werd ingevoerd bij artikel 8 van wet nr. 62/2001 en bij decreet nr. 143 van de minister-president van 6 juni 2002, houdende „Disciplina del credito di imposta in favore delle imprese produttrici di prodotti editoriali” (hierna: „decreet nr. 143/2002”).

(16)

Bij deze regeling is erin voorzien dat de ondernemingen die in de uitgeverijsector actief zijn, steun ontvangen in de vorm van een jaarlijks belastingkrediet over een periode van vijf opeenvolgende jaren, die overeenstemmen met een totale belastingverlaging van 15 % van de totale investeringsuitgaven (16). Het belastingkrediet wordt in mindering gebracht van de belastingschuld en kan gedurende vier jaar worden overgedragen.

(17)

Voor dit belastingkrediet komen in aanmerking de investeringen in nieuwe uitrustingsgoederen voor de productie van Italiaanstalige uitgeefproducten: dagbladen, periodieken, tijdschriften, boeken en multimediale uitgeefproducten. Eveneens in aanmerking komen investeringen in fabrieken, uitrusting en octrooien voor alle fasen van de productiecyclus, in het kader van projecten voor een technische en economische herstructurering.

(18)

De regeling is beperkt tot investeringen die vóór 31 december 2004 zijn uitgevoerd. Voor de hele periode is op de Staatsbegroting een bedrag van circa 102 miljoen EUR uitgetrokken (17). De steun die in het kader van deze regeling wordt toegekend, kan uitsluitend worden gecumuleerd met steun uit hoofde van de artikelen 4 tot en met 7 van de eerder genoemde wet (18). De maatregel bevat bepalingen inzake de controle op het bestaan en de haalbaarheid van de projecten, maar ook inzake de terugvordering van onterecht toegekende steun.

(19)

Het belastingkrediet wordt toegekend aan ondernemingen die uitgeefproducten produceren (19). Onder die definitie vallen: persagentschappen, uitgeverijen, drukkerijen van dagbladen, tijdschriften en boeken (op papier of op informatica- en elektronische drager), omroeporganisaties (radio en televisie), en de uitgeverijen van Italiaanse dagbladen in het buitenland. De regeling is bestemd voor ondernemingen die in één van de EU-lidstaten zijn gevestigd. Het aantal begunstigde ondernemingen wordt geraamd op 101 tot 500.

(20)

Doel van de steun die in het kader van deze regeling wordt toegekend, is het bevorderen van de cultuur en het behoud van het pluralisme op het gebied van informatievoorziening, in overeenstemming met artikel 21 van de Italiaanse grondwet.

3.   REDENEN OM DE PROCEDURE IN TE LEIDEN

(21)

In haar besluit tot inleiding van de procedure heeft de Commissie geoordeeld dat de beide steunregelingen staatssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en heeft zij twijfel kenbaar gemaakt ten aanzien van de beïnvloeding door de aangemelde maatregelen van het handelsverkeer en de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt.

(22)

Volgens de Commissie maakte de inleiding van de procedure het ook mogelijk informatie en opmerkingen te zenden die de bestaande twijfel konden wegnemen.

4.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

(23)

Na de inleiding van de procedure hebben diverse belanghebbenden hun opmerkingen in dat verband gezonden. In de volgende alinea’s wordt een samenvatting gegeven van hun opmerkingen terzake.

(24)

Bij schrijven van 18 december 2003 heeft de Federation of European Publishers (FEP-FEE) bevestigd dat de betrokken steunmaatregelen de communautaire wetgeving niet schenden, omdat:

i)

de uitgeverijsector, in tegenstelling tot enige andere industriële activiteit, sterk door taal wordt bepaald, en het dus weinig waarschijnlijk is dat staatssteun voor de uitgeverijsector de grensoverschrijdende handel in de Europese Unie ongunstig zal beïnvloeden;

ii)

de omvang van de voorgenomen steun vrij beperkt is, en

iii)

omdat de steun is bestemd voor investeringen die specifieke taalgebieden betreffen en uitsluitend Italiaanstalige publicaties staatssteun genieten. De staatssteun is bedoeld om particuliere investeringen te stimuleren de concurrentie aan te gaan met uitgevers en andere ondernemingen die binnen dezelfde — nationale — sector actief zijn.

(25)

In haar schrijven van 19 december 2003 was de Associação Portuguesa de Editores e Livreiros (APEL) van oordeel dat de betrokken steunmaatregelen de communautaire wetgeving niet schenden:

i)

om dezelfde redenen als die welke de FEP heeft aangehaald, en

ii)

omdat de in aanmerking komende investeringen niet op de export of op initiatieven in een internationale context zijn gericht.

(26)

Daarnaast heeft de Commissie, in het kader van haar onderzoek, de volgende opmerkingen van belanghebbenden ontvangen na het verstrijken van de termijn van één maand sinds de bekendmaking van de inleiding van de procedure.

(27)

In haar schrijven van 8 januari 2004 heeft de Federación de Gremios de Editores de España (FGEE) verklaard dat de te onderzoeken steunmaatregelen de communautaire wetgeving niet schenden om dezelfde reden die de Portugese uitgeversorganisatie APEL al had aangehaald.

(28)

In haar schrijven van 12 januari 2004 was de European Newspaper Publishers’ Association (ENPA) van mening dat de betrokken maatregelen de communautaire wetgeving niet schenden, om de volgende redenen:

i)

de grensoverschrijdende handel voor dagbladen is irrelevant en levert geen problemen op wat betreft concurrentie tussen lidstaten. Dit geldt met name voor de regionale dagbladen die uitsluitend in een welomschreven gebied binnen de nationale markt actief zijn. Door zijn specifieke karakter speelt binnen deze sector concurrentie alleen op het niveau van de nationale markt;

ii)

het percentage dagbladen dat in het buitenland wordt verkocht aan burgers die daar verblijven en die op de hoogte willen blijven van wat er in hun land van herkomst gebeurt, is erg beperkt. Voor dit betrekkelijk beperkte aantal consumenten is de mogelijkheid om toegang te krijgen tot een Italiaanstalige informatiebron en tot een bekend „merk” uiterst beperkt, zowel uit taalkundig als uit cultureel oogpunt. Alleen Italiaanse uitgevers kunnen die mogelijkheden bieden;

iii)

om dagbladen met andere media zoals internet te kunnen laten concurreren, heeft de sector wanhopig behoefte aan de middelen die zij via de beide betrokken steunregelingen krijgt. Ontvangt de sector die steun niet, dan brengen economische crises die nog zwaarder zullen zijn dan die uit het recente verleden — waarbij het grootste deel van de Europese dagbladpers zwaar werd getroffen door een dalende verkoop van advertentieruimte — de toekomst van deze nationale bedrijfstak ernstig in gevaar.

(29)

In haar schrijven van 7 januari 2004 heeft de Federazione Italiana Editori Giornali (FIEG) een gedetailleerde argumentatie ontwikkeld ter ondersteuning van de stelling dat de betrokken maatregelen niet als een schending van de communautaire wetgeving moeten worden beschouwd, omdat:

i)

zij geen staatssteun vormen;

ii)

zij geen steun vormen voor activiteiten waarvoor er geen grensoverschrijdende handel of concurrentie tussen lidstaten en in de EER is, en

iii)

omdat zij op grond van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn.

5.   OPMERKINGEN VAN DE ITALIAANSE AUTORITEITEN

5.1.   Opmerkingen ten aanzien van de inleiding van de procedure

(30)

Om de twijfel weg te nemen die de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure had geformuleerd, hebben de Italiaanse autoriteiten verdere gegevens en toelichting verstrekt ter bevestiging van hun stelling dat de betrokken maatregelen slechts een marginale invloed hebben op het handelsverkeer en dat zij verenigbaar zijn.

(31)

De Italiaanse autoriteiten verklaren dat de steun aan de uitgeverijsector een heel beperkte invloed zal hebben op het intracommunautaire handelsverkeer, omdat de distributie van Italiaanstalige uitgeefproducten buiten de nationale Italiaanse markt praktisch onbestaande is. Meer bepaald halen zij, ter ondersteuning van hun analyse, de uitlegging aan van de algemene beginselen zoals die in het arrest in de zaak-CELF (20) werden geformuleerd, alsmede de statistische gegevens en de toelichting die in het antwoord op het besluit tot inleiding van de procedure werden verschaft.

(32)

Wat betreft de in de zaak-CELF ten aanzien van de boekensector verwoorde beginselen, voeren de Italiaanse autoriteiten aan dat die beginselen ook zouden moeten gelden voor andere uitgeefproducten, aangezien die vergelijkbare kenmerken vertonen en aangezien in de EU het aantal lezers van Italiaanstalige uitgeefproducten nog beperkter is dan dat van de lezers van Franstalige publicaties. De beide aangehaalde beginselen zijn:

i)

„dat de mededinging in de boekensector als gevolg van bepaalde belemmeringen van taalkundige en culturele aard beperkt [kan] zijn en dat de invloed op het intracommunautaire handelsverkeer derhalve beperkt is” (21);

ii)

„dat de Europese drukkerij- en uitgeverijsector nog steeds meer een optelsom van nationale markten [is] dan een over het gehele continent geïntegreerde markt, zoals uit het geringe aandeel van de uitvoer in de omzet blijkt. De vele talen die in de Gemeenschap worden gesproken staan de „vereuropesing” van de markt in de weg.” (22)

(33)

Wat betreft de situatie op de Italiaanse uitgeefmarkt en het beperkte intracommunautaire handelsverkeer voor uitgeefproducten, hebben de Italiaanse autoriteiten, naast verdere verheldering betreffende de begunstigde ondernemingen, statistische gegevens verstrekt die hun stelling bevestigen. Met name blijkt uit de verstrekte statistische gegevens dat:

i)

in de voorbije 20 jaar, wat de Italiaanstalige dagbladen betreft, kon worden vastgesteld dat de markt werd gekenmerkt door een substantiële stagnatie, ondanks dat in diezelfde periode het Italiaanse productiesysteem sterk is veranderd (23). In 2003 is het aantal dagelijks verkochte exemplaren gedaald tot het niveau van 1984;

ii)

de gemiddelde dagelijkse distributie van dagbladen en het aantal verkochte exemplaren per 1 000 inwoners in Italië, Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië wijzen erop dat Italië duidelijk achterloopt op de andere grote lidstaten in de EU (24) en het vraagpotentieel naar uitgeefproducten ligt onder het niveau van een land met het inkomen per capita als Italië;

iii)

in 2001 bedroeg de distributie van Italiaanse kranten in de EU 1,3 % van de totale oplage, terwijl voor week- en maandbladen dit percentage tot 0,8 % is gedaald;

iv)

voor de periode 1996-2001 laten de aan de Commissie meegedeelde statistische gegevens zien dat de totale export (zowel binnen als buiten de EU) van dag-, week- en maandbladen tussen 0,7 en 2,5 % van de totale oplage bedraagt;

v)

wat de multimediale uitgeefproducten betreft, hebben de Italiaanse autoriteiten informatie verstrekt over de totale export van boeken en multimediale uitgeefproducten en -diensten zowel binnen als buiten de EU in 2001; daaruit blijkt dat de totale export 5 % bedraagt van de verkopen van die producten. De Italiaanse autoriteiten hebben echter aangegeven dat de export binnen de EU slechts een fractie vertegenwoordigt van dit percentage en dat cd-roms en uitgeefdiensten, maar ook multimediale uitgeefproducten slechts een erg beperkt deel van die fractie vormen. Daarom concluderen de Italiaanse autoriteiten dat de distributie van multimediale uitgeefproducten in de EU verwaarloosbaar is;

vi)

wat het drukken van dagbladen en boeken betreft, beklemtonen de Italiaanse autoriteiten dat de uitgeefproducten meestal worden gedrukt in de nabijheid van de markten waarop ze worden gedistribueerd, om te vermijden dat ze van vertragingen te lijden hebben, mede gelet op de impact van de transportkosten op de waarde van het product;

vii)

wat de persbureaus betreft, wijzen de Italiaanse autoriteiten er allereerst op dat de internationale concurrentie alleen betrekking kan hebben op berichten in een vreemde taal. Het enige Italiaanse persbureau dat berichten in een vreemde taal brengt, is ANSA, dat met dit soort berichten 0,3 % van zijn totale omzet behaalt;

viii)

concluderend geven de Italiaanse autoriteiten, wat de beperkte economische impact van de betrokken maatregelen betreft, aan dat de markt voor Italiaanse uitgeefproducten die binnen de EU worden gedistribueerd, amper 0,3 à 0,5 % van de Europese markt behelst.

(34)

Op basis van deze informatie en in overeenstemming met de beginselen die in de zaak-SIDE (25) werden geformuleerd, betogen de Italiaanse autoriteiten dat de markt voor Italiaanstalige uitgeefproducten als een afzonderlijke markt moet worden aangemerkt (26).

(35)

Daarnaast beroepen de Italiaanse autoriteiten zich, om te benadrukken dat de beide maatregelen volgens hen moeten worden aangemerkt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag, op de volgende bepalingen:

i)

artikel 151, lid 1, van het EG-Verdrag dat bepaalt dat „de Gemeenschap [bijdraagt] tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed”;

ii)

de resolutie van de Raad van 12 februari 2001 betreffende de toepassing van nationale stelsels voor het vaststellen van de boekenprijs (27), en met name het verzoek van de Raad aan de Commissie om „bij de toepassing van de mededingingsregels en van de regels inzake het vrije verkeer van goederen rekening te houden met de bijzondere culturele waarde van het boek en zijn belang voor de bevordering van de culturele verscheidenheid, en met de grensoverschrijdende dimensie van de boekenmarkt” (28). Zij herinneren ook aan een andere considerans bij diezelfde resolutie waarin wordt verklaard dat „homogene taalgebieden een belangrijke ruimte voor de verspreiding van het boek vormen en de boekenmarkt een grensoverschrijdende dimensie geven waarmee rekening moet worden gehouden” (29);

iii)

de resolutie van de Raad van 14 februari 2002 betreffende het bevorderen van talendiversiteit en het leren van talen in het kader van de uitvoering van de doelstellingen van het Europees Jaar van de talen 2001 (30);

iv)

artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (31) dat het beginsel herhaalt dat de Europese Unie de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid van de lidstaten erkent;

v)

artikel 21 van de Italiaanse grondwet dat het recht op vrije meningsuiting en het pluralisme als democratische basisvrijheden garandeert. Volgens de Italiaanse autoriteiten zijn uitgeefproducten een middel om dat recht uit te oefenen (32), en

vi)

het Verdrag van Maastricht dat uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag een culturele afwijking invoert om een oplossing te geven voor de beperkingen inzake de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), ten aanzien van stimuli in de culturele sector.

(36)

Concluderend verklaren de Italiaanse autoriteiten dat in onderhavige procedure — gezien het erg bijzondere karakter van de uitgeefmarkt, gezien de behoefte van een overheidsinitiatief om de geconsolideerde structureel dalende trend in de distributie van uitgeefproducten op de nationale markt om te buigen en gezien de beperkte verspreiding van het Italiaans binnen de EU — de Commissie uitsluitend kan concluderen dat de maximale benutting van de taalkundige uitzondering een van de sleutelfactoren is waarop de culturele afwijking van artikel 87, lid 3, onder d), is gebaseerd. Bijgevolg dienen de betrokken maatregelen, die de distributie van Italiaanstalige uitgeefproducten op de nationale markt begunstigen, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te worden aangemerkt.

5.2.   Opmerkingen bij de van belanghebbenden ontvangen opmerkingen

(37)

Bij brief van 24 februari 2004 hebben de Italiaanse autoriteiten hun opmerkingen gezonden in verband met de opmerkingen die belanghebbenden hadden gemaakt ten aanzien van de inleiding van de procedure. De Italiaanse autoriteiten wijzen er op dat deze opmerkingen grotendeels overeenkomen met hun eigen beoordeling wat betreft de invloed op het handelsverkeer en de verenigbaarheid van de betrokken maatregelen. Hun belangrijkste opmerkingen kunnen in de volgende vier punten worden samengevat:

i)

de opmerkingen die na de uitnodiging van de Commissie in die zin werden ontvangen, zijn gezonden door de vijf in deel 4 van onderhavige beschikking vermelde partijen. Deze vertegenwoordigen de uitgevers van boeken en dagbladen in de vijftien EU-lidstaten, plus Cyprus, Kroatië, Litouwen, Noorwegen en Slovenië;

ii)

de van derden ontvangen opmerkingen sporen met degene die Italië heeft gemaakt, namelijk dat het communautaire mededingingsrecht niet wordt geschonden;

iii)

zoals het ENPA heeft benadrukt, functioneert de markt voor periodieken voornamelijk op nationaal niveau en wordt het criterium van de evenredigheid van de maatregel gerespecteerd zodra de markt voor uitgeefproducten, ingevolge zijn eigen structuur, geen aanzienlijke mededingingsdistorsies in het grensoverschrijdende handelsverkeer kan doen ontstaan;

iv)

zoals door de FGEE werd aangegeven, is het bedrag van de betrokken steunmaatregelen beperkt. De steunmaatregelen zullen slechts beperkte invloed hebben op het handelsverkeer tussen lidstaten omdat deze economische activiteit per definitie is geconcentreerd op homogene taalgebieden waar slechts een beperkt volume van grensoverschrijdend handelsverkeer valt waar te nemen.

6.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGELEN

6.1.   De vraag of sprake is van staatssteun

(38)

Volgens artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag „zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

6.1.1.   Staatsmiddelen die bepaalde ondernemingen / economische activiteiten begunstigen

(39)

De Commissie doet opmerken dat de middelen voor de financiering van beide aangemelde steunregelingen afkomstig zijn van de begroting van de centrale regering en zodoende als staatsmiddelen kunnen worden aangemerkt. Bovendien begunstigen de betrokken regelingen, gezien hun opzet, specifieke economische sectoren, met name de uitgeverijsector, waarin de begunstigde ondernemingen een economische activiteit uitoefenen, en die kunnen worden aangemerkt als ondernemingen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

6.1.2.   Het selectieve karakter van de steun

(40)

Beide aangemelde regelingen zijn selectief omdat zij zijn bestemd voor, onderscheidenlijk, ondernemingen die in de uitgeverijsector actief zijn, en ondernemingen die uitgeefproducten produceren. Zodoende wordt met deze beide regelingen sectorale steun toegekend.

6.1.3.   Economisch voordeel

(41)

De beide aangemelde regelingen houden voor de begunstigde ondernemingen een dubbel economisch voordeel in.

(42)

In het kader van de eerste regeling ontvangen de begunstigde ondernemingen steun in de vorm van een rentesubsidie voor bankkredieten ten behoeve van specifieke projecten, hetgeen de financieringskosten van de begunstigde ondernemingen daadwerkelijk verlaagt.

(43)

In het kader van de tweede regeling krijgen de in aanmerking komende ondernemingen een belastingvoordeel in de vorm van een belastingkrediet voor investeringen, waardoor de normale belastingdruk voor de begunstigden wordt verlaagd (33).

6.1.4.   Beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer en mededingingsdistorsie

(44)

De Commissie doet opmerken dat de mededingingsvoorschriften in beginsel gelden voor iedere economische activiteit die handelsverkeer tussen lidstaten meebrengt, en dat de productie van uitgeefproducten als een economische activiteit kan worden beschouwd. Het komt er op aan vast te stellen of de steun voor deze activiteit daadwerkelijk of potentieel het handelsverkeer tussen lidstaten beïnvloedt, aangezien het bij Italiaanstalige uitgeefproducten beweerdelijk om een nationale markt (de Italiaanse markt) gaat. Aangetekend dient te worden dat de uitgeefmarkt bestaat uit de markt voor rechten, voor advertenties, voor het drukken en voor de distributie. Steun aan een uitgever kan impact hebben op een of meer van deze activiteiten.

(45)

Bovendien doet de Commissie, op basis van de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte informatie, opmerken dat, wat betreft de betrokken uitgeefproducten waarop de steunmaatregelen zien, er handelsverkeer tussen lidstaten is (34). Zodoende kunnen deze maatregelen de mededinging tussen de ondernemingen beïnvloeden wanneer bijvoorbeeld uitgeverijen in diverse lidstaten actief zijn en hun publicaties in diverse talen uitgeven — en dus concurreren op het punt van uitgeefrechten en advertenties.

(46)

De Commissie erkent dat uit de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte informatie en toelichting blijkt dat het intracommunautaire handelsverkeer voor de Italiaanstalige uitgeefproducten waarop de beide betrokken maatregelen zien, in omvang beperkt is.

(47)

Niettemin is de Commissie, op basis van het voorgaande, van mening dat niet mag worden uitgesloten dat de betrokken maatregelen een impact hebben, hoe beperkt ook, op het handelsverkeer. Bijgevolg vormen de beide betrokken steunregelingen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

6.2.   Verenigbaarheid

(48)

Nu is komen vast te staan dat de maatregelen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormen, bepaalt het Verdrag dat met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn of als dusdanig kunnen worden beschouwd, de steunmaatregelen die aan de voorwaarden van artikel 87, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag voldoen.

(49)

De Commissie merkt op dat de voorwaarden van artikel 87, lid 2, en artikel 87, lid 3, onder a) en b), van het EG-Verdrag om evidente redenen niet op de betrokken maatregelen van toepassing zijn.

(50)

Na de inleiding van de procedure heeft de Commissie verdere informatie en verheldering van de Italiaanse autoriteiten ontvangen, alsmede opmerkingen van belanghebbenden. Op basis van het voorgaande is gebleken dat het intracommunautaire handelsverkeer voor Italiaanstalige uitgeefproducten beperkt is en dat de maatregelen op grond van artikel 87, lid 3, onder c) of d), van het EG-Verdrag als verenigbaar kunnen worden aangemerkt.

6.2.1.   Verenigbaarheid op grond van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag

(51)

Wat betreft de verenigbaarheid van de betrokken maatregelen op grond van artikel 87, lid 3, onder d), kan de Commissie de beoordeling van de Italiaanse autoriteiten niet delen en is zij van oordeel dat de culturele afwijking niet van toepassing is op de kwestieuze steunregelingen.

(52)

Is in artikel 151 van het EG-Verdrag weliswaar bepaald dat de Gemeenschap bijdraagt tot de culturele verscheidenheid (35), toch bevat artikel 8 van wet nr. 62/2001 geen bepalingen waarin uitdrukkelijk middelen worden uitgetrokken ter bevordering van de cultuur. De middelen worden net volledig gebruikt voor de algemenere ondersteuning van de investeringen uitgevoerd door ondernemingen die Italiaanstalige uitgeefproducten produceren. Wat betreft de steun die wordt toegekend in de vorm van rentesubsidies (36), is volgens artikel 5 van wet nr. 62/2001 slechts 5 % van de in het kader van de regeling voor rentesubsidies beschikbare middelen gereserveerd „voor ondernemingen welke actief zijn in projecten die van bijzonder belang zijn voor de leesbevordering in Italië of voor de verspreiding van Italiaanstalige uitgeefproducten in het buitenland”. Daarnaast merkt de Commissie op dat wanneer deze 5 % niet voor haar initiële doel wordt gebruikt, dit bedrag kan terugvloeien naar het fonds voor de financiering van de overige maatregelen die in het kader van deze regelingen worden overwogen; daarbij gaat het onder meer om opleidings- en investeringssteun. Voorts gaat het bij de subsidiabele Italiaanstalige publicaties om kranten, tijdschriften, periodieken, boeken en multimediaproducten. In ieder geval tekent de Commissie aan dat de beide regelingen geen enkel specifiek element bevatten ten aanzien van de toewijzing van middelen aan de afzonderlijke soorten publicaties of de inhoud van de subsidiabele uitgeefproducten; evenmin vermelden zij de culturele waarden waarvan deze producten moeten blijk geven of die zij moeten bevorderen (37).

(53)

Evenzo kan worden aangetekend dat het Italiaans de gemeenschappelijke noemer is voor de beide regelingen. Niettemin zou het feit dat de betrokken maatregelen, ondanks dat zij uiteindelijk kunnen bijdragen tot het aanleren en de verspreiding van de Italiaanse taal en cultuur, neerkomen op een veel te ruime invulling van het begrip cultuur, mee omdat in de betrokken maatregelen iedere specifieke aanwijzing inzake pedagogie of het aanleren van talen ontbreekt.

(54)

Bovendien heeft de Commissie, om in te gaan op de door de Italiaanse autoriteiten ontwikkelde argumenten die de bevordering van cultuur koppelen aan het pluralisme op het gebied van informatievoorziening, reeds in eerdere besluiten (38) verklaard dat de educatieve en democratische behoeften van een lidstaat dienen te worden onderscheiden van de bevordering van cultuur.

(55)

Derhalve lijken de betrokken maatregelen, gelet op het ruime toepassingsbereik en de bijzonder algemene beschrijving van de subsidiabele publicaties, in hoofdzaak te zijn bestemd om de verspreiding te bevorderen van uitgeefproducten in het Italiaans, dat de gemeenschappelijke noemer is van de beide regelingen — eerder dan de Italiaanse cultuur en taal te bevorderen.

(56)

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de betrokken maatregelen niet voldoen aan de restrictieve uitlegging die is vereist bij de toepassing van het bepaalde in artikel 87, lid 3, onder d), en die wordt uiteengezet in de mededeling betreffende de toepassing van de regels inzake staatssteun op openbare omroepen (39). Bovendien zou het accepteren van de culturele afwijking in strijd zijn met de uitlegging die de Commissie daaraan in eerdere besluiten heeft gegeven (40).

6.2.2.   Verenigbaarheid op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag

(57)

Volgens de vastgestelde doelstellingen zouden de betrokken maatregelen als uiteindelijke doel hebben de bevordering van Italiaanstalige uitgeefproducten en het behoud van het pluralisme op het gebied van informatievoorziening, terwijl er behoefte lijkt te zijn aan een overheidsinitiatief om de structureel dalende trend in de distributie van uitgeefproducten op de nationale markt om te buigen.

(58)

De Commissie erkent dat er voor de beoordeling van dit soort maatregelen geen toepasselijke kaderregelingen of richtsnoeren zijn. Bijgevolg lijkt er voor de aangemelde regelingen, zoals zij thans zijn uitgewerkt, geen andere bepaling te bestaan om de steun eventueel verenigbaar te verklaren dan de steeds bruikbare algemene toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag waarin is bepaald dat als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd „steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad”.

(59)

Zoals in het arrest in de zaak-CELF is gebleken, wijst de Commissie er op dat de mededinging in de boekensector als gevolg van bepaalde belemmeringen van taalkundige en culturele aard beperkt kan zijn en dat de invloed op het intracommunautaire handelsverkeer derhalve beperkt is. Evenzo ziet het ernaar uit „dat de Europese drukkerij- en uitgeverijsector nog steeds meer een optelsom van nationale markten [is] dan een over het gehele continent geïntegreerde markt, zoals uit het geringe aandeel van de uitvoer in de omzet blijkt. De vele talen die in de Gemeenschap worden gesproken staan de „vereuropesing” van de markt in de weg”. (41)

(60)

Niettemin dient, wat betreft zowel de boeken als de overige uitgeefproducten waarop deze maatregelen zien, te worden benadrukt dat het bestaan van de aangegeven beperkingen wordt bevestigd door de statistische gegevens die Italië heeft verstrekt en waaruit blijkt dat er slechts een beperkte invloed is op het EU-handelsverkeer voor de betrokken producten.

(61)

Aangezien bovendien de steun in hoofdzaak is bestemd voor publicaties in het Italiaans, is het weinig waarschijnlijk dat publicaties in een andere taal een daadwerkelijk substituut vormen en dat de subsidies een verschuiving veroorzaken van abonnementen en advertenties in de richting van die publicaties. Bijgevolg lijkt de verstoring van het intracommunautaire handelsverkeer en van de mededinging erg beperkt te zijn. Voorts is het in het gemeenschappelijke belang te garanderen dat ook steunaanvragen van kandidaten die in andere lidstaten zijn gevestigd, aanspraak kunnen maken op de steun en een gelijke behandeling krijgen.

(62)

Overigens is de verklaarde doelstelling van de steun het behoud van het pluralisme in de informatievoorziening, hetgeen een doelstelling is die wordt bekrachtigd door artikel 11, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (42).

(63)

Ten slotte wordt de beoordeling ten aanzien van de potentieel beperkte verstoring door de betrokken maatregelen van het handelsverkeer en de mededinging en met name de evenredigheid aan de verklaarde doelstellingen ervan, ook door de volgende factoren bevestigd: de looptijd van de regelingen (5-10 jaar), het hoge aantal begunstigde ondernemingen dat voor elk van beide maatregelen naar verwachting tot 500 ondernemingen kan bedragen, de beperkte omvang van de beschikbare middelen die over de hele periode tezamen circa 179,3 miljoen EUR belopen.

7.   CONCLUSIE

(64)

In het licht van het voorgaande heeft de Commissie geconstateerd dat de te onderzoeken maatregelen staatssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(65)

De concrete informatie en de statistische gegevens die de Italiaanse autoriteiten hebben verstrekt, bevestigen dat het effect van deze maatregelen op het handelsverkeer waarschijnlijk beperkt zal zijn.

(66)

De beperkte verstoring van het handelsverkeer en de mededinging, en het feit dat de maatregelen evenredig zijn aan de daarmee nagestreefde doelstelling (het bevorderen van Italiaanstalige uitgeefproducten) worden bevestigd door de looptijd van de regelingen, het grote aantal begunstigde ondernemingen en de beperkte omvang van de beschikbare middelen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun van Italië in de vorm van rentesubsidies ten gunste van in de uitgeverijsector actieve ondernemingen en in de vorm van belastingkredieten ten gunste van uitgeefproducten producerende ondernemingen is op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar.

Artikel 2

De Commissie worden jaarlijkse verslagen gezonden die nadere informatie bevatten over de tenuitvoerlegging van elk van deze maatregelen. De verslagen bevatten met name een overzicht van de toepassing van de afzonderlijke maatregelen tijdens het kalenderjaar, een lijst en beschrijving van de gesteunde projecten, de gesteunde uitgeefproducten, de per project toegekende bedragen en de identiteit van de begunstigde ondernemingen.

De Commissie wordt ook een update gezonden van de statistische gegevens betreffende het intracommunautaire handelsverkeer voor de betrokken uitgeefproducten, om monitoring van de marktontwikkelingen mogelijk te maken.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2004.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie


(1)  PB C 285 van 28.11.2003, blz. 14.

(2)  Zie noot 1.

(3)  Hierbij wordt onder „in aanmerking komend product” verstaan, een product dat wordt geproduceerd op een papieren drager (met inbegrip van boeken) of op een elektronische drager, dat is bestemd voor de publicatie of in ieder geval de verspreiding van informatie bij het publiek via alle middelen (met inbegrip van elektronische middelen) of via radio- of televisie-uitzendingen, met uitsluiting van producten die geluiden en stemmen, discografische of cinematografische producten, en documenten die bedrijfsinformatie voor intern of extern gebruik bevatten.

(4)  De Italiaanse autoriteiten geven aan dat de betrokken steun de bestaande steunregelingen vervangt waarin voorzien werd door, onderscheidenlijk, wet nr. 416 van 5 augustus 1981 en wet nr. 67 van 25 februari 1987. Beide regelingen werden door de Commissie goedgekeurd, onderscheidenlijk, bij schrijven nr. 1398 van 18.11.1983 en schrijven nr. 8232 van 7.7.1988 (Steunmaatregel C 25/87).

(5)  De voorwaarden, beschikbare middelen en de voorwaarden voor de uitgeversbedrijven om in aanmerking te komen voor de toepassing van artikel 6 van wet nr. 62/2001, zijn bepaald in het decreto del Capo dipartimento per l’informazione e l’editoria della presidenza del Consiglio van 13 december 2002, Gazzetta Ufficiale (GU) 297 van 19.12.2002, blz. 29.

(6)  Daarnaast voert het door de regering ingediende wetsvoorstel (Kamerstuk 4163 „Disposizioni in materia di editoria e di diffusione della stampa quotidiana e periodica”) een verdere aanpassing door van artikel 5 van wet nr. 62/2001, waarmee uitdrukkelijk van de in aanmerking komende kosten worden uitgesloten alle uitgaven die niet zijn bestemd voor de verwezenlijking van uitgeefproducten, met name de promotie- en advertentie-uitgaven. Alleen in het geval van journalistencoöperaties in de zin van artikel 6 van wet nr. 416 van 5 augustus 1981 kunnen de in aanmerking komende kosten 100 % bedragen.

(7)  Volgens het decreto del Capo dipartimento per l’informazione e l’editoria della presidenza del Consiglio van 13 december 2002 betreffende de wet „de qua” zijn ondernemingen in moeilijkheden uitdrukkelijk uitgesloten.

(8)  Deze termijn van tien jaar is, na de aanmelding, uitdrukkelijk bepaald in het wetsvoorstel dat de regering op 16.7.2003 bij de Kamer heeft ingediend (Kamerstuk 4163 „Disposizioni in materia di editoria e di diffusione della stampa quotidiana e periodica”). Dit wetsvoorstel is thans in bespreking bij de Commissie Cultuur van het Parlement.

(9)  De staatsmiddelen die zijn uitgetrokken zijn als volgt: circa 4,1 miljoen EUR in 2001; 12,6 miljoen EUR in 2002 en circa 9,7 miljoen EUR in 2003.

(10)  In artikel 8 van DPR nr. 142/2002 is bepaald dat steun, als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 7 van wet nr. 62/2001, niet mag worden gecumuleerd met andere steun van de Staat, regio's, autonome provincies Trento en Bolzano, de Gemeenschap of van enige andere overheidsinstantie of -instelling ten behoeve van de financiering van datzelfde investeringsprogramma. Die steun mag echter wel worden gecumuleerd met het belastingkrediet als bedoeld in artikel 8 van diezelfde wet.

(11)  Dit is het „Fondo per le agevolazioni di credito alle imprese del settore editoriale” als bedoeld in artikel 5 van wet nr. 62/2001.

(12)  In artikel 1 van DPR nr. 142/2002 is bepaald dat ondernemingen in het kader van de automatische procedure slechts één project terzelfder tijd kunnen indienen.

(13)  De financiering mag, overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a), van wet nr. 62/2001 niet meer dan 1 miljard ITL bedragen.

(14)  Het maximumbedrag mag, overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van wet nr. 62/2001, niet meer dan 30 miljard ITL bedragen.

(15)  De procedures en de vereisten om op steun aanspraak te kunnen maken, zijn nader beschreven in artikel 7, leden 2 tot en met 6, van wet nr. 62/2001, alsmede in DPR nr. 142/2002.

(16)  In het kader van deze regeling wordt het maximumbedrag vastgesteld als percentage van de waarde van de investering, in plaats van per begunstigde. Wel is er een plafond als gevolg van de beperkte hoeveelheid middelen die in totaal beschikbaar is.

(17)  De staatsmiddelen die zijn uitgetrokken, zijn als volgt: circa 5,7 miljoen EUR in 2001; 11,3 miljoen EUR in 2002 en telkens 28,4 miljoen EUR in 2003, 2004 en 2005.

(18)  Zie noot 11.

(19)  De definitie van „onderneming die uitgeefproducten produceert” is restrictiever dan die welke in de artikelen 4, 5 en 7 van de te onderzoeken wet worden gehanteerd. Allereerst gaat het uitsluitend om publicaties in het Italiaans. Ten tweede betreft het uitsluitend ondernemingen die uitgeefproducten produceren, terwijl onder de andere regeling alle ondernemingen die in de productie- en distributiecyclus van uitgeefproducten actief zijn, potentiële begunstigden zijn.

(20)  Arrest van het Hof van Justitie van 22 juni 2000 in zaak C-332/98, Franse Republiek / Commissie (Steun aan de Coopérative d'exportation du livre français — CELF), Jurispr. 2000, blz. I-4833.

(21)  Zie noot 20, Deel VIII van het arrest.

(22)  Opmerkingen van de Commissie in „Panorama of EU Industry 97” (ook beschikbaar in het Duits en het Frans).

(23)  De door Italië verstrekte statistische gegevens geven aan dat de in 1990 ingezette daling van de verkoop van dagbladen in Italië ook in 2003 is blijven doorgaan, en dat de verkoop nu met 5,8 miljoen exemplaren het niveau van 1984 heeft bereikt.

(24)  Gegevens afkomstig van het Osservatorio Tecnico per i Quotidiani e le Agenzie d’Informazione: „L’industria dei quotidiani in Italia — Monografia macro settoriale” (2000).

(25)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 28 februari 2002 in zaak T-155/98, Société internationale de diffusion et d'édition (SIDE)/Commissie, Jurispr. 2002, blz. II-1179.

(26)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 21 oktober 1997 in zaak T-229/94, Deutsche Bahn/Commissie, Jurispr. 1997, blz. II-1689, punt 54 en de aldaar aangehaalde rechtspraak.

(27)  PB C 73 van 6.3.2001, blz. 5.

(28)  De Italiaanse autoriteiten benadrukken dat, ondanks dat de resolutie van de Raad van 12 februari 2001 het uitdrukkelijk heeft over boeken, de daar genoemde beginselen, vooral die uit de tweede considerans, kunnen worden uitgebreid tot alle gevallen waarin een goed (als bijvoorbeeld uitgeefproducten) een „tweeledig karakter” heeft „als drager van culturele waarden en als economisch verhandelbaar goed”.

(29)  Zie noot 27. Considerans 7 bij de resolutie van 12.2.2001.

(30)  PB C 50 van 23.2.2002, blz. 1.

(31)  PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

(32)  Zie het arrest van het Corte Costituzionale in zaken nrs. 348/1990, 105/1972, 225/1974 en 94/1997.

(33)  Zie de mededeling van de Commissie over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen, PB C 384 van 10.12.1998, blz. 3.

(34)  Bovendien is de grensoverschrijdende dimensie van de uitgeverijsector, met name wat boeken betreft, erkend in de resolutie van 12 februari 2001 en in de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte statistische gegevens.

(35)  Zie met name artikel 151, leden 1 en 4, van het EG-Verdrag.

(36)  Zie met name artikel 5, lid 6, van wet nr. 62/2001.

(37)  Deze steun zou namelijk ook kunnen gaan naar uiteenlopende producten, zoals sport, en andere uitgeefproducten die niet noodzakelijkerwijs enige culturele inhoud of kenmerken vertonen.

(38)  Besluit van de Commissie in de volgende staatssteunzaken: Steunmaatregel nr. NN 88/98, „Financiering van een 24 uur op 24, reclamevrije nieuwszender met licentievergoeding door BBC”, PB C 78 van 18.3.2000, blz. 6, en Steunmaatregel nr. NN 70/98, „Staatssteun voor de openbare televisiekanalen „Kinderkanal” en „Phoenix””, PB C 238 van 21.8.1999, blz. 3.

(39)  PB C 320 van 15.11.2001, blz. 5.

(40)  Zie noot 38.

(41)  Opmerkingen van de Commissie in „Panorama of EU Industry 1997” (ook beschikbaar in het Duits en het Frans).

(42)  Zie voetnoot 31.