29.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/16


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2005

betreffende de Steunregeling „Enterprise Capital Funds” die het Verenigd Koninkrijk voornemens is uit te voeren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1144)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/250/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1) en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

1.

Bij brief van 25 november 2003, bij de Commissie geregistreerd op 26 november 2003, hebben de Britse autoriteiten overeenkomstig artikel 88, lid 3, bij de Commissie aanmelding gedaan van de bovengenoemde steunmaatregel.

2.

Bij brief D/58191 van 19 december 2003 verzocht de Commissie om nadere inlichtingen over de aangemelde steunmaatregel.

3.

Bij brief van 30 januari 2004, bij de Commissie geregistreerd op 3 februari 2004, en bij brief van 19 maart 2004, bij de Commissie geregistreerd op 25 maart 2004, hebben de Britse autoriteiten de gevraagde informatie toegezonden.

4.

Bij brief van 7 mei 2004 bracht de Commissie het Verenigd Koninkrijk op de hoogte van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de steunmaatregel in te leiden.

5.

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). De Commissie verzocht belanghebbenden hun opmerkingen te maken.

6.

Bij brief van 11 mei 2004, bij de Commissie geregistreerd op 16 juni 2004, reageerde het Verenigd Koninkrijk op het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure.

7.

De Commissie heeft ondertussen opmerkingen van twintig belanghebbenden ontvangen:

(a)

bij brief van 20 september 2004, bij de Commissie geregistreerd op 23 september 2004;

(b)

bij brief van 9 september 2004, bij de Commissie geregistreerd op 28 september 2004;

(c)

bij brief van 22 september 2004, bij de Commissie geregistreerd op 29 september 2004;

(d)

bij brief van 1 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op 4 oktober 2004;

(e)

bij brief van 6 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(f)

bij brief van 6 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(g)

bij brief van 7 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(h)

bij brief van 6 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op 7 oktober 2004;

(i)

bij brief van 7 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(j)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(k)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(l)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(m)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(n)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op dezelfde dag;

(o)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op 11 oktober 2004;

(p)

bij brief van 6 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op 11 oktober 2004;

(q)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op 11 oktober 2004;

(r)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op 11 oktober 2004;

(s)

bij brief van 7 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op 11 oktober 2004;

(t)

bij brief van 8 oktober 2004, bij de Commissie geregistreerd op 12 oktober 2004;

8.

Bij brief D/57629 van 25 oktober 2004 zond de Commissie deze opmerkingen door aan het Verenigd Koninkrijk om het in de gelegenheid te stellen daarop te reageren.

9.

Het Britse standpunt over de opmerkingen van de derden werd ontvangen bij brief van 23 november 2004, bij de Commissie geregistreerd op 24 november 2004.

II.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

II.1.   Doel

10.

De maatregel beoogt verhoging van het bedrag aan risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) in het Verenigd Koninkrijk die tussen de 250 000 GBP (357 000 EUR) en 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) aan risicokapitaal willen aantrekken.

11.

Met de maatregel worden middelen verschaft aan erkende Enterprise Capital Funds (ECF's). De middelen moeten door elk ECF met rente en winstdeling worden terugbetaald.

12.

ECF's zijn verplicht KMO's te financieren via eigenvermogensinstrumenten of quasi-eigenvermogensinstrumenten.

II.2.   Omschrijving

13.

De rechtsgrondslag van de regeling is hoofdstuk 8 van de „Industrial Development Assistance Act” uit 1982.

14.

Omdat de aan de ECF's verschafte middelen moeten worden terugbetaald, moet de steunmaatregel zichzelf op middellange termijn kunnen bedruipen.

15.

Voor de startfase van de regeling heeft het Verenigd Koninkrijk 44 miljoen GBP (63,8 miljoen EUR) uitgetrokken ter dekking van de benodigde liquiditeiten in de aanloopfase.

16.

Het Verenigd Koninkrijk heeft verzocht om goedkeuring voor een duur van tien jaar.

17.

Het Britse ministerie van Handel en Industrie draagt de verantwoordelijkheid via het Small Business Service (SBS) als uitvoerend orgaan.

18.

De SBS houdt toezicht op de aanvraag voor de ECF-status.

19.

Ook houdt zij toezicht op lopende ECF-investeringen, zonder echter rechtstreeks zeggenschap te hebben over afzonderlijke investeringsbeslissingen van ECF's.

20.

Voorts zorgt de SBS ervoor dat de ECF's zich houden aan hun ondernemingsplan en aan de voorwaarden van hun inschrijving als deze wordt gehonoreerd.

21.

De regeling heeft uitsluitend betrekking op niet-beursgenoteerde kleine en middelgrote ondernemingen (3) in het Verenigd Koninkrijk.

22.

Ondernemingen in moeilijkheden zoals bepaald in de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (4) komen niet in aanmerking voor investeringen.

23.

ECF's investeren niet in gevoelige sectoren waarvoor beperkingen op het gebied van staatssteun gelden, of in sectoren waarop de mededeling van de Commissie betreffende staatssteun en risicokapitaal (5) niet van toepassing is. Bedrijven in sectoren met een laag risico, met inbegrip van onroerendgoed-, financiële, financiëleleasing- en beleggingsmaatschappijen komen niet aanmerking voor investeringen in het kader van de regeling.

24.

Ook investeren ECF's niet in andere ECF's.

25.

Per investeringsronde investeren ECF's 250 000 GBP (357 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) in begunstigde KMO's.

26.

Extra investeringen in begunstigde KMO's boven deze limiet van 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) zijn niet toegestaan wanneer het ECF tegen mindere gunstige voorwaarden investeert dan andere commerciële investeerders.

27.

Vervolginvesteringen zijn toegestaan zolang het totale risicokapitaal dat de begunstigde KMO via ECF's en andere risicokapitaalinvesteerders heeft aangetrokken, niet uitstijgt boven deze limiet van 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR).

28.

In uitzonderlijke gevallen zijn na een periode van ten minste zes maanden na de eerste ECF-investering in een begunstigde KMO vervolginvesteringen boven de limiet van 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) mogelijk als dit nodig is om verwatering te voorkomen. Voorwaarde is wel dat niet meer dan tien procent van het vast toegezegde ECF-kapitaal wordt geïnvesteerd in een enkele KMO.

II.3.   Mechanismen

29.

De in het kader van de steunmaatregel opgezette ECF's bundelen particuliere en publieke gelden om deze daarna in KMO's te investeren.

30.

Als een fonds na een vergunningsprocedure als ECF-fonds is erkend, krijgt het recht op publieke middelen tegen een rente gelijk aan of dicht bij de rente op een tienjarige staatslening.

31.

Het aandeel van de publieke middelen in een erkend ECF mag niet meer dan tweemaal zo groot zijn als het aandeel van het particuliere kapitaal in het fonds.

32.

De middelen moeten door het ECF met rente en winstdeling worden terugbetaald. Daardoor bedruipt het programma zichzelf op middellange termijn.

33.

Om de overheidssteun zo gering mogelijk te houden, worden de exacte bedragen aan publieke middelen, de winstdeling en de terugbetalingsprioriteiten vastgesteld in een openbare aanbestedingsprocedure.

34.

Door bekendmaking van de regeling in het Publicatieblad van de Europese Unie en in de relevante vakbladen worden geïnteresseerden opgeroepen tot het indienen van een aanvraag. Daarmee wordt gewaarborgd dat het beoogde doel met een zo gering mogelijke overheidssteun wordt bereikt.

35.

In de aanvraag voor de ECF-status moeten potentiële fondsen aangeven: het benodigde bedrag aan publieke middelen (ten hoogste tweemaal het bedrag aan particulier kapitaal), het winstaandeel van de publieke en particuliere investeerders en de prioritering van terugbetalingen bij:

(a)

de rente op de publieke middelen;

(b)

de publieke middelen zelf;

(c)

het particuliere kapitaal;

(d)

de winstverdeling.

36.

Potentiële ECF-beheerders dienen een solide ondernemingsplan in met daarin:

(a)

gegevens over de beoogde leden van het managementteam, hun relevante ervaring en gegevens waaruit blijkt dat ze over de nodige competenties beschikken om een ECF doeltreffend te beheren;

(b)

het bedrag aan particulier kapitaal en de beoogde kapitaalbronnen;

(c)

gegevens waaruit de interesse van investeerders in het voorgenomen ECF-ondernemingsplan blijkt;

(d)

gegevens over de voorgenomen ECF-investeringsstrategie, met inbegrip van het percentage van de middelen dat geïnvesteerd gaat worden in startende ondernemingen;

(e)

gegevens over de terugbetalingsregelingen, met name de volgorde van de terugbetalingen van de publieke middelen, de rentebetalingen op de publieke middelen, de winstverdeling en het winstaandeel van de publieke middelen.

37.

ECF's moeten zich houden aan de leidraad voor de toepassing van de standaarden voor jaarrekeningen van de British Venture Capital Association (BVCA).

38.

Inschrijvingen waarin de publieke middelen aan een groter risico worden blootgesteld dan het particuliere kapitaal, worden niet aanvaard.

39.

Wel mogen particuliere investeerders in ECF's worden blootgesteld aan grotere neerwaartse risico's dan de publieke investeerders. Dan zullen ECF-beheerders immers geen onvoorzichtige beslissingen nemen, maar commercieel gezien verstandig blijven opereren.

40.

Zodra het overeengekomen particuliere kapitaal aan een ECF vast is toegezegd, mag het de publieke middelen opnemen.

41.

Een ECF mag zoveel publieke middelen opnemen als het wenselijk acht, mits het bij de ECF-erkenning vastgestelde maximumpercentage aan publieke middelen niet wordt overschreden.

42.

Het maximumbedrag aan publieke middelen waarop aanspraak kan worden gemaakt, wordt steeds vastgesteld door dit percentage toe te passen op het bedrag aan particulier kapitaal dat al in het fonds is ingelegd.

43.

Voor elk ECF geldt een maximumpercentage aan publieke middelen in de verhouding 2:1 (dus het bedrag aan publieke middelen mag niet meer dan tweemaal zo hoog zijn als het bedrag aan particulier kapitaal).

III.   REDENEN VOOR INLEIDING VAN DE PROCEDURE

44.

In de mededeling van de Commissie betreffende staatssteun en risicokapitaal (6) (hierna „de mededeling” genoemd) wordt erkend dat de rol voor financiering van risicokapitaalmaatregelen door de overheid beperkt is tot een middel om identificeerbaar marktfalen aan te pakken.

45.

In de mededeling wordt gesteld dat specifieke factoren die de toegang van KMO’s tot kapitaal nadelig beïnvloeden, zoals gebrekkige of asymmetrische informatie of hoge transactiekosten, een marktfalen kunnen veroorzaken dat staatssteun rechtvaardigt.

46.

In de mededeling wordt voorts aangegeven dat er in de Gemeenschap geen sprake is van een algemeen falen op de risicokapitaalmarkt. Wel wordt erkend dat er voor sommige soorten investeringen in bepaalde stadia van de ontwikkeling van ondernemingen sprake is van lacunes op de markt en dat er bijzondere problemen rijzen in regio's die overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het EG-Verdrag voor steun in aanmerking komen („steungebieden”).

47.

In de mededeling wordt vervolgens uiteengezet dat de Commissie in het algemeen zal verlangen dat wordt aangetoond dat er sprake is van een marktfalen, vooraleer zij instemt met risicokapitaalmaatregelen.

48.

De Commissie kan evenwel bereid zijn zonder verdere bewijsvoering aan te nemen dat er sprake is van een marktfalen wanneer elke afzonderlijke financieringstranche voor een onderneming uit hoofde van risicokapitaalmaatregelen die geheel of gedeeltelijk met staatssteun worden gefinancierd, niet meer bedraagt dan 500 000 EUR voor niet-steungebieden, 750 000 EUR voor gebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag of 1 miljoen EUR voor gebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.

49.

Hieruit volgt dat de Commissie in de gevallen waarin de bovengenoemde tranches worden overschreden, zal verlangen dat wordt aangetoond dat er sprake is van een marktfalen dat de voorgenomen risicokapitaalmaatregel rechtvaardigt, vooraleer zij de verenigbaarheid van de maatregel beoordeelt op basis van de in punt VIII.3 van de mededeling vermelde positieve en negatieve criteria.

50.

De door het Verenigd Koninkrijk voorgenomen regeling voorziet in risicokapitaalinvesteringen tussen de 250 000 GBP (357 000 EUR) en 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) per investeringstranche voor KMO’s in het Verenigd Koninkrijk.

51.

Overeenkomstig de „regionalesteunkaart 2000-2006” voor het Verenigd Koninkrijk bestaat het Verenigd Koninkrijk uit regio's die momenteel worden aangemerkt als steungebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, als steungebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en als niet-steungebieden (7).

52.

Overeenkomstig punt VI.5 van de mededeling zou de Commissie derhalve bereid zijn aan te nemen dat er sprake is van een marktfalen zonder te verlangen dat dit wordt aangetoond, als geheel of gedeeltelijk met staatssteun gefinancierde risicokapitaalinvesteringen in Britse KMO's niet meer bedragen dan 1 miljoen EUR voor gebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, 750 000 EUR voor gebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en 500 000 EUR voor niet-steungebieden.

53.

Op grond van de mededeling moet het Verenigd Koninkrijk dus gegevens indienen waaruit blijkt dat er sprake is van een marktfalen als bij de in het kader van de ECF-regeling voorgenomen risicokapitaalinvesteringen de bovengenoemde maximumbedragen worden overschreden.

54.

Ten bewijze dat er sprake is van een marktfalen, heeft het Verenigd Koninkrijk twee studies (8) ingediend, waarin wordt geconcludeerd dat Britse KMO's te kampen hebben met een gebrek aan risicokapitaal voor transactievolumes tussen 250 000 GBP (357 000 EUR) en 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR):

(a)

blijkens het meest recente Britse onderzoek uit 2003 is er in het Verenigd Koninkrijk in elk geval al sinds 1999 sprake van een falen wat betreft risicokapitaalinvesteringen in groeiende ondernemingen:

i.

hoewel voor het merendeel van de ondernemingen in het VK de toegang tot financiering, met name financiering met vreemd vermogen, is verbeterd, blijven kleine ondernemingen met grote groeimogelijkheden problemen ondervinden bij het aantrekken van risicokapitaal. Ze kunnen soms niet terecht bij individuele „business angels” voor de noodzakelijke financiële ruggensteun en evenmin bij formele risicokapitalisten die de relatief hogere kosten van KMO-investeringen voor lief willen nemen;

ii.

de vraag naar risicokapitaalinvesteringen is groter dan de investeringen die professionele investeerders momenteel doen. Bij vergroting van het aanbod van risicokapitaal, met name in het equity-gapsegment, kan risicokapitaal algemenere bekendheid krijgen en zal de bereidheid bij bedrijven toenemen om gebruik te maken van externe bronnen als groeifinancieringsmechanisme;

(b)

uit kwalitatieve gegevens blijkt dat de financiering van kleine ondernemingen en snelgroeiende ondernemingen tekortschiet. Deze equity gap pakt het nadeligst uit voor bedrijven die op zoek zijn naar startinvesteringen in de orde van grootte van 250 000 GBP tot 2 miljoen GBP (respectievelijk 357 000 EUR en 2,9 miljoen EUR):

(i)

in de Britse economie bestaan er wel degelijk kapitaalbeperkingen, die met name KMO's treffen die een gering bedrag aan externe financiering nodig hebben voor de start en verdere groei en ontwikkeling. Het vinden van externe financiering, met name in de vorm van risicokapitaal van professionele investeerders, levert met name problemen op bij investeringen van minder dan 1,5 tot 2 miljoen GBP (2,17 tot 2,9 miljoen EUR);

(ii)

een meerderheid van de Britse professionele risicokapitaalinvesteerders is niet geïnteresseerd in investeringen kleiner dan 3 miljoen GBP (4,35 miljoen EUR). Hoewel met kleinere tranches van informele investeerders of business angels en met publiek/private regelingen zoals de regionale risicokapitaalfondsen bedragen van minder dan 500 000 GBP (725 000 EUR) deels kunnen worden gefinancierd, heeft het VK nog geen stelsel voor een trapsgewijze of dynamische financiering van interessante bedrijven die te kampen hebben met kapitaalbeperkingen;

(iii)

uit de gegevens komt ook naar voren dat het gebrek aan middelen in de loop der tijd alleen maar is toegenomen, deels omdat het deel van de risicokapitaalsector dat het accent verschuift naar grotere investeringen, meer succes heeft. Er wordt een nog nijpender gebrek verwacht omdat professionele risicokapitaalinvesteerders vanwege de vaste kosten niet alleen hun middelen, maar ook de minimumgrens voor hun transacties zullen verhogen.

55.

Bij brief van 7 mei 2004 bracht de Commissie het Verenigd Koninkrijk op de hoogte van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de ECF-regeling in te leiden.

56.

In haar brief stelde de Commissie dat zij betwijfelde of de argumenten die het Verenigd Koninkrijk had aangevoerd tot staving van het bestaan van een marktfalen voldoende kunnen rechtvaardigen dat tranches van risicokapitaalinvesteringen worden toegekend die aanzienlijk hoger liggen dan de maximumbedragen die in de mededeling waren vastgesteld.

57.

De Commissie was voorts van mening dat dit vraagstuk een grondiger onderzoek behoefde. Voor dit onderzoek dienden opmerkingen van belanghebbenden te worden verzameld. Alleen na onderzoek van de opmerkingen van derden kon de Commissie beslissen of de door het Verenigd Koninkrijk voorgenomen maatregel de voorwaarden voor het handelsverkeer zodanig zou veranderen dat het gemeenschappelijk belang zou worden geschaad.

IV.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

58.

Naar aanleiding van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van haar besluit tot inleiding van de formele procedure ontving de Commissie opmerkingen van de volgende belanghebbende partijen:

Nelfunding;

England’s Regional Development Agencies;

CBI – Confederation of British Industry;

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen;

VNO-NCW;

Cavendish Asset Management;

University of Warwick;

Stonesfield Capital Ltd.;

YFM Group;

Close Venture Management Ltd.;

Bundesministerium der Finanzen Deutschland;

Enterprise Corporate Finance Ltd.;

Institute of Chartered Accountants in England & Wales;

Pénzügyminisztérium;

Interregnum;

Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden;

3i Group plc;

Northwest Development Agency;

One NorthEast;

Lietuvos Respublikos Ukio Ministerija.

59.

Alle ontvangen opmerkingen waren positief en onderstreepten het belang van de maatregel en de geschiktheid van de voorgenomen maximale investeringsbedragen.

60.

De argumenten van de belanghebbenden kunnen als volgt worden onderverdeeld en samengevat:

61.

In zijn opmerkingen over de inleiding van de formele onderzoeksprocedure heeft Duitsland op het volgende gewezen:

a.

blijkens deskundigenonderzoek in Duitsland bestaat er een gebrek aan risicokapitaal voor en risicokapitaalinvesteringen in KMO's als het om bedragen van minder dan 5 miljoen EUR gaat;

b.

over het algemeen kan marktfalen moeilijk worden aangetoond, terwijl de mededeling dit wel voorschrijft. De Commissie moet duidelijke criteria stellen die de lidstaten kunnen helpen bij de evaluatie van bepaald marktfalen.

62.

Nederland heeft in zijn opmerkingen over de inleiding van de formele onderzoeksprocedure gewezen op het volgende:

a.

het probleem op de risicokapitaalmarkt doet zich vooral voor aan de onderkant van de kapitaalmarkt. In Nederland is er bij startende hightechondernemingen sprake van een gat tussen vraag en aanbod van 100 000 EUR tot 2,5 miljoen EUR per financieringsronde.

b.

De in de mededeling genoemde drempels zijn gebaseerd op de marktsituatie van voor 2001. Toen was er zelfs voor startinvesteringen nog risicokapitaal in overvloed beschikbaar. Sindsdien heeft de risicokapitaalmarkt evenwel een snelle ontwikkeling doorgemaakt en is de equity gap opgelopen tot ver boven de in de mededeling genoemde drempels. Risicokapitaalfondsen verschuiven het accent naar steeds grotere transacties en naar gevestigde ondernemingen.

63.

In zijn opmerkingen over de inleiding van de formele onderzoeksprocedure heeft Hongarije op het volgende gewezen:

a.

bekeken moet worden of het ECF-model van het Verenigd Koninkrijk ook voor Hongarije interessant is;

b.

In 2003 kon in Hongarije een duidelijke omslag naar grotere transactievolumes worden waargenomen. Terwijl transacties van minder dan 2,5 miljoen EUR goed waren voor 14 % van de totale particuliere investeringen in Hongarije, namen transacties van meer dan 5 miljoen EUR de resterende 86 % van de particuliere investeringen voor hun rekening. Er waren nauwelijks transacties in de orde van grootte van 2,5 tot 5 miljoen EUR;

c.

als de toch al krappe drempels in de mededeling te strikt worden gehanteerd, kunnen overheidsmaatregelen om deze aanzienlijke equity gap te dichten, en daarmee de groeimogelijkheden van KMO's worden geblokkeerd;

d.

de Commissie moet geen maximumbedragen vaststellen, maar een systeem ontwikkelen waarmee zij de ontwikkelingen op de markten in het oog kan houden. Daarbij moet zij rekening houden met het ontwikkelingsniveau van de lidstaten en hun kapitaalmarkten.

64.

In zijn opmerkingen over de inleiding van de formele onderzoeksprocedure heeft Litouwen op de volgende feiten gewezen:

a.

risicokapitaalinvesteringen zijn sterker gericht op grote fondsen en investeringen in min of meer gevestigde grotere ondernemingen dan op kleinere, jonge ondernemingen;

b.

de ECF-regeling kan een belangrijk onderdeel worden van de strategie om belemmeringen voor succesvol ondernemerschap weg te nemen, en sluit daarom aan bij de EG-doelstellingen ten aanzien van ondernemerschap en innovatie.

65.

De Confederation of British Industry (CBI) schaart zich volledig achter het Britse voorstel voor de instelling van ECF's. Volgens CBI is er sprake van een marktfalen bij bedragen in de orde van grootte van 250 000 GBP (357 000 EUR) tot 3 miljoen GBP (4,3 miljoen EUR) en wordt daarom met ECF's een duidelijk marktfalen bij de financiering van groeiende ondernemingen gecorrigeerd.

66.

De Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) wijst op een duidelijke equity gap aan de onderkant van de markt tot 2,5 miljoen EUR. Deze gap kan van lidstaat tot lidstaat uiteenlopen, maar groot zal het verschil niet zijn.

67.

Het Verbond van Nederlandse Ondernemingen/Nederlands Christelijk Werkgeversverbond VNO-NCW steunt de opmerkingen van de CBI en de NVP, met name die over de omvang van de equity gap.

68.

Volgens het Institute of Chartered Accountants in England and Wales is er mogelijkerwijs sprake van een equity gap tot 5 miljoen GBP (7 miljoen EUR):

(a)

de meerderheid van de professionele risicokapitaalinvesteerders is niet geïnteresseerd in transacties onder de 3 miljoen GBP (4,3 miljoen EUR);

(b)

in de praktijk blijken maar weinig risicokapitaalverschaffers in het VK actief te investeren in bedrijven als er bedragen van 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) of minder mee gemoeid zijn. Daarom ligt het aantal ondernemingen dat risicokapitaalinvesteringen in de orde van grootte van 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) aantrekt, over periodes van twaalf maanden gezien op een zeer laag niveau. Voor andere partijen kunnen investeringen van deze omvang wel interessant zijn, maar dan moet het wel gaan om hetzij een transactie in het kader van een veel grotere financieringsronde van meer dan 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) hetzij een medefinanciering van een management buy out (MBO) of een eigendomsoverdracht in een onderneming, en zijn deze investeringen niet zozeer gericht op de organische ontwikkeling van een onderneming;

(c)

de professionele risicokapitaalverschaffers hebben in het VK een actieve sector opgezet voor middelgrote en grote risicokapitaalinvesteringen die vooral bedoeld zijn om grote belangen te verwerven in dan wel de zeggenschap te verkrijgen over zeer winstgevende grote bedrijven. In de afgelopen vijf, zes jaar blijkt het aantal risicokapitaalverschaffers te zijn teruggelopen dat nog tot maximaal 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) wil investeren in een redelijk aantal kleinere ondernemingen.

Volgens het instituut vormt de voorgenomen ECF-regeling een waardevolle financieringsbron voor ondernemingen die op zoek zijn naar een relatief bescheiden bedrag aan risicokapitaal, en zal deze andere investeerders stimuleren om ook kleine investeringen te doen wanneer dit mogelijk is via een speciaal daarvoor opgezet fonds als alternatief voor incidentele gelegenheidsinvesteringen.

69.

England’s Regional Development Agencies stellen dat een recente studie van de Advantage West Midlands RDA uitwijst dat de grootste problemen om toegang te krijgen tot groeifinanciering, worden ondervonden door ondernemingen die op zoek zijn naar middelen in de orde van grootte 250 000 GBP (357 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR). Dit wordt gestaafd door de volgende feiten:

(a)

de equity gap is sinds 1999-2000 opgelopen omdat bij formeel risicokapitaal een verschuiving heeft plaatsgevonden naar grotere transactievolumes van 2 tot 3 miljoen GBP (2,9 tot 4,2 miljoen EUR);

(b)

voor de onderkant van de risicokapitaalmarkt kent het VK enkele instrumenten die KMO's hebben geholpen aan kleine bedragen aan groeikapitaal. Uit recente rapporten blijkt evenwel dat een groot aantal ondernemingen behoefte heeft aan bedragen ruim boven de grens van 250 000 GBP (357 000 EUR).

70.

Het Northwest Regional Development Agency maakt de volgende opmerkingen:

(a)

de financieringsbehoefte van ondernemingen die vervolginvesteringen ten bedrage van 750 000 EUR tot 2,9 miljoen EUR proberen aan te trekken, is voor de meeste risicokapitaalverschaffers niet interessant;

(b)

in de Britse risicokapitaalsector gaat de minimumdrempel per investering richting 5 miljoen GBP (7 miljoen EUR);

(c)

de feitelijke equity gap in het VK ligt waarschijnlijk op 3 tot 5 miljoen GBP (5,2 tot 7 miljoen EUR);

(d)

als de Commissie erkent dat er onder de 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) sprake is van een marktfalen, wordt daarmee een belangrijke, zelfs cruciale bijdrage geleverd aan de stimulering van Britse ondernemingen met grote groeimogelijkheden.

71.

Op basis van persoonlijke gesprekken met deskundigen op het gebied van technologieoverdracht van meer dan vijftig Britse universiteiten maakt de University of Warwick de volgende opmerkingen over de risicokapitaalmarkt voor startinvesteringen, en met name over de problemen waarmee spin-offbedrijven in de universitaire sector te maken hebben:

(a)

terwijl het voor universitaire spin-offbedrijven nog relatief eenvoudig is om subsidies en risicokapitaalinvesteringen van geringe omvang (tot 500 000 GBP ofwel 700 000 EUR) in de wacht te slepen, wordt de spoeling boven de 500 000 GBP (700 000 EUR) dunner. De voornaamste en vaak enige risicokapitaalbron die dan nog overblijft, zijn in technologie gespecialiseerde risicokapitaalverschaffers;

(b)

relatief weinig risicokapitaalondernemingen zijn terzake gespecialiseerd. Bovendien beschikken ze slechts over beperkte middelen. Het gebrek aan risicokapitaal op dit niveau heeft een rem gezet op de groei van individuele spin-offbedrijven;

(c)

in de referentiegroep heeft minder dan een op de vijftien spin-offbedrijven risicokapitaal in de orde van grootte van 500 000 GBP (700 000 EUR) tot 1 miljoen GBP (1,4 miljoen EUR) aangetrokken;

(d)

alle universitaire spin-offbedrijven die tussen de 1 miljoen GBP (1,4 miljoen EUR) en 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) aan risicokapitaal willen aantrekken, worden met vrijwel dezelfde problemen geconfronteerd. Omdat deze ondernemingen zich in dezelfde ontwikkelingsfase bevinden, zullen ze in hun zoektocht naar bedragen van minder dan 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) vanwege het gebrek aan middelen op dezelfde problemen stuiten;

(e)

in de referentiegroep beschikt geen enkele universiteit over investeringskapitaal in de orde van grootte van 1 miljoen GBP (1,4 miljoen EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) voor spin-offbedrijven. Als universitaire spin-offbedrijven meer dan 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) nodig hebben, zijn er weer meer risicokapitaalbronnen beschikbaar.

72.

Volgens Northern Enterprise Limited (Nelfunding) is er in het VK sprake van een marktfalen wat betreft risicokapitaalinvesteringen van minder dan 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) en wordt de ontwikkeling van KMO's daardoor nadelig beïnvloed.

73.

Stonesfield Capital Limited investeert actief in het equity-gapsegment van 500 000 GBP (700 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR), waarop de ECF's zich richten, en heeft de volgende opmerkingen toegezonden:

(a)

in het gehele VK is uiterst weinig kapitaal beschikbaar voor investeringen in de orde van grootte van 500 000 GBP (700 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR). Er bestaat een serieuze equity gap voor kleine ondernemingen die deze bedragen willen aantrekken, en de gap wordt eerder groter dan kleiner;

(b)

volgens het meeste recente „Rapport over investeringsactiviteiten in 2003” (Report on Investment Activity 2003) dat de British Venture Capital Association heeft gepubliceerd, is het in startende ondernemingen geïnvesteerde bedrag tussen 2001 en 2003 met 32 % teruggelopen;

(c)

over deze periode zijn ook de resultaten van fondsen voor startende ondernemingen duidelijk verslechterd. Bedroeg het langetermijnrendement dat investeerders bij de fondsen voor startende ondernemingen konden behalen, in 2001 nog 14,1 % per jaar, in 2003 was dit teruggelopen tot 4,7 %;

(d)

door de teruglopende investeringen en resultaten over deze periode heeft een reeks risicokapitaalinvesteerders in startende ondernemingen zich uit de markt teruggetrokken;

(e)

deze marktdynamiek komt ook tot uiting in de gemiddelde omvang van investeringen in veelbelovende startende ondernemingen. In 2001 bedroeg het gemiddelde transactievolume nog ongeveer 1 miljoen GBP (1,4 miljoen EUR). In 2003 is dit opgelopen tot 1,6 miljoen GBP (2,3 miljoen EUR);

(f)

daaruit blijkt dat investeerders op de risicokapitaalmarkt, doorgaans met het oog op beperking van de risico's, het accent verleggen naar grotere investeringen en daarmee bijdragen aan een vergroting van de equity gap tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR);

(g)

bedrijven die tussen de 1 en 2 miljoen GBP (1,4 en 2,9 miljoen EUR) nodig hebben, hebben de meeste moeite om de vereiste middelen aan te trekken, omdat 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) nog onder het door de meeste risicokapitalisten gehanteerde minimumbedrag blijft;

(h)

tussen 2001 en 2003 is het bedrag dat voor investeringen in veelbelovende startende ondernemingen is aangetrokken, met 73 % teruggelopen. In 2003 was dit nog maar 369 miljoen GBP (517 miljoen EUR), tegen 1,4 miljard GBP (2 miljard EUR) in 2001. Transacties van minder dan 10 miljoen GBP (14 miljoen EUR) waren goed voor slechts 1% van deze 369 miljoen GBP;

(i)

voor KMO's is het geen optie om de kapitaalbehoefte op te voeren tot boven de 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR), omdat ze vanwege hun omvang en ontwikkelingsfase nog niet volwassen genoeg zijn en het aandeel van de ondernemer dan te sterk zou verwateren. KMO's kunnen evenwel alleen uitgroeien tot succesvolle grotere ondernemingen als het bestaande financieringsgat wordt gedicht. Om te overleven en te floreren, is het voor talrijke kleine ondernemingen van essentieel belang dat financiering in de orde van grootte van 500 000 GBP (700 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) binnen bereik komt.

74.

De YFM Group heeft de volgende opmerkingen toegezonden:

(a)

uit de meest recente statistieken van de British Venture Capital Association (BVCA) blijkt dat de BVCA-leden in 2003 in het segment van minder dan 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) 724 miljoen GBP (1 miljard EUR) hebben geïnvesteerd in 1 015 in het VK gevestigde ondernemingen;

(b)

als de investeringen van minder dan 500 000 GBP (700 000 EUR) buiten beschouwing blijven, verandert het beeld dramatisch. In 2000 werd in het segment 500 000 GBP (700 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) nog 482 miljoen GBP (675 miljoen EUR) geïnvesteerd in 348 ondernemingen. In 2003 was het geïnvesteerde bedrag teruggelopen tot 286 miljoen GBP (400 miljoen EUR), een daling van 41 % ten opzichte van 2000 en ging het nog maar om 277 bedrijven;

(c)

in deze cijfers zijn ook de management buy outs (MBO's), management buy-ins (MBI's), expansies in latere fasen, aankopen op de secundaire markt en herfinancieringstransacties voor bankkredieten meegerekend. Als deze transacties buiten beschouwing blijven en alleen wordt gekeken naar starterstransacties, vallen het investeringsvolume en het aantal bedrijven nog lager uit;

(d)

de financiering van alle starterstransacties tezamen ongeacht de omvang ervan is teruggelopen van 703 miljoen GBP (984 miljoen EUR) in 2000 naar 263 miljoen GBP (368 miljoen EUR) in 2003, een daling van 63 %;

(e)

dankzij de inspanningen van de Europese Commissie en de Britse overheid nemen het aantal transacties en de waarde ervan in het marktsegment van minder dan 500 000 GBP (700 000 EUR) toe;

(f)

in het segment daarboven leidt de verschuiving binnen de Britse financiële sector naar steeds grotere transacties tot een financieringsgat. Het beperkte aanbod wordt een groot probleem. Ondernemingen die investeringen van minder dan 500 000 GBP (700 000 EUR) hebben aangetrokken en aanzienlijke bedragen aan vervolginvesteringen nodig hebben, kunnen het benodigde geld niet loskrijgen vanwege een financieringsgat in het segment van 500 000 GBP (700 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR).

75.

Close Venture Management Limited heeft gewezen op het volgende:

(a)

er bestaan sterke aanwijzingen dat de equity gap die in de loop der tijd is gegroeid en zich nu uitstrekt van het segment van 500 000 GBP (700 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR). Risicokapitaalinvesteerders hebben naarmate de fondsen groeiden, het segment van minder dan 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) achter zich gelaten;

(b)

dit is symptomatisch voor een algemene, onvermijdelijke trend. Wanneer vermogensbeheerders een goede track record opbouwen, trekken zij meer middelen aan, waardoor ze weer grotere transacties kunnen sluiten. Vanwege inherente schaalvoordelen in de risicokapitaalsector zullen vermogensbeheerders doorgaans zo snel mogelijk kleinere transacties achter zich laten;

(c)

er zijn in het VK dan ook zeer weinig professionele of institutionele investeerders in het segment van minder dan 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR). Momenteel kan 60 % van alle benodigde investeringen tussen de 500 000 GBP (700 000 EUR) en 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) niet plaatsvinden omdat er geen risicokapitaalverschaffers te vinden zijn.

76.

Enterprise Corporate Finance Limited meldt dat het steeds moeilijker wordt om voor cliënten kapitaal in de orde van grootte van 500 000 GBP (700 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) aan te trekken.

(a)

de voornaamste reden is niet een gebrekkige kwaliteit van de investeringsmogelijkheden zelf, maar de grotere terughoudendheid bij risicokapitaalverschaffers om kleine investeringen te doen;

(b)

de markt is in afgelopen paar jaar zo sterk verslechterd dat investeringen van minder dan 5 miljoen GBP (7 miljoen EUR) nog zeer weinig kans maken, ongeacht de verdiensten van de onderneming;

(c)

het probleem is nog veel erger voor ondernemingen die middelen zoeken in de orde van grootte van 250 000 GBP (357 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR), met name omdat de hoge kosten een struikelblok vormen en de commerciële vaardigheden tekortschieten. Het leeuwendeel van de risicokapitaalinvesteringen gaat naar grotere en meer volwassen ondernemingen die over activa beschikken en bewezen hebben winstgevend te zijn.

77.

In haar opmerkingen wijst 3i op het volgende:

(a)

in de afgelopen twee, drie jaar heeft de risicokapitaalmarkt een ingrijpende gedaanteverandering ondergaan en zijn de rendementen op investeringen in startende en kleinere groeiende ondernemingen teruggelopen;

(b)

daardoor en door een sectorbrede trend naar grotere investeringen en voorzichtigere investeringsstrategieën zijn de investeringen aan de onderkant van de markt teruggelopen.

Volgens de huidige ramingen van 3i is de equity gap opgelopen van 500 000 GBP (700 000 EUR) à 1 miljoen GBP (1,4 miljoen EUR) naar niet minder dan 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR).

Zelf heeft 3i haar investeringen in dit marktsegment aanzienlijk teruggebracht. Investeerde zij over geheel Europa in 2001 nog 1,1 miljard EUR aan risicokapitaal in startende ondernemingen, in 2004 was het bedrag aan investeringen in dit marktsegment fors teruggelopen tot ongeveer 150 miljoen EUR.

78.

Cavendish Asset Management Limited steunt de onder punt 68 beschreven opmerkingen van het Institute of Chartered Accountants in England and Wales.

V.   OPMERKINGEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

79.

Onder de punten 80-96 volgt een samenvatting van de opmerkingen van het Verenigd Koninkrijk over het besluit van de Commissie tot inleiding van de formele procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag en over de opmerkingen van derden.

80.

Hoewel de meerderheid van de ondernemingen in het VK sinds het midden van de jaren negentig een betere toegang heeft gekregen tot financiering met vreemd vermogen, blijft een grote minderheid van KMO's met grote groeimogelijkheden problemen ondervinden bij het aantrekken van risicokapitaal.

81.

Risicokapitaal is interessant voor jonge ondernemingen die nog niet voldoende inkomsten genereren om rente op hun schulden te betalen, en voor ondernemingen die nieuwe technologieën, producten of markten ontwikkelen die een substantiële groei mogelijk maken, maar ook heel goed op een mislukking kunnen uitlopen.

82.

De openbare raadpleging over de toegang tot groeikapitaal voor kleine ondernemingen, geaggregeerde BVCA-gegevens en academisch onderzoek wijzen allemaal op het bestaan van een equity gap in het Verenigd Koninkrijk die ondernemingen treft die tussen de 250 000 GBP (357 000 EUR) en 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) aan risicokapitaal willen aantrekken.

83.

De equity gap is in de afgelopen jaren, en met name sinds 1999 opgelopen, deels omdat het deel van de risicokapitaalsector dat het accent verschuift naar grotere investeringen, meer succes heeft. De gemiddelde transactievolumes zijn fors gestegen omdat risicokapitaalondernemingen proberen te profiteren van schaalvoordelen.

84.

Door een duidelijke verschuiving binnen de diverse soorten investeringen die risicokapitalisten doen, is de equity gap voor startende KMO's in de afgelopen nog problematischer geworden. Uit gegevens blijkt namelijk dat risicokapitaalinvesteringen geleidelijk aan zijn verlegd naar ondernemingen in een latere ontwikkelingsfase, naar MBO's en naar MBI's.

85.

Uit de meest recente BVCA-gegevens over 2003 blijkt dat de nadruk blijft liggen op investeringen in ondernemingen in een latere ontwikkelingsfase, en met name op MBO's. Startinvesteringen zijn goed voor amper 6,5 % van de totale Britse risicokapitaalinvesteringen, ofwel minder dan 0,02 % van het BBP. In de jaren 1998-2001 werd nog gemiddeld 0,05 % van het BBP in starters geïnvesteerd.

86.

Naar verwachting zullen nieuwe risicokapitaalfondsen het accent steeds meer verschuiven naar grotere investeringen in gevestigde ondernemingen. Uit de meest recente BVCA-gegevens blijkt dat naar verwachting slechts 4 % van de aangetrokken middelen naar startinvesteringen, 3 % naar investeringen in expansieve ondernemingen en 1 % naar MBO's van minder dan 10 miljoen GBP gaat. Naar verwachting zal slechts 3 % van de aangetrokken middelen gaan naar startende en expansieve technologiebedrijven, tegen 5 % in 2002.

87.

Voorts blijkt uit de gegevens dat het bij slechts een kwart van de investeringen in het equity-gapsegment van 250 000 GBP (357 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) gaat om startinvesteringen van niet-georganiseerde investeerders. Van de ongeveer 1 000 investeringen onder de 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) in 2000-2002 bestond meer dan 70 % uit vervolginvesteringen.

88.

Terwijl risicokapitalisten het accent verschuiven naar grotere volumes, dienen zich geen nieuwe risicokapitaalverschaffers aan de onderkant van de markt aan. Omdat een goede reputatie in de risicokapitaalsector van belang is, zullen nieuwe fondsmanagementteams nauwelijks een plaats op de risicokapitaalmarkt kunnen veroveren. Daardoor zal er een steeds nijpender tekort aan talent en ervaring in het equity-gapsegment van de markt ontstaan en zal het gaandeweg steeds moeilijker worden om dit tekort weg te werken. Kwaliteitsfondsmanagers trekken immers meer middelen aan en sluiten daarmee grotere transacties. Gezien de vakkennis die nodig is om kleinschaligere startinvesteringen tot een succes te maken, is een goede toestroom van getalenteerde nieuwkomers van essentieel belang voor een dynamische markt voor startinvesteringen.

89.

Het Verenigd Koninkrijk stelt vast dat alle respondenten het erover eens zijn dat er op de risicokapitaalmarkt sprake is van een falen waardoor KMO's met grote groeimogelijkheden moeilijk aan financiering kunnen komen. Alle belanghebbenden bevestigen in hun opmerkingen de opvatting van het VK dat de markt is veranderd en dat er nu sprake is van een equity gap die uitgaat boven het in de mededeling vastgestelde niveau.

90.

Het Verenigd Koninkrijk heeft aangetoond dat er bij investeringen tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) sprake is van een financieringsgat. Een aantal respondenten meent dat deze raming nog aan de voorzichtige kant is en dat het gat inmiddels al is opgelopen tot 5 miljoen GBP (7 miljoen EUR). Het Verenigd Koninkrijk beschouwt echter 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) als het meest realistische cijfer.

91.

Het Verenigd Koninkrijk wijst erop dat de reacties van bedrijven in de Britse risicokapitaalsector aansluiten bij de reacties op de eigen uitvoerige raadpleging. Alle respondenten waren het erover eens dat er bij risicokapitaalinvesteringen van 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) of meer sprake is van een financieringsgat. De desbetreffende respondenten beschikken over praktische ervaring op deze markt en hebben onderzoek verricht vanuit een commercieel perspectief. Hun ervaring bevestigt eigen onderzoek van het Verenigd Koninkrijk waaruit blijkt dat de desbetreffende fondsen geen particuliere investeerders weten aan te trekken op grond van risicoverwachtingen en de economische nadelen van kleinere investeringen. Daarom is het Verenigd Koninkrijk ervan overtuigd dat de ECF's particulier kapitaal niet van deze markt niet zullen verdringen.

92.

Het Verenigd Koninkrijk is ook ingenomen met de steun voor de praktische opzet van het ECF-model. Het stelt met voldoening vast dat de respondenten unaniem van mening zijn dat de mededinging met de voorgenomen opzet van de fondsen niet zal worden verstoord, maar dat juist prikkels zijn ingebouwd voor solide commerciele investeringsbeslissingen. Dit wordt vooral gewaarborgd door het feit dat de voorgenomen ECF's particuliere investeerders geen bescherming tegen neerwaartse risico's bieden. Daarmee worden zij geprikkeld om goede fondsbeheerders te selecteren die hun geld zo goed mogelijk investeren. Als een ECF geen positief rendement behaalt, zullen de particuliere investeerders hun geld gewoon verliezen. Het Verenigd Koninkrijk beschouwt dit als een krachtigere commerciële prikkel dan een alternatief model met een lager percentage aan publieke investeringen, die dan wel zijn achtergesteld bij de particuliere investeringen zodat particuliere investeerders hun geld kunnen terugkrijgen van verliesgevende fondsen.

93.

Door in de openbare aanbestedingsprocedure rekening te houden met de voornaamste aspecten van de opzet van een fonds, houdt het Verenigd Koninkrijk zijn bijdrage aan de kosten van het fondsbeheer en het achtergestelde gedeelte zo laag mogelijk. De aanbestedingsprocedure bevat een aantal minimumvereisten, zoals een verliespostenverdeling op gelijke voet (pari passu) en een geprioriteerde terugbetaling aan de overheid, maar inschrijvers mogen ook alternatieve voorwaarden in hun aanvraag opnemen mits deze voor de overheid gunstiger zijn. Daarmee wordt de mogelijkheid geschapen dat particuliere investeerders aan een groter neerwaarts risico worden blootgesteld dan de overheid of dat minder publieke middelen worden gevraagd dan verwacht, wanneer een inschrijver kan aantonen dat dit voor investeerders in het fonds interessant is.

94.

Het Verenigd Koninkrijk merkt verder op dat in de reacties van andere lidstaten erop wordt gewezen dat de huidige mededeling zou moeten worden geactualiseerd. Sinds de publicatie van de mededeling in 2001 is de situatie op de risicokapitaalmarkt in de gehele Europese Unie sterk veranderd. Daarom deelt het Verenigd Koninkrijk de opvatting dat de mededeling in 2006 ingrijpend moet worden gewijzigd. Er zal dan niet alleen moeten worden gekeken naar de omvang van de tranches, maar ook naar bijvoorbeeld vergroting van de risico's voor de particuliere sector in ruil voor meer publieke middelen en naar een omvangrijker gebruik van groepsvrijstellingen.

95.

Het Verenigd Koninkrijk is van mening dat de ECF-regeling een belangrijk instrument is om een hardnekkige en belangrijke belemmering voor innovatie en ondernemerschap uit de weg te ruimen en om de doelstellingen van Lissabon en het actieplan voor ondernemerschap te verwezenlijken. Ook wordt met de regeling een concrete bijdrage geleverd aan de uitvoering van de aanbevelingen van het verslag van Wim Kok, waarin wordt gewezen op het feit dat de financiering van KMO's in Europa te zeer berust op kredietverstrekking en een grotere rol van risicokapitaal noodzakelijk wordt geacht.

96.

Tot slot merkt het Verenigd Koninkrijk op dat uit de steun van de publieke en de particuliere sector, van andere lidstaten en van hen die actief zijn op de risicokapitaalmarkt blijkt dat er behoefte bestaat aan een investeringsinstrument als de ECF-regeling.

VI.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

97.

De Commissie heeft de regeling getoetst aan artikel 87 van het EG-Verdrag, en met name aan de mededeling van de Commissie betreffende staatssteun en risicokapitaal (9). Hieronder volgt een samenvatting van deze toetsing.

VI.1.   Wettelijkheid

98.

Door de regeling aan te melden, hebben de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hun verplichtingen uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag nageleefd.

VI.2.   De vraag of deze regeling staatssteun vormt

99.

Volgens de mededeling moet bij het onderzoek naar de vraag of er sprake is van staatssteun, rekening worden houden met de mogelijkheid dat met de maatregel op ten minste drie verschillende niveaus staatssteun kan worden verleend, namelijk aan:

(a)

investeerders;

(b)

een fonds of een andere constructie via welke de maatregel ten uitvoer wordt gelegd;

(c)

de ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd.

100.

Op het niveau van de investeerders is de Commissie van oordeel dat er sprake is van steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Dat publieke middelen een rol spelen, blijkt uit het feit dat de Britse autoriteiten aan de ECF's dergelijke middelen gaan verstrekken. Particuliere ECF-investeerders, die ondernemingen kunnen zijn in de zin van het EG-Verdrag, kunnen recht hebben op een hogere winst dan de publieke investeerders en daarmee een voordeel genieten. Hoewel geen enkele persoon of organisatie wordt uitgesloten van investeringen in de fondsen, zal door de beperkte omvang van de fondsen niet gewaarborgd zijn dat alle potentiële investeringen worden geaccepteerd. Daarom is er volgens de Commissie sprake van selectiviteit. Tot slot is de regeling van invloed op het handelsverkeer tussen lidstaten, omdat kapitaalinvesteringen een activiteit vormen waarin een omvangrijk handelsverkeer tussen de lidstaten plaatsvindt.

101.

Op het niveau van de fondsen is het zo dat de Commissie in het algemeen neigt naar het standpunt dat een fonds een middel is tot overdracht van steun aan investeerders of ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd. Het fonds wordt derhalve niet zelf als de begunstigde beschouwd. In bepaalde gevallen, met name bij maatregelen waarbij financiële middelen worden overgedragen aan bestaande fondsen met talrijke en uiteenlopende investeerders, kan het fonds de aard van een onafhankelijke onderneming hebben. In deze regeling zullen de ECF's nieuw worden opgericht en zullen zij niet mogen diversifiëren naar andere activiteiten dan die welke voor de regeling zijn bedoeld. De Commissie is dan ook van oordeel dat de ECF's geen afzonderlijke begunstigden van steun zijn. Dit beginsel is in overeenstemming met de beschikkingen van de Commissie inzake het Viridian Growth Fund  (10) , het Coalfields Enterprise Fund  (11) en het Community Development Venture Fund  (12).

102.

Op het niveau van de ondernemingen waarin wordt geinvesteerd, is de Commissie van oordeel dat er sprake is van steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Publieke middelen spelen een rol, omdat de investeringen van het fonds in begunstigde KMO's ook dergelijke middelen omvatten. De maatregel verstoort de mededinging door de begunstigde KMO's een voordeel te bieden; deze ondernemingen zouden anders niet in staat zijn risicokapitaal te verkrijgen tegen dezelfde voorwaarden en/of in dezelfde omvang. De maatregel is selectief omdat deze gericht is op bepaalde KMO's in het Verenigd Koninkrijk. De maatregel beïnvloedt het handelsverkeer tussen lidstaten omdat de mogelijkheid bestaat dat de doelgroep-KMO's activiteiten ontplooien of gaan ontplooien waarbij handelsverkeer tussen de lidstaten plaatsvindt.

103.

De Commissie komt daarom tot de slotsom dat er op het niveau van de investeerders en op het niveau van de begunstigde KMO's sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

VI.3.   Aanwijzingen van marktfalen

104.

Overeenkomstig de mededeling kan de Commissie evenwel bereid zijn zonder verdere bewijsvoering aan te nemen dat er sprake is van een marktfalen wanneer elke afzonderlijke financieringstranche voor een onderneming uit hoofde van risicokapitaalmaatregelen die geheel of gedeeltelijk met staatssteun worden gefinancierd, niet meer bedraagt dan 500 000 EUR voor niet-steungebieden, 750 000 EUR voor gebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag of 1 miljoen EUR voor gebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.

105.

De door het Verenigd Koninkrijk voorgenomen steunmaatregel voorziet in risicokapitaalinvesteringen tussen de 250 000 GBP (357 000 EUR) en 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) per investeringstranche voor KMO’s in het Verenigd Koninkrijk.

106.

Overeenkomstig de „regionalesteunkaart 2000-2006” voor het Verenigd Koninkrijk bestaat het Verenigd Koninkrijk uit regio's die momenteel worden aangemerkt als steungebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, steungebieden in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en niet-steungebieden (13).

107.

Overeenkomstig de mededeling heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk ervan in kennis gesteld dat het Verenigd Koninkrijk - aangezien de in het kader van de voorliggende regeling voorgenomen risicokapitaalinvesteringen de bovengenoemde in de mededeling vastgestelde drempels overschrijden – dient aan te tonen dat er sprake is van een marktfalen.

108.

Hieronder volgt een samenvatting van de argumenten van het Verenigd Koninkrijk en de opmerkingen van derden tot staving van het bestaan van een marktfalen in het investeringssegment van 250 000 GBP (357 000 EUR) tot 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR).

109.

Bankkredieten, met name in de vorm van voorschotten in rekening-courant en leningen met een vaste looptijd, vormen de voornaamste externe financieringsbron voor KMO's en zijn goed voor ongeveer de helft van de totale externe financiering (14). Bankkredieten zijn interessant wanneer ondernemingen een kasstroom genereren die groot genoeg is om rente te kunnen betalen. In de afgelopen tien jaar is de toegang tot financiering met vreemd vermogen aanzienlijk verbeterd. Ondernemingen lijken geen problemen te ondervinden bij de toegang tot bancaire financiering. Voor kredietgevers blijft het echter behoorlijk lastig om de vooruitzichten van individuele ondernemingen te beoordelen. Vaak vragen ze bij de kredietverlening aan KMO's zekerheden, met name als de kredietnemer nog geen track record heeft opgebouwd. Niet alle eigenaren van een onderneming kunnen evenwel een passende zekerheid stellen.

110.

Imperfecties van de markt voor schuldfinanciering vloeien voort uit informatieasymmetrieën, waarbij de kredietgever over onvolledige informatie over de vooruitzichten van een onderneming beschikt. Informatieasymmetrieën houden in dat kredietgevers de omvang van het aan een bepaalde KMO verbonden risico niet kunnen kwantificeren. Daarom is het moeilijk om de kwaliteit van investeringsvoorstellen te beoordelen, en is het zelfs nog moeilijker om een rentetarief precies af te stemmen op de omvang van het desbetreffende risico. Doorgaans nemen banken een kredietbeslissing op basis van criteria als het kredietverleden, het in het verleden gevoerde bankrekeningbeheer, de track record van de aanvrager en de bereidheid om eigen geld in de onderneming te steken, en moet de kredietnemer aan de hand van het ondernemingsplan aantonen dat deze het krediet kan terugbetalen. Het is evenwel mogelijk dat iemand nog geen track record heeft en evenmin eigen geld in de onderneming kan worden gestoken. Daarom hechten kredietgevers ook groot belang aan de bereidheid van de ondernemer om voor het krediet zekerheden te stellen. Veel ondernemingen verzekeren zich van financiering met vreemd vermogen door de kredietgever zekerheden te verschaffen, maar deze aanpak levert problemen op voor ondernemers die geen geschikte activa als zekerheid kunnen stellen.

111.

De meeste ondernemingen hebben genoeg aan financiering met vreemd vermogen op basis van activa, maar een grote minderheid heeft behoefte aan risicokapitaalinvesteringen. Risicokapitaalinvesteerders brengen kapitaal in in ruil voor aandelen in de onderneming. Daarmee verzekeren zij zich van een deel van de toekomstige winsten van de onderneming. Deze vorm van financiering is vooral interessant voor jonge ondernemingen die nog niet voldoende inkomsten genereren om rente op hun schulden te kunnen betalen, en voor ondernemingen die nieuwe technologieën, producten of markten ontwikkelen die een substantiële groei mogelijk maken, maar die ook heel goed op een mislukking kunnen uitlopen.

112.

Risicokapitaalinvesteringen zijn goed voor slechts acht procent van de totale externe KMO-financiering, maar met dit cijfer wordt het belang ervan in een moderne markteconomie te zwak uitgedrukt. Ondernemingen die het meest behoefte hebben aan risicokapitaalinvesteringen, hebben vaak een zeer innovatief karakter en kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de productiviteitsgroei. Daarnaast gaan risicokapitaalinvesteringen soms gepaard met managementondersteuning, adviezen en andere knowhow.

113.

Hoewel risicokapitaalinvesteringen voor individuele ondernemingen een belangrijke groeistimulans vormen, zijn er sterke aanwijzingen dat ondernemingen die geringe bedragen aan groeikapitaal willen aantrekken, te maken hebben met een aanzienlijke en steeds verder groeiende equity gap die het gevolg is van structurele kenmerken van de risicokapitaalmarkt die verband houden met vraag én aanbod op deze markt.

114.

De al eerder geconstateerde informatieproblemen met betrekking tot de markt voor schuldfinanciering doen zich ook voor op de risicokapitaalmarkt. Aan de aanbodzijde spelen gewoonlijk drie verschillende zaken: informatieasymmetrieën, transactiekosten en de risico-/rendementsverwachting.

115.

„Informatieasymmetrieën” houden in dat risicokapitaalinvesteerders te maken kunnen krijgen met hoge kosten om geschikte investeringsmogelijkheden te vinden. Deze informatieproblemen doen zich doorgaans vooral voor bij kleinere, jongere ondernemingen en bij innovatieve ondernemingen die onbeproefde technologieën, producten of nieuwe markten proberen te ontwikkelen. Informatieproblemen vormen een belangrijke belemmering voor kleinere risicokapitaalinvesteringen omdat de investeringskosten niet in verhouding staan tot de omvang van de investering. In vergelijking met grote beursgenoteerde ondernemingen heeft de stroom aan informatie over kleine, niet-beursgenoteerde ondernemingen die investeerders zoeken, een veel geringere omvang. Investeerders kunnen daarom bij hun zoektocht naar geschikte mogelijkheden aanzienlijke kosten maken. Voorts kunnen, met name bij een onervaren managementteam of bij onbeproefde producten of technologieën, de vooruitzichten van een onderneming vaak moeilijk worden beoordeeld. Voordat een risicokapitaalinvesteerder weloverwogen investeringsbeslissingen kan nemen, moet deze eerst due-diligenceonderzoek verrichten. Deze kosten om de informatie te vergaren, staan niet in verhouding tot de omvang van de investering en kunnen bij kleinere investeringen zelfs een struikelblok vormen als ze worden afgezet tegen het mogelijke financiële rendement van de investering. Tot slot moeten risicokapitaalinvesteerders na hun investering in een onderneming de resultaten van hun investering volgen. Vaak zullen ze dit doen door zitting te nemen in de directie, en mogelijk investeren ze veel tijd en energie in de ondersteuning van het management wanneer dit relatief weinig ervaring heeft. Dit kan de resultaten van de onderneming waarin geïnvesteerd wordt, sterk positief beïnvloeden, maar nogmaals zij erop gewezen dat deze kosten niet in verhouding staan tot de omvang van de investering.

116.

Risicokapitaalinvesteringen brengen hoge vaste kosten mee. Zo zijn er kosten verbonden aan besprekingen over de investeringsvoorwaarden of aan de noodzakelijke juridische overeenkomsten („transactiekosten”). Evenals andere vaste kosten lijken deze transactiekosten een goede reden te zijn om maar af te zien van kleinere investeringen.

117.

Investeringsbeslissingen hangen onder meer af van risico- en rendementsverwachtingen. Onjuiste verwachtingen van investeerders zullen resulteren in een niet-optimale kapitaalallocatie.

118.

Belemmeringen aan de vraagzijde zetten een even grote rem op de risicokapitaalstroom van investeerder naar KMO. Uit onderzoek is gebleken dat kleine ondernemingen om een aantal redenen geen risicokapitaal willen aantrekken. De KMO's noemen doorgaans verlies van zeggenschap en inperking van de eigen vrijheid als voornaamste punten van zorg, maar de kosten om aan risicokapitaal te komen, en een gebrekkige bekendheid met externe financieringsbronnen vormen vaak ook een belemmering. Talrijke ondernemingen die actief op zoek zijn naar risicokapitaalinvesteringen, stuiten ook op een gebrekkige „investeringsbereidheid”. Een beperkte bekendheid met en kennis van de diverse vormen van beschikbare risicokapitaalfinanciering en van de wijze waarop toegang daartoe kan worden verkregen, alsmede niet goed uitgewerkte of slecht gepresenteerde ondernemingsplannen kunnen belemmerend uitpakken voor KMO's. Een ontoereikende zakelijke voorbereiding en planning zal potentiële investeerders afschrikken, niet in de laatste plaats vanwege de hogere informatie- en due-diligencekosten.

119.

Een equity gap doet zich voor wanneer levensvatbare ondernemingen geen investeringen kunnen aantrekken van informele investeerders dan wel van risicokapitalisten, de voornaamste risicokapitaalbronnen voor KMO's. Informele investeerders (onder wie business angels) hebben toegang tot beperkte financiële middelen en investeren daarom gewoonlijk kleine bedragen aan risicokapitaal. Daarentegen maken risicokapitaalinvesteerders doorgaans veel hogere kosten bij de beoordeling van potentiële investeringen. Om de bovengenoemde structurele redenen vormen deze kosten vaak een struikelblok wanneer een onderneming een bescheiden bedrag aan risicokapitaal zoekt.

120.

Een equity gap treft derhalve ondernemingen die op zoek zijn naar een geldsom die door de meeste informele investeerders niet kan worden opgebracht, maar onder het niveau ligt waarop een investering voor risicokapitalisten commercieel haalbaar wordt.

121.

Volgens recente BVCA-gegevens (15) hebben grote MBO-fondsen in 2003 goed gescoord en scoren zij ook op langere termijn goed, terwijl de toch al middelmatige resultaten van starters- en technologiefondsen ook in 2003 achterbleven.

122.

Uitgesplitst naar investeringsfase behaalden fondsen die zich richten op investeringen in startende ondernemingen, in 2003 een gemiddeld resultaat van -18,1 %, tegen een gemiddeld resultaat over drie jaar van -25,1 % en over vijf jaar van -12.5 %.

123.

Fondsen gespecialiseerd in investeringen in ondernemingen in een verdere ontwikkelingsfase boekten in 2003 een gemiddeld resultaat van -3,4 %, tegen een gemiddeld resultaat over drie jaar van -8,2 % en over vijf jaar van 2,7 %.

124.

MBO-fondsen deden het over diezelfde periode veel beter. Bij middelgrote MBO's bedroeg het gemiddelde resultaat over 2003 12,2 %, tegen een gemiddeld resultaat over drie jaar van 2,9 % en over vijf jaar van 6,7 %. Het verschil wordt zelfs nog groter als gekeken wordt naar grote MBO's, die over 2003 gemiddeld 15,3 %, over drie jaar gemiddeld 9,1 % en over vijf jaar gemiddeld 13,6 % scoorden.

125.

Deze gegevens onderstrepen de huidige trend op de Britse risicokapitaalmarkt. Risicokapitaalverschaffers richten zich op steeds grotere transactievolumes vanwege de hogere rendementen, met als gevolg een steeds verder oplopende equity gap tussen investeringen in kleinschaligere jonge en expansieve ondernemingen enerzijds en grootschaligere investeringen in gevestigde ondernemingen anderzijds.

126.

Deze trend naar steeds grotere investeringsvolumes blijkt ook uit recente gegevens over investeringsactiviteiten in het Verenigd Koninkrijk (16). De gemiddelde financiering over alle investeringsfasen is opgelopen van 3,8 miljoen GBP (5,3 miljoen EUR) in 2002 naar 4,3 miljoen GBP (6 miljoen EUR) in 2003, omdat investeringen in kleinschaligere expansieve ondernemingen met 57 % zijn afgenomen van 1,2 miljard GBP (1,7 miljard EUR) in 2002 tot 477 miljoen GBP (670 miljoen EUR) in 2003. Het gemiddelde bedrag dat een expanderende onderneming heeft ontvangen, is teruggelopen van 2 miljoen GBP (2,9 miljoen EUR) in 2002 naar 800 000 GBP (1,1 miljoen EUR) in 2003.

127.

Van de totale middelen die in 2003 zijn aangetrokken, is het overgrote deel, namelijk 92 % (8,2 miljard GBP ofwel 11,5 miljard EUR) geïnvesteerd in MBO's en MBI's, tegen 87 % in 2002. Volgens het rapport zal slechts 3 % (290 miljoen GBP ofwel 406 miljoen EUR) worden geïnvesteerd in expansieve ondernemingen, tegen 6 % in 2002. Van de totale middelen ging in 2003 4 % naar startende ondernemingen (368 miljoen GBP ofwel 515 miljoen EUR), tegen 3 % in 2002.

128.

In de MBO/MBI-categorie gaat naar verwachting 58 % naar de grootste MBO's/MBI's (totale transactiewaarde meer dan 100 miljoen GBP ofwel 140 miljoen EUR), tegen 45 % in 2002. 20 % gaat naar MBO's/MBI's tussen de 50 miljoen GBP (70 miljoen EUR) en 100 miljoen GBP (140 miljoen EUR), tegen 17 % in 2002, en 13 % gaat naar MBO's/MBI's tussen de 10 miljoen GBP (14 miljoen EUR) en 50 miljoen GBP (70 miljoen EUR), tegen 24 % in 2002. Evenals in 2002 gaat slechts 1 % naar MBO's/MBI's tot 10 miljoen GBP (14 miljoen EUR).

129.

Door de hierboven beschreven teruggang in investeringen en resultaten hebben risicokapitaalinvesteerders in startende ondernemingen zich uit de markt teruggetrokken. Dit blijkt ook uit het feit dat de gemiddelde financiering (over alle investeringsfasen) gestaag oploopt en in 2003 is uitgekomen op 4.3 miljoen GBP (6 miljoen EUR). Investeerders op de Britse risicokapitaalmarkt verleggen, doorgaans met het oog op beperking van de risico's, het accent naar grotere investeringen en dragen daarmee bij aan een vergroting van de equity gap.

130.

Tussen 2001 en 2003 is het bedrag dat voor investeringen in veelbelovende startende ondernemingen is aangetrokken, met 73 % teruggelopen. In 2003 was dit nog maar 369 miljoen GBP (517 miljoen EUR), tegen 1,4 miljard GBP (2 miljard EUR) in 2001. Transacties van minder dan 10 miljoen GBP (14 miljoen EUR) waren goed voor slechts 1 % van deze 369 miljoen GBP.

131.

In haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de voorgenomen steunmaatregel, stelde de Commissie dat aangezien de in het kader van de regeling voorgenomen maximale investeringsbedragen aanzienlijk hoger liggen dan de in de mededeling vastgestelde maximale investeringsbedragen, belanghebbenden om eventuele opmerkingen moest worden verzocht teneinde te kunnen beslissen of de maatregel de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

132.

Alle opmerkingen van belanghebbende derden waren positief en onderstreepten het belang van de maatregel alsmede de geschiktheid van de voorgenomen maximale investeringsbedragen.

133.

Rekening houdend met de informatie in de initiële aanmelding, de opmerkingen van de belanghebbende derden en de aanvullende informatie die het Verenigd Koninkrijk heeft verstrekt naar aanleiding van het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag, komt de Commissie tot de conclusie dat het Verenigd Koninkrijk afdoende heeft bewezen dat er op de Britse risicokapitaalmarkt in het segment van 250 000 GBP (357 000 EUR) tot 2 miljoen (2,9 miljoen EUR) sprake is van een equity gap.

VI.4.   Verenigbaarheid van de maatregel – Overeenstemming met de positieve elementen van de mededeling

134.

ECF's beperken zich tot investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen die beantwoorden aan de door de Commissie vastgestelde definitie ervan. Dit moet als positief worden aangemerkt.

135.

ECF's zijn verplicht om KMO's te financieren via aandelenkapitaal of quasi-aandelenkapitaal. Investeringen die geheel bestaan uit schuldtitels zonder de kenmerken van eigen vermogen zijn niet toegestaan. De Commissie beschouwt dit als een positief element.

136.

De investeringsresultaten en de beloning van de commerciële beheerders zijn aan elkaar gekoppeld. De overheden zijn niet betrokken bij de investeringskeuzes en de beslissingen van ECF's, het opleggen van beperkingen die ervoor moeten zorgen dat alleen in KMO's wordt geïnvesteerd buiten beschouwing gelaten. Investeringsbeslissingen worden genomen door commerciële ECF-beheerders die er belang bij hebben een zo goed mogelijk resultaat voor het fonds te behalen. Het administratieve orgaan SBS zal alleen ECF's erkennen waarvan de beheerders duidelijk worden geprikkeld om een zo goed mogelijk resultaat te behalen. Door de voorwaarden waaronder de overheid in ECF's investeert, hebben particuliere investeerders er alle belang bij om ervoor te zorgen dat hun fondsen op winst gericht zijn en succesvol opereren. De particuliere investeerders hebben daar alle belang bij omdat ze op de publieke middelen rente moeten betalen en de inleg van de publieke en particuliere investeerders eerst geheel moeten terugbetalen voordat eventuele winsten kunnen worden verdeeld. Daarmee dragen particuliere investeerders in elk geval een evenredig deel van eventuele ECF-verliezen. ECF's of de beheerders ervan moeten zich houden aan de voor de sector geldende standaarden (de BVCA-leidraad). Al deze elementen moeten als positief worden aangemerkt.

137.

De Britse autoriteiten zorgen via berichten in het Publicatieblad van de Europese Unie en de vakbladen ervoor dat de ECF-regeling wordt bekendgemaakt en dat alle EER-landen een aanvraag mogen indienen. Wat de vestiging betreft, zijn investeerders of beheerders aan geen enkele beperking onderworpen. De Commissie beschouwt dit ook als een positief element.

138.

ECF's investeren niet in gevoelige sectoren waarvoor beperkingen op het gebied van staatssteun gelden, of in sectoren waarop de mededeling niet van toepassing is. Bedrijven in sectoren met een laag risico, met inbegrip van onroerendgoed-, financiële, financiëleleasing- en beleggingsmaatschappijen komen niet aanmerking voor investeringen in het kader van de regeling. Dit moet als positief worden aangemerkt.

139.

Alle ECF-investeringen worden gedaan op basis van solide ondernemingsplannen. Ook dit is een positief element.

140.

De Britse autoriteiten hebben toegezegd dat de begunstigde KMO's slechts voor andere door de overheid gefinancierde subsidies, leningen of andere vormen van investeringssteun die buiten deze aanmelding vallen, in aanmerking komen als deze zijn verminderd met 30 % van de steunintensiteit die anders mogelijk zou zijn geweest. De Commissie beschouwt dit als een positief element.

VII.   CONCLUSIE

141.

De Commissie komt daarom tot de conclusie dat de in het kader van de ECF's toegekende steun voldoet aan de voorwaarden van de mededeling van de Commissie betreffende staatssteun en risicokapitaal. Derhalve wordt de maatregel overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar geacht,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun die het Verenigd Koninkrijk wil verlenen, is overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar.

De tenuitvoerlegging van deze steunmaatregel is derhalve toegestaan.

Artikel 2

Het Verenigd Koninkrijk zal jaarlijks een verslag indienen over de tenuitvoerlegging van de steunmaatregel.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2005.

Voor de Commissie,

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 225 van 9.09.2004, blz. 2.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  De door de Britse autoriteiten in het kader van de regeling gehanteerde definitie van kleine en middelgrote ondernemingen is volledig in overeenstemming met de desbetreffende definitie in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10 van 13.01.2001, blz. 33).

(4)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(5)  PB C 235 van 21.08.2001, blz. 3.

(6)  PB C 235 van 21.08.2001, blz. 3 e.v.

(7)  Staatssteun N 265/2000 – Verenigd Koninkrijk: „Regionalesteunkaart 2000-2006”. PB C 272 van 23.09.2000, blz. 43.

(8)  „Assessing the Scale of the „Equity Gap” in the UK Economy” en „Assessing the Finance Gap”, beide uit 2003.

(9)  Zie voetnoot 6.

(10)  Beschikking 2001/406/EG van de Commissie van 13 februari 2001 betreffende de door het Verenigd Koninkrijk aangemelde steunregeling „Viridian Growth Fund” (Staatssteun C 46/2000), PB L 144 van 30.05.2001, blz. 23.

(11)  Staatssteun N 722/2000, PB C 133 van 5.06.2002, blz. 11.

(12)  Staatssteun N 606/2001, PB C 133 van 5.06.2002, blz. 10.

(13)  Staatssteun N 265/2000 – Verenigd Koninkrijk: „Regionalesteunkaart 2000-2006”. Zie voetnoot 8.

(14)  Bron: Bank of England: „Finance for Small Firms – A Tenth Report”, 2003.

(15)  BVCA: „Performance Measurement Survey 2003”, 2004.

(16)  BVCA: „Report on Investment Activity 2003”, 2004.