15.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 44/25 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 14 februari 2006
tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met vermoede gevallen van hoogpathogene aviaire influenza onder wilde vogels in Oostenrijk
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 517)
(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
(2006/94/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 3,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (3), en met name op artikel 18,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en vogels, die leidt tot sterfte en anomalieën die snel de vorm van een epizoötie kunnen aannemen en daardoor een ernstige bedreiging vormen voor de dier- en de volksgezondheid en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij. Het gevaar bestaat dat de ziekteverwekker via de internationale handel in levende vogels of producten daarvan wordt verspreid van wilde vogels naar gedomesticeerde vogels, met name pluimvee, en van de ene lidstaat naar de andere. |
(2) |
Oostenrijk heeft de Commissie meegedeeld dat uit een klinisch geval bij wilde vogels een aviaire-influenzavirus van type H5 geïsoleerd is. In afwachting van de bepaling van het neuraminidasetype (N) en de pathogeniteitsindex wordt op grond van het klinische beeld en de epidemiologische omstandigheden vermoed dat het hier gaat om hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door een influenza A-virus van subtype H5N1. |
(3) |
Oostenrijk heeft zo snel mogelijk bepaalde maatregelen genomen overeenkomstig Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (4). |
(4) |
Gezien het risico van de ziekte moeten tijdelijke beschermende maatregelen worden genomen om de specifieke risico's in verschillende gebieden te bestrijden. |
(5) |
Met het oog op de consistentie moeten voor de toepassing van deze beschikking bepaalde definities gelden van Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (5), Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (6), Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (7) en Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (8). |
(6) |
Rond de plaats waar de ziekte bij wilde vogels is geconstateerd, moeten beschermings- en toezichtsgebieden worden ingesteld. Die gebieden moeten worden beperkt tot wat nodig is om de insleep van het virus onder commerciële en niet-commerciële pluimveekoppels te voorkomen. |
(7) |
Verplaatsingen van met name levende vogels en broedeieren moet worden gecontroleerd en beperkt, waarbij gecontroleerde verzending van die vogels en van producten van vogels onder bepaalde voorwaarden moet worden toegestaan. |
(8) |
In de beschermings- en toezichtsgebieden moeten de maatregelen van Beschikking 2005/734/EG van de Commissie van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (9) worden toegepast, ongeacht de risicostatus die is vastgesteld voor het gebied waar hoogpathogene aviaire influenza onder wilde vogels vermoed wordt of bevestigd is. |
(9) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (10) is het in de handel brengen van een reeks dierlijke bijproducten, onder meer gelatine voor technische toepassingen en stoffen voor farmaceutisch gebruik, van oorsprong uit gebieden van de Gemeenschap waarvoor beperkende veterinairrechtelijke maatregelen gelden, toegestaan, omdat die producten veilig geacht worden vanwege de specifieke omstandigheden bij de productie, de verwerking en het gebruik, waardoor eventuele ziekteverwekkers doeltreffend worden geïnactiveerd of contact met vatbare dieren wordt voorkomen. Daarom moet het vervoer uit de beschermingsgebieden van onverwerkt gebruikt strooisel en onverwerkte mest met het oog op behandeling overeenkomstig die verordening en van dierlijke bijproducten die met die verordening in overeenstemming zijn, worden toegestaan. |
(10) |
Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (11) voorziet in erkende instellingen, officieel erkende instituten en officieel erkende centra, alsmede in een modelcertificaat voor dieren of gameten die tussen dergelijke erkende inrichtingen in verschillende lidstaten worden verhandeld. Voor vogels afkomstig van en bestemd voor overeenkomstig die richtlijn erkende instellingen, instituten en centra moet een afwijking van de vervoersbeperkingen mogelijk zijn. |
(11) |
Het vervoer van broedeieren uit de beschermingsgebieden moet onder bepaalde voorwaarden toegestaan worden. Het vervoer van broedeieren naar andere landen kan worden toegestaan met inachtneming van met name de voorwaarden van Richtlijn 2005/94/EG. In dat geval moet op de diergezondheidscertificaten overeenkomstig Richtlijn 90/539/EEG naar deze beschikking worden verwezen. |
(12) |
De verzending uit de beschermingsgebieden van vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten moet onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan, waarbij met name moet worden voldaan aan bepaalde voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (12). |
(13) |
Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (13) bevat een lijst van behandelingen waardoor vlees uit gebieden met beperkende maatregelen veilig wordt, en biedt de mogelijkheid om een bijzonder identificatiemerk te gebruiken voor vlees dat om veterinairrechtelijke redenen niet in de handel mag worden gebracht. De verzending uit de beschermingsgebieden van vlees met het in die richtlijn bedoelde merk en van vleesproducten die de daarin genoemde behandelingen hebben ondergaan, moet worden toegestaan. |
(14) |
In afwachting van de vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid dient de Commissie in samenwerking met de betrokken lidstaat tijdelijke beschermende maatregelen te treffen in verband met hoogpathogene aviaire influenza onder wilde vogels. |
(15) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen moeten opnieuw worden bezien op de eerstvolgende vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Onderwerp, toepassingsgebied en definities
1. Deze beschikking bevat bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij wilde vogels in Oostenrijk, veroorzaakt door influenza A-virus van subtype H5 waarvan vermoed wordt dat het neuraminidasetype N1 is, om de verspreiding van aviaire influenza van wilde vogels naar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en besmetting van de producten van die dieren te voorkomen.
2. Tenzij anders bepaald gelden de definities van Richtlijn 2005/94/EG. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:
a) |
„broedeieren”: eieren als omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 90/539/EEG; |
b) |
„vrij vederwild”: wild als bedoeld in punt 1.5, tweede streepje, en punt 1.7 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004; |
c) |
„andere in gevangenschap levende vogels”: vogels als omschreven in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2005/94/EG, waaronder:
|
Artikel 2
Instelling van beschermings- en toezichtsgebieden
1. Oostenrijk stelt rond het gebied waar de aanwezigheid van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus van subtype H5, bij wilde vogels bevestigd is, waarbij vermoed wordt of bevestigd is dat het neuraminidasetype N1 is:
a) |
een beschermingsgebied in met een straal van minimaal drie kilometer, en |
b) |
een toezichtsgebied in met een straal van minimaal tien kilometer, dat het beschermingsgebied omvat. |
2. Bij de instelling van de in lid 1 bedoelde beschermings- en toezichtsgebieden wordt rekening gehouden met factoren van geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische aard in verband met aviaire influenza, alsmede met de controlestructuren.
3. Indien de beschermings- of toezichtsgebieden deels op het grondgebied van andere lidstaten liggen, werkt Oostenrijk met de autoriteiten van die lidstaten samen bij de instelling van de gebieden.
4. Oostenrijk deelt de Commissie en de andere lidstaten de bijzonderheden van de krachtens dit artikel ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden mee.
Artikel 3
Maatregelen in het beschermingsgebied
1. Oostenrijk zorgt ervoor dat in het beschermingsgebied ten minste de volgende maatregelen worden getroffen:
a) |
alle bedrijven in het gebied worden geïdentificeerd; |
b) |
alle commerciële bedrijven worden op gezette tijden bezocht, waarbij het pluimvee klinisch wordt onderzocht en, voorzover nodig, monsters voor laboratoriumonderzoek worden genomen; deze bezoeken worden gedocumenteerd; |
c) |
op de bedrijven worden de nodige bioveiligheidsmaatregelen genomen, waaronder ontsmetting bij de in- en uitgangen van de bedrijven, ophokken van het pluimvee of insluiten van het pluimvee op plaatsen waar direct en indirect contact met ander pluimvee en in gevangenschap levende vogels kan worden voorkomen; |
d) |
de bioveiligheidsmaatregelen van Beschikking 2005/734/EG worden toegepast; |
e) |
verplaatsingen van pluimveeproducten overeenkomstig artikel 9 worden gecontroleerd; |
f) |
er vindt actieve monitoring op de ziekte plaats onder de wilde vogelpopulatie, met name watervogels, zo nodig in samenwerking met jagers en vogelaars die specifieke instructies hebben ontvangen over maatregelen om zich tegen besmetting met het virus te beschermen en om de verspreiding van het virus naar gevoelige vogels te voorkomen; |
g) |
er worden campagnes gevoerd om eigenaars, jagers en vogelaars alerter op de ziekte te maken. |
2. Oostenrijk zorgt ervoor dat in het beschermingsgebied het volgende wordt verboden:
a) |
het afvoeren van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels van het bedrijf waar zij worden gehouden; |
b) |
het verzamelen van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels op jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere gelegenheden; |
c) |
het vervoer van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels door het gebied, met uitzondering van doorvoer over grote wegen of spoorwegen en vervoer naar het slachthuis om rechtstreeks te worden geslacht; |
d) |
de verzending van broedeieren uit het gebied; |
e) |
de verzending van vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en vrij vederwild uit het gebied; |
f) |
het vervoer en het uitrijden van onverwerkt gebruikt strooisel of onverwerkte mest van in het gebied gelegen bedrijven buiten het gebied, met uitzondering van vervoer met het oog op behandeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002; |
g) |
de jacht op wilde vogels. |
Artikel 4
Maatregelen in het toezichtsgebied
1. Oostenrijk zorgt ervoor dat in het toezichtsgebied ten minste de volgende maatregelen worden getroffen:
a) |
alle bedrijven in het gebied worden geïdentificeerd; |
b) |
op de bedrijven worden de nodige bioveiligheidsmaatregelen genomen, waaronder adequate ontsmetting bij de in- en uitgangen van de bedrijven; |
c) |
de bioveiligheidsmaatregelen van Beschikking 2005/734/EG worden toegepast; |
d) |
verplaatsingen van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en broedeieren binnen het gebied worden gecontroleerd. |
2. Oostenrijk zorgt ervoor dat in het toezichtsgebied het volgende wordt verboden:
a) |
de verplaatsing van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels uit het gebied, gedurende de eerste 15 dagen na de instelling van het gebied; |
b) |
het verzamelen van pluimvee en andere vogels op jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere gelegenheden; |
c) |
de jacht op wilde vogels. |
Artikel 5
Duur van de maatregelen
Indien het neuraminidasetype niet N1 blijkt te zijn, worden de maatregelen van de artikelen 3 en 4 ingetrokken.
Indien de aanwezigheid van influenza A-virus subtype H5N1 bij wilde vogels wordt bevestigd, worden de maatregelen van de artikelen 3 en 4 zo lang toegepast als nodig is gezien de factoren van geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische aard in verband met aviaire influenza, maar voor het beschermingsgebied minimaal 21 en voor het toezichtsgebied minimaal 30 dagen na de datum waarop een aviaire-influenzavirus van subtype H5 afkomstig van een klinisch geval bij wilde vogels geïsoleerd is.
Artikel 6
Afwijkingen voor levende vogels en eendagskuikens
1. In afwijking van artikel 3, lid 2, onder a), mag Oostenrijk het vervoer van legrijpe hennen en mestkalkoenen naar bedrijven onder officieel toezicht in het beschermings- of toezichtsgebied toestaan.
2. In afwijking van artikel 3, lid 2, onder a), of artikel 4, lid 2, onder a), mag Oostenrijk het vervoer toestaan van:
a) |
pluimvee dat bestemd is om onmiddellijk te worden geslacht, met inbegrip van uitgelegde hennen, naar een slachthuis dat in het beschermings- of het toezichtsgebied gelegen is, of als dat niet mogelijk is, naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachthuis buiten die gebieden; |
b) |
eendagskuikens van het beschermingsgebied naar bedrijven onder officieel toezicht op het grondgebied van Oostenrijk, waar geen ander pluimvee of in gevangenschap levende vogels worden gehouden, met uitzondering van gezelschapsvogels als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c) i), gescheiden van pluimvee; |
c) |
eendagskuikens van het toezichtsgebied naar bedrijven onder officieel toezicht op het grondgebied van Oostenrijk; |
d) |
legrijpe hennen en mestkalkoenen van het toezichtsgebied naar bedrijven onder officieel toezicht op het grondgebied van Oostenrijk; |
e) |
gezelschapsvogels als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c) i), naar plaatsen op het grondgebied van Oostenrijk waar geen pluimvee wordt gehouden, mits de zending uit niet meer dan vijf gekooide vogels bestaat, ongeacht de in artikel 1, derde alinea, van Richtlijn 92/65/EEG bedoelde nationale voorschriften; |
f) |
vogels als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c) ii), afkomstig van en bestemd voor instellingen, instituten en centra die overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 92/65/EEG zijn erkend. |
Artikel 7
Afwijkingen voor broedeieren
1. In afwijking van artikel 3, lid 2, onder d), mag Oostenrijk het volgende toestaan:
a) |
het vervoer van broedeieren van het beschermingsgebied naar een aangewezen broederij op het grondgebied van Oostenrijk; |
b) |
de verzending van broedeieren van het beschermingsgebied naar broederijen buiten het grondgebied van Oostenrijk, mits:
|
2. Op de diergezondheidscertificaten volgens model 1 van bijlage IV bij Richtlijn 90/539/EEG die de in lid 1, onder b), bedoelde zendingen broedeieren naar andere lidstaten vergezellen, wordt het volgende vermeld:
„Deze zending voldoet aan de bij Beschikking 2006/94/EG van de Commissie vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften”.
Artikel 8
Afwijkingen voor vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten
1. In afwijking van artikel 3, lid 2, onder e), mag Oostenrijk het vervoer uit het beschermingsgebied toestaan van:
a) |
vers vlees van pluimvee, met inbegrip van vlees van loopvogels, van oorsprong uit dat gebied of van buiten dat gebied, dat is geproduceerd overeenkomstig bijlage II en bijlage III, secties II en III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en is gecontroleerd overeenkomstig bijlage I, secties I, II en III en sectie IV, hoofdstukken V en VII, bij Verordening (EG) nr. 854/2004; |
b) |
gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten met vlees als bedoeld onder a), geproduceerd overeenkomstig bijlage III, secties V en VI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004; |
c) |
vers vlees van vrij vederwild van oorsprong uit dat gebied, indien dat vlees is voorzien van het identificatiemerk bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG en bestemd is voor vervoer naar een inrichting waar het een behandeling tegen aviaire influenza zal ondergaan overeenkomstig bijlage III bij die richtlijn; |
d) |
producten van vlees van vrij vederwild die een behandeling tegen aviaire influenza hebben ondergaan overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 2002/99/EG; |
e) |
vers vlees van vrij vederwild van oorsprong van buiten het beschermingsgebied, dat is geproduceerd in inrichtingen in het beschermingsgebied overeenkomstig bijlage III, sectie IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en is gecontroleerd overeenkomstig bijlage I, sectie IV, hoofdstuk VIII, bij Verordening (EG) nr. 854/2004; |
f) |
gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten met vlees als bedoeld onder e), geproduceerd in inrichtingen in het beschermingsgebied overeenkomstig bijlage III, secties V en VI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004. |
2. Oostenrijk zorgt ervoor dat de in lid 1, onder e) en f), bedoelde zendingen vergezeld gaan van een handelsdocument met de volgende vermelding:
„Deze zending voldoet aan de bij Beschikking 2006/94/EG van de Commissie vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften”.
Artikel 9
Voorwaarden voor dierlijke bijproducten
1. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder e), mag Oostenrijk de verzending toestaan van:
a) |
dierlijke bijproducten die voldoen aan de voorwaarden van bijlage VII, hoofdstuk II, onder A, hoofdstuk III, onder B, hoofdstuk IV, onder A, hoofdstuk VI, onder A en B, hoofdstuk VII, onder A, hoofdstuk VIII, onder A, hoofdstuk IX, onder A en hoofdstuk X, onder A, en bijlage VIII, hoofdstuk II, onder B, en hoofdstuk III, punt II, onder A, bij Verordening (EG) nr. 1774/2002; |
b) |
onbewerkte veren en delen van veren overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk VIII, onder A, punt 1, onder a), bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, afkomstig van pluimvee van buiten het beschermingsgebied; |
c) |
bewerkte veren en delen van veren van pluimvee die zijn behandeld met stoom of op een andere wijze zodat alle ziekteverwekkers worden geëlimineerd; |
d) |
producten van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, waarvoor overeenkomstig de communautaire wetgeving geen veterinairrechtelijke voorschriften gelden of waarvoor geen verboden of beperkingen om redenen van diergezondheid gelden, met inbegrip van de in bijlage VIII, hoofdstuk VII, onder A, punt 1, onder a), bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 bedoelde producten. |
2. Oostenrijk zorgt ervoor dat de in lid 1, onder b) en c), bedoelde producten vergezeld gaan van een handelsdocument overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk X, bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, waarin in punt 6.1 wordt verklaard dat de producten zijn behandeld met stoom of op een andere wijze zodat alle ziekteverwekkers worden geëlimineerd.
Dat handelsdocument is echter niet verplicht voor bewerkte sierveren, bewerkte veren die door reizigers voor eigen gebruik worden vervoerd of zendingen van bewerkte veren die voor niet-industriële doeleinden aan privé-personen worden gestuurd.
Artikel 10
Voorwaarden voor verplaatsingen
1. Indien de verplaatsing van onder deze beschikking vallende dieren of producten daarvan krachtens de artikelen 6 tot en met 9 toegestaan is, worden alle nodige bioveiligheidsmaatregelen genomen om de verspreiding van aviaire influenza te voorkomen.
2. Indien de verzending, de verplaatsing of het vervoer van de in lid 1 bedoelde producten krachtens de artikelen 7, 8 en 9 toegestaan is, worden zij gescheiden van andere producten die aan alle veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer, het in de handel brengen of de uitvoer naar derde landen voldoen, verkregen, gehanteerd, behandeld, opgeslagen en vervoerd.
Artikel 11
Naleving
Oostenrijk neemt onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maakt die maatregelen bekend. Het stelt de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.
Artikel 12
Adressaat
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Oostenrijk.
Gedaan te Brussel, 14 februari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33).
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).
(3) PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 18/2006 van de Commissie (PB L 4 van 7.1.2006, blz. 3).
(4) PB L 167 van 22.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.
(5) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.
(6) PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(7) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).
(8) PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 18/2006 van de Commissie (PB L 4 van 7.1.2006, blz. 3).
(9) PB L 274 van 20.10.2005, blz. 105. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/855/EG (PB L 316 van 2.12.2005, blz. 21).
(10) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2005 van de Commissie (PB L 66 van 12.3.2005, blz. 10).
(11) PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 321).
(12) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).
(13) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.