7.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 55/9


ADVIES VAN DE RAAD

van 24 januari 2006

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2005-2010

(2006/C 55/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gelet op de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2005-2010 behandeld.

(2)

Het afgelopen decennium bedroeg de BBP-groei gemiddeld circa 2 procent, terwijl de inflatie in grote lijnen die in de eurozone volgde. De werkgelegenheidsgroei is de afgelopen jaren toegenomen en de werkloosheid ligt dichtbij het laagste niveau van het afgelopen decennium. In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt uitgegaan van een reële BBP-groei van 2,4 % voor 2006 en van gemiddeld 1,6 % tijdens de resterende programmaperiode. Op basis van de momenteel beschikbare informatie lijkt dit scenario aan de voorzichtige kant, met name gezien de op technische ramingen gebaseerde groeipercentages voor de jaren 2007 en 2008. De in het programma gehanteerde inflatieverwachtingen lijken realistisch.

(3)

Op 17 februari 2005 bekrachtigde de Raad in zijn advies de in het geactualiseerde convergentieprogramma 2004 van Denemarken gepresenteerde begrotingsstrategie. Wat de uitvoering van de begroting 2005 betreft, werd in het geactualiseerde programma 2004 voor 2005 een overheidsoverschot van 2,2 % van het BBP beoogd, terwijl in de huidige actualisering bij gelijke vooruitzichten voor de BBP-groei een overschot van 3,6 % wordt verwacht. De inkomsten waren beter dan verwacht, ook de ontvangsten uit de rendementsheffing op de opbrengst uit pensioenfondsen en uit de olie- en gaswinning.

(4)

Het programma volgt in grote lijnen de in de nieuwe gedragscode aangegeven modelstructuur en gegevensvereisten voor stabiliteits- en convergentieprogramma's (2).

(5)

De begrotingsstrategie is erop gericht gedurende de gehele programmaperiode de structurele overschotten tussen gemiddeld 1,5 % en 2,5 % te handhaven, hetgeen een sterke vermindering van de schuldquote van de overheid impliceert. De bedoeling is zo de gevolgen van de vergrijzing deugdelijk te ondervangen. De strategie is gebaseerd op uitgavenbeheersing, met als doel handhaving van de jaarlijkse groei van de reële overheidsconsumptie op 0,5 % per jaar, instandhouding van de belastingstop en van de voor de lagere overheden geldende eis dat de begroting in evenwicht moet zijn. In het geactualiseerde programma wordt verwacht dat het overheidsoverschot van 3,6 % van het BBP in 2005 terugloopt tot 3,1 % in 2006 en 3,2 % in 2007 en vervolgens licht afneemt om aan het einde van de programmaperiode op 2,9 % van het BBP uit te komen. De geraamde overheidsoverschotten in dit geactualiseerde programma zijn aanzienlijk groter dan in de vorige actualisering met een soortgelijke verwachte BBP-groei.

(6)

Net zoals met de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt met het programma gestreefd naar een structureel evenwicht (rekening houdend met het gebruik van de overgangsperiode van hogervermeld besluit van Eurostat) van tussen 1,5 % en 2,5 % van het BBP gedurende de programmaperiode. Structureel gezien (d.w.z. conjunctuurgezuiverd, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen,) daalt het overschot van een piek van 3,6 % van het BBP in 2005 tot circa 2,75 % van het BBP in 2006 en vervolgens trekt het aan tot 3,25 % van het BBP. Niettemin weerspiegelt de verwachte daling in 2006 met 0,8 procent–punt van het BBP een normalisatie van de verwachte belastingontvangsten uit de pensioenfondsen, die in 2005 uitzonderlijk hoog waren. Rekening houdend met de correctie wegens de tijdelijk hogere inkomsten in 2005, blijft het structurele overschot in 2006 grotendeels ongewijzigd ten opzichte van 2005.

(7)

Aangezien de middellangetermijndoelstelling verder gaat dan de minimumeisen (een geraamd tekort van circa 0,5 % van het BBP), zou hiermee de nagestreefde veiligheidsmarge tegen een buitensporig tekort moeten kunnen worden gecreëerd. Dat de middellange–termijndoelstelling van het programma ambitieus genoeg is, blijkt uit het feit dat zij gesitueerd is binnen de in het stabiliteits- en groeipact en de gedragscode voor de eurozone en WKM II-lidstaten aangegeven marge. Bovendien gaat zij verder dan hetgeen inzake de schuldquote en de gemiddelde potentiële groei op de lange termijn vereist is. In het programma wordt uitgelegd dat de doelstelling is vastgesteld op een hoger niveau dan in het pact wordt verlangd om door een snelle vermindering van de schuld een stevige basis te leggen voor de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn.

(8)

Al met al lijken eventuele afwijkingen van de begrotingsprognoses in het geactualiseerde programma positief te zullen zijn, vooral omdat de groei van het BBP hoger kan uitvallen dan verwacht. De voor 2007 en 2008 geraamde BBP-groei is om technische redenen laag gehouden omdat de Deense autoriteiten veronderstellen dat het gat tussen de feitelijke en de potentiële groei geleidelijk wordt gedicht. Hierdoor zouden de BBP-groei en de begrotingsresultaten in deze jaren dan ook gunstiger kunnen uitvallen dan in het programma wordt verwacht. Wel bestaat het risico dat hierdoor de beperking van de groei van de reële overheidsconsumptie in het gedrang komt, gezien de wisselende prestaties in het verleden op dit gebied.

(9)

Rekening houdende met deze risicobeoordeling, lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend om gedurende de gehele programmaperiode de middellangetermijndoelstelling te handhaven. Bovendien biedt deze strategie een voldoende veiligheidsmarge om het hoofd te kunnen bieden aan normale conjunctuurfluctuaties zonder dat de referentiewaarde van het tekort, te weten 3 % van het BBP, wordt overschreden. Het in het programma uitgestippelde begrotingsbeleid is tevens in zoverre in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact dat het tijdens economisch goede perioden niet procyclisch is — er wordt naar behoren rekening mee gehouden dat de uitzonderlijk hoge inkomsten uit de rendementsheffing op de opbrengst uit pensioenfondsen, alsook uit de olie- en gaswinning, het geraamde overschot voor 2005 heeft opgejaagd — hetgeen belangrijk is gezien de conjunctuurpositie van de Deense economie. De herindeling van de op kapitaaldekking berustende pensioenstelsels die deel uitmaken van de tweede pijler vanaf voorjaar 2007 (wanneer de overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging van het besluit van Eurostat van 2 maart 2004 ter zake afloopt) zal de Deense overschotten elk jaar met circa 1 % van het BBP doen afnemen maar zou deze evaluatie niet wezenlijk veranderen.

(10)

Geraamd wordt dat de schuldquote in 2005 36 % van het BBP bedroeg, ruim onder de in het Verdrag gestelde referentiewaarde van 60 % van het BBP. Volgens het programma zal de schuldquote gedurende de programmaperiode met circa 14 procentpunten dalen.

(11)

Wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft, lijken de verwachte begrotingslasten ten gevolge van de vergrijzing weinig risico's voor Denemarken op te leveren, gezien de degelijkheid van de Deense overheidsfinanciën. Voorwaarde is wel dat de verwachte toename van de werkgelegenheid en de beperking van de toename van de overheidsbestedingen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden. Dit vereist verdere hervormingen van de arbeidsmarkt en beperkingen van de uitgaven. De strategie waarbij aan de houdbaarheid een centrale plaats wordt toegekend bij het vastleggen van het begrotingsbeleid, met name door de beheersing van de pensioenuitgaven en de opbouw van vermogen, heeft een positieve invloed op de vooruitzichten voor de overheidsfinanciën op de lange termijn. De momenteel gunstige begrotingssituatie draagt bij aan de financiering van de verwachte impact op de begroting van de vergrijzing en de begrotingsplannen op de middellange termijn brengen de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar (3).

(12)

De beoogde maatregelen op het gebied van de overheidsfinanciën zijn grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2010. Met name neemt Denemarken zijn middellangetermijndoelstellingen in acht. Er zijn echter geen nieuwe maatregelen aangeduid om de beoogde toename van de werkgelegenheid ten belope van bijna 2 % van het aantal arbeidskrachten tegen 2010 te verwezenlijken.

(13)

In het programma van structurele hervormingen van Denemarken, dat op 26 oktober 2005 in het kader van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is ingediend, ligt de nadruk op verbetering van het arbeidsaanbod om de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen en de doeltreffendheid van de openbare sector te verbeteren. De gevolgen voor de begroting van de in het nationale programma van structurele hervormingen beschreven maatregelen zijn volledig terug te vinden in de budgettaire prognoses van het convergentieprogramma. De in het convergentieprogramma beoogde maatregelen op het gebied van de overheidsfinanciën zijn in overeenstemming met de in het nationale programma van structurele hervormingen vastgelegde maatregelen.

De Raad is van oordeel dat de begrotingssituatie over het geheel genomen deugdelijk is en dat de begrotingsstrategie een voorbeeld is van een begrotingsbeleid waarbij het pact in acht wordt genomen.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses (4)

 

2004

2005

2006

2007

2008

2010

Reëel BBP

(verandering in %)

CP nov 2005

2,0

2,4

2,4

1,1

1,6

2,1

COM nov 2005

2,1

2,7

2,3

2,1

n.b.

n.b.

CP nov 2004

2,2

2,5

1,3

1,9

1,8

1,8

HICP-inflatie (in %)

(%)

CP nov 2005

0,9

1,6

2,0

1,3

1,9

1,8

COM nov 2005

0,9

1,7

2,0

1,9

n.b.

n.b.

CP nov 2004

1,2

1,7

1,6

1,7

n.b.

1,6

Output gap

(% van het potentiële BBP)

CP nov 2005 (5)

– 0,8

– 0,3

0,1

– 0,7

– 0,9

– 0,6

COM nov 2005 (9)

– 1,3

– 0,6

– 0,4

– 0,4

n.b.

n.b.

CP nov 2004 (5)

– 0,6

– 0,1

– 0,5

– 0,4

n.b.

– 0,4

Overheidssaldo

(% van het BBP)

CP nov 2005

2,3

3,6

3,1

3,2

2,7

2,9

COM nov 2005

2,9

3,7

3,0

2,7

n.b.

n.b.

CP nov 2004

1,4

2,2

1,8

1,9

2,2

2,2

Primair saldo

(% van het BBP)

CP nov 2005

4,7

5,6

4,7

4,1

3,5

3,7

COM nov 2005

5,3

5,8

4,9

4,4

n.b.

n.b.

CP nov 2004

4,5

4,8

4,5

4,6

n.b.

4,4

Conjunctuurgezuiverd saldo

(% van het BBP)

CP nov 2005 (5)

2,8

3,8

3,0

3,6

3,3

3,3

COM nov 2005

3,8

4,1

3,3

3,0

n.b.

n.b.

CP nov 2004 (5)

1,7

2,0

2,0

2,0

n.b.

2,3

Structureel saldo (6)

(% van het BBP)

CP nov 2005 (7)

2,6

3,6

2,7

3,3

3,3

3,3

COM nov 2005 (8)

3,6

3,9

3,0

2,7

n.b.

n.b.

CP nov 2004

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

CP nov 2005

42,3

35,6

31,7

28,9

26,5

21,5

COM nov 2005

43,2

36,0

33,0

31,5

n.b.

n.b.

CP nov 2004

42,3

39,4

37,4

35,3

33,1

28,8

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

(2)  De voorgeschreven verplichte gegevens in het programma vertonen leemten en niet alle door de gedragscode voorgeschreven facultatieve gegevens worden verstrekt (met name de groeiramingen van het BBP (EU en mondiaal) ontbreken voor bepaalde jaren.

(3)  Nadere bijzonderheden over de houdbaarheid op lange termijn worden verschaft in de technische evaluatie van het programma door de diensten van de Commissie, die op de volgende website zal worden gepubliceerd:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

(4)  In de begrotingsprognoses is geen rekening gehouden met het effect van het besluit van Eurostat van 2 maart 2004 inzake de indeling van op kapitaaldekking berustende pensioenstelsels, dat uiterlijk ten tijde van de kennisgeving van voorjaar 2007 ten uitvoer moet worden gelegd. Wordt dit effect wel meegerekend, dan zou het overheidssaldo in 2004 1,3% van het BBP bedragen, 2,7% in 2005, 2,1% in 2006, 2,2% in 2007, 1,7% in 2008 en 1,9% in 2009, terwijl de bruto overheidsschuld in 2004 43,5% van het BBP zou bedragen, 36,8% in 2005, 32,9% in 2006, 30,1% in 2007, 27,7% in 2008 en 22,7% in 2010.

(5)  Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

(6)  Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in de vorige rijen), eenmalige en tijdelijke maatregelen niet meegerekend.

(7)  Eenmalige en tijdelijke maatregelen uit het programma (0,2% van het BBP in 2004 en 2005 en 0,3% in 2006 en 2007; alle met een tekortverminderend effect).

(8)  Eenmalige en tijdelijke maatregelen uit de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (0,2% van het BBP in 2004 en 2005 en 0,3% in 2006 en 2007; alle met een tekortverminderend effect).

(9)  Op basis van een geraamde potentiële groei van 1,9%, 2,1%, 2,1% respectievelijk 2,1% in de periode 2004-2007.

Bron:

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.