17.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 241/45


VERORDENING (EG) Nr. 1513/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2005

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 174/1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 26, lid 3, artikel 30, lid 1, en artikel 31, lid 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie van 18 mei 2005 betreffende de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de lidstaten (2) zijn de codes gewijzigd van landen die behoren tot zones van bestemming die zijn vermeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie (3). Dat artikel moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt.

(2)

In artikel 20 van Verordening (EG) nr. 174/1999 is bepaald dat de uitvoercertificaten voor bepaalde soorten kaas die naar de Verenigde Staten van Amerika worden uitgevoerd in het kader van de contingenten die voortvloeien uit de bij multilaterale handelsbesprekingen gesloten overeenkomsten, kunnen worden toegewezen volgens een bijzondere procedure waarbij preferente importeurs in de Verenigde Staten van Amerika kunnen worden aangewezen.

(3)

Het is daarom dienstig bepaalde criteria vast te stellen waaraan moet worden voldaan om voor de toewijzing van de uitvoercertificaten in aanmerking te komen en die zullen bijdragen tot een soepele toepassing van het stelsel van contingenten en tot een volledige benutting van de contingenten. Daartoe dienen de certificaten te worden toegewezen aan exporteurs die kunnen bewijzen dat zij eerder kaas hebben uitgevoerd naar de Verenigde Staten van Amerika. Om verlies van marktaandeel voor de Gemeenschap te voorkomen en de waarde van sommige contingenten te maximaliseren, blijft het bovendien noodzakelijk de toegang tot die contingenten te beperken tot exporteurs bij wie de aangewezen importeur een dochterbedrijf is. Ten slotte dient voor het geval dat de aanvragen voor uitvoercertificaten de beschikbare hoeveelheden overtreffen, te worden voorzien in verdeling van het contingent door toepassing van een toewijzingscoëfficiënt.

(4)

Om de overgang van de momenteel toegepaste regeling voor de toewijzing van de certificaten te vergemakkelijken, is het wenselijk om voor de komende periode soepelere bepalingen vast te stellen. Voor 2006 dienen aanvragers bij wie de aangewezen importeur geen dochterbedrijf is, niettemin in aanmerking te komen mits zij de betrokken producten in elk van de drie voorafgaande jaren hebben uitgevoerd naar de Verenigde Staten van Amerika.

(5)

Gezien de problemen die sommige marktdeelnemers hebben ondervonden bij de oprichting van een dochterbedrijf in de Verenigde Staten van Amerika, dient voor 2006 een overgangsregeling te gelden wat de eis betreft dat de aangewezen importeur een dochterbedrijf van de aanvrager moet zijn.

(6)

Bij de toewijzing van de certificaten voor 2006 dient rekening te worden gehouden met de in de voorgaande jaren opgedane ervaring door een toewijzingscoëfficiënt toe te passen die een bepaalde preferentie toekent aan die aanvragers bij wie de aangewezen preferente importeurs dochterbedrijven zijn of worden geacht dochterbedrijven te zijn.

(7)

In artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 174/1999 is bepaald dat, wanneer de toepassing van een verlagingscoëfficiënt tot gevolg zou hebben dat voorlopige certificaten worden toegewezen voor hoeveelheden van minder dan 5 ton, de Commissie kan besluiten tot toewijzing ervan door loting. Met het oog op een maximale benutting van het contingent is het dienstig deze bepaling aan te passen door voor te schrijven dat kleinere hoeveelheden door de bevoegde nationale autoriteiten worden herverdeeld.

(8)

Bij artikel 20 bis, lid 8, van Verordening (EG) nr. 174/1999 zijn de percentages vastgesteld die op de volledige restitutievoeten moeten worden toegepast om de restituties te verkrijgen die gelden voor producten voor uitvoer naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het in lid 1 van dat artikel bedoelde contingent. Met het oog op doorzichtigheid, vereenvoudiging en coherentie moet deze bepaling worden geschrapt en overgenomen in een voetnoot die in een gedifferentieerde restitutievoet voorziet, welke voetnoot in de toekomst moet komen te staan in de verordeningen van de Commissie tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor melk en zuivelproducten overeenkomstig artikel 31, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(9)

Verordening (EG) nr. 174/1999 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 174/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 15 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   De omschrijving van de in lid 1 bedoelde zones is als volgt:

a)

zone I: de bestemmingscodes AL, BA, XK, MK, XM en XS;

b)

zone II: de bestemmingscode US;

c)

zone III: alle overige bestemmingscodes.”.

2)

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Bij elke uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten wordt een uitvoercertificaat overgelegd. In afwijking van artikel 5, lid 1, eerste zin, wordt in vak 16 van de certificaataanvragen en van de certificaten de acht cijfers omvattende productcode van de gecombineerde nomenclatuur gebruikt.

Binnen een te bepalen periode kunnen marktdeelnemers een voorlopig uitvoercertificaat aanvragen voor uitvoer van de in lid 1 bedoelde producten in het daaropvolgende kalenderjaar, waarbij zij een zekerheid dienen te stellen die gelijk is aan 50 % van de in artikel 9 bedoelde zekerheid met een minimum van 6 EUR per 100 kg.

Aanvragers van voorlopige uitvoercertificaten voor de productgroep en de contingenten die in de verordening tot opening van de procedure voor de toewijzing van de uitvoercertificaten worden aangeduid als 22-Tokio en 22-Uruguay, moeten het bewijs leveren dat zij in ten minste één van de drie voorafgaande jaren kaas hebben uitgevoerd naar de Verenigde Staten van Amerika.

Aanvragers van voorlopige uitvoercertificaten voor de productgroepen en de contingenten die in de verordening tot opening van de procedure voor de toewijzing van de uitvoercertificaten worden aangeduid als 16-Tokio, 16-, 17-, 18-, 20- en 21-Uruguay, 25-Tokio en 25-Uruguay, moeten het bewijs leveren dat zij de betrokken producten in ten minste één van de drie voorafgaande jaren hebben uitgevoerd naar de Verenigde Staten van Amerika en dat hun aangewezen importeur een dochterbedrijf van de aanvrager is.

Voor het contingentjaar 2006 hoeven aanvragers van voorlopige uitvoercertificaten voor de in de vierde alinea genoemde productgroepen en contingenten echter niet te voldoen aan de eis dat de aangewezen importeur hun dochterbedrijf moet zijn, indien zij het bewijs leveren dat zij in elk van de drie voorafgaande jaren dergelijke producten hebben uitgevoerd naar de Verenigde Staten van Amerika.

Voorts kan voor het contingentjaar 2006 de aangewezen preferente importeur van een aanvrager worden geacht een dochterbedrijf voor 2006 te zijn op voorwaarde dat:

i)

de aanvraag:

in Tsjechië is ingediend ter verkrijging van een voorlopig certificaat voor de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten zoals omschreven in de aanvullende aantekeningen 16, 17, 18, 20 en 25 in hoofdstuk 4 van het HTS (Harmonized Tariff Schedule of the United States of America) of

in Hongarije is ingediend ter verkrijging van een voorlopig certificaat voor de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van het contingent zoals omschreven in aanvullende aantekening 25 in hoofdstuk 4 van het HTS of

in Polen is ingediend ter verkrijging van een voorlopig certificaat voor de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten zoals omschreven in de aanvullende aantekeningen 16 en 21 in hoofdstuk 4 van het HTS of

in Slowakije is ingediend ter verkrijging van een voorlopig certificaat voor de uitvoer van kaas naar de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de contingenten zoals omschreven in aanvullende aantekening 16 in hoofdstuk 4 van het HTS;

ii)

de aanvrager de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend, documenten verstrekt ten bewijze dat hij sinds ten minste drie jaar in de nieuwe lidstaten is gevestigd en de betrokken kaas naar de Verenigde Staten van Amerika heeft uitgevoerd in elk van de drie kalenderjaren die aan de indiening van de aanvraag voorafgingen;

iii)

de aanvrager de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend, documenten verstrekt ten bewijze dat de procedure voor de oprichting van een dochterbedrijf in de Verenigde Staten van Amerika is ingeleid;

iv)

de aanvrager de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend, het bewijs levert dat hij in de twaalf maanden die aan de indiening van de aanvraag voorafgingen, exporten naar preferente importeurs heeft verricht.

In de aanvragen voor voorlopige uitvoercertificaten vermelden de marktdeelnemers tevens:

a)

de omschrijving van de onder het contingent van de Verenigde Staten van Amerika vallende productgroep volgens de aanvullende aantekeningen 16 tot en met 23 en 25 in hoofdstuk 4 van het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America (meest recente versie);

b)

de omschrijving van de producten volgens het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America (meest recente versie);

c)

de naam en het adres van de door de aanvrager aangewezen importeur in de Verenigde Staten van Amerika.

Bovendien gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van de aangewezen importeur dat hij voldoet aan de voorwaarden die in de Verenigde Staten van Amerika gelden voor de afgifte van invoercertificaten voor de in lid 1 bedoelde producten.

Voor het contingentjaar 2006 wordt in de aanvragen voor voorlopige uitvoercertificaten vermeld of de aangewezen importeur een dochterbedrijf van de aanvrager is of overeenkomstig de zesde alinea wordt geacht een dochterbedrijf te zijn.”;

b)

de leden 3 en 4 worden vervangen door:

„3.   Wanneer de aanvragen voor voorlopige certificaten voor een productgroep of een contingent zoals bedoeld in lid 1 de voor het betrokken jaar beschikbare hoeveelheid overtreffen, past de Commissie een uniforme toewijzingscoëfficiënt toe op de hoeveelheden waarvoor een aanvraag is ingediend.

In afwijking van de eerste alinea is, wanneer een toewijzingscoëfficiënt wordt toegepast op aanvragen voor voorlopige certificaten voor 2006, de toewijzingscoëfficiënt voor de aanvragers bij wie de aangewezen preferente importeurs dochterbedrijven zijn of overeenkomstig lid 2, zesde alinea, worden geacht dochterbedrijven te zijn, driemaal zo hoog als die voor de overige aanvragers.

4.   Wanneer de toepassing van de toewijzingscoëfficiënt tot gevolg zou hebben dat voorlopige certificaten worden toegewezen voor minder dan 10 ton per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat de desbetreffende beschikbare hoeveelheden per contingent toe door loting. De lidstaat verloot voorlopige certificaten voor 10 ton elk onder de aanvragers aan wie als gevolg van de toepassing van de toewijzingscoëfficiënt minder dan 10 ton zou zijn toegewezen.

Resterende hoeveelheden van minder dan 10 ton bij de bepaling van de te verloten kavels worden gelijkelijk over de kavels van 10 ton verdeeld voordat de loting plaatsvindt.

Wanneer de toepassing van de toewijzingscoëfficiënt tot gevolg zou hebben dat een hoeveelheid van minder dan 10 ton resteert, wordt die hoeveelheid als een enkele kavel beschouwd.

De zekerheid voor de aanvragen waaraan bij de toewijzing door loting geen voorlopige certificaten toevallen, wordt onmiddellijk vrijgegeven.”.

3)

In artikel 20 bis wordt lid 8 geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12.

(3)  PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 558/2005 (PB L 94 van 13.4.2005, blz. 22).