21.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 128/51 |
VERORDENING (EG) Nr. 772/2005 VAN DE COMMISSIE
van 20 mei 2005
betreffende de specificaties voor het toepassingsgebied van de kenmerken en de definitie van het technische formaat voor de productie van jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie voor de referentiejaren 2003-2009
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 48/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 (1), en met name op artikel 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 48/2004 is een gemeenschappelijk kader voor de productie van jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie voor de referentiejaren 2003-2009 vastgesteld. |
(2) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 48/2004, artikel 7, onder a), zijn uitvoeringsmaatregelen nodig om het toepassingsgebied van de verlangde kenmerken te specificeren. |
(3) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 48/2004, artikel 7, onder b), zijn uitvoeringsmaatregelen nodig om het technische formaat voor de verzending van de jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie te definiëren. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De specificaties voor het toepassingsgebied van de kenmerken zijn vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.
2. In deze specificaties wordt voor verwijzingen naar bedrijfsrekeningen gebruik gemaakt van de in artikel 9 en artikel 23 van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad (2) vastgestelde rubrieken voor de opstelling van respectievelijk de balans en de winst-en-verliesrekening.
Artikel 2
Het in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 48/2004 bedoelde technische formaat is vastgesteld in bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
De lidstaten passen deze specificaties en dit technische formaat toe voor het referentiejaar 2003 en volgende jaren.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2005.
Voor de Commissie
Joaquín ALMUNIA
Lid van de Commissie
(1) PB L 7 van 13.1.2004, blz. 1.
(2) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.
BIJLAGE I
TOEPASSINGSGEBIED VAN DE KENMERKEN
1. JAARLIJKSE STATISTIEKEN OVER DE SCHROOTBALANS VOOR STAAL EN GIETIJZER
Inleidende opmerkingen
De lidstaten dienen deze informatie te verzamelen bij alle bedrijven die ijzer, staal of als groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 gedefinieerde producten produceren en die schroot verbruiken en/of produceren. Voor het eerste referentiejaar 2003 zal de Commissie aanvaarden dat de onderzochte populatie gebaseerd is op groep 27.1 van de NACE Rev. 1. Voor ieder bedrijf dient een afzonderlijke vragenlijst te worden ingediend, ook indien sommige bedrijven deel uitmaken van dezelfde onderneming. Een plaatselijk aan een ijzer- en staalbedrijf verbonden staalgieterij dient te worden beschouwd als een integrerend deel van het ijzer- en staalbedrijf. Plaatselijk verbonden bedrijven zijn bedrijven die onder dezelfde leiding staan en in dezelfde plaats zijn gevestigd. De vragenlijst heeft ook betrekking op walserijen, waarin bruikbaar materiaal, dat gewoonlijk niet als schroot wordt beschouwd, direct wordt herwalst. Alle ijzer- en staalbedrijven die zelf niet over hulpbronnen beschikken en die daarom hun schroot bij andere bedrijven inkopen, moeten deze enquête op dezelfde wijze als producenten invullen. Daar zij niet in groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 zijn ingedeeld, zijn ijzersmelterijen, al dan niet plaatselijk verbonden, en niet-verbonden staalgieterijen van de enquête uitgesloten.
Worden als schroot beschouwd:
— |
ijzer- of staalschroot dat ontstaat tijdens de productie en verwerking van ijzer of staal of dat uit oude artikelen van ijzer of staal wordt teruggewonnen en dat voor omsmelting in aanmerking komt (met inbegrip van schroot dat wordt aangekocht, maar met uitsluiting van verbrand of door zuren aangetast gietwerk); |
— |
gietlopen, trechters, opkomers en ander gietafval ontstaan bij het gieten van staal, alsmede afgekeurde blokken en blokken met fouten, die niet tot de productie zijn gerekend; |
— |
gietpanberen (niet in zand uitgegoten). |
Daarentegen mag ijzerhoudend afval dat in sterke mate vermengd is met niet-metalen materialen en dat ontstaat tijdens het smelten of bij thermische of mechanische bewerkingen, niet als schroot worden beschouwd. Hieronder vallen onder meer:
— |
gietlopen van hoogovens; |
— |
gietgoten, spatijzer en ander afval van het gieten van ijzer, afval van gietkuilen; |
— |
slakken van staalbedrijven; |
— |
oxidehuid van herverhittingsovens, walshuid en hamerslag; |
— |
convertorspatten; |
— |
restanten uit rookkanalen en gietbekken, restanten en overblijfselen van zandgieten. |
Specificaties
Code:
1010Titel: Voorraden op de eerste dag van het jaar
De voorraden in het hele bedrijf moeten onder deze codes worden vermeld, met inbegrip van die bij de plaatselijk verbonden bedrijven (ook de staalgieterijen), met uitzondering van de voorraden bij de ijzergieterijen.
Code:
1020Titel: Afkomstig uit eigen bedrijf
Dit omvat:
gietlopen, opkomers, trechters, koppen van blokken, afgekeurde en overgebleven blokken, afgekeurd gietwerk en in coquille of vorm uitgegoten gietpanberen;
als nieuw schroot wordt beschouwd het afval, ontstaan bij de vervaardiging van halffabrikaat en walserijproducten, met inbegrip van loonbewerking, alsmede blokschroot, afgekeurde blokken en afgekeurd gietwerk waarvan pas nadat zij aanvankelijk tot de productie van ruwstaal of gietstaal waren gerekend, is vastgesteld dat zij onbruikbaar zijn. Omvat schroot dat ontstaat in plaatselijk verbonden staalgieterijen, smederijen, buizenfabrieken, trekkerijen, koudwalserijen, metaalconstructiebedrijven en andere staalverwerkende afdelingen, met uitzondering van ijzergieterijen (zie algemene opmerking 1 hierboven). Walserijschroot dat in de eigen walserijen opnieuw wordt gewalst, wordt niet als nieuw schroot beschouwd;
als oud schroot worden beschouwd staal en gietijzer die afkomstig zijn van reparaties of sloop van oude installaties, machines en gereedschappen, bv. coquilles.
Code:
1030Titel: Ontvangsten (1031 + 1032 + 1033)
Schroot dat wordt aangevoerd via een als tussenpersoon optredende handelaar wordt, naar gelang van het geval, ondergebracht bij de bronnen die als de codes 1031, 1032 en 1033 zijn aangegeven.
Het scheepssloopschroot afkomstig van sloperijen binnen de Gemeenschap dient te worden beschouwd als binnenlands of Gemeenschapsschroot.
Code:
1031Titel: Ontvangsten uit het binnenland
Dit omvat schrootaanvoer afkomstig van andere bedrijven of afdelingen van dezelfde maatschappij in hetzelfde land. Hiertoe behoren hoogovens, staalfabrieken, walserijen; ijzergieterijen (met inbegrip van de verbonden ijzergieterijen). De schrootaanvoer uit andere staalbedrijven en uit andere bedrijven dan die welke staal fabriceren of gebruiken, bv. mijnen, moet hier ook worden opgenomen.
Dit omvat ook het schroot dat op de binnenlandse markt rechtstreeks is aangekocht bij niet tot de ijzer- en staalindustrie behorende firma's, zoals ijzer- of staalgieterijen, buizenfabrieken, smederijen, bouwbedrijven, mijnbedrijven, scheepswerven, spoorwegmaatschappijen, machinefabrieken, alle soorten ijzer- en staalverwerkende bedrijven enz.
Code:
1032Titel: Ontvangsten uit landen van de Gemeenschap
Dit omvat de aanvoer van schroot uit andere landen van de Gemeenschap.
Code:
1033Titel: Ontvangsten uit derde landen
Dit omvat de aanvoer van schroot uit niet-EU-landen (of derde landen).
Code:
1040Titel: Beschikbare hoeveelheid, totaal (1010 + 1020 + 1030)
Totale voorraden op de eerste dag van het jaar, uit eigen bedrijf en als ontvangsten.
Code:
1050Titel: Verbruik, totaal, …
Het totale verbruik omvat de totale hoeveelheden schroot die worden verbruikt bij de productie van ijzer in hoogovens, elektrische ruwijzerovens en sinterinstallaties, alsmede het totale verbruik van schroot dat wordt gebruikt bij de totale productie van ruw staal, met inbegrip van de fabricage van speciaal ruwijzer door de heropkoling van staal en de productie van plaatselijk verbonden staalgieterijen.
Code:
1051Titel: … waarvan elektro-ovens
Verbruik van schroot bij de productie van staal in elektro-ovens.
Code:
1052Titel: … waarvan roestvrij schroot
Verbruik van roestvrij schroot dat 10,5 % of meer chroom en niet meer dan 1,2 % koolstof bevat, met of zonder andere legeringselementen.
Code:
1060Titel: Leveringen
Alle leveringen van schroot opgeven, met inbegrip van die naar alle gieterijen, ook de lokaal verbonden gieterijen.
Code:
1070Titel: Voorraden op de laatste dag van het jaar (1040 – 1050 – 1060)
De voorraden in het hele bedrijf moeten onder deze codes worden vermeld, met inbegrip van die bij de plaatselijk verbonden bedrijven (ook de staalgieterijen), met uitzondering van de voorraden bij de ijzergieterijen.
2. VERBRUIK VAN BRANDSTOFFEN EN ENERGIE EN ELEKTRICITEITSBALANS VOOR DE STAALINDUSTRIE
Inleidende opmerkingen over de soorten installaties
Ertsvoorbereidingsinstallaties omvatten installaties voor de voorbereiding van de lading en sinterinstallaties.
Wat hoogovens en elektrische ruwijzerovens betreft, mag alleen rekening worden gehouden met het verbruik van de brandstof die direct in ovens wordt geladen of gebruikt als vervangmiddel voor cokes, d.w.z. met uitsluiting van het verbruik in windverhitters, ventilatoren en andere hulpinrichtingen voor hoogovens (op te geven onder „overige installaties”).
Smelterijen omvatten smelterijen in staalfabrieken en continugietinstallaties.
Elektrische centrales omvatten het verbruik van brandstof en energie die worden gebruikt om alle elektriciteit in het bedrijf of in de verbonden elektrische centrales van meerdere staalfabrieken te produceren. Zie ook algemene opmerking nr. 2.
De lidstaten dienen deze informatie te verzamelen bij alle ijzer- en staalbedrijven die als groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 zijn gedefinieerd, met inbegrip van herwalserijen en elektrische centrales in de staalindustrie die door meerdere bedrijven en maatschappijen gemeenschappelijk worden gebruikt. Deze elektrische centrales moeten voor deze statistieken als staalbedrijven van groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 worden beschouwd.
Gemeenschappelijke elektrische centrales in de ijzer- en staalindustrie
Elektrische centrales die gemeenschappelijk in bezit zijn van meerdere bedrijven of maatschappijen in de staalindustrie moeten als entiteit worden opgenomen.
Gemeenschappelijke elektrische centrales in de staalindustrie moeten de vragenlijst rechtstreeks beantwoorden. Bedrijven die gebruik maken van de productie van deze elektrische centrales, mogen deze gegevens niet in hun individuele antwoorden opnemen, teneinde dubbeltellingen te vermijden.
De staalbedrijven dienen evenwel onder „Beschikbaar” hun stroomafname van gemeenschappelijke centrales (code 3102) te vermelden tezamen met de stroom die van derden werd betrokken.
Elektrische centrales die met andere industrieën verbonden zijn, bv. met de steenkoolindustrie, zijn uitgesloten.
Gecombineerde installaties voor de productie van stroom en stoom
Deze gecombineerde installaties kunnen slechts gedeeltelijk als installaties voor de opwekking van elektriciteit worden beschouwd. In het brandstofverbruik mag slechts de brandstof worden opgenomen die voor de opwekking van elektrische energie werd gebruikt, d.w.z. met uitsluiting van de hoeveelheden die voor verwarmingsdoeleinden werden gebruikt.
Energieverbruik
In deel A dient het brandstof- en energieverbruik in de ijzer- en staalbedrijven en de tot deze bedrijven behorende hulpinstallaties (hoogovens, sinterinstallaties, plaatselijk verbonden staalgieterijen, walserijen, enz.), met uitzondering van cokesovens, te worden opgegeven.
Het totale verbruik van de hulpinstallaties (bv. dat van elektrische centrales en stoominstallaties), zelfs indien deze niet uitsluitend voor het ijzer- en staalbedrijf werkzaam zijn, dient hier ook in te worden opgenomen.
Met het ijzer- en staalbedrijf verbonden bedrijven waarvan de activiteiten niet onder groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 vallen, zijn uitgesloten.
Deel A: Jaarlijkse statistieken over het brandstof- en energieverbruik ingedeeld naar type installatie
Code:
2010Titel: Vaste brandstoffen (2011 + 2012)
Vaste brandstoffen moeten worden vermeld naar gelang van de toestand waarin ze zich bevinden bij levering.
Code:
2011Titel: Cokes
Omvat cokes, halfcokes, petroleumcokes en cokesgruis.
Code:
2012Titel: Overige vaste brandstoffen
Omvat steenkool en agglomeraat, bruinkool en briketten.
Code:
2020Titel: Vloeibare brandstoffen
Omvat het verbruik van alle vloeibare brandstoffen in de ijzer- en staalbedrijven en de tot deze bedrijven behorende hulpinstallaties, in elektrische centrales, maar met uitzondering van cokesovens.
Code:
2030Titel: Gas (2031 + 2032 + 2033 + 2034)
Het te vermelden verbruik is het nettoverbruik, exclusief verliezen en afgefakkelde gassen.
Het gasverbruik moet in gigajoule worden opgegeven (1 gigajoule = 109 joule = 1 gigacalorie/4,186) op basis van de calorische onderwaarde voor elk gas (voor droog gas bij 0° en 760mm/Hg).
Code:
2040Titel: Externe leveringen van hoogovengas
Dit omvat de totale externe leveringen van hoogovengas aan de openbare gasdistributie, aan verbonden hoogovencokesfabrieken, aan andere staalbedrijven en aan andere klanten.
Code:
2050Titel: Externe leveringen van convertorgas
Dit omvat de totale externe leveringen van convertorgas aan de openbare gasdistributie, aan verbonden hoogovencokesfabrieken, aan andere staalbedrijven en aan andere klanten.
Deel B: Jaarlijkse statistieken over de elektriciteitsbalans voor de staalindustrie
Specificaties
Code:
3100Titel: Beschikbaar (3101 + 3102)
Zie specificaties voor 3101 en 3102.
Code:
3101Titel: Brutoproductie
Brutoproductie die overeenkomt met het totale verbruik in elektrische centrales zoals opgegeven in deel A voor elektrische centrales.
Code:
3102Titel: Ontvangsten van derden
Derden kunnen zijn: openbare netten, andere landen, andere ijzer- en staalbedrijven (inclusief gemeenschappelijke centrales), cokesovens van staalbedrijven, plaatselijk verbonden afdelingen, enz.
Code:
3200Titel: Afname (3210 + 3220 + 3230)
Het totaal van regel 3200 moet overeenstemmen met dat van regel 3100.
Code:
3210Titel: Verbruik per installatie (3211 + 3212 + 3213 + 3214 + 3215 + 3216 + 3217)
Omvat het totale verbruik per installatie van de regels (3211 + 3212 + 3213 + 3214 + 3215 + 3216 + 3217).
Code:
3217Titel: Overige installaties
Hiermee worden andere typen installaties bedoeld zoals gespecificeerd in deel A.
Code:
3220Titel: Leveringen aan derden
Zie code 3102.
Code:
3230Titel: Verliezen
Omvat alle verliezen van elektrische energie.
3. ENQUÊTE NAAR DE INVESTERINGEN IN DE IJZER- EN STAALINDUSTRIE (UITGAVEN EN CAPACITEIT)
Deel A: Jaarlijkse statistieken over de uitgaven
Inleidende opmerkingen
Voor ieder bedrijf dient een afzonderlijke vragenlijst te worden ingediend, ook indien sommige bedrijven deel uitmaken van dezelfde onderneming.
Met investeringsuitgaven worden de investeringen in materiële goederen tijdens de referentieperiode bedoeld. Inbegrepen zijn nieuwe en bestaande materiële kapitaalgoederen, of deze nu bij derden zijn gekocht of voor eigen gebruik zijn geproduceerd (d.w.z. geactiveerde productie van materiële kapitaalgoederen), met een nuttige levensduur van meer dan één jaar, met inbegrip van niet-geproduceerde materiële goederen zoals grond. De drempel voor de nuttige levensduur van in aanmerking komende goederen kan worden verhoogd indien in de boekhouding van de vennootschap een langere verwachte nuttige levensduur dan één jaar als drempel wordt gehanteerd.
Alle investeringen worden bruto gewaardeerd (d.w.z. voor waardecorrecties en voor aftrek van inkomsten uit verkoop). Gekochte goederen worden gewaardeerd tegen de aankoopprijs, d.w.z. inclusief vervoer- en installatiekosten, honoraria, belastingen en andere kosten in verband met de eigendomsoverdracht. Zelf geproduceerde materiële goederen worden gewaardeerd tegen de productiekosten. Goederen die worden verworven als gevolg van herstructureringen (zoals fusies, overnames en op- of afsplitsingen), blijven buiten beschouwing. Aankopen van kleine gereedschappen die niet tot de vaste activa behoren, zijn in de lopende uitgaven begrepen.
Hieronder vallen ook toevoegingen, veranderingen, verbeteringen en renovaties die de nuttige levensduur verlengen of het productieve vermogen van kapitaalgoederen doen toenemen.
Lopende onderhoudskosten zijn uitgezonderd, evenals de waarde van en de lopende uitgaven voor kapitaalgoederen die worden gebruikt op grond van huur- en leasecontracten.
Wanneer de facturering, levering, betaling en het eerste gebruik van investeringen in verschillende referentieperiodes plaatsvindt, moet worden gestreefd naar de volgende registratiemethode:
— |
investeringen worden geregistreerd wanneer de eigendom wordt overgedragen aan de eenheid die de goederen denkt te gebruiken. Geactiveerde productie wordt geregistreerd wanneer deze wordt geproduceerd. Voor investeringen die in identificeerbare etappes plaatsvinden, geldt dat iedere deelinvestering moet worden geregistreerd in de referentieperiode waarin deze wordt gedaan. |
In de praktijk is dit niet altijd mogelijk; gezien de regels voor bedrijfsboekhoudingen is wellicht een van de volgende benaderingen van deze methode nodig:
— |
investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze worden geleverd; |
— |
investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze in het productieproces worden ingezet; |
— |
investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze in rekening worden gebracht; |
— |
investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze worden betaald; |
— |
investeringen staan niet op de balans. Wel worden toevoegingen en onttrekkingen aan en overdrachten van vaste activa, alsmede waardecorrecties voor deze vaste activa op de balans of in de toelichting op de rekeningen opgenomen. |
Materiële goederen worden in de bedrijfsrekeningen opgenomen onder Vaste activa — materiële vaste activa.
Specificaties naar type installatie
Code:
4010Titel: Cokesinstallaties
Deze omvatten:
ovens, met inbegrip van cokesovenbatterijen met hulpinrichtingen zoals ladingen, drukkers, brekers enz., alsmede cokesbluswagens en blustorens;
hulpinstallaties.
Opmerking: in elke rubriek inbegrepen zijn installaties, gebouwen en hulpinrichtingen.
Code:
4020Titel: Ertsvoorbereidingsinstallaties
Daartoe behoren installaties voor de voorbereiding van het ijzererts en de lading.
Code:
4030Titel: Installaties voor de vervaardiging van ijzer en ferrolegeringen (inclusief hoogovens)
Daartoe behoren elektrische ruwijzerovens, laagovens en andere voorsmeltinstallaties, enz.
Code:
4040Titel: Smelterijen in staalfabrieken
Het AOD-proces, vacuüm- en gietpanbehandelingen enz., worden beschouwd als behandelingen volgend op het eindproces; de desbetreffende investeringsuitgaven moeten (zoals alle productie) worden opgenomen in de categorie waaronder het desbetreffende eindproces valt.
Indien het bedrijf over een staalsmelterij en een menger beschikt (of zal beschikken), moeten de uitgaven betreffende de menger worden opgenomen bij de overeenkomstige smelterij. Indien het bedrijf niet over een smelterij beschikt, moeten deze uitgaven worden opgenomen in de uitgaven voor de hoogovens.
Code:
4041Titel: waarvan elektrische
Omvat het EAF-proces voor de productie van ruw staal in een elektrische (vlamboog- of inductie-) oven.
Code:
4050Titel: Continugietinstallaties
Betreft continu gegoten plakken, voorgewalste blokken, knuppels, voorgewalste balkprofielen en buishalffabrikaten, met uitsluiting van afvalkoppen.
Code:
4060Titel: Walserijen (4061 + 4062 + 4063 + 4064)
Voor elk type walserij moet niet alleen rekening worden gehouden met de uitgaven betreffende de walserij zelf, maar ook met de uitgaven betreffende de installaties vóór de walserijen (bv. herverhittingsovens) en na de walserijen (bv. koelbedden, scharen). Onder de rubriek „Overige” (code 4070) zijn de uitgaven begrepen betreffende alle inrichtingen die niet onder een speciale categorie walserijen vallen, behalve bekledingsinstallaties (vertinnen, verzinken, enz.), die onder code 4064 zijn ingedeeld.
De uitgaven voor hardingswalserijen moeten onder code 4063 — koud-breedbandwalserijen worden opgegeven.
Code:
4061Titel: Platte producten
Onder deze code worden de uitgaven voor warmwalserijen voor platte producten vermeld.
Code:
4062Titel: Lange producten
Onder deze code worden de uitgaven voor warmwalserijen voor lange producten vermeld.
Code:
4063Titel: Koud-breedbandwalserijen
Onder deze code worden de uitgaven voor koud-breedbandwalserijen, al dan niet continu, vermeld.
Code:
4064Titel: Bekledingsinstallaties
Onder deze code worden de uitgaven voor bekledingsinstallaties vermeld.
Code:
4070Titel: Overige installaties
Deze code omvat:
al de centrale installaties en distributienetten voor elektriciteit, gas, water, stoom, lucht en zuurstof;
vervoer, machinebouwwerkplaatsen, laboratoria en alle ander installaties die deel uitmaken van het bedrijf in zijn geheel, maar niet als onderdeel van een specifieke sector kunnen worden ingedeeld;
bloem-, plak- en knuppelwalserijen indien deze halffabrikaten niet continu worden gegoten en onder code 4050 worden vermeld.
Code:
4200Titel: waarvan ter bestrijding van vervuiling
Kapitaaluitgaven voor methoden, technologieën, processen of apparatuur die bedoeld zijn om verontreinigingen en verontreinigende stoffen (bv. luchtemissies, afvalwater of vaste afvalstoffen) te verzamelen en te verwijderen nadat deze zijn gecreëerd, de verspreiding van verontreinigingen te voorkomen, de verontreinigingsgraad te meten en de verontreinigende stoffen die door de bedrijfsactiviteit van de onderneming zijn ontstaan, te behandelen en te verwijderen.
Deze rubriek is de som van de uitgaven op de milieugebieden bescherming van de luchtkwaliteit en het klimaat, afvalwaterbeheer, afvalbeheer en overige activiteiten op het gebied van milieubescherming. Overige activiteiten op het gebied van milieubescherming omvatten bescherming en sanering van bodem, grondwater en oppervlaktewater, beperking van geluidshinder en trillingen, bescherming van de biodiversiteit en het landschap, bescherming tegen straling, onderzoek en ontwikkeling, algemene milieuadministratie en algemeen milieubeheer, onderwijs, opleiding en voorlichting, activiteiten die leiden tot ondeelbare uitgaven, en niet elders ingedeelde activiteiten.
Inbegrepen zijn:
investeringen in afzonderlijke, identificeerbare componenten ter aanvulling van bestaande apparatuur, die worden geïmplementeerd aan het eind van of volledig buiten de productielijn („end-of-pipe”-apparatuur);
investeringen in apparatuur (bv. filters of afzonderlijke reinigingsstappen) die verontreinigende stoffen binnen de productielijn verzwakken of extraheren, wanneer de verwijdering van deze toegevoegde voorzieningen over het geheel genomen geen invloed zou hebben op het functioneren van de productielijn.
Het hoofddoel of de hoofdfunctie van deze kapitaaluitgaven is milieubescherming en de totale uitgaven hiervoor moeten worden gemeld.
De uitgaven moeten worden gemeld inclusief eventuele kostenvereffeningen die het resultaat zijn van het genereren en de verkoop van verkoopbare bijproducten, gerealiseerde besparingen of ontvangen subsidies.
De aangekochte goederen worden gewaardeerd tegen de aankoopprijs exclusief aftrekbare BTW en andere direct met de omzet verbonden aftrekbare belastingen.
Niet inbegrepen zijn:
milieubevorderende acties en activiteiten die ongeacht overwegingen inzake milieubescherming toch zouden zijn ondernomen, met inbegrip van maatregelen die hoofdzakelijk gericht zijn op veiligheid en gezondheid op het werk en productieveiligheid;
maatregelen ter vermindering van verontreiniging wanneer de producten worden gebruikt of afval worden (aanpassing van producten uit milieuoverwegingen), tenzij de producent in het kader van het milieubeleid en de milieuregelgeving ook wettelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de verontreiniging die de producten tijdens het gebruik veroorzaken of voor wat er met de producten gebeurt wanneer ze afval worden;
activiteiten betreffende het gebruik en de besparing van hulpbronnen (bv. watervoorziening of de besparing van energie of grondstoffen), tenzij het hoofddoel milieubescherming is: bv. wanneer deze activiteiten tot doel hebben nationaal of internationaal milieubeleid uit te voeren en niet met het oog op kostenbesparingen worden ondernomen.
Deel B: Jaarlijkse statistieken over de capaciteit
Inleidende opmerkingen
De maximaal mogelijke productie komt overeen met de productie die een bedrijf tijdens het beschouwde jaar zou kunnen voortbrengen, rekening houdend met normale of verwachte exploitatiepraktijken, exploitatiemethoden en productmix. Zij is per definitie hoger dan de werkelijke productie.
Veranderingen in de MMP zullen in het algemeen verband houden met:
— |
gedane investeringen, hoewel de uitgaven en de verandering niet noodzakelijk tegelijkertijd zullen plaatsvinden; |
— |
gerealiseerde of geplande definitieve sluitingen, overdracht of verkoop. De maximaal mogelijke productie komt niet overeen met het technische of nominale vermogen van een inrichting, maar is gebaseerd op de algemene technische structuur van het bedrijf, rekening houdend met de relaties tussen de verschillende productiefasen, bv. tussen staalbedrijf en hoogovens. |
De maximaal mogelijke jaarproductie is de maximale productie die tijdens het jaar in kwestie onder normale bedrijfsomstandigheden kan worden gehaald, rekening houdend met reparaties, onderhoud en normale vakantiedagen, met de outillage die aan het begin van het jaar beschikbaar is, en tevens rekening houdend met de extra productie door installaties die in de loop van het jaar in gebruik zullen worden genomen en met bestaande installaties die in die periode definitief zouden moeten worden gesloten. De ontwikkeling van de productie is gebaseerd op het vermoedelijke aandeel in de samenstelling van de lading voor elk van de beschouwde installaties en op de veronderstelling dat de grondstoffen beschikbaar zullen zijn.
Algemene berekeningsmethoden
Alle niet definitief gesloten installaties moeten in de antwoorden op de enquête worden opgenomen.
De berekening van de MMP is gebaseerd op de veronderstelling dat er normale bedrijfsomstandigheden gelden, inclusief:
— |
normale beschikbaarheid van arbeidskrachten, d.w.z. dat geen wijzigingen in de MMP mogen worden aangebracht in de situatie waarin een bedrijf zich aan fluctuerende marktomstandigheden aanpast door een tijdelijke personeelsinkrimping of -uitbreiding; |
— |
normale beschikbaarheid van outillage, d.w.z. dat rekening moet worden gehouden met periodieke sluitingen, betaalde vakantiedagen, routineonderhoud en, waar van toepassing, de seizoengebonden beschikbaarheid van elektriciteit (1); |
— |
normale beschikbaarheid van grondstoffen; |
— |
normale distributie van ladingen, zowel grondstoffen als halffabrikaten (tenzij anders gespecificeerd betekent „normaal” die van het vorige jaar), naar de verschillende installaties. In gevallen waarin, om redenen specifiek voor een gegeven installatie, wijzigingen in deze distributie noodzakelijk zijn, kunnen deze wijzigingen alleen worden aangebracht indien de grondstoffen of halffabrikaten waarschijnlijk in voldoende grote hoeveelheden beschikbaar zullen zijn; |
— |
normale productmix, die van het vorige jaar, tenzij specifieke wijzigingen gepland zijn; |
— |
geen problemen met de afzet van producten; |
— |
geen stakingen of lock-outs; |
— |
geen technische ongevallen of uitvallen van installaties; |
— |
geen ernstige onderbrekingen als gevolg van het weer, bv. overstroming. |
Ingebruikneming of buitengebruikstelling
In gevallen waarin installaties tijdens het jaar in kwestie in gebruik zullen worden genomen, definitief gesloten, overgedragen of verkocht, moet rekening worden gehouden met de datum waarop de ingebruikneming of buitengebruikstelling zal plaatsvinden, en moet de MMP worden berekend naar rata van het aantal maanden dat de installaties naar verwachting in werking zullen zijn. In het geval van nieuwe installaties, met name wanneer het zeer grote projecten betreft, is voorzichtigheid geboden wat betreft de productie die kan worden gehaald tijdens de aanloopperiode, die meerdere jaren kan duren.
1. Staalbedrijven
— convertorstaal: in het geval van convertorstaal (bv. LD, OBM, enz.) moeten alle installaties voor de productie van ijzer en staal tezamen worden beschouwd, d.w.z. dat de MMP kan worden beperkt door de beschikbaarheid van metaal in gesmolten toestand; in dergelijke gevallen moet de MMP van het staalbedrijf worden berekend op basis van het beschikbare ijzer, rekening houdend met de normale distributie van het ijzer tussen het staalbedrijf, de gieterijen, de granuleerinstallaties en de verkoop, naar gelang van de behoefte, en de normale schrootlading die nodig is voor 1 ton eindproduct;
— elektrostaal: er moet rekening worden gehouden met de normaliter beschikbare elektriciteitstoevoer;
— algemeen: er kunnen technische knelpunten bestaan in sommige hulpinstallaties, waardoor bijvoorbeeld het gelijktijdige gebruik kan worden beperkt tot slechts twee ovens van in totaal drie. (De oorzaak kan een technisch knelpunt zijn in de zuurstoftoevoer, de voorwarmovens, de bovenloopkranen, enz.) Daarom moet elke smelterij worden beschouwd tezamen met alle hulpinrichtingen die van invloed zijn op het gebruik ervan.
2. Walserijen en bekledingsinstallaties
De MMP van een walserij of een bekledingsinstallatie moet worden vastgesteld op basis van een gegeven productmix, d.w.z. op basis van vaste volumes van gegeven productafmetingen en -profielen. Indien een onderneming zich vanwege onvoorzienbare marktomstandigheden niet in staat acht een prognose te maken, moet de productmix van het vorige jaar worden gebruikt.
Bovendien moet de MMP ook worden vastgesteld op basis van het normale gamma afmetingen van de halffabrikaten die aan de walserij worden toegevoerd.
Bij de berekening van de MMP moet rekening worden gehouden met knelpunten die zich in een eerder of later stadium kunnen voordoen in de gehele installatie, bv. de beschikbaarheid van halffabrikaten, de capaciteit voor de behandeling of afwerking van het product.
Door de aankoop van staalhalffabrikaat mag de MMP van een anders beperkte walserij of groep alleen worden verhoogd indien het nodige volume staalhalffabrikaat waarschijnlijk beschikbaar zal zijn in een jaar met gunstige handelsvoorwaarden. Dit impliceert in het algemeen langetermijncontracten of welomschreven leveringsprogramma's.
In het algemeen moet er in een verbonden bedrijf of in de bedrijven van een zelfde groep een evenwicht zijn tussen de staalproductie en de productie van gewalste producten, nadat rekening is gehouden met een normale distributie van het beschikbare staal tussen de walserijen, de gieterijen en de halffabrikaten voor de fabricage van buizen en smeedstukken.
Wat de werkelijke productie (code ACP) betreft, zij erop gewezen dat deze moet worden opgegeven op brutobasis, bij de definitieve voltooiing van elke procesfase, vóór elke transformatie.
Zij moet alle in het bedrijf vervaardigde producten omvatten, ongeacht of dit al dan niet voor eigen rekening gebeurt. In geval van loonbewerking moeten de producten worden opgenomen in de productie van het bedrijf waar ze werden vervaardigd en niet in die van het bedrijf dat ze heeft besteld. De productie moet alle producten en kwaliteiten (ongelegeerde en gelegeerde klassen) omvatten, met inbegrip van producten van ontoereikende kwaliteit die echter niet bestemd zijn om onmiddellijk te worden omgesmolten, zoals niet-eersteklasproducten, afgesneden stukken van platen en afvalkoppen, producten die zijn teruggewonnen bij het snijden van gewalste of gedeeltelijk gewalste staalproducten, of halffabrikaten waarbij de beschadigde delen worden verschroot voor onmiddellijke omsmelting.
De toezending van gegevens betreffende de werkelijke productie is facultatief.
Voor ieder bedrijf dient een afzonderlijke vragenlijst te worden ingediend, ook indien sommige bedrijven deel uitmaken van dezelfde onderneming.
Specificaties
Code:
5010Titel: Coke
Productie van cokesovens.
Code:
5020Titel: Ertsvoorbereiding
Productie van alle sinter-, pellet- en andere installaties die geagglomereerde materialen voor de lading van hoogovens en direct gereduceerd sponsijzer produceren.
Code:
5030Titel: Ruwijzer en ferrolegeringen
Productie van al het ijzer, spiegelijzer en koolstofrijk ferromangaan afkomstig van hoogovens en elektrische ruwijzerovens in het bedrijf.
Code:
5040Titel: Ruw staal
Totale hoeveelheid ruw staal.
Code:
5041Titel: waarvan elektrostaal
waarvan ruw staal uit elektrische (vlamboog- en inductie-) ovens.
Code:
5042Titel: waarvan voor continugieten
waarvan continu gegoten plakken, voorgewalste blokken, knuppels, voorgewalste balkprofielen en buishalffabrikaten.
Code:
5050Titel: Rechtstreeks door warmwalsen verkregen producten (5051 + 5052)
Omvat de totale hoeveelheid warmgewalste producten.
Code:
5051Titel: Platte producten
Omvat de totale hoeveelheid warmgewalste platte producten.
Code:
5052Titel: Lange producten
Totale hoeveelheid warmgewalste lange producten. Gemakshalve omvat deze code ook de gewalste halffabrikaten voor buizen, daar deze niet onder een andere code kunnen worden ingedeeld.
Code:
5060Titel: Producten verkregen uit warmgewalste producten
(Behalve beklede producten)
Producten verkregen uit warmgewalste producten (behalve beklede producten). Deze code omvat warmgewalst bandstaal van warmgewalst breedband, warmgewalste platen gesneden van warmgewalst breedband, koudgewalste platte producten als platen of op rollen.
Code:
5061Titel: waarvan producten verkregen door koudwalsen
waarvan platte producten (platen en banden) verkregen door koudwalsen.
Code:
5070Titel: Beklede producten
Deze code omvat verpakkingsstaal (blik, vertinde plaat en band, ECCS), door warm dompelen of elektrolytisch met metaal beklede plaat en rollen, plat of gegolfd, en alle platen en rollen, plat of gegolfd, voorzien van organische bekledingen.
De definitie van de codes in deze enquête wordt gegeven onder verwijzing naar de vroegere EGKS-vragenlijst 2-61 van Eurostat.
(1) Periodieke revisies over een periode van jaren (bv. hoogoven) kunnen echter tot een jaarlijks „gemiddelde” worden verkort.
BIJLAGE II
TECHNISCH FORMAAT
1. DE VORM VAN DE GEGEVENS
De gegevens worden verzonden als een recordverzameling waarvan een groot gedeelte dient voor de beschrijving van de kenmerken van de gegevens (land, jaar, economische activiteit enz.). De gegevens zelf zijn een getal dat kan worden gekoppeld aan vlaggen en verklarende voetnoten. Bij vertrouwelijke gegevens moet de werkelijke waarde in het desbetreffende veld worden opgenomen, terwijl er een vlag ter aanduiding van de aard van de vertrouwelijke gegevens aan het record moet worden toegevoegd.
2. RECORDSTRUCTUUR
De records bestaan uit velden van variabele lengte, van elkaar gescheiden door een kommapunt (;). De verwachte maximumlengte wordt ter informatie in de tabel aangegeven. In volgorde van links naar rechts betreft het:
Veld |
Type |
Maximum-lengte |
Waarde |
Reeks |
A |
3 |
Alfanumerieke code van de reeks (zie onderstaande lijst) |
Jaar |
A |
4 |
Jaar in vier cijfers, bv. 2003 |
Land |
A |
6 |
Landcode (zie onderstaande lijst) |
Type productie |
A |
3 |
Om het onderscheid te maken tussen maximaal mogelijke productie en werkelijke productie (alleen gebruikt voor de statistieken over de capaciteit) of om het onderscheid te maken tussen de typen installaties (ertsvoorbereidingsinstallaties, walserijen, hoogovens en elektrische ruwijzerovens, elektrische centrales, smelterijen, overige installaties) (alleen gebruikt voor de statistieken over het verbruik van brandstoffen en energie) |
Variabele |
A |
4 |
Code variabele. De codes in Verordening (EG) nr. 48/2004 betreffende de productie van jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie voor de referentiejaren 2003-2009 bestaan uit vier cijfers (zie onderstaande lijst) |
Waarde gegevens |
N |
12 |
Numerieke waarde van de gegevens uitgedrukt als een geheel getal zonder decimalen |
Vertrouwelijk-heidsvlag |
A |
1 |
A, B, C, D: geeft aan waarom gegevens vertrouwelijk zijn (zie onderstaande lijst). Bij niet-vertrouwelijke gegevens blijft dit veld blanco. |
Machtspositie |
N |
3 |
Een numerieke waarde gelijk aan of minder dan 100. Deze geeft in procenten aan in hoeverre één of twee ondernemingen de gegevens domineren, waardoor deze vertrouwelijk zijn. De waarde wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal, bv. 90,3 wordt 90, 94,50 wordt 95. Bij niet-vertrouwelijke gegevens blijft dit veld blanco. Het veld wordt alleen gebruikt wanneer in het vorige veld de vertrouwelijkheidsvlag B of C wordt gebruikt. |
Eenheden van gegevenswaarden |
A |
4 |
Codes voor de aanduiding van de eenheden |
3. BESCHRIJVING VAN DE VELDEN
3.1 Soorten reeksen
Soort reeks |
Code |
Jaarlijkse statistieken over de schrootbalans voor staal en gietijzer |
S10 |
Jaarlijkse statistieken over het verbruik van brandstoffen en energie ingedeeld naar type installatie |
S2A |
Jaarlijkse statistieken over de elektriciteitsbalans voor de staalindustrie |
S2B |
Investeringen in de ijzer- en staalindustrie |
S3A |
Jaarlijkse statistieken over de capaciteit |
S3B |
3.2 Landen
Land |
Code |
België |
BE |
Tsjechische Republiek |
CZ |
Denemarken |
DK |
Duitsland |
DE |
Estland |
EE |
Griekenland |
GR |
Spanje |
ES |
Frankrijk |
FR |
Ierland |
IE |
Italië |
IT |
Cyprus |
CY |
Letland |
LV |
Litouwen |
LT |
Luxemburg |
LU |
Hongarije |
HU |
Malta |
MT |
Nederland |
NL |
Oostenrijk |
AT |
Portugal |
PT |
Polen |
PL |
Slovenië |
SI |
Slowakije |
SK |
Finland |
FI |
Zweden |
SE |
Verenigd Koninkrijk |
UK |
IJsland |
IS |
Liechtenstein |
LI |
Noorwegen |
NO |
Zwitserland |
CH |
3.3 Type productie of type installatie
Type productie |
Code |
Maximaal mogelijke productie |
MPP |
Werkelijke productie (facultatief) |
ACP |
Type installatie |
|
Ertsvoorbereidingsinstallaties |
PLP |
Walserijen |
RMD |
Hoogovens en elektrische ruwijzerovens |
FRN |
Elektrische centrales |
EGS |
Smelterijen |
MLS |
Overige installaties |
OTH |
3.4 Variabelen en eenheden van gegevenswaarden
Code |
Titel |
Eenheid van gegevenswaarde |
|
Schrootbalans staal en gietijzer |
Metrieke ton |
1010 |
Voorraden op de eerste dag van het jaar |
MTON |
1020 |
Afkomstig uit eigen bedrijf |
MTON |
1030 |
Ontvangsten (1031 + 1032 + 1033) |
MTON |
1031 |
uit het binnenland |
MTON |
1032 |
uit landen van de Gemeenschap |
MTON |
1033 |
uit derde landen |
MTON |
1040 |
Beschikbare hoeveelheid, totaal (1010 + 1020 + 1030) |
MTON |
1050 |
Verbruik, totaal, … |
MTON |
1051 |
… waarvan elektro-ovens |
MTON |
1052 |
… waarvan roestvrij schroot |
MTON |
1060 |
Leveringen |
MTON |
1070 |
Voorraden op de laatste dag van het jaar (1040 – 1050 – 1060) |
MTON |
|
Verbruik van brandstoffen en energie |
|
2010 |
Vaste brandstoffen (2011 + 2012) |
MTON |
2011 |
Cokes |
MTON |
2012 |
Overige vaste brandstoffen |
MTON |
2020 |
Vloeibare brandstoffen |
MTON |
2030 |
Gas (2031 + 2032 + 2033 + 2034) |
GJ |
2031 |
Hoogovengas |
GJ |
2032 |
Cokesovengas |
GJ |
2033 |
Convertorgas |
GJ |
2034 |
Overige gassen |
GJ |
2040 |
Externe leveringen van hoogovengas |
GJ |
2050 |
Externe leveringen van convertorgas |
GJ |
|
Jaarlijkse statistieken over de elektriciteitsbalans voor de staalindustrie |
MWh |
3100 |
Beschikbaar (3101 + 3102) |
MWh |
3101 |
Brutoproductie |
MWh |
3102 |
Ontvangsten van derden |
MWh |
3200 |
Afname (3210 + 3220 + 3230) |
MWh |
3210 |
Verbruik per installatie (3211 + 3212 + 3213 + 3214 + 3215 + 3216 + 3217) |
MWh |
3211 |
Sinter- en ertsvoorbereidingsinstallaties |
MWh |
3212 |
Hoogovens en elektrische ruwijzerovens |
MWh |
3213 |
Elektrische smelterijen en continugietinstallaties |
MWh |
3214 |
Overige smelterijen en continugietinstallaties |
MWh |
3215 |
Walserijen |
MWh |
3216 |
Elektrische centrales |
MWh |
3217 |
Overige installaties |
MWh |
3220 |
Leveringen aan derden |
MWh |
3230 |
Verliezen |
MWh |
Geldbedragen moeten worden uitgedrukt in duizenden euro’s voor de landen van de eurozone en in duizenden van de nationale valuta’s voor de landen buiten de eurozone.
Code |
Titel |
Eenheid van gegevenswaarde |
|
Investeringsuitgaven in de ijzer- en staalindustrie |
Duizenden euro’s of duizenden nationale valuta |
4010 |
Cokesinstallaties |
KEUR of KNV |
4020 |
Ertsvoorbereidingsinstallaties |
KEUR of KNV |
4030 |
Installaties voor de vervaardiging van ijzer en ferrolegeringen (inclusief hoogovens) |
KEUR of KNV |
4040 |
Smelterijen in staalfabrieken |
KEUR of KNV |
4041 |
waarvan elektrostaal |
KEUR of KNV |
4050 |
Continugietinstallaties |
KEUR of KNV |
4060 |
Walserijen (4061 + 4062 + 4063 + 4064) |
KEUR of KNV |
4061 |
Platte producten |
KEUR of KNV |
4062 |
Lange producten |
KEUR of KNV |
4063 |
Koud-breedbandwalserijen |
KEUR of KNV |
4064 |
Bekledingsinstallaties |
KEUR of KNV |
4070 |
Overige installaties |
KEUR of KNV |
4100 |
Algemeen totaal (4010 + 4020 + 4030 + 4040 + 4050 + 4060 + 4070) |
KEUR of KNV |
4200 |
waarvan ter bestrijding van vervuiling |
KEUR of KNV |
|
Maximaal mogelijke productie in de ijzer- en staalindustrie (capaciteit) |
1 000 t per jaar |
5010 |
Cokes |
1 000 |
5020 |
Ertsvoorbereiding |
1 000 |
5030 |
Ruwijzer en ferrolegeringen |
1 000 |
5040 |
Ruw staal |
1 000 |
5041 |
waarvan elektrostaal |
1 000 |
5042 |
waarvan voor continugieten |
1 000 |
5050 |
Rechtstreeks door warmwalsen verkregen producten (5051 + 5052) |
1 000 |
5051 |
Platte producten |
1 000 |
5052 |
Lange producten |
1 000 |
5060 |
Producten verkregen uit warmgewalste producten (behalve beklede producten) |
1 000 |
5061 |
waarvan producten verkregen door koudwalsen |
1 000 |
5070 |
Beklede producten |
1 000 |
3.5 Vertrouwelijkheidsvlaggen
De lidstaten wordt gevraagd vertrouwelijke gegevens duidelijk aan te geven met een van de volgende vlaggen:
Reden voor vertrouwelijkheid |
Vlag |
Te weinig ondernemingen |
A |
Eén onderneming domineert de gegevens |
B |
Twee ondernemingen domineren de gegevens |
C |
Vertrouwelijk in verband met secundaire vertrouwelijkheid |
D |
4. VOORBEELDEN VAN RECORDS
Voorbeeld 1
S10;2003;DE;;1010;12345;;;MTON
Wat de jaarlijkse statistieken over de schrootbalans voor staal en gietijzer betreft, bedroegen de voorraden op 1 januari 2003 in Duitsland 12 345 metrieke ton. Deze gegevens waren niet vertrouwelijk.
Voorbeeld 2
S3B;2003;SK;MPP;5010;12000;;;MTON
Wat de jaarlijkse statistieken over de capaciteit betreft, bedroeg de maximaal mogelijke productie van cokes in Slowakije 12 000 t in 2003. Deze gegevens waren niet vertrouwelijk.
Voorbeeld 3
S3B;2003;ES;ACP;5040;12000;B;95;MTON
Wat de jaarlijkse statistieken over de capaciteit betreft, bedroeg de werkelijke productie van ruw staal in Spanje 12 000 t in 2003. Deze gegevens waren vertrouwelijk, daar één onderneming de gegevens domineerde en 95 % van de productie vertegenwoordigde.
5. ELEKTRONISCHE VORM
De lidstaten moeten de bij deze verordening voorgeschreven gegevens en metagegevens bij de Commissie (Eurostat) indienen in een elektronisch formaat dat voldoet aan een door de Commissie (Eurostat) voorgestelde uitwisselingsnorm.