15.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 97/1


VERORDENING (EG) Nr. 564/2005 VAN DE RAAD

van 8 april 2005

tot verdere wijziging van Verordening (EG) nr. 1601/2001 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels uit Tsjechië, Rusland, Thailand en Turkije

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 3,

Gelet op het voorstel dat de Commissie heeft ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1)

Op 5 mei 2000 heeft de Commissie een antidumpingprocedure (2) ingeleid betreffende de invoer van bepaalde ijzeren of stalen kabels uit onder andere Turkije.

(2)

Deze procedure heeft uiteindelijk geleid tot de instelling van een definitief antidumpingrecht bij Verordening (EG) nr. 1601/2001 van de Raad (3), om de schadelijke gevolgen van dumping weg te nemen.

B.   VERZOEK OM EEN TUSSENTIJDSE HERZIENING

(3)

Has Çelik ve Halat Sanayi Ticaret A.S., een Turkse producent/exporteur van ijzeren of stalen kabels waarop de antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, heeft een verzoek ingediend om een tussentijdse herziening van Verordening (EG) nr. 1601/2001.

(4)

In dit verzoek uit hoofde van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, wordt aangevoerd dat de omstandigheden op grond waarvan de geldende antidumpingmaatregelen zijn vastgesteld, zijn gewijzigd, en dat deze gewijzigde veranderingen van blijvende aard zijn.

(5)

Volgens de indiener van het verzoek heeft zijn bedrijf structurele veranderingen ondergaan die aanzienlijke gevolgen hebben gehad voor de normale waarde. Een vergelijking van de normale waarde op grond van zijn kosten of binnenlandse prijzen met zijn prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap zou leiden tot een significante verlaging van de dumpingmarge tot onder het niveau van het huidige antidumpingrecht dat op hem van toepassing is, namelijk 17,8 %. Daarom zou een handhaving van de maatregelen op het huidige niveau, dat gebaseerd is op de eerder vastgestelde dumpingmarge, niet langer noodzakelijk zijn om de gevolgen van dumping te neutraliseren.

(6)

Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een tussentijdse herzieningsprocedure in te leiden, waarop zij een bericht („bericht van inleiding”) (4) heeft gepubliceerd en een onderzoek heeft geopend, dat tot het aspect dumping was beperkt wat de indiener van het verzoek betreft.

C.   PROCEDURE

(7)

De Commissie heeft de vertegenwoordigers van het exportland en de indiener van het verzoek op de hoogte gebracht van de inleiding van de tussentijdse herzieningsprocedure en heeft alle rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord. Van EWRIS (Liaison Committee of E.U. Wire Rope Industries), de indiener van de klacht in de oorspronkelijke procedure, werden opmerkingen ontvangen.

(8)

Tevens heeft de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toegezonden, die deze binnen de in het bericht van inleiding gestelde termijnen heeft beantwoord.

(9)

De Commissie heeft alle informatie die zij nodig had om te kunnen vaststellen of er al dan niet dumping plaatsvond, verzameld en gecontroleerd, en heeft bij de indiener van het verzoek een controle verricht.

(10)

Het dumpingonderzoek bestreek de periode van 1 juli 2003 tot en met 29 februari 2004 („het onderzoektijdvak”).

D.   PRODUCT

Betrokken product

(11)

Zoals gedefinieerd in het kader van het onderzoek dat tot de instelling van de huidige maatregelen heeft geleid („het vorige onderzoek”), heeft het onderzoek betrekking op: stalen kabels, gesloten kabels daaronder begrepen, met uitzondering van roestvrijstalen kabels met een maximale dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm (door de bedrijfstak staalkabels genoemd), gewoonlijk ingedeeld onder de GN-codes 7312 10 82, 7312 10 84, 7312 10 86, 7312 10 88 en 7312 10 99.

Soortgelijk product

(12)

Zoals bij het vorige onderzoek is bij dit onderzoek gebleken dat de staalkabels die de indiener van het verzoek in Turkije vervaardigt en op de Turkse markt verkoopt dan wel naar de Gemeenschap uitvoert, dezelfde fysische kenmerken hebben en voor hetzelfde gebruik bestemd zijn als het EG-product, en dat deze derhalve moeten worden aangemerkt als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

E.   DUMPING

Normale waarde

(13)

Voor de vaststelling van de normale waarde werd eerst nagegaan of de totale binnenlandse verkoop van het betrokken product door de indiener van het verzoek representatief was, vergeleken met de uitvoer van dit product naar de Gemeenschap. Dit bleek het geval te zijn, aangezien de omvang van zijn verkoop op de binnenlandse markt, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening, ten minste 5 % van de uitvoer naar de Gemeenschap bedroeg.

(14)

Voor elk van de door de indiener van het verzoek op de binnenlandse markt verkochte typen waarvan werd vastgesteld dat zij rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde typen werd onderzocht of de verkoop op de binnenlandse markt voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. Dit werd geacht het geval te zijn wanneer in het onderzoektijdvak de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van een bepaald type 5 % of meer bedroeg van de totale uitvoer van dat type naar de Gemeenschap. Voor de meeste typen die in het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap zijn uitgevoerd, is vastgesteld dat een vergelijkbaar type in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt was verkocht.

(15)

Voor de typen van het product die aan dit 5 %-criterium voldeden, werd bovendien onderzocht of de verkoop op de binnenlandse markt van elk van deze vergelijkbare typen kon worden geacht in het kader van normale handelstransacties te hebben plaatsgevonden. Hiertoe werd bepaald welke hoeveelheid van het betrokken type niet met verlies aan onafhankelijke afnemers was verkocht. Wanneer van een bepaald type meer dan 80 % op de binnenlandse markt niet met verlies was verkocht, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijs van de gehele binnenlandse verkoop in het onderzoektijdvak.

(16)

Voor de naar de Gemeenschap uitgevoerde typen waarvoor geen vergelijkbare typen op de binnenlandse markt waren verkocht, werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening, geconstrueerd door de fabricagekosten te nemen van de door de indiener van het verzoek uitgevoerde typen en daaraan een redelijk bedrag toe te voegen voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst. Deze VAA-kosten waren gebaseerd op die welke waren gemaakt bij de verkoop van het betrokken product door de indiener van het verzoek op de binnenlandse markt. De winstmarge was die welke was gemaakt door de indiener van het verzoek bij de binnenlandse verkoop van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties.

Exportprijs

(17)

Omdat het betrokken product steeds rechtstreeks was uitgevoerd naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, werd de exportprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

Vergelijking

(18)

De normale waarde werd met de exportprijs vergeleken in het stadium af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Teneinde een eerlijke vergelijking mogelijk te maken werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, rekening gehouden met verschillen waarvan werd aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen, met name de kosten van vervoer, verzekering, op- en overslag, laden en aanverwante kosten, krediet en commissies.

Dumpingmarge

(19)

De gewogen gemiddelde gecorrigeerde normale waarde werd, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening, vergeleken met de gewogen gemiddelde netto-exportprijs af fabriek, per producttype.

(20)

Bij deze vergelijking bleek dat het betrokken product niet met dumping werd ingevoerd.

F.   BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

(21)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd bovendien onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs konden worden geacht van blijvende aard te zijn.

(22)

Uit het onderzoek bleek dat het bedrijf van de indiener van het verzoek veranderingen had ondergaan waardoor de productiestructuur en organisatie aanzienlijk gewijzigd waren. Dit heeft geleid tot een substantieel hogere productie, waardoor de productiekosten zijn gedaald en daardoor ook de normale waarde in vergelijking met het vorige onderzoektijdvak (1 april 1999 tot en met 31 maart 2000). In dezelfde periode zijn de exportprijzen gestegen en er is geen reden om aan te nemen dat deze stijging slechts tijdelijk is.

(23)

Er wordt derhalve geconcludeerd dat de gewijzigde omstandigheden, met name de stijging van de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap, in combinatie met een aanzienlijke daling van de productiekosten, van blijvende aard zijn.

G.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(24)

Omdat er geen sprake meer is van dumping, wordt het passend geacht de maatregelen in te trekken, althans wat de indiener van het verzoek betreft.

(25)

Belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van Verordening (EG) nr. 1601/2001 aan te bevelen en konden hierover opmerkingen maken.

(26)

EWRIS heeft een aantal algemene opmerkingen gemaakt die voornamelijk betrekking hadden op de stijging van de grondstofprijzen na het onderzoektijdvak. EWRIS heeft de hierboven vermelde bevindingen betreffende dumping niet in twijfel getrokken, maar wel zijn zorgen geuit over de mogelijkheid dat de indiener van het verzoek in de toekomst de dumping zou kunnen hervatten.

(27)

Over de grondstofprijzen wordt opgemerkt dat deze misschien gestegen zijn na het onderzoektijdvak, maar dat daarmee bij de dumpingberekening geen rekening kon worden gehouden. In dit geval bestaat de grondstof uit walsdraad, een basisstaalproduct waarvan de prijzen normalerwijze aan fluctuaties onderhevig zijn. Een prijsverhoging van een dergelijke grondstof dient daarom niet als blijvend te worden beschouwd en kan geen reden zijn om bovengenoemde bevindingen in twijfel te trekken.

(28)

Ten slotte wordt opgemerkt dat aangezien de intrekking van de maatregelen uitsluitend voor de indiener van het verzoek geldt en niet voor andere Turkse producenten, deze aan de procedure onderworpen blijft en hij eventueel, overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening, bij latere herzieningsonderzoeken betreffende Turkije kan worden betrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1601/2001 wordt als volgt gewijzigd:

 

In de tabel in artikel 1, lid 3, wordt het recht (%) voor de Turkse onderneming Turkey Has Çelik ve Halat Sanayi Ticaret A.S. (aanvullende Taric-code A220), vervangen door:

„0”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 april 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB C 127 van 5.5.2000, blz. 12.

(3)  PB L 211 van 4.8.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1268/2003 (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 23).

(4)  PB C 67 van 17.3.2004, blz. 5.