20.12.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/49 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2005
waarbij Tsjechië, Estland, Cyprus en Litouwen voor de tussen 1 januari 2003 en 1 mei 2004 gevormde voorraden worden gemachtigd af te wijken van Richtlijn 1999/105/EG van de Raad betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5160)
(2005/915/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Akte van toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, en met name op artikel 42,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 42 van de Akte betreffende de toetreding kan de Commissie overgangsmaatregelen vaststellen indien deze noodzakelijk zijn om de overgang te vergemakkelijken van het bestaande stelsel in de nieuwe lidstaten naar het stelsel dat voortvloeit uit de toepassing van de communautaire voorschriften op veterinair en fytosanitair gebied. Deze voorschriften omvatten de bepalingen inzake het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal. |
(2) |
Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (1) bepaalt dat bosbouwkundig teeltmateriaal alleen dan in de handel mag worden gebracht als aan de vereisten van artikel 6, leden 1 en 3, is voldaan. |
(3) |
Volgens Richtlijn 1999/105/EG mogen voorraden bosbouwkundig teeltmateriaal die vóór 1 januari 2003 gevormd zijn, volledig in de handel worden gebracht. |
(4) |
Tsjechië, Estland, Cyprus en Litouwen hebben de Commissie en de andere lidstaten in kennis gesteld van het bestaan van voorraden bosbouwkundig teeltmateriaal dat tussen 1 januari 2003 en 1 mei 2004 op hun respectieve grondgebied is geproduceerd. Dit materiaal mag niet in de handel worden gebracht tenzij een afwijking van de bepalingen van bovengenoemde richtlijn wordt toegestaan. |
(5) |
Om die landen in staat te stellen de tussen 1 januari 2003 en 1 mei 2004 gevormde voorraden teeltmateriaal in de handel te brengen, moet hun worden toegestaan teeltmateriaal dat in bovengenoemde periode is geproduceerd, tot en met 30 april 2007 op hun respectieve grondgebied in de handel te brengen overeenkomstig andere bepalingen dan die van bovengenoemde richtlijn. |
(6) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In afwijking van artikel 6, leden 1 en 3, van Richtlijn 1999/105/EG worden Tsjechië, Estland, Cyprus en Litouwen gemachtigd teeltmateriaal dat tussen 1 januari 2003 en de datum van toetreding werd geproduceerd en dat officieel niet in overeenstemming met de bepalingen van die richtlijn werd geproduceerd, tot en met 30 april 2007 op hun respectieve grondgebied in de handel te brengen.
Gedurende die periode mag dit teeltmateriaal alleen op het grondgebied van de betrokken lidstaten in de handel worden gebracht. Alle officiële en andere etiketten en documenten die krachtens deze beschikking op het teeltmateriaal zijn aangebracht of dit vergezellen, moeten duidelijk vermelden dat het teeltmateriaal uitsluitend bedoeld is om op het grondgebied van het betrokken land in de handel te worden gebracht.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 december 2005.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17.