29.9.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 253/22 |
BESLUIT 2005/671/JBZ VAN DE RAAD
van 20 september 2005
betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 29, 30, lid 1, 31 en 34, lid 2, onder c),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Tijdens zijn buitengewone bijeenkomst van 21 september 2001 heeft de Europese Raad verklaard dat terrorisme een ware uitdaging is voor de wereld en voor Europa en dat de strijd tegen het terrorisme een prioritaire doelstelling van de Europese Unie zal zijn. |
(2) |
Op 19 oktober 2001 heeft de Europese Raad verklaard vastbesloten te zijn het terrorisme in al zijn verschijningsvormen wereldwijd te bestrijden en zich te blijven inzetten om de coalitie van de internationale gemeenschap ter bestrijding van het terrorisme in al zijn vormen te versterken, bijvoorbeeld door de versterking van de samenwerking tussen de met terrorismebestrijding belaste operationele diensten: Europol, Eurojust, de inlichtingendiensten, de politiediensten en de gerechtelijke autoriteiten. |
(3) |
Voor het bestrijden van het terrorisme is het van essentieel belang dat alle betrokken diensten op de gebieden waarop zij bevoegd zijn over de meest volledige en recente gegevens beschikken. Voor de gespecialiseerde nationale diensten in de lidstaten, de gerechtelijke autoriteiten en de bevoegde organen van de Europese Unie, zoals Europol en Eurojust, is informatie een absolute noodzaak om hun taak te kunnen vervullen. |
(4) |
Met Besluit 2003/48/JBZ van de Raad van 19 december 2002 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking ter bestrijding van het terrorisme, overeenkomstig artikel 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (2) is een belangrijke stap gezet. Door de aanhoudende dreiging van het terrorisme en het complexe karakter van dit verschijnsel is er behoefte aan steeds meer informatie-uitwisseling, en moet deze worden uitgebreid tot alle stadia van de strafrechtelijke procedure, inclusief strafrechtelijke veroordelingen, en tot alle personen, groepen of entiteiten die het voorwerp zijn of zijn geweest van een onderzoek, rechtsvervolging dan wel veroordeling voor strafbare feiten van terroristische aard. |
(5) |
Daar de doelstellingen van dit besluit niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de noodzakelijke wederkerigheid beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(6) |
Wat betreft de effectieve uitwisseling van informatie laat dit besluit de wezenlijke nationale veiligheidsbelangen onverlet en dient het het welslagen van lopende onderzoeken of de veiligheid van personen niet in gevaar te brengen, noch een belemmering te vormen voor specifieke inlichtingenactiviteiten op het gebied van de staatsveiligheid. |
(7) |
Dit besluit is in overeenstemming met de grondrechten en voldoet aan de beginselen die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, |
BESLUIT:
Artikel 1
Definities
In dit besluit wordt verstaan onder:
a) |
„strafbare feiten van terroristische aard”: de in de artikelen 1 tot en met 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding genoemde strafbare feiten (3); |
b) |
„Europol-Overeenkomst”: de overeenkomst van 26 juli 1995 tot oprichting van een Europese politiedienst (4); |
c) |
„Besluit inzake Eurojust”: Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (5); |
d) |
„Groep of entiteit”: „terroristische groep” in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ, en de „groepen of entiteiten” die zijn vermeld in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (6). |
Artikel 2
Verstrekking van informatie over strafbare feiten van terroristische aard aan Eurojust, Europol en de lidstaten
1. Elke lidstaat wijst onder zijn politiediensten of andere wetshandhavingsautoriteiten een gespecialiseerde dienst aan, die conform de nationale wetgeving toegang heeft tot alle relevante gegevens die betrekking hebben op en voortvloeien uit strafrechtelijke onderzoeken van zijn wetshandhavingsautoriteiten aangaande strafbare feiten van terroristische aard, en die deze gegevens verzamelt en aan Europol toezendt overeenkomstig de leden 3 en 4.
2. Elke lidstaat wijst één of, indien zijn rechtsstelsel daarin voorziet, meer nationale terrorismecorrespondenten voor Eurojust of een bevoegde rechterlijke of andere instantie aan, die overeenkomstig de nationale wetgeving toegang heeft tot alle relevante gegevens over strafprocedures en strafrechtelijke veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard, en die deze gegevens kan verzamelen, en die deze aan Eurojust toezendt overeenkomstig lid 5.
3. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ten minste de door de bevoegde instantie verzamelde gegevens zoals bedoeld in de leden 4 en 5 betreffende strafrechtelijke onderzoeken naar respectievelijk vervolgingen en veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard die twee of meer lidstaten treffen of kunnen treffen, worden verstrekt aan:
a) |
Europol, conform de nationale wetgeving en de bepalingen van de Europol-overeenkomst voor verwerking, en |
b) |
Eurojust, conform de nationale wetgeving en voorzover daarbij de bepalingen van het besluit inzake Eurojust zulks toestaan, zodat Eurojust zijn taken kan vervullen. |
4. De overeenkomstig lid 3 aan Europol te verstrekken gegevens zijn:
a) |
de identificatiegegevens van de persoon, groep of entiteit; |
b) |
de onderzochte handelingen en de specifieke omstandigheden daarvan; |
c) |
het betrokken strafbaar feit; |
d) |
het verband met andere terzake doende gevallen; |
e) |
het gebruik van communicatietechnologieën; |
f) |
dreigingen in verband met het bezit van massavernietigingswapens. |
5. De overeenkomstig lid 3 aan Eurojust te verstrekken gegevens zijn:
a) |
de identificatiegegevens van de persoon, groep of entiteit die het voorwerp vormt van strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging; |
b) |
het betrokken strafbaar feit en de specifieke omstandigheden daarvan; |
c) |
gegevens over definitieve veroordelingen wegens strafbare feiten van terroristische aard en de specifieke omstandigheden van deze strafbare feiten; |
d) |
het verband met andere terzake doende gevallen; |
e) |
verzoeken om wederzijdse rechtshulp, met inbegrip van rogatoire commissies, van of aan een andere lidstaat, en de resultaten daarvan. |
6. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle relevante gegevens die voorkomen in documenten, dossiers, bestanden, voorwerpen of andere bewijsstukken die tijdens een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke procedure in verband met strafbare feiten van terroristische aard in beslag genomen of verbeurd verklaard zijn, met inachtneming van de nationale wetgeving en de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten zo spoedig mogelijk toegankelijk worden gemaakt voor of ter beschikking worden gesteld van de autoriteiten van andere betrokken lidstaten, wanneer daar een onderzoek loopt of kan worden ingeleid, dan wel vervolging is ingesteld in verband met strafbare feiten van terroristische aard, waarbij het welslagen van lopende onderzoeken niet in gevaar mag worden gebracht.
Artikel 3
Gemeenschappelijke onderzoeksteams
De lidstaten nemen, in de gevallen die daarvoor in aanmerking komen, de nodige maatregelen om gemeenschappelijke onderzoeksteams in te stellen met het oog op het verrichten van strafrechtelijke onderzoeken naar strafbare feiten van terroristische aard.
Artikel 4
Verzoeken om rechtshulp en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om te waarborgen dat de verzoeken om rechtshulp en de verzoeken om erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen van een andere lidstaat met betrekking tot strafbare feiten van terroristische aard met spoed worden behandeld en voorrang krijgen.
Artikel 5
Intrekking van bestaande bepalingen
Besluit 2003/48/JBZ wordt ingetrokken.
Artikel 6
Uitvoering
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om uiterlijk op 30 juni 2006 aan dit besluit te voldoen.
Artikel 7
Territoriaal toepassingsgebied
Dit besluit is van toepassing op Gibraltar.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 20 september 2005.
Voor de Raad
De voorzitster
M. BECKETT
(1) Advies uitgebracht op 7 juni 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 16 van 22.1.2003, blz. 68.
(3) PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.
(4) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij Protocol van 27.11.2003 (PB C 2 van 6.1.2004, blz. 3).
(5) PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44).
(6) PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93. Gemeenschappelijk standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2005/220/GBVB (PB L 69 van 16.3.2005, blz. 59).