22.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/82


BESLUIT VAN DE RAAD

van 2 juni 2005

betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kroatië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Kroatië aan communautaire programma’s

(2005/526/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 13, 71, 80, 95, 127, 137, 149, 150, 151, 152, 153, 157, 166, 175, 280 en 308, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, lid 3, tweede alinea, en lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)(9)(10)

De Europese Raad van Thessaloniki van juni 2003 heeft zijn goedkeuring gehecht aan de Agenda van Thessaloniki voor de westelijke Balkan — op weg naar Europese integratie, waarin is bepaald dat de communautaire programma’s opengesteld zullen worden voor de landen van het stabilisatie- en associatieproces volgens de beginselen die voor de deelname van de kandidaat-lidstaten gelden.De Commissie heeft in haar mededeling „Voorbereiding van de deelname van de landen van de westelijke Balkan aan de communautaire programma’s en agentschappen” aanbevolen met Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Servië en Montenegro kaderovereenkomsten te sluiten over de algemene beginselen van hun deelname aan communautaire programma’s.Overeenkomstig de op 29 april 2004 door de Raad aangenomen onderhandelingsrichtsnoeren heeft de Commissie namens de Gemeenschap met de Republiek Kroatië een kaderovereenkomst gesloten over de algemene beginselen van de deelname van de Republiek Kroatië aan de communautaire programma’s.Deze overeenkomst is namens de Gemeenschap op 22 november 2004 in Brussel ondertekend, onder voorbehoud van de eventuele sluiting ervan op een later tijdstip.Ten aanzien van enkele van de programma’s waarop de overeenkomst betrekking heeft, voorziet het Verdrag niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308.De specifieke voorwaarden voor de deelname van de Republiek Kroatië aan de communautaire programma’s, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage, worden door de Commissie namens de Gemeenschap vastgesteld. De Commissie wordt daartoe bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp aan bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa (2) of uit hoofde van een eventuele toekomstige soortgelijke verordening waarin in externe bijstand van de Gemeenschap voor de Republiek Kroatië wordt voorzien, kan de Republiek Kroatië financiële ondersteuning aanvragen voor deelname aan de communautaire programma’s.De kaderovereenkomst zal als protocol worden toegevoegd aan en integraal deel uitmaken van de op 1 februari 2005 in werking getreden stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië anderzijds.De toepassing van de overeenkomst moet regelmatig worden onderzocht.Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kroatië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Kroatië aan communautaire programma’s wordt goedgekeurd namens de Gemeenschap.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht (3).

Artikel 2

1.   De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap de specifieke voorwaarden voor de deelname van de Republiek Kroatië aan een bepaald programma vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie wordt daarin bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.

2.   Indien de Republiek Kroatië om externe bijstand verzoekt, zijn de procedures van Verordening (EG) nr. 3906/89 of van eventuele toekomstige soortgelijke verordeningen waarin in externe communautaire bijstand voor de Republiek Kroatië mocht worden voorzien, van toepassing.

Artikel 3

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, en vervolgens iedere drie jaar, evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en brengt zij daarover verslag uit aan de Raad. Dit verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde kennisgeving.

Gedaan te Luxemburg, 2 juni 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

L. FRIEDEN


(1)  Instemming betuigd op 10 mei 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2257/2004 (PB L 389 van 30.12.2004, blz. 1).

(3)  Zie bladzijde 8 van dit Publicatieblad.