20.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/26


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2004

betreffende de door Frankrijk ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van de Compagnie Marseille Réparation (CMR) — Steunmaatregel C 34/03 (ex N 728/02)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3350)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/314/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen (1) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 18 november 2002, dat op dezelfde dag werd geregistreerd (hierna „de kennisgeving” genoemd), heeft Frankrijk de Commissie in kennis gesteld van zijn voornemen om de scheepsreparatiewerf Compagnie Marseille Réparation (hierna „CMR” genoemd) financiële steun te verlenen. De zaak is geregistreerd onder nummer N 728/02.

(2)

Bij schrijven van 13 december 2002 heeft de Commissie Frankrijk om aanvullende informatie verzocht. Frankrijk heeft hierop geantwoord bij schrijven van 6 maart 2003, dat op 7 maart werd geregistreerd.

(3)

Bij schrijven van 13 mei 2003 heeft de Commissie Frankrijk in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van de aangemelde maatregelen. De zaak is geregistreerd onder nummer C 34/03.

(4)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de desbetreffende steunmaatregelen te maken.

(5)

Bij schrijven van 31 juli 2003, geregistreerd op 4 augustus 2003, heeft Frankrijk zijn opmerkingen meegedeeld. Geen enkele andere belanghebbende heeft zich kenbaar gemaakt.

(6)

Frankrijk heeft aanvullende inlichtingen verstrekt bij schrijven van 2 oktober 2003, dat op 3 oktober 2003 is geregistreerd, en bij schrijven van 10 oktober 2003, dat op dezelfde dag is geregistreerd. De Commissie heeft andere aanvullende vragen aan Frankrijk gesteld bij schrijven van 21 november 2003 en Frankrijk heeft hierop geantwoord bij schrijven van 29 december 2003, dat op 8 januari 2004 is geregistreerd, en bij schrijven van 29 januari 2004, dat op dezelfde dag is geregistreerd. Bij schrijven van 10 mei 2004 heeft de Commissie andere vragen gesteld, waarop Frankrijk heeft geantwoord bij schrijven van 29 juni 2004, dat op dezelfde dag is geregistreerd.

II.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

A.   De begunstigde

(7)

De begunstigde van de financiële steun is CMR, een scheepsreparatieonderneming die in Marseille is gevestigd. CMR werd op 20 juni 2002 opgericht om de activa van een failliete scheepswerf, de Compagnie Marseillaise de Réparations (CMdR), over te nemen.

(8)

Vroeger waren er drie scheepsreparatieondernemingen in de haven van Marseille actief, namelijk Marine Technologie, Travofer en CMdR. In 1996 waren er op deze werven ongeveer 430 personen werkzaam (310 bij CMdR, 70 bij Marine Technologie en 50 bij Travofer). In 1996 kwam CMdR in moeilijkheden en heeft de onderneming het faillissement aangevraagd. Terwijl de faillissementsprocedure reeds lopende was, werd een sociaal plan ten uitvoer gelegd om CMdR te helpen bij het betalen van de lasten die verband hielden met de vervroegde uittredingen en het omscholingsverlof van een gedeelte van haar personeel, voordat er een overnamebod werd gedaan. Volgens Frankrijk is dit plan met overheidsmiddelen gefinancierd.

(9)

In 1997 is CMdR overgenomen door de Italiaanse onderneming Marinvest, die CMdR vervolgens in juli 2000 aan de Britse groep Cammell Laird heeft verkocht. Tegelijkertijd heeft Cammell Laird de twee andere scheepsreparatiewerven van Marseille, Marine Technologie en Travofer, overgenomen. Cammel Laird was voornemens de drie ondernemingen te reorganiseren tot één enkele onderneming, CMdR, en de scheepsreparatieactiviteiten om te vormen tot scheepsverbouwingsactiviteiten.

(10)

Tussen juli 2000 en juli 2002 was het personeelsbestand van CMdR aanzienlijk verminderd wegens de „asbest-uittredingen”, dat wil zeggen de pensionering van werknemers die met asbest waren besmet. Wegens de geplande herstructurering werden deze werknemers niet vervangen. De activiteiten van CMdR werden dienovereenkomstig afgebouwd, maar de onderneming heeft niettemin haar scheepsreparatieactiviteiten voortgezet tot op het ogenblik van de faillissementsaanvraag.

(11)

Naar aanleiding van het faillissement van Cammell Laird in 2001 kwam CMdR in moeilijkheden. Op 31 juli 2001 heeft de rechtbank van koophandel (hierna „handelsrechtbank” genoemd) van Marseille een gerechtelijke liquidatieprocedure ten aanzien van CMdR ingeleid.

(12)

De onderneming CMR, die op 20 juni 2002 is opgericht, heeft een overnamebod op CMdR bij de handelsrechtbank van Marseille ingediend, die het overdrachtsplan op 20 juni 2002 heeft aanvaard.

(13)

In het kader van de faillissementsprocedure van CMdR heeft CMR dus de activa van CMdR voor de prijs van 1 001 EUR overgenomen (voor de activa werd één symbolische euro betaald, voor de voorraden 1 000 EUR). Uit de gegevens die in de balans van CMR zijn opgenomen, blijkt dat deze onderneming haar activiteiten in 2002 schuldenvrij heeft aangevat.

(14)

Aanvankelijk had Frankrijk meegedeeld dat CMR ook de lopende werkzaamheden had overgenomen.

(15)

Overeenkomstig de Franse sociale wetgeving met betrekking tot de beëindiging van bedrijfsactiviteiten (artikel L 122-12, tweede lid, van de Code du travail) diende CMR bovendien alle arbeidsovereenkomsten over te nemen met behoud van dezelfde voorwaarden ten aanzien van kwalificatie, bezoldiging en anciënniteit. Ook moest CMR zowel de loonverplichtingen van vóór de overname ten bedrage van 500 000 EUR met betrekking tot de „asbest-uittredingen”, als de verschuldigde salarissen (betaalde vakantie) ten bedrage van 620 000 EUR overnemen. Beide bedragen stemmen overeen met die welke in eerste instantie door Frankrijk waren vastgesteld.

(16)

Frankrijk heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat in maart 2003 bij CMR 100 personen in de productieactiviteiten werkzaam waren tegenover een gemiddelde van 184 in de voorafgaande vijf jaren.

(17)

CMR is in handen van vijf aandeelhouders, waarvan er één als algemeen directeur fungeert.

B.   Het ondernemingsplan

(18)

Frankrijk betoogt dat CMR voor het herstel van de levensvatbaarheid van de scheepsreparatieactiviteit in Marseille een reeks interne maatregelen moet nemen. Met het oog hierop is een ondernemingsplan met een looptijd van vijf jaar opgesteld.

(19)

CMR zou van CMdR een aantal lasten („asbest-uittredingen”, salarissen (betaalde vakantie)) en moeilijkheden, bijvoorbeeld het klantenverlies in de sector scheepsreparatie in de haven van Marseille, hebben geërfd. Dit verlies zou te wijten zijn aan het beleid van Cammell Laird, dat op scheepsverbouwing was gericht ten nadele van de scheepsherstelling. Daarom beweert Frankrijk dat CMR moet worden geherstructureerd. Frankrijk erkent dat de aanwezigheid van één scheepsreparatieonderneming te Marseille (namelijk CMR) overeenstemt met de behoeften en de mogelijkheden van de markt voor scheepsherstelling.

(20)

In het ondernemingsplan, dat door Frankrijk een herstructureringsplan wordt genoemd, zijn een reeks maatregelen opgenomen om de problemen op te lossen waarmee CMR wordt geconfronteerd. Eerst en vooral zal de vroegere strategie van Cammell Laird, die erin bestond de scheepsreparatieactiviteit om te vormen tot scheepsverbouwingsactiviteit, worden omgebogen en zal CMR haar traditionele scheepsreparatieactiviteit hervatten. Bovendien zal de onderneming de door Frankrijk als volgt beschreven maatregelen nemen: vermindering van de structurele kosten, computerondersteunde planning, uitbreiding van de verantwoordelijkheden van de directie en het leidinggevend personeel, strikt beheer van de uitbesteding, ontwikkeling van de polyvalentie. Ten slotte zullen bepaalde investeringen worden gedaan en worden de opleiding en de specialisatie van het personeel bijzondere aandachtspunten.

(21)

Zodra de onderneming een nieuwe plaats op de markt heeft ingenomen, zal zij zich ook kunnen toeleggen op het aantrekken van de eigenaars van meer technisch geavanceerde schepen (bijvoorbeeld cruiseschepen, passagiersschepen en gastankers), die niet Marseille als thuishaven hebben en voor wie de prijs niet het enige criterium is om een bestelling te plaatsen.

(22)

Frankrijk heeft twee versies van het ondernemingsplan van CMR voorgelegd. De kennisgeving was gebaseerd op een plan dat uitging van een hypothese waarin een hoge exploitatie werd bereikt met een omzet van 30 miljoen EUR in 2006. Op verzoek van de handelsrechtbank van Marseille was evenwel een tweede, realistischer plan (hierna „minimalistische hypothese” genoemd) uitgewerkt (omzet beperkt tot 20 miljoen EUR per jaar vanaf het derde jaar en tot aan de afloop van het ondernemingsplan). De raming met betrekking tot de exploitatie van de onderneming werd bijgevolg gewijzigd en in tabel 1 wordt deze nieuwe raming weergegeven.

Tabel 1

Voorziene ontwikkeling van de exploitatie van CMR (basishypothese) (4)

(in EUR)

Exploitatie

2002

(zes maanden)

2003

2004

2005

2006

Omzet

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Exploitatiekosten

 

 

 

 

 

Aankopen van goederen

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Aankopen bij onderaannemers

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Andere aankopen en externe kosten

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Salarissen

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Betaalde vakantie

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

„Asbest-uittredingen”

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Totale personeelskosten

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Externe bijstand

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Totaal personeelskosten en ondersteuning

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Belastingen

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Totaal van de exploitatiekosten

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Bedrijfsresultaat

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Subsidies (5)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

Resultaat na belastingen

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

[…] (3)

(23)

Volgens Frankrijk is het ondernemingsplan gebaseerd op de omzet van de in Marseille gevestigde scheepsreparatieondernemingen voordat de groep Cammell Laird in 2000 in moeilijkheden kwam, en op het vermogen van CMR om binnen twee jaar soortgelijke resultaten te bereiken. Frankrijk wijst er eveneens op dat het project rekening houdt met een stagnerend aantal klanten op het ogenblik van de overname en dat in de minimalistische hypothese is gekozen voor een nog voorzichtigere benadering.

(24)

In deel 1 van tabel 2 zijn de kosten opgenomen voor de uitvoering van het op de minimalistische hypothese gebaseerde ondernemingsplan, die volgens Frankrijk dus overeenstemmen met de herstructureringskosten.

(25)

Bovendien worden de kosten met betrekking tot de „asbest-uittredingen” en de verschuldigde salarissen (betaalde vakantie) door Frankrijk als herstructureringskosten beschouwd, aangezien al deze kosten vóór de overname ten laste van de onderneming waren. Deze kosten zijn opgenomen in deel 2 van tabel 2 en de opgegeven cijfers houden rekening met de gewijzigde cijfergegevens die Frankrijk in zijn schrijven van 29 januari 2004 heeft meegedeeld.

Tabel 2

Opgave van de kosten voor de herstructurering van CMR

(in EUR)

Posten

Bedrag

Deel 1

Investeringen in herstructurering en onderhoud (2002-2006):

Oorspronkelijk

[…] (*)

Jaarlijks (4 × 100 000 EUR)

[…] (*)

Voorraden

[…] (*)

Opleidingsbehoefen: 200 mensuren (6)

[…] (*)

Subtotaal 1

[…] (*)

Deel 2

Kosten van „asbest-uittredingen” die vóór de overname werden gemaakt

[…] (*)

Betaalde vakantie die vóór de overname was verschuldigd

[…] (*)

Subtotaal 2

[…] (*)

 

Totaal (subtotaal 1 + subtotaal 2)

3 649 494

(26)

De totale kosten die noodzakelijk worden geacht voor het bedrijfsklaar maken van CMR, bedragen dus 3 649 494 EUR.

C.   De financiële maatregelen

(27)

Volgens Frankrijk zal het door CMR benodigde bedrag van 3 649 494 EUR worden gefinancierd met leningen en subsidies die uit de in tabel 3 vermelde publieke en particuliere financieringsbronnen worden verstrekt. Frankrijk heeft op 3 mei 2002, dat wil zeggen voordat CMR was opgericht en de activa van CMdR had overgenomen, een voorlopig besluit genomen tot toekenning van overheidssteun aan CMR. Een juridisch bindend besluit tot toekenning van de steun is op 26 juni 2002 genomen.

Tabel 3

Financiële maatregelen in verband met de herstructurering van CMR

(in EUR)

Bron

Bedrag

Deel 1 — Overheidssteun

Franse staat

1 600 000

Conseil régional Provence-Alpes-Côte d’Azur

630 000

Conseil général des Bouches-du-Rhône

630 000

Stad Marseille

630 000

Subtotaal 1

3 490 000

Deel 2 — Particuliere middelen

Kapitaalinbreng van de aandeelhouders

610 000

Bankleningen

1 830 000

Subtotaal 2

2 440 000

 

Totaal (subtotaal 1 + subtotaal 2)

5 930 000

(28)

De Franse regering zal aan CMR een bedrag van 1 600 000 EUR toekennen, in de vorm van een renteloze lening. Frankrijk heeft bepaald dat de lening neerkomt op een nettosubsidie-equivalent (NSE) van 404 640 EUR op basis van het referentietarief van de Commissie voor 2002, dus 5,06. Volgens Frankrijk stroken de betalingsvoorwaarden van deze lening met tabel 4. In september 2003 werd een bedrag van 800 000 EUR aan CMR overgemaakt.

Tabel 4

Betalings- en terugbetalingsvoorwaarden van de lening aan CMR

(in EUR)

Bedrag

Betalingsjaar

Terugbetalingsjaar

533 333

n

n+6

266 667

n

n+7

400 000

n+1

n+7

400 000

n+2

n+7

(29)

De Conseil régional de Provence-Alpes-Côte d’Azur, de Conseil général des Bouches-du-Rhône en de stad Marseille verstrekken ieder een subsidie van 630 000 EUR aan CMR. Het volledige steunbedrag van de lagere overheden (1 890 000 EUR) was in september 2003 reeds uitgekeerd en gebruikt om de verliezen van de onderneming te dekken tijdens de eerste zes exploitatiemaanden (2002).

(30)

De particuliere middelen betreffen een kapitaalinbreng van de aandeelhouders van CMR (610 000 EUR) en bankleningen (1 830 000 EUR). Voor de bankleningen hebben de banken niet verzocht om bijzondere garanties, behalve wat betreft de volgende punten. Een deel van de activa van CMR wordt gefinancierd door middel van leasing en blijft dus eigendom van de banken totdat de lening is terugbetaald. Een ander deel van de activa van CMR is met een hypotheek belast, met als gevolg dat CMR het eigendom over deze activa zou kunnen verliezen ten voordele van de banken indien de lening niet onder de overeengekomen voorwaarden wordt terugbetaald. De bank die de lening heeft verstrekt, is de coöperatieve bank van de groep Banque populaire.

D.   Marktgegevens

(31)

Volgens Frankrijk is de Franse scheepsreparatiesector in de voorbije 20 jaar meermaals geherstructureerd wegens de sterke achteruitgang van deze markt. In Marseille kwamen de scheepsreparatiewerven in moeilijkheden omdat zij geen rekening hadden gehouden met deze ongunstige marktontwikkeling. Frankrijk verklaart dat de marktcapaciteit te klein was voor het behoud van drie scheepsreparatieondernemingen te Marseille (Marine Technologie, Travofer en CMdR) totdat deze in 2002 door Cammell Laird zijn overgenomen. De aanwezigheid van een enkele scheepsreparatieonderneming beantwoordt volgens Frankrijk evenwel aan de behoeften van de markt.

(32)

Wat betreft het personeelsbestand van CMR, waren er 100 personeelsleden werkzaam in de productiesector in maart 2003 tegen gemiddeld 184 in de vijf voorgaande jaren. Deze inkrimping van het personeelsbestand werd ook in de hand gewerkt door de „asbest-uittredingen” (30 personeelsleden). Frankrijk merkt evenwel op dat deze personeelsleden zullen worden vervangen, voorzover CMR nood heeft aan nieuwe arbeidskrachten.

(33)

Frankrijk wijst erop dat de capaciteit van CMR evenwel is verminderd door de sluiting van de oude scheepswerf van Marine Technologie en de scheepswerf van Travofer, die aan de haven van Marseille zijn overgedragen en niet meer voor scheepsreparatie zullen worden gebruikt.

E.   Het besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag

(34)

In het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure (hierna „besluit tot inleiding van de procedure” genoemd) was de Commissie van oordeel dat de desbetreffende steunmaatregelen staatssteun zijn in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. Deze maatregelen werden vervolgens getoetst aan Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw (7) (hierna „verordening scheepsbouw” genoemd), alsmede aan de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (8) (hierna „richtsnoeren voor herstructurering” genoemd).

(35)

In het besluit tot inleiding van de procedure heeft de Commissie twijfels geuit over de mogelijkheid om de desbetreffende financiële maatregelen als herstructureringssteun goed te keuren, enerzijds omdat CMR een nieuwe onderneming leek te zijn, die na de liquidatie van CMdR was opgericht, en anderzijds gelet op punt 7 van de richtsnoeren voor herstructurering waarin wordt bepaald dat een pas opgerichte onderneming niet in aanmerking komt voor reddings- en herstructureringssteun, zelfs niet wanneer haar aanvankelijke financiële positie onzeker is.

(36)

Zelfs indien CMR in aanmerking kon komen voor herstructureringssteun was het volgens de Commissie daarenboven twijfelachtig of was voldaan aan de andere criteria voor de goedkeuring van herstructureringssteun.

(37)

In het bijzonder merkte de Commissie op dat Frankrijk de structurele moeilijkheden die door de herstructurering moesten worden opgelost, niet had beschreven en zich ertoe had beperkt te verklaren dat de moeilijkheden van CMR hoofdzakelijk werden veroorzaakt door het faillissement van CMdR. Daarom betwijfelde de Commissie of CMR daadwerkelijk met dergelijke structurele moeilijkheden te kampen had en betwijfelde zij dus ook of het ondernemingsplan ervoor kon zorgen dat CMR binnen een redelijke termijn opnieuw levensvatbaar zou zijn.

(38)

Bovendien betwijfelde de Commissie of de in artikel 5 van de verordening scheepsbouw vereiste capaciteitsverminderingen hadden plaatsgevonden. Zij stelde vast dat Frankrijk geen specifiekere inlichtingen had verstrekt over het personeel dat daadwerkelijk door CMR was overgenomen, en dat het leek alsof een aanzienlijke uitbreiding van de uitbestede activiteiten noodzakelijk was.

(39)

De Commissie betwijfelde ook of de steun in verhouding stond tot de kosten en baten van de herstructurering. De Commissie baseerde zich hierbij op de vermelding dat de herstructureringskosten 3 649 494 EUR bedragen en het totaal van de overheidssteun en de particuliere middelen 5 930 000 EUR. De financiering is dus hoger dan de aangegeven herstructureringsbehoeften.

(40)

In het kader van de evenredigheid kwam in het besluit tot inleiding van de procedure het probleem aan bod van de vaststelling van het NSE van de lening die door de staat aan CMR was toegekend, waarbij werd opgemerkt dat overeenkomstig de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (9), het referentiepercentage kan worden verhoogd in omstandigheden met bijzondere risico's (zoals een onderneming in moeilijkheden) en dat in dergelijke gevallen de opslag kan oplopen tot 400 basispunten en meer. De Commissie betwijfelde dus of de volledige lening als steun kan worden beschouwd.

(41)

Nog steeds in verband met de evenredigheid betwijfelde de Commissie of de volledige kosten als herstructureringskosten kunnen worden beschouwd, waarbij zij in het bijzonder verwees naar de kosten voor de opleiding van de werknemers van de onderaannemers van CMR.

III.   OPMERKINGEN VAN FRANKRIJK

(42)

Frankrijk heeft in zijn antwoord op het besluit tot inleiding van de procedure en in de aanvullende gegevens die nadien werden verstrekt, volgende opmerkingen en inlichtingen toegevoegd.

(43)

Wat betreft de vraag of CMR een onderneming is die voor herstructureringssteun in aanmerking kan komen, wijst Frankrijk erop dat, hoewel CMR een nieuwe onderneming is, zij steeds met moeilijkheden wordt geconfronteerd. Frankrijk erkent dat de overname van de personele en materiële middelen een voordeel kan zijn voor een nieuwe onderneming, maar wijst erop dat deze middelen ook een belangrijke last vormen. Frankrijk bevestigt ook zijn oorspronkelijke standpunt waarbij ervan wordt uitgegaan dat CMR weliswaar een nieuwe onderneming is, maar zij toch wordt gelijkgesteld met een bestaande onderneming die met moeilijkheden wordt geconfronteerd.

(44)

Frankrijk bevestigt ook dat CMR haar activiteiten schuldenvrij heeft opgestart. Overeenkomstig de Franse wetgeving met betrekking tot de surséance van betaling kan een onderneming in moeilijkheden, vooraleer het faillissement aan te vragen, proberen haar situatie te stabiliseren door met behulp van de door de handelsrechtbank aangestelde curator een akkoord te sluiten met haar schuldeisers. CMdR had gevraagd dat een curator zou worden aangesteld. Onder diens controle zijn alle lopende werkzaamheden afgehandeld en zijn de schuldeisers betaald. De poging om de situatie van CMdR te stabiliseren is echter op een mislukking uitgelopen en wegens de vermindering van haar activa en een gebrek aan bestellingen heeft de onderneming ten slotte het faillissement aangevraagd op 31 juli 2001. Daarom was CMdR bij de overname schuldenvrij.

(45)

Voorts is er verklaard dat, in tegenstelling tot wat Frankrijk aanvankelijk had medegedeeld, CMdR vóór de faillissementsaanvraag alle lopende werkzaamheden had afgehandeld en dat een van redenen die aan de basis lag van de faillissementsaanvraag van CMdR, juist het feit was dat de orderportefeuille van de onderneming leeg was (zie overweging 44).

(46)

Wat betreft de twijfels over de levensvatbaarheid van het herstructureringsplan van CMR, heeft Frankrijk toelichting gegeven bij verscheidene onderdelen van dit plan. CMR zal de scheepsreparatieactiviteiten hervatten die CMdR had afgestoten ten voordele van de scheepsverbouwing. De onderneming is voornemens de personeelsleden die vertrekken in het kader van de „asbest-uittredingen”, gedeeltelijk te vervangen door jonge, beter geschoolde werknemers en zij zal zich bijzonder inspannen om haar personeel op te leiden. Zij is ook voornemens om de arbeidstijd op jaarbasis vast te stellen in het kader van de wetgeving tot beperking van de wekelijkse arbeidsduur tot 35 uur en de verschillende statuten van haar personeel te harmoniseren. Bovendien zal zij haar uitrusting en werkmethodes moderniseren, de veiligheid op de werkvloer verbeteren en een kwaliteitsplan ISO 9001 opstellen. Volgens Frankrijk zal door deze maatregelen, die aansluiten bij de maatregelen die in eerste instantie werden aangemeld, binnen een redelijke termijn de levensvatbaarheid van CMR kunnen worden gewaarborgd.

(47)

Frankrijk bevestigt ook dat de levensvatbaarheid van het plan wordt gewaarborgd door realistische commerciële hypotheses, die zijn gebaseerd op de werkelijke activiteit van de in Marseille gevestigde scheepsreparatieondernemingen, voordat zij deel uitmaakten van Cammell Laird. Bovendien wijst Frankrijk erop dat CMR met haar werknemers een akkoord heeft gesloten waarmee de sociale vrede op de werf wordt gegarandeerd. Ten slotte betoogt Frankrijk dat uit de bedrijfsresultaten van CMR in 2002 en in het eerste halfjaar van 2003 blijkt dat de onderneming waarschijnlijk levensvatbaar zal zijn vanaf 2003, zoals in het herstructureringsplan is vastgelegd.

(48)

Wat betreft de noodzaak om concurrentievervalsing te voorkomen, wijst Frankrijk erop dat de vermindering van de scheepsreparatiecapaciteit wordt gewaarborgd door de sluiting van de twee andere in Marseille gevestigde scheepsreparatiewerven (Marine Technologie en Travofer).

(49)

Voorts merkt Frankrijk in dit verband op dat de scheepsreparatiewerven van het noordelijke Middellandse-Zeebekken elkaar veeleer aanvullen en dat zij feitelijk niet met elkaar in concurrentie staan.

(50)

Frankrijk bevestigt ook dat CMR behoort tot de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) in de zin van artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (10).

(51)

Ten slotte meldt Frankrijk dat 132 werknemers van CMdR door CMR zijn overgenomen en dat 58 personeelsleden in de loop van 2002-2004 de onderneming zullen verlaten als gevolg van blootstelling aan asbest.

(52)

Wat betreft de evenredigheid van de maatregelen in kwestie, wijst Frankrijk erop dat het bedrag van 5 930 000 EUR aan overheidssteun en particuliere middelen de herstructureringskosten (3 649 494 EUR) en een deel van het benodigde werkkapitaal van de onderneming buiten het kader van de herstructurering dekt.

(53)

Frankrijk verklaart dat zij de opleidingskosten van de onderaannemers beschouwt als een onderdeel van de herstructureringskosten. In dit verband merkt Frankrijk op dat talrijke activiteiten die van cruciaal belang zijn voor de bedrijfsvoering bij CMR, worden uitgevoerd door gespecialiseerde externe ondernemingen. Deze ondernemingen, die als onderaannemers zijn getroffen door de problemen van de scheepsreparatiesector te Marseille, kunnen de opleiding van hun werknemers niet financieren. Daarom neemt CMR — als opdrachtgever die volledig verantwoordelijk is ten opzichte van de eigenaar van het schip — deze financiering op zich.

(54)

Naast zijn verzoek om herstructureringssteun heeft Frankrijk de Commissie gevraagd om de verenigbaarheid van de desbetreffende financiële maatregelen met de gemeenschappelijke markt rechtstreeks te toetsen aan artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag ingeval de steun niet verenigbaar zou zijn met de gemeenschappelijke markt op grond van de richtsnoeren voor herstructurering. Frankrijk betoogt dat de scheepsreparatieactiviteit essentieel is voor de goede werking van de haven van Marseille, in die zin dat deze activiteit nodig is om te zorgen voor de ontvangst van schepen, het onderhoud van schepen, dat onmisbaar is voor de havenactiviteit, alsmede voor de diensten die verband houden met de maritieme veiligheid en het toerisme (reparatie van plezierschepen). Frankrijk betoogt eveneens dat de instandhouding van de scheepsreparatiesector in Marseille in het belang van de Gemeenschap is omdat die ten goede komt aan het gemeenschappelijke vervoersbeleid, dat het maritieme vervoer bevordert. Tot slot wijst Frankrijk op de historische en strategische redenen die de instandhouding van de scheepsreparatieactiviteiten in de haven van Marseille rechtvaardigen.

IV.   BEOORDELING

A.   Staatssteun

(55)

Luidens artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn „steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

(56)

In de eerste plaats vormt de door de Franse staat aan CMR toegekende subsidie van 1 600 000 EUR een met staatsmiddelen bekostigd financieel voordeel. Bovendien is het criterium „met staatsmiddelen bekostigd” eveneens op de door regionale of lokale overheden van de lidstaten toegekende economische voordelen van toepassing. Dientengevolge geldt het eerste criterium voor de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag ook voor de subsidies (ten bedrage van 630 000 EUR elk) die door de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur, het departement Bouches-du-Rhône en de stad Marseille aan CMR zijn toegekend.

(57)

In de tweede plaats wordt voldaan aan het selectiviteitscriterium, dat een voorwaarde vormt voor de toepasselijkheid van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, aangezien de desbetreffende steun voor een bepaald bedrijf, CMR, was bestemd.

(58)

Ten derde wordt door de drie steunbedragen van de regionale en lokale overheden en door de door de Franse regering toegekende renteloze lening een economisch voordeel aan CMR toegekend dat de particuliere sector niet aan deze onderneming zou hebben toegekend. Deze maatregelen zijn derhalve van dien aard dat zij de mededinging kunnen vervalsen.

(59)

Ten vierde wordt voldaan aan het criterium dat de maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig dient te beïnvloeden als de begunstigde een economische activiteit uitoefent die handelsverkeer tussen lidstaten met zich brengt. Dit is duidelijk het geval voor de door CMR uitgeoefende scheepsreparatieactiviteiten. In een gevoelige sector zoals de scheepsreparatie mag worden verondersteld dat het op zijn minst mogelijk is dat het handelsverkeer hierdoor ongunstig wordt beïnvloed. Deze veronderstelling is namelijk de grondslag voor het duurzame beleid dat wordt gevoerd met betrekking tot de speciale regels die van toepassing zijn op staatssteun in de scheepsbouwsector. Deze regels zijn volledig van toepassing op scheepsreparatie, die aan dezelfde principes is onderworpen als de scheepsbouw. Bovendien is CMR wegens haar geografische ligging — minstens potentieel — een concurrent van de scheepsreparatiewerven in Italië en Spanje.

(60)

De Commissie trekt hieruit de conclusie dat alle aan CMR toegekende overheidssteun, zoals beschreven in deel 1 van tabel 3, staatssteun is in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

(61)

De Commissie merkt eveneens op dat Frankrijk zich niet heeft gehouden aan de verplichting die op hem rust op grond van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, om de voorgenomen maatregelen niet tot uitvoering te brengen voordat de procedure tot een eindbeslissing heeft geleid (opschortingsclausule). De steun wordt derhalve als onrechtmatig beschouwd.

B.   Derogatie krachtens artikel 87 van het Verdrag

(62)

Aangezien CMR in de scheepsreparatiesector actief is, valt de steun voor haar activiteiten onder de werkingssfeer van de bijzondere regels inzake staatssteun die op de scheepsbouw van toepassing zijn. Sinds 1 januari 2004 zijn deze regels vastgelegd in de kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw (11), die in de plaats is gekomen van de verordening scheepsbouw. Niettemin zal de onrechtmatig verleende steun, dat wil zeggen de steun die in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag ten uitvoer is gelegd, overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (12), worden beoordeeld aan de hand van de inhoudelijke criteria die zijn vastgesteld in elk instrument dat op het ogenblik waarop de steun werd verleend, van kracht was. De verordening scheepsbouw is derhalve van toepassing. Uit het oogpunt van volledigheid moet worden gepreciseerd dat, aangezien de wezenlijke criteria voor de beoordeling van reddings- en herstructureringssteun, regionale steun en opleidingssteun identiek zijn (13), het geen enkel gevolg heeft voor de conclusies van de beoordeling van de verenigbaarheid of de Commissie nu de verordening scheepsbouw toepast of de kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw, die onlangs in de plaats hiervan is gekomen (14).

(63)

Frankrijk betoogde dat de scheepsreparatieactiviteit van essentieel belang is voor het goed functioneren van een haven met een omvang van die van Marseille en heeft de Commissie verzocht de verenigbaarheid van de desbetreffende financiële maatregelen met de gemeenschappelijke markt rechtstreeks te toetsen aan artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

(64)

In de eerste plaats merkt de Commissie op dat, indien de door CMR aangeboden reparatiediensten daadwerkelijk van essentieel belang zijn voor het functioneren van de haven, deze activiteiten in beginsel met de eigen middelen van de haven moeten worden gefinancierd en niet met staatssteun. Bovendien keurt de Commissie een deel van de steun goed als regionale investeringssteun en houdt zij derhalve rekening met de bestaande regionale problemen.

(65)

Bovendien vormt de verordening scheepsbouw een specifiek en uitputtend geheel van regels voor de sector, in casu de scheepsreparatiesector, dat zich als een als lex specialis tot het Verdrag verhoudt. Goedkeuring van steun door rechtstreekse toepassing van het Verdrag zou haaks staan op de doelstellingen die met de vaststelling van in de sector geldende specifieke en restrictieve regels worden beoogd.

(66)

De Commissie kan de desbetreffende steun bijgevolg niet rechtstreeks op grond van het Verdrag beoordelen.

(67)

In artikel 2 van de verordening scheepsbouw wordt bepaald dat steun die aan de scheepsreparatiesector wordt toegekend, uitsluitend als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd als hij aan de voorschriften van deze verordening voldoet.

1.   Herstructureringssteun

(68)

Volgens Frankrijk heeft de desbetreffende steun tot doel de activiteiten van CMR te herstructureren. Overeenkomstig artikel 5 van de verordening scheepsbouw kan steun voor de redding en de herstructurering van scheepsbouwondernemingen bij wijze van uitzondering verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt, voorzover is voldaan aan de bepalingen van de richtsnoeren voor herstructurering alsook aan de bijzondere voorwaarden die in voornoemd artikel 5 worden gesteld.

(69)

De Commissie heeft derhalve onderzocht of de criteria van de richtsnoeren voor herstructurering waren vervuld.

1.1.   Subsidiabiliteit van de onderneming

(70)

Volgens de richtsnoeren voor herstructurering moet de betrokken onderneming, om voor herstructureringssteun in aanmerking te komen, als een onderneming in moeilijkheden in de zin van de genoemde richtsnoeren kunnen worden beschouwd. Hoewel er geen communautaire definitie van een onderneming in moeilijkheden bestaat, gaat de Commissie er evenwel van uit dat een onderneming in moeilijkheden verkeert wanneer zij niet in staat is met haar eigen middelen of met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders en haar schuldeisers bereid zijn in te brengen, haar verliezen, welke zonder steun van buitenaf op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot haar faillissement zullen leiden, tot stilstand te brengen (punt 4 van de richtsnoeren voor herstructurering). De moeilijkheden van een onderneming blijken bijvoorbeeld uit toenemende verliezen, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere kasstroom, een toenemende schuldenlast, toenemende rentelasten en de vermindering of zelfs de verdwijning van de waarde van de nettoactiva.

(71)

Punt 7 van de richtsnoeren voor herstructurering bepaalt evenwel dat een pas opgerichte onderneming niet in aanmerking komt voor reddings- of herstructureringssteun, zelfs niet wanneer haar aanvankelijke financiële positie onzeker is. Dit geldt vooral voor nieuwe ondernemingen die na de liquidatie van bestaande ondernemingen worden opgericht of die de activa van deze ondernemingen overnemen.

(72)

De uitsluiting van pas opgerichte ondernemingen van het recht op herstructureringssteun wordt gemotiveerd door het beginsel dat een besluit tot oprichting van een onderneming door de markt ingegeven moet zijn. Een onderneming moet dus alleen worden opgericht als deze een kans heeft om haar activiteit op de betrokken markt uit te oefenen, met andere woorden, als deze wordt gekapitaliseerd en vanaf het begin levensvatbaar is.

(73)

Een nieuwe onderneming komt niet voor herstructureringssteun in aanmerking, omdat zij uiteraard startproblemen kan ondervinden, maar niet met de in de richtsnoeren voor herstructurering omschreven moeilijkheden kan worden geconfronteerd. Deze moeilijkheden, die in overweging 70 worden beschreven, houden verband met het verleden van de onderneming, aangezien zij hun oorsprong vinden in het functioneren ervan. Een nieuwe onderneming kan van nature niet met dit soort moeilijkheden te kampen hebben.

(74)

Een nieuwe onderneming kan daarentegen met startverliezen worden geconfronteerd, aangezien zij investeringen en exploitatiekosten moet financieren die in het begin niet door inkomsten uit haar activiteiten kunnen worden gedekt. Deze kosten hangen evenwel met het opstarten van een onderneming samen en niet met de herstructurering ervan. Zij kunnen bijgevolg niet met herstructureringssteun worden gefinancierd zonder dat hieraan de specifieke doelstelling en beperkte reikwijdte ervan worden ontnomen.

(75)

Deze beperking van de werkingssfeer van de richtsnoeren voor herstructurering is van toepassing op nieuwe ondernemingen die na de liquidatie van bestaande ondernemingen worden opgericht of die de activa van deze ondernemingen overnemen. In dergelijke scenario's neemt de nieuwe onderneming in principe niet de schulden van haar voorgangers over, hetgeen betekent dat zij niet met de in de richtsnoeren voor herstructurering beschreven moeilijkheden wordt geconfronteerd.

(76)

In het besluit tot inleiding van de procedure betwijfelde de Commissie dat CMR in aanmerking kon komen voor herstructureringssteun, aangezien CMR een nieuwe onderneming leek te zijn.

(77)

In dit opzicht merkt de Commissie op, en Frankrijk stemt hiermee in, dat CMR een nieuwe rechtspersoon is met een andere rechtspersoonlijkheid dan die van CMdR.

(78)

Voorts is de Commissie van oordeel dat CMR een nieuwe economische entiteit is, die verschilt van CMdR. Het is juist dat CMR een soortgelijke economische activiteit als CMdR (scheepsreparatie) blijft uitvoeren. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat CMR overeenstemt met dezelfde economische entiteit als CMdR. De Commissie is integendeel van oordeel dat de overname een breuk tussen de oude en nieuwe activiteiten betekent, ook al heeft CMR de activa en de goodwill, alsmede het personeel en bepaalde lasten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van sociale zekerheid, overgenomen en is de onderneming werkzaam in dezelfde bedrijfstak als CMdR. Deze breuk in de continuering van de activiteiten blijkt uit het feit dat bij de overname de schulden die betrekking hadden op de oude activiteiten, niet werden overgenomen. CMR bevond zich dus niet in dezelfde financiële situatie als CMdR. In dit opzicht wordt opgemerkt dat de oorzaak van deze situatie, namelijk dat de voorganger van CMR de schulden op zich heeft genomen of dat er geen enkele schuld was, geen enkel belang heeft in deze zaak. De werkelijke situatie van CMR op het ogenblik dat zij haar activiteiten heeft opgestart, kan als een nieuw begin worden omschreven. Voorts blijkt de breuk in de continuering van de activiteiten uit het feit dat geen enkele lopende opdracht werd overgenomen; vóór de faillissementsaanvraag van CMdR werden alle lopende opdrachten afgewerkt en de leveranciers betaald.

(79)

Hieruit vloeit dus voort dat CMR daadwerkelijk een nieuwe onderneming is.

(80)

Deze conclusie wordt inderdaad door Frankrijk niet betwist. Frankrijk wijst er echter op dat, ook al was CMR een nieuwe onderneming, dit niet wegneemt dat zij met moeilijkheden werd geconfronteerd, waardoor zij kan worden gelijkgesteld met een bestaande onderneming, aangezien deze moeilijkheden werden veroorzaakt door de overname van het personeel en de eraan verbonden sociale lasten.

(81)

Met betrekking tot dit argument merkt de Commissie op dat CMR niet de kenmerken vertoont van een onderneming in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren voor herstructurering zoals deze in overweging 70 zijn beschreven. Zij wordt gewoon geconfronteerd met normale vestigingskosten en met normale startverliezen als gevolg van het feit dat het investeringsplan nog in de kinderschoenen staat.

(82)

Aanloopkosten van een commerciële activiteit zijn onvermijdelijk en houden geen verband met het verleden van de onderneming. CMR had met hetzelfde soort kosten te maken gekregen als de aandeelhouders hadden besloten een onderneming op te richten die volledig losstond van de eerdere scheepsreparatieactiviteiten. Dit zou onvermijdelijk tot startkosten hebben geleid, met name voor de aankoop van machines, de werving en de opleiding van personeel, enz.

(83)

In het bijzonder is de Commissie van oordeel dat de overname van het personeel met behoud van dezelfde voorwaarden ten aanzien van kwalificatie, bezoldiging en anciënniteit en van bepaalde sociale verplichtingen (verschuldigde betaalde vakantie, „asbest-uittredingen”) gewoonweg een rechtsgevolg is van de Franse sociale wetgeving (15) (wat dat betreft vergelijkbaar met die van talloze andere landen), die bij de investeerder bekend was. Deze overname was met andere woorden een voorwaarde waaraan de overname van de activa ondergeschikt was. Bij de vaststelling van de aankoopprijs van de activa had men dan ook met alle hiermee samenhangende kosten rekening moeten houden.

(84)

Voorts merkt de Commissie op dat door CMR overgenomen personeelsleden deel uitmaken van de overgenomen activa en dus geen last zijn. Deze personeelsovername zou de toetreding van CMR tot de markt in feite moeten vergemakkelijken omdat de onderneming hierdoor niet met kosten voor werving en opleiding van nieuw personeel te maken krijgt.

(85)

Frankrijk wijst er eveneens op dat CMR een onderneming in moeilijkheden is omdat zij hetzelfde soort activiteit als CMdR uitoefent en zij gebonden is aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Franse wetgeving op het gebied van sociale zekerheid en een last zijn die van CMdR werd overgenomen.

(86)

Ten slotte wijst Frankrijk erop dat de moeilijkheden van CMdR te maken hadden met de aard van de activiteiten die de onderneming uitoefende. De aanwezigheid van een enkele scheepsreparatieonderneming in Marseille beantwoordt volgens Frankrijk evenwel aan de behoeften van de markt. Vanzelfsprekend is CMR na de sluiting van Marine Technologie en Travofer de facto de enige scheepsreparatieonderneming in haar soort in Marseille. Daarom zouden de financiële moeilijkheden van CMR en de eruit voortvloeiende herstructurering niet mogen worden veroorzaakt door haar scheepsreparatieactiviteiten.

(87)

Ten slotte merkt de Commissie op dat CMR bij CMdR geen onderdelen van de passiva heeft overgenomen die de voortzetting van de vroegere scheepsreparatieactiviteit zouden bevestigen. CMR is een nieuw opgerichte onderneming die bovendien niet in moeilijkheden verkeert in de zin van de richtsnoeren voor herstructurering. De Commissie is van oordeel dat de investeringssteun beter zou kunnen zijn toegesneden op de eventuele andere financiële moeilijkheden waarmee CMR zou kunnen worden geconfronteerd.

(88)

Volgens de praktijk die de Commissie sinds de inwerkingtreding van de richtsnoeren voor herstructurering in 1999 volgt, wordt een onderneming tot twee jaar na de oprichting als „nieuw” beschouwd. In dit opzicht merkt de Commissie op dat CMR als nieuwe onderneming op 20 juni 2002 is opgericht. Op 26 juni 2002, dus tijdens de periode van twee jaar na de oprichting van CMR, is het juridisch bindende besluit tot toekenning van de steun aan de onderneming genomen.

(89)

De Commissie concludeert hieruit dat CMR niet voor herstructureringssteun in aanmerking kan komen. In de overwegingen die volgen onderzoekt de Commissie of de door Frankrijk verstrekte inlichtingen de overige, in het besluit tot inleiding van de procedure geuite twijfels betreffende de conformiteit van de steun met de andere voor herstructureringssteun geldende voorwaarden hebben kunnen wegnemen. De conclusies van de Commissie betreffende deze voorwaarden zouden van toepassing zijn in de veronderstelling dat CMR geen nieuwe onderneming zou zijn, maar een onderneming die met financiële moeilijkheden wordt geconfronteerd en dus in aanmerking komt voor herstructureringssteun.

(90)

Uit het oogpunt van volledigheid merkt de Commissie op dat de desbetreffende maatregelen niet als reddingssteun kunnen worden beschouwd. Om in aanmerking te komen voor reddingssteun geldt dezelfde regel als voor herstructureringssteun. Overeenkomstig punt 7 van de richtsnoeren voor herstructurering komen pas opgerichte ondernemingen niet in aanmerking voor reddingssteun. Bijgevolg kan CMR als nieuwe onderneming die zich niet in moeilijkheden bevindt in de zin van de richtsnoeren voor herstructurering, niet in aanmerking komen voor deze vorm van steun.

1.2.   Herstel van de levensvatbaarheid

(91)

Volgens de richtsnoeren voor herstructurering is de tenuitvoerlegging van een herstructureringsplan dat binnen een redelijk tijdsbestek en op grond van realistische veronderstellingen betreffende de toekomstige bedrijfsomstandigheden de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming dient te herstellen zodat de onderneming op eigen kracht kan functioneren, een voorwaarde voor de toekenning van steun. De verbetering van de levensvatbaarheid dient voornamelijk tot stand te komen door middel van interne maatregelen, met name de afstoting van activiteiten die zelfs na de herstructurering structureel verliesgevend zouden blijven.

(92)

De Commissie had haar twijfels omdat Frankrijk niet had uiteengezet welke de structurele moeilijkheden waren waaraan de herstructurering een einde moest maken, maar zich had beperkt tot de mededeling dat de moeilijkheden waarmee CMR werd geconfronteerd, in hoofdzaak waren veroorzaakt door het faillissement van CMdR. Daarom betwijfelde de Commissie of CMR met dergelijke moeilijkheden werd geconfronteerd en of de onderneming op basis van het ondernemingsplan opnieuw levensvatbaar kon worden gemaakt.

(93)

Frankrijk heeft uitgelegd dat de moeilijkheden van CMR werden veroorzaakt door het commerciële beleid van Cammell Laird, die had geprobeerd de activiteiten van de scheepsreparatieondernemingen om te schakelen op scheepsverbouwing. Deze omschakeling had het verlies van de traditionele klanten uit de scheepsreparatiesector tot gevolg. Om dit aan te tonen heeft Frankrijk verklaard dat CMdR in weliswaar beperkte mate scheepsreparatieactiviteiten was blijven uitvoeren en dat bij de stopzetting van haar activiteiten haar orderportefeuille volledig leeg was.

(94)

De Commissie concludeert hieruit dat het probleem waarmee CMR wordt geconfronteerd, eigenlijk de toestand is van de relevante markt voor scheepsreparatie die wordt gekenmerkt door een daling van de vraag en door de noodzaak om de geloofwaardigheid van deze activiteit te herstellen, die schade had ondervonden van het door de vorige onderneming gevoerde beleid.

(95)

De Commissie concludeert hier eveneens uit dat op grond van het door Frankrijk aangemelde herstructureringsplan de levensvatbaarheid van CMR binnen redelijke termijnen zou worden hersteld. Zij is evenwel van oordeel dat investeringssteun het meest geschikte instrument is om dit soort problemen op te lossen.

1.3.   Voorkoming van concurrentievervalsing

(96)

De Commissie betwijfelt ook of CMR een reële en onomkeerbare capaciteitsvermindering tot stand zal brengen, zoals in artikel 5, lid 1, tweede alinea, van de verordening scheepsbouw wordt geëist.

(97)

Deze capaciteitsvermindering moet evenredig zijn met het toegekende steunbedrag en de gesloten capaciteit moet regelmatig zijn gebruikt voor scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of scheepsreparatieactiviteiten tot de datum van de aanmelding van de steun en moet gedurende minstens tien jaar gesloten blijven vanaf de datum van goedkeuring van de steun door de Commissie. Bovendien zal geen rekening worden gehouden met capaciteitsverminderingen in andere ondernemingen in dezelfde lidstaat, tenzij capaciteitsverminderingen in de begunstigde onderneming niet mogelijk zijn zonder de levensvatbaarheid van het herstructureringsplan aan te tasten. Ten slotte zal de omvang van de noodzakelijke capaciteitsvermindering worden vastgesteld op basis van het niveau van de daadwerkelijke productie tijdens de vijf jaar die voorafgingen aan de herstructurering.

(98)

Ten eerste, wat betreft het argument van Frankrijk dat de capaciteitsvermindering tot stand zal komen dankzij de sluiting van de twee andere scheepsreparatiewerven te Marseille (Marine Technologie en Travofer), is de Commissie van oordeel dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de verordening scheepsbouw geen rekening moet worden gehouden met deze sluitingen, aangezien zij betrekking hebben op andere ondernemingen dan de begunstigde onderneming, tenzij de capaciteitsvermindering niet mogelijk was zonder de levensvatbaarheid van het herstructureringsplan aan te tasten.

(99)

In deze zaak zijn Marine Technologie en Travofer rechtspersonen die losstaan van CMR, terwijl de sluiting ervan het resultaat is van een gebeurtenis die losstaat van CMR, namelijk het faillissement van hun moedermaatschappij Cammell Laird. Voorts heeft Frankrijk niet bevestigd dat de levensvatbaarheid van het ondernemingsplan van CMR door een capaciteitsvermindering zou worden aangetast.

(100)

Daarom kan de Commissie niet aanvaarden dat met dit argument een capaciteitsvermindering van CMR kan worden aangetoond.

(101)

Ten tweede werd de aandacht gevestigd op verscheidene andere punten die van belang zouden kunnen zijn bij het nemen van een beslissing over het vraagstuk van de concurrentievervalsing (zie de overwegingen 48 tot en met 51).

(102)

Eerst en vooral stelt de Commissie vast dat in de richtsnoeren voor herstructurering de KMO in beginsel worden vrijgesteld van de verplichting die aan de begunstigden van steun wordt opgelegd om de nadelige gevolgen van de steun voor de concurrenten te beperken, behalve indien de sectorale regels inzake staatssteun iets anders bepalen. Welnu, dergelijke regels bestaan in de verordening scheepsbouw, die niet voorziet in deze uitzondering voor KMO.

(103)

Het feit dat geen andere scheepsreparatieondernemingen in de regio concurreren met CMR is geen doorslaggevend argument. In tegenstelling tot punt 36 van de richtsnoeren voor herstructurering wordt in de verordening scheepsbouw ervan uitgegaan dat de in deze sector toegekende herstructureringssteun een effect heeft op de concurrentie, en wordt geen soepelheid toegestaan naar gelang van de concrete situatie op de markt. De begunstigde onderneming is verplicht maatregelen te nemen met het oog op een capaciteitsvermindering die evenredig is met de toegekende steun. De striktere maatregelen met betrekking tot de scheepsbouw worden gerechtvaardigd door de overcapaciteit in deze sector. De scheepsreparatie, een andere gevoelige sector, is wegens overcapaciteit aan dezelfde regels en beginselen onderworpen als de scheepsbouw.

(104)

Ten slotte stelt de Commissie vast dat er in 1996, op het ogenblik dat de moeilijkheden zijn begonnen, 310 personeelsleden bij CMdR werkzaam waren. Toen de activa van CMdR door CMR werden overgenomen, waren er 132 personeelsleden bij CMdR werkzaam. Deze vermindering van het personeelsbestand heeft dus plaatsgevonden binnen CMdR en voordat de herstructureringssteun aan CMR werd toegekend. Zij kan dus niet worden beschouwd als een maatregel ter beperking van de concurrentievervalsing.

(105)

Wat betreft het argument dat er een capaciteitsvermindering zou hebben plaatsgevonden als gevolg van de „asbest-uittredingen”, blijkt uit de meest recente gegevens (januari 2004) dat deze uittredingen tijdens de periode 2002-2004 betrekking hebben op 58 personeelsleden. Het is evenwel duidelijk dat ten minste een gedeelte van deze personen zal worden vervangen (30 volgens de brief van 6 maart 2003).

(106)

De twijfels van de Commissie omtrent het feit of er bij CMR een reële en onomkeerbare capaciteitsvermindering heeft plaatsgevonden die evenredig is met het niveau van de toegekende steun, zijn door deze gegevens niet weggenomen. Zelfs al kon CMR in aanmerking komen voor steun als onderneming in moeilijkheden, dan zou deze steun toch niet in overeenstemming zijn geweest met de verordening scheepsbouw.

1.4.   Beperking van de steun tot het minimum

(107)

Volgens de richtsnoeren voor herstructurering moeten het bedrag en de intensiteit van de steun tot het voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke minimum worden beperkt in samenhang met de financiële mogelijkheden van de onderneming. De begunstigden van de steun dienen met eigen middelen of door externe financiering tegen marktvoorwaarden een belangrijke bijdrage te leveren aan het herstructureringsplan.

(108)

De Commissie betwijfelt of deze voorwaarde is vervuld, aangezien de beschikbare particuliere en openbare financiële middelen groter waren dan de aangegeven behoeften. Frankrijk had geantwoord dat het bedrag aan overheidssteun en particuliere middelen (5 930 000 EUR) de herstructureringskosten (3 649 494 EUR) en het deel van het benodigde werkkapitaal dat losstaat van de herstructurering, dekt.

(109)

In dit verband had de Commissie de aandacht gevestigd op het probleem van de vaststelling van het nettosubsidie-equivalent van de aan CMR toegekende lening. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld, kan het referentiepercentage worden verhoogd in omstandigheden met bijzondere risico's. De Commissie concludeert hieruit dat indien CMR werd geconfronteerd met moeilijkheden die een herstructurering vereisten - dit is de argumentatie van Frankrijk waarmee de Commissie het niet eens is –, er daadwerkelijk sprake zou zijn van een bijzonder risico. Geen enkele particuliere kapitaalverstrekker zou tegen de desbetreffende voorwaarden (renteloos en zonder enige waarborg) een lening aan CMR toekennen. Daarom moet de volledige lening als steun worden beschouwd. Het totale steunbedrag zou dus 3 490 000 EUR bedragen.

(110)

De aangegeven financieringsbehoeften die met de herstructurering verband houden, bedragen 3 649 494 EUR. Aangezien de steun 3 490 000 EUR bedraagt, beloopt de particuliere bijdrage van de begunstigde onderneming 159 494 EUR. In tegenstelling tot wat de richtsnoeren voor herstructurering vereisen, levert de begunstigde onderneming dus geen belangrijke bijdrage.

(111)

De Commissie concludeert hieruit dat zelfs indien CMR een onderneming in moeilijkheden was die voor herstructureringssteun in aanmerking kon komen, er niet zou zijn voldaan aan het proportionaliteitscriterium en de steun dus niet verenigbaar zou zijn met de richtsnoeren voor herstructurering.

1.5.   Communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 1994

(112)

In het besluit tot inleiding van de procedure heeft de Commissie de maatregelen getoetst aan de in 1999 goedgekeurde richtsnoeren voor herstructurering. Deze aanpak is door Frankrijk in zijn reactie op het genoemde besluit niet betwist. Opgemerkt zij dat de verordening scheepsbouw in artikel 5 verwijst naar de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 1994 (16) (hierna „kaderregeling voor herstructurering van 1994” genoemd), die in 1999 door de richtsnoeren voor herstructurering is vervangen. De Commissie is evenwel van oordeel dat, ook al werd de kaderregeling voor herstructurering van 1994 toegepast, de bovenstaande redenering nog steeds op zou gaan. In de eerste plaats kan een nieuw bedrijf van nature geen onderneming in moeilijkheden zijn. Hoewel de kaderregeling voor herstructurering van 1994 minder expliciet is, is zij, met name in haar definitie van een onderneming in moeilijkheden, duidelijk bedoeld voor de redding en herstructurering van bestaande ondernemingen en niet van nieuw opgerichte ondernemingen. In de tweede plaats bestond het criterium van beperking van de steun tot het noodzakelijke minimum al in de kaderregeling voor herstructurering van 1994 (17) en wordt hieraan in de onderhavige zaak niet voldaan.

(113)

De steun zou bijgevolg niet verenigbaar zijn met de kaderregeling voor herstructurering van 1994.

2.   Regionale investeringssteun

(114)

De voorwaarden voor de verenigbaarheid van regionale investeringssteun met de gemeenschappelijke markt worden uiteengezet in artikel 7 van de verordening scheepsbouw. In de eerste plaats moeten de maatregelen betrekking hebben op een regio zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a) of onder c), van het Verdrag. In de tweede plaats mag de intensiteit van de steun de in deze verordening vastgestelde drempel niet overschrijden. In de derde plaats moet het gaan om steun die wordt verleend voor investeringen in de aanpassing of de modernisering van de werven en die is gericht op een verbetering van de productiviteit van bestaande installaties. In de vierde plaats mag de steun geen verband houden met een financiële herstructurering van de werf. Ten vijfde moet de steun beperkt blijven tot uitgaven die op grond van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (18) (hierna „regionale richtsnoeren” genoemd) voor steun in aanmerking komen.

(115)

De regio Marseille is een gebied dat in aanmerking kan komen voor steun op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag. Overeenkomstig de verordening scheepsbouw en op grond van de door de Commissie goedgekeurde regionalesteunkaart mag de intensiteit van de steun voor deze regio niet groter zijn dan 12,5 % netto (19).

(116)

Overeenkomstig punt 4.5 van de regionale richtsnoeren worden de voor steun in aanmerking komende uitgaven uitgedrukt als een uniform geheel van uitgaven die op de volgende onderdelen van de investering betrekking hebben: terreinen, gebouwen en uitrusting. Overeenkomstig punt 4.6 van de genoemde richtsnoeren mogen de voor steun in aanmerking komende uitgaven eveneens op bepaalde categorieën immateriële investeringen betrekking hebben.

(117)

In zijn brief van 29 juni 2004 beschreef Frankrijk de investeringen van CMR die voor regionale steunmaatregelen in aanmerking konden komen: voorraden, investeringen in uitrusting en gebouwen. De uitgaven voor voorraden kunnen niet in aanmerking worden genomen voor steun aan de initiële investering omdat ze de exploitatiekosten dekken. In tabel 5 vermeldt de Commissie de uitgaven die volgens haar in aanmerking komen voor steun aan de initiële investering.

Tabel 5

Uitgaven (20) die in aanmerking voor regionale investeringssteun

Posten

Bedrag (in euro)

1.

Investeringen in uitrusting, verdeeld over:

420 108

2.

— transportmaterieel/voertuigen

162 500

3.

— informatica

35 600

4.

— verschillende andere uitrustingen en installaties

222 008

5.

Gebouwen

1 000

Totaal

421 108

(118)

De Commissie geeft toe dat deze investeringen ertoe bijdragen om de in overweging 20 beschreven doelstellingen van het ondernemingsplan van CMR te verwezenlijken en dus om de werf aan te passen en te moderniseren ter verbetering van de productiviteit. Deze investeringen hebben bovendien betrekking op een uniform geheel van uitgaven: investeringen in gebouwen (punt 5 van tabel 5) en investeringen in uitrusting (punten 1 tot en met 4 van tabel 5).

(119)

Kortom, de totale kosten die voor regionale investeringssteun in aanmerking komen, bedragen 421 108 EUR (geactualiseerde waarde 401 152 EUR, basisjaar 2002, actualiseringspercentage 5,06 %).

(120)

De toegestane maximale steunintensiteit is 12,5 % netto (hetgeen in casu neerkomt op 18,9 % bruto (21)). De toegestane steun beloopt derhalve 75 737 EUR.

(121)

De Commissie komt tot de conclusie dat de steun voor CMR deels, tot een bedrag van 75 737 EUR, als regionale investeringssteun kan worden goedgekeurd.

3.   Opleidingssteun

(122)

De Commissie heeft opgemerkt dat bepaalde uitgaven die CMR in haar ondernemingsplan opneemt, betrekking hebben op opleiding. De steun is toegekend na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun (22) (hierna „verordening opleidingssteun” genoemd).

(123)

De verordening opleidingssteun is vastgesteld door de Commissie, die hiertoe gemachtigd is bij Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (23). De verordening opleidingssteun wijzigt, als latere wet, de verordening scheepsbouw die op zichzelf niet voorziet in de mogelijkheid om opleidingssteun toe te kennen ten gunste van de scheepsbouw. In artikel 1 van de verordening opleidingssteun wordt bepaald dat deze van toepassing is op opleidingssteun in alle sectoren, hetgeen impliceert dat deze ook voor de scheepsbouwsector geldt.

(124)

De verordening opleidingssteun bepaalt dat individuele steunmaatregelen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt als ze aan alle voorwaarden van deze verordening voldoen, namelijk dat ze de toegestane maximale steunintensiteit niet overschrijden en dat ze worden gebruikt voor op grond van artikel 4, lid 7, van deze verordening in aanmerking komende kosten.

(125)

Frankrijk heeft de opleidingsbehoeften bij CMR beschreven als een specifieke opleiding voor 20 werknemers per jaar bij CMR en 50 werknemers per jaar bij de onderaannemers van CMR. De Commissie merkt op dat de specifieke opleiding in artikel 2 van de verordening opleidingssteun wordt gedefinieerd als een opleiding die bestaat in onderricht dat direct en hoofdzakelijk op de huidige of toekomstige functie van de werknemer in de begunstigde onderneming - dus CMR - gericht is. De werknemers van de onderaannemers van CMR worden niet opgeleid voor het uitoefenen van hun functie bij CMR en kunnen dus niet in aanmerking komen voor de aan CMR toegekende opleidingssteun. Bovendien heeft Frankrijk aan de Commissie geen enkele garantie gegeven dat het gedeelte van de steun dat bestemd is voor de opleiding van de onderaannemers van CMR, volledig aan deze onderaannemers zal worden overgemaakt, waarbij CMR slechts het instrument is voor het verstrekken van de steun. De Commissie kan deze steun dus niet beschouwen als steun die indirect aan de onderaannemers van CMR wordt toegekend. Aangezien Frankrijk niet heeft geantwoord op de vraag van de Commissie met betrekking tot de verdeling van de opleidingskosten tussen de werknemers van CMR en die van de onderaannemers van CMR, zal de Commissie de subsidiabele kosten proportioneel vaststellen.

(126)

De totale door Frankrijk gedeclareerde kosten bedragen 896 000 EUR. Verhoudingsgewijs bedragen de kosten met betrekking tot de 20 werknemers van CMR dus 256 000 EUR. De Commissie is van oordeel dat deze kosten in aanmerking kunnen komen voor opleidingssteun.

(127)

Overeenkomstig artikel 4 van de verordening opleidingssteun mag de steunintensiteit voor kleine en middelgrote ondernemingen in gebieden die in aanmerking komen voor regionale steun op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag hoogstens 40 % bedragen wanneer de steun voor specifieke opleiding wordt verleend.

(128)

Dientengevolge is het totaalbedrag van de opleidingssteun 102 400 EUR

(129)

De Commissie komt tot de conclusie dat de steun voor CMR deels tot een bedrag van 102 400 EUR als opleidingssteun kan worden goedgekeurd.

V.   CONCLUSIE

(130)

De Commissie besluit dat Frankrijk in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag een steunmaatregel ten bedrage van 3 490 000 EUR onrechtmatig ten uitvoer heeft gelegd. Op grond van de beoordeling van deze steunmaatregel komt de Commissie tot de conclusie dat deze steun als herstructureringsteun voor CMR onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, aangezien deze niet voldoet aan de voorwaarden van de verordening scheepsbouw en de richtsnoeren voor herstructurering. De Commissie is evenwel van oordeel dat deze steun als regionale investeringssteun in de zin van artikel 7 van de verordening scheepsbouw en in de vorm van opleidingssteun in de zin van de verordening opleidingssteun deels verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Het verschil tussen het reeds uitbetaalde bedrag (3 490 000 EUR) en het met het Verdrag verenigbare bedrag (75 737 EUR + 102 400 EUR = 178 137 EUR) moet worden teruggevorderd (3 311 863 EUR),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Van het door Frankrijk aan de Compagnie Marseille Réparation (CMR) toegekende steunbedrag van 3 490 000 EUR:

a)

is 75 737 EUR als regionale investeringssteun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 87, lid 3, onder e), van het Verdrag;

b)

is 102 400 EUR als opleidingssteun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag;

c)

is 3 311 863 EUR onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

1.   Frankrijk neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 1, onder c), genoemde en reeds onrechtmatig uitbetaalde steun van CMR terug te vorderen. Deze steun bedraagt 3 311 863 EUR.

2.   De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures, voorzover deze procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de onderhavige beschikking mogelijk maken.

3.   Over het terug te vorderen bedrag is rente verschuldigd vanaf het tijdstip van de toekenning van de steun aan CMR tot het tijdstip van de daadwerkelijke terugvordering.

4.   De rente wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (24). Het rentepercentage wordt op samengestelde grondslag toegepast voor de volledige duur van de in lid 3 bedoelde periode.

5.   Frankrijk beëindigt deze steunmaatregelen en annuleert alle nog verschuldigde stortingen met ingang van de datum van deze beschikking.

Artikel 3

Frankrijk deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft gepland en reeds heeft genomen om hieraan te voldoen. Frankrijk verstrekt deze informatie aan de hand van het formulier in de bijlage.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 22 september 2004.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie


(1)  PB C 188 van 8.8.2003, blz. 2.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Om te waarborgen dat geen vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt, zijn gedeelten uit deze tekst weggelaten; deze gedeelten zijn aangeduid met vierkante haakjes en een asterisk.

(4)  Tabel 1 stemt niet overeen met de volledige resultatenrekening.

(5)  Subsidies van lagere overheden (zie tabel 3).

(6)  20 werknemers per jaar bij CMR en 50 werknemers per jaar bij de onderaannemers.

(7)  PB L 202 van 18.7.1998, blz. 1.

(8)  PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(9)  PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3.

(10)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 364/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 22).

(11)  PB C 317 van 30.12.2003, blz. 11.

(12)  PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22.

(13)  Met uitzondering van het criterium met betrekking tot de capaciteitsvermindering, dat door de kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw niet meer wordt opgelegd als een noodzakelijke voorwaarde voor de toekenning van herstructureringssteun. In de richtsnoeren voor herstructurering wordt evenwel de voorwaarde opgelegd dat elke ongerechtvaardigde mededingingsvervalsing moet worden voorkomen. Met het oog hierop wordt voorzien in compenserende maatregelen. Zie in dit verband punt 35 en volgende van de richtsnoeren voor herstructurering.

(14)  Zie hiervoor punt 12, onder b) en f), en punt 26 van de kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw.

(15)  Na de desbetreffende Franse wetgeving (artikel L 122-12, tweede lid, van de Code du travail) grondig te hebben onderzocht, is de Commissie evenwel van oordeel dat er op grond van deze wetgeving geen verplichting bestaat om alle werknemers over te nemen.

(16)  PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(17)  Zie punt 3.2.2, onder iii).

(18)  PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9. Richtsnoeren gewijzigd in PB C 258 van 9.9.2000, blz. 5.

(19)  NSE.

(20)  Investeringen uitgevoerd in 2002-2004.

(21)  Brutosubsidie-equivalent (BSE).

(22)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 20. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 363/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 20).

(23)  PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

(24)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Informatieblad betreffende de tenuitvoerlegging van Beschikking … van de Commissie

1.   Berekening van het terug te vorderen bedrag

1.1.   Vermeld hieronder de volgende inlichtingen over het onrechtmatige steunbedrag dat aan de begunstigde is overgemaakt:

Datum/Data (1)

Bedrag van de steun (2)

Valuta

Identiteit van de begunstigde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmerkingen

1.2.   Licht hieronder in detail toe hoe de rente over het terug te vorderen steunbedrag zal worden berekend.

2.   Beoogde en reeds ten uitvoer gelegde maatregelen voor het terugvorderen van de steun

2.1.   Geef hieronder in detail aan welke maatregelen worden gepland en welke maatregelen reeds zijn genomen teneinde de onverwijlde en daadwerkelijke terugbetaling van de steun te bewerkstelligen. Geef eveneens in voorkomend geval de rechtsgrond voor de geplande/reeds genomen maatregelen aan.

2.2.   Geef de datum aan waarop de steun volledig is terugbetaald.

3.   Reeds plaatsgevonden terugbetaling

3.1.   Vermeld hieronder de volgende inlichtingen over de van de begunstigde teruggevorderde steunbedragen:

Datum/Data (3)

Terugbetaald steunbedrag

Valuta

Identiteit van de begunstigde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.2.   Voeg bij dit informatieblad de bewijsstukken van de terugbetaling van de steunbedragen die in de tabel van punt 3.1 werden vermeld.


(1)  Datum/data waarop (de afzonderlijke tranches van) de steun aan de begunstigde (zijn) is overgemaakt (gebruik s.v.p. voor elke tranche en terugbetaling een nieuwe regel).

(2)  Aan de begunstigde overgemaakt steunbedrag (in brutosubsidie-equivalent).

(3)  Datum/data waarop de steun is terugbetaald.