1.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 355/9


VERORDENING (EG) Nr. 2053/2004 VAN DE RAAD

van 22 november 2004

tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 964/2003 werd ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die vanuit Sri Lanka worden verzonden en al dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka worden aangegeven

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna de „basisverordening” genoemd), en met name op artikel 13,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Na een nieuw onderzoek naar aanleiding van het vervallen van de maatregelen stelde de Raad bij Verordening (EG) nr. 964/2003 (2) (hierna de „oorspronkelijke verordening” genoemd), onder meer, een definitief antidumpingrecht van 58,6 % in op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (Taric-code 7307931199), ex 7307 93 19 (Taric-code 7307931999), ex 7307 99 30 (Taric-code 7307993098) en ex 7307 99 90 (Taric-code 7307999098), van oorsprong uit de Volksrepubliek China (VRC).

2.   Verzoek

(2)

Op 20 januari 2004 ontving de Commissie een verzoek overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening om een onderzoek in te stellen naar de vermeende ontduiking van de antidumpingrechten op hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC. Het verzoek was ingediend door het Defence Committee of the Steel Butt-Welding Fittings Industry van de Europese Unie namens vier producenten van de Gemeenschap.

(3)

In het verzoek werd aangevoerd dat het patroon van het handelsverkeer wijzigingen had ondergaan na de instelling van de antidumpingmaatregelen op de hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC hetgeen bleek uit de sterke stijging van de invoer van dit product uit Sri Lanka.

(4)

Dit gewijzigde handelsverkeer vond naar verluidt zijn oorzaak in het feit dat de hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC in Sri Lanka werden overgeladen en vandaar werden verzonden. Voorts werd aangevoerd dat er voor deze praktijk geen voldoende gegronde reden of economische rechtvaardiging kon worden gevonden behalve het feit dat op hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC antidumpingmaatregelen waren ingesteld.

(5)

Ten slotte voerde de indiener van het verzoek aan dat de corrigerende werking van de geldende antidumpingrechten op hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC teniet werd gedaan, zowel in termen van hoeveelheden als van prijzen, en dat dumping plaatsvond gelet op de eerder vastgestelde normale waarden voor de hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC.

3.   Opening van het onderzoek

(6)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3 en artikel 14, lid 5 van de basisverordening opende de Commissie bij Verordening (EG) nr. 395/2004 (3) (hierna de „inleidingsverordening” genoemd) een onderzoek naar de vermeende ontduiking van de antidumpingmaatregelen op hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC door verzending van deze hulpstukken vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka; de Commissie gaf de douaneautoriteiten ook de opdracht de invoer van hulpstukken voor buisleidingen van de GN-codes ex 7307 93 11 (Taric-code 7307931194), ex 7307 93 19 (Taric-code 7307931994), ex 7307 99 30 (Taric-code 7307993094) en ex 7307 99 90 (Taric-code 7307999094) die vanuit Sri Lanka werden verzonden en al dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka werden aangegeven met ingang van 4 maart 2004 te registreren. De Commissie bracht de autoriteiten van de VRC en van Sri Lanka van de opening van het onderzoek op de hoogte.

4.   Onderzoek

(7)

Er werden vragenlijsten gezonden aan de producenten/ exporteurs in de VRC (er waren geen producenten in Sri Lanka bekend) alsmede aan de importeurs in de Gemeenschap die in het verzoek waren vermeld of die de Commissie bekend waren uit het onderzoek dat tot de instelling van de geldende maatregelen op hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC (hierna het „vorige onderzoek” genoemd) had geleid. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de termijn die in de inleidingsverordening was vastgesteld schriftelijke opmerkingen te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(8)

In de VRC beantwoordde geen enkele producent of exporteur de vragenlijst en ook geen enkele importeur in de Gemeenschap diende een antwoord in. Geen enkele producent of exporteur in Sri Lanka maakte zich bij de Commissie bekend of beantwoordde de vragenlijst.

5.   Onderzoektijdvak

(9)

Het onderzoektijdvak bestreek de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2003. De gegevens van de periode van 2000 tot het einde van het onderzoektijdvak werden gebruikt om het gewijzigde handelsverkeer te onderzoeken.

B.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1.   Algemene overwegingen/niveau van de medewerking

a)   Sri Lanka

(10)

Geen enkele producent of exporteur van hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit Sri Lanka verleende medewerking aan het onderzoek. De autoriteiten van Sri Lanka deelden de Commissie mede dat geen enkele onderneming in Sri Lanka geregistreerd was als producent van hulpstukken voor buisleidingen volgens de definitie van de inleidingsverordening. De enige reacties die van de importeurs werden ontvangen waren mededelingen dat zij geen hulpstukken voor buisleidingen uit Sri Lanka invoerden. De importeurs en de autoriteiten van Sri Lanka werd erop gewezen dat het niet verlenen van medewerking kon leiden tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening. Deze partijen werd ook op de gevolgen van het niet verlenen van medewerking gewezen.

b)   VRC

(11)

Er werkten geen Chinese producenten of exporteurs mee aan het onderzoek.

(12)

Deze ondernemingen werd erop gewezen dat het niet verlenen van medewerking kon leiden tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening. Deze partijen werd ook gewezen op de gevolgen van het niet verlenen van medewerking.

2.   Product en soortgelijk product

(13)

De producten waarbij naar verluidt rechten werden ontdoken zijn hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, die momenteel worden ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (Taric-code 7307931194), ex 7307 93 19 (Taric-code 7307931994), ex 7307 99 30 (Taric-code 7307993094) en ex 7307 99 90 (Taric-code 7307999094).

(14)

Aangezien geen enkele partij in Sri Lanka aan het onderzoek meewerkte en rekening houdend met het gewijzigde handelsverkeer dat in het volgende punt wordt beschreven moet bij gebrek aan bewijzen van het tegendeel geconcludeerd worden dat de hulpstukken voor buisleidingen die uit de VRC naar de Gemeenschap werden uitgevoerd en de producten die vanuit Sri Lanka werden verzonden dezelfde fysieke en chemische kenmerken vertonen en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Zij moeten derhalve beschouwd worden als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   Gewijzigd patroon van het handelsverkeer

(15)

Zoals in overweging 4 werd medegedeeld vond het gewijzigde handelsverkeer zijn oorzaak in het feit dat de goederen in Sri Lanka werden overgeladen en vandaar werden verzonden.

(16)

Omdat geen enkele onderneming in Sri Lanka medewerking aan het onderzoek verleende diende de uitvoer uit Sri Lanka naar de Gemeenschap te worden vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. De gegevens van Eurostat die in dat verband het geschikst waren, werden derhalve gebruikt om vast te stellen welke hoeveelheden uit Sri Lanka naar de Gemeenschap werden uitgevoerd en tegen welke prijzen.

(17)

De invoer van hulpstukken voor buisleidingen uit Sri Lanka steeg van 0 t in 2000 tot 302 t tijdens het onderzoektijdvak. Deze invoer uit Sri Lanka nam een aanvang in juli 2002, op een ogenblik dat het voorgaande onderzoek nog liep. De invoer in de Gemeenschap van hulpstukken voor buisleidingen uit de VRC steeg van 44 t in 2000 tot 287 t tijdens het onderzoektijdvak. De stijging van deze uitvoer uit de VRC moet evenwel samen met de uitvoer die plaatsvond in de beoordelingsperiode van het oorspronkelijke onderzoek volgens Verordening (EG) nr. 584/96 worden onderzocht (4). De uitvoer uit China tijdens het onderzoektijdvak bedroeg immers minder dan 10 % van de uitvoer die plaatsvond tijdens de beoordelingsperiode van het oorspronkelijke onderzoek. Rekening houdend met het bovenstaande en bij gebrek aan bewijzen van het tegendeel werd vastgesteld dat de invoer van producten die vanuit Sri Lanka werden verzonden ten dele in de plaats kwam van de eerdere invoer uit de VRC.

(18)

Bovenstaande cijfers leiden tot de conclusie dat het patroon van het handelsverkeer sterke wijzigingen heeft ondergaan; deze namen een aanvang tijdens het vorige onderzoek, dat leidde tot de instelling van de momenteel geldende maatregelen op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC, en hebben zich na de instelling van deze maatregelen snel voltrokken.

4.   Onvoldoende gegronde reden of economische rechtvaardiging

(19)

Gezien het ontbreken van medewerking aan het onderzoek door de partijen in Sri Lanka en de VRC en van bewijzen om het tegendeel te concluderen wordt – rekening houdend met het feit dat de wijziging in het handelsverkeer samenviel met het vorige onderzoek dat tot de instelling van de thans geldende maatregelen heeft geleid – geconcludeerd dat de antidumpingrechten die werden ingesteld op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC de reden waren voor de wijziging van het handelsverkeer en dat geen andere gegronde reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening kan worden aangewezen.

(20)

De conclusie luidt derhalve dat er geen andere aanvaardbare verklaring was voor de vastgestelde wijziging in het handelsverkeer dan de ontwijking van de antidumpingrechten die ingesteld waren op de invoer van hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de VRC.

5.   De ondermijning van de corrigerende werking van het recht door de ingevoerde hoeveelheden en de prijzen van het soortgelijke product

(21)

Het bovenstaande onderzoek naar de handelsstroom toonde aan dat de wijziging in het patroon van de invoer in de Gemeenschap verband hield met de ingestelde antidumpingmaatregelen. Invoer die werd aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka was op de markt van de Gemeenschap niet voorhanden tot juni 2002. Na deze datum steeg de invoer die werd aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka sterk, namelijk tot 302 t tijdens het onderzoektijdvak. Deze hoeveelheid komt neer op 0,6 % van het verbruik in de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak van het vorige onderzoek. Er mag niet uit het oog worden verloren dat de invoer van het betrokken product in de Gemeenschap sterk verspreid is over verschillende exporterende landen. Zo nam Sri Lanka tijdens het onderzoektijdvak 2,5 % van de totale invoer van het betrokken product in de Gemeenschap voor zijn rekening terwijl de grootste exporteur (de Slowaakse Republiek) gedurende dat jaar 12 % voor zijn rekening nam. Bovendien bekleedt Sri Lanka op een lijst van 36 exporterende landen die het betrokken product naar de Gemeenschap uitvoeren de twaalfde plaats.

(22)

In verband met de prijzen van de uit Sri Lanka verzonden goederen werd, bij gebrek aan medewerking van Sri Lanka en aan bewijzen van het tegendeel, aan de hand van de gegevens van Eurostat vastgesteld dat de gemiddelde prijzen van de uit Sri Lanka ingevoerde producten tijdens het onderzoektijdvak lager waren dan i) de gemiddelde prijzen bij uitvoer uit de VRC die in het kader van het vorige onderzoek werden vastgesteld, ii) de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Er werd vastgesteld dat de prijzen van de uit Sri Lanka ingevoerde producten tijdens het onderzoektijdvak meer dan 12 % onder de prijzen van de uit China uitgevoerde producten lagen.

(23)

Op basis van bovenstaande gegevens wordt geconcludeerd dat het gewijzigde handelsverkeer samen met de abnormaal lage prijzen van de uit Sri Lanka uitgevoerde producten de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen hebben ondermijnd zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen van het soortgelijke product betreft.

6.   Bewijzen van dumping bij vergelijking met de normale waarden die eerder voor soortgelijke producten werden vastgesteld

(24)

Om vast te stellen of bewijzen van dumping konden worden gevonden in verband met het betrokken product dat tijdens het onderzoektijdvak uit Sri Lanka naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd gebruik gemaakt van de op Eurostat-gegevens gebaseerde uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(25)

Volgens artikel 13, lid 1, van de basisverordening moet worden bewezen dat dumping plaatsvindt ten aanzien van de voor de soortgelijke producten eerder vastgestelde normale waarden. In het kader van het vorige onderzoek werd Thailand geschikt bevonden als referentieland met een markteconomie om de normale waarde voor de VRC vast te stellen.

(26)

Om een billijke vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs mogelijk te maken werd in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met verschillen die gevolgen hebben voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van deze prijzen. Deze correcties vonden plaats overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening voor de kosten voor vervoer en verzekering. Bij gebrek aan andere gegevens werd gebruik gemaakt van de gegevens in het verzoek.

(27)

De vergelijking — overeenkomstig artikel 2, lid 11 en artikel 2, lid 12, van de basisverordening — van de gewogen gemiddelde normale waarde die in het kader van het vorige onderzoek werd vastgesteld met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs die voor het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek werd vastgesteld, uitgedrukt in percenten van de cif-prijs grens-Gemeenschap, vóór inklaring, toonde aan dat er sprake was van dumping bij de invoer van hulpstukken voor buisleidingen die vanuit Sri Lanka werden verzonden. De vastgestelde dumpingmarge, uitgedrukt in percenten van de cif-prijs grens-Gemeenschap, vóór inklaring bedroeg 34,3 %.

C.   MAATREGELEN

(28)

Rekening houdend met de bovenstaande bevinding dat de rechten worden ontweken in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening moeten de momenteel geldende antidumpingmaatregelen bij invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC worden uitgebreid tot hetzelfde product dat vanuit Sri Lanka wordt verzonden en al dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka wordt aangegeven.

(29)

Het recht dat tot genoemd product wordt uitgebreid moet het recht zijn dat in artikel 1, lid 2, van de oorspronkelijke verordening werd vastgesteld.

(30)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3 en artikel 14, lid 5, van de basisverordening waarin is bepaald dat de uitgebreide maatregelen worden toegepast op de geregistreerde invoer met ingang van de datum van registratie moet het antidumpingrecht worden geïnd op de invoer van hulpstukken voor buisleidingen die vanuit Sri Lanka werden verzonden en die bij hun binnenkomst in de Gemeenschap overeenkomstig artikel 2 van de inleidingsverordening werden geregistreerd.

(31)

De ontduiking vindt plaats buiten de Gemeenschap. Artikel 13 van de basisverordening heeft ten doel ontduiking van rechten tegen te gaan zonder ondernemingen te treffen die kunnen aantonen dat ze niet bij dergelijke praktijken betrokken zijn; dit artikel bepaalt evenwel niet specifiek hoe producenten die kunnen aantonen dat zij de antidumpingrechten niet ontduiken, moeten worden behandeld. Derhalve moet producenten die het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak niet hebben uitgevoerd en niet gelieerd zijn met exporteurs of producenten op wier uitvoer het uitgebreide antidumpingrecht van toepassing is de mogelijkheid worden geboden te verzoeken de door hen ingevoerde producten vrij te stellen van de maatregelen. De betrokken producenten die overwegen een verzoek om vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht in te dienen moeten een vragenlijst beantwoorden teneinde de Commissie in staat te stellen te beoordelen of een vrijstelling al dan niet gerechtvaardigd is. Deze vrijstelling kan worden toegestaan na de beoordeling van bijvoorbeeld: de marktsituatie van het betrokken product, de productiecapaciteit en bezettingsgraad, de aan- en verkoop, het gevaar voor praktijken waarvoor geen voldoende reden of economische rechtvaardiging voorhanden is, of de bewijzen van dumping. Doorgaans verricht de Commissie ook een controle bij de betrokken onderneming. Het verzoek om vrijstelling moet onverwijld aan de Commissie worden gericht en vergezeld gaan van alle relevante informatie met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie en de verkoop.

(32)

Importeurs kunnen ook vrijgesteld worden van registratie of maatregelen overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening indien zij het betrokken product aankopen bij exporteurs waaraan een dergelijke vrijstelling is verleend.

(33)

Indien een vrijstelling wordt verleend zal de Commissie, na overleg in het Raadgevend Comité, een dienovereenkomstige wijziging van onderhavige verordening voorstellen. Op verleende vrijstellingen zal toezicht worden uitgeoefend om te waarborgen dat aan de voorwaarden wordt voldaan.

(34)

Belanghebbenden werden op de hoogte gebracht van de voornaamste gegevens en overwegingen op basis waarvan de Raad voornemens was het geldende definitieve antidumpingrecht uit te breiden en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die de bovenstaande conclusies hadden kunnen wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het definitieve antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 964/2003 op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (Taric-code 7307931199), ex 7307 93 19 (Taric-code 7307931999), ex 7307 99 30 (Taric-code 7307993098) en ex 7307 99 90 (Taric-code 7307999098), van oorsprong uit de Volksrepubliek China wordt uitgebreid tot hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (Taric-code 7307931194), ex 7307 93 19 (Taric-code 7307931994), ex 7307 99 30 (Taric-code 7307993094) en ex 7307 99 90 (Taric-code 7307999094) die vanuit Sri Lanka worden verzonden en al dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka worden aangegeven.

2.   Het bij lid 1 uitgebreide recht wordt geïnd op de ingevoerde producten die geregistreerd werden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 395/2004, alsmede artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96.

3.   De bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing.

Artikel 2

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk in een van de officiële talen van de Gemeenschap worden ingediend en worden ondertekend door een persoon die gemachtigd is de indiener van het verzoek te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan onderstaand adres worden gezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 2956505

Telex COMEU B 21877.

2.   De Commissie kan, na raadpleging van het Raadgevend Comité, het besluit nemen producten vrij te stellen van het bij artikel 1 uitgebreide antidumpingrecht, indien wordt aangetoond dat bij de invoer van die producten het antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 964/2003 niet wordt ontdoken.

Artikel 3

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 395/2004 te beëindigen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 november 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. R. BOT


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 139 van 6.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1496/2004 (PB L 275 van 25.8.2004, blz. 1).

(3)  PB L 65 van 3.3.2004, blz. 7.

(4)  PB L 84 van 3.4.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 778/2003 (PB L 114 van 8.5.2003, blz. 1).