20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/12


VERORDENING (EG) Nr. 1993/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft Portugal

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (3), en met name op artikel 23, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2001/376/EG van de Commissie van 18 april 2001 inzake maatregelen die noodzakelijk zijn geworden wegens het voorkomen van boviene spongiforme encefalopathie in Portugal, en tot uitvoering van een aan een datum gerelateerde uitvoerregeling (4) verbiedt de verzending van levende runderen en bepaalde producten daarvan uit Portugal. Die beschikking kwam in de plaats van Beschikking 98/653/EG van de Commissie (5), die was goedgekeurd in verband met de hoge incidentie van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en het ontbreken van een goede aanpak van die ziekte in Portugal op dat moment.

(2)

De Wetenschappelijke Stuurgroep (WS) heeft drie factoren aangegeven die in hoofdzaak het risico op BSE bepalen: ten eerste het risico dat de mens wordt blootgesteld ten gevolge van rechtstreekse consumptie van potentieel besmet materiaal, ten tweede het risico dat de mens verwerkt potentieel besmet materiaal consumeert of daarmee in contact komt en ten derde het risico op verspreiding van de besmetting door recycling van besmet materiaal via diervoeder. Het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) heeft ook voorgesteld om bij de evaluatie van het risico voor mens en dier in een land uit te gaan van de mate van verspreiding van BSE, in combinatie met de maatregelen die zijn genomen om de situatie onder controle te krijgen.

(3)

Op zijn algemene vergadering in mei 2003 heeft het OIE het hoofdstuk BSE van de Animal Health Code gewijzigd en de criteria voor de grens tussen een matig risico en een hoog risico aangepast. Deze grens ligt nu bij een BSE-incidentie over de voorafgaande 12 maanden van 200 gevallen per miljoen dieren in de populatie runderen ouder dan 24 maanden, voor landen waar actief toezicht plaatsvindt.

(4)

Tussen 1 september 2003 en 31 augustus 2004 zijn in Portugal 103 gevallen van BSE gemeld. Dat betekent dat de BSE-incidentie over de afgelopen 12 maanden 131,7 bedraagt. Bovendien blijkt uit de resultaten van actief toezicht en passieve bewaking dat de BSE-incidentie in die lidstaat terugloopt.

(5)

De BSE-incidentie ligt nu dus onder de bovengrens van een matig BSE-risico zoals gedefinieerd in de Animal Health Code van het OIE. De gunstige trend in de BSE-incidentie is een bewijs voor de doeltreffendheid van de door Portugal genomen maatregelen.

(6)

Op 4 december 1998 werd in Portugal een verbod op het vervoederen van eiwitten van zoogdieren aan landbouwhuisdieren en van vet van zoogdieren aan herkauwers van kracht. Tegelijkertijd werd het in bezit hebben, de opslag en het in de handel brengen van eiwitten van zoogdieren en bepaalde vetten verboden en werden de bestaande voorraden uit de handel genomen.

(7)

Uit een in juni 1999 door het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) in Portugal uitgevoerd inspectiebezoek is gebleken dat alle bestaande voorraden uit de handel waren genomen en dat de controles op de effectiviteit van het voederverbod op de juiste manier werden uitgevoerd. Het verbod werd geacht vanaf 1 juli 1999 daadwerkelijk te worden toegepast.

(8)

Op 4 december 1998 werd in Portugal een verbod op het gebruik van gespecificeerd risicomateriaal in menselijke voeding en diervoeders van kracht. Dat verbod werd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 verlengd.

(9)

Per 1 juli 1999 is in Portugal een centraal landelijk systeem voor de identificatie en registratie van runderen ingevoerd.

(10)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat bepalingen inzake alle risico's voor de diergezondheid en de volksgezondheid als gevolg van TSE's bij dieren en bestrijkt de hele keten van de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong. Met name op communautair niveau zijn voorschriften vastgelegd voor systematisch toezicht op BSE, de verwijdering van specifiek risicomateriaal en verbodsbepalingen met betrekking tot het voederen van dieren.

(11)

Verordening (EG) nr. 999/2001 geldt vanaf 1 juli 2001. Het VVB heeft in Portugal verscheidene inspectiebezoeken gebracht om de uitvoering van de maatregelen van die verordening ten behoeve van de uitroeiing, bestrijding en preventie van TSE's te beoordelen.

(12)

Bij een inspectiebezoek van het VVB in februari 2004 is gebleken dat Portugal, wat betreft de uitvoering van de beschermingsmaatregelen tegen BSE van Verordening (EG) nr. 999/2001, met name op het gebied van BSE-bewaking, verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en het voederverbod, alle nodige maatregelen genomen heeft en alle aanbevelingen naar behoren opgevolgd heeft.

(13)

De drie belangrijke factoren voor de bepaling van het BSE-risico die de WS had aangegeven, namelijk het risico dat de mens wordt blootgesteld ten gevolge van rechtstreekse consumptie van potentieel besmet materiaal, het risico dat de mens verwerkt potentieel besmet materiaal consumeert of daarmee in contact komt en het risico op verspreiding van de besmetting door recycling van besmet materiaal via diervoeder, lijkt Portugal nu goed in de hand te hebben.

(14)

Beschikking 2001/376/EG moet dan ook worden ingetrokken.

(15)

Krachtens Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt de wervelkolom van runderen ouder dan 12 maanden als gespecificeerd risicomateriaal beschouwd. Voor Portugal geldt een afwijking waardoor het gebruik van de wervelkolom van runderen jonger dan 30 maanden toegestaan is. Bovendien is in genoemde verordening voor Portugal een uitgebreide lijst van gespecificeerd risicomateriaal vastgesteld.

(16)

Met het oog op de harmonisering van het handelsverkeer moeten de voor de andere lidstaten geldende leeftijdsgrens voor het verwijderen van de wervelkolom van runderen en de lijst van gespecificeerd risicomateriaal ook voor Portugal gelden. Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

Voor de duidelijkheid en samenhang van de communautaire wetgeving moeten Beschikking 2000/345/EG van de Commissie van 22 mei 2000 tot vaststelling van de datum waarop overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 6, van Beschikking 98/653/EG mag worden begonnen met de verzending van bepaalde producten van Portugal naar Duitsland voor verbranding (6), Beschikking 2000/371/EG van de Commissie van 6 juni 2000 tot vaststelling van de datum waarop overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 7, van Beschikking 98/653/EG mag worden begonnen met de verzending van vechtstieren van Portugal naar Frankrijk (7) en Beschikking 2000/372/EG van de Commissie van 6 juni 2000 tot vaststelling van de datum waarop overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 7, van Beschikking 98/653/EG mag worden begonnen met de verzending van vechtstieren van Portugal naar Spanje (8) worden ingetrokken.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

De Beschikkingen 2000/345/EG, 2000/371/EG, 2000/372/EG en 2001/376/EG worden ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(3)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1492/2004 van de Commissie (PB L 274 van 24.8.2004, blz. 3).

(4)  PB L 132 van 15.5.2001, blz. 17. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/653/EG (PB L 298 van 23.9.2004, blz. 25).

(5)  PB L 311 van 20.11.1998, blz. 23.

(6)  PB L 121 van 23.5.2000, blz. 9.

(7)  PB L 134 van 7.6.2000, blz. 34.

(8)  PB L 134 van 7.6.2000, blz. 35.


BIJLAGE

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage XI, deel A, punten 1 en 2, worden vervangen door:

„1.

a)

De onderstaande weefsels worden aangewezen als gespecificeerd risicomateriaal:

i)

de schedel, exclusief de onderkaak, maar inclusief de hersenen en de ogen, de wervelkolom, exclusief de staartwervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels, de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar inclusief de achterwortelganglia en het ruggenmerg van runderen van meer dan twaalf maanden, alsmede de amandelen, de darmen vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van runderen ongeacht de leeftijd;

ii)

de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, de amandelen en het ruggenmerg van schapen en geiten van meer dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en het ileum van schapen en geiten ongeacht de leeftijd.

De in punt i) voor de verwijdering van de wervelkolom van runderen vastgestelde leeftijd kan door wijziging van deze verordening worden aangepast in het licht van de statistische kans dat zich in de betrokken leeftijdsgroepen van de communautaire runderpopulatie een geval van BSE voordoet, op basis van de resultaten van het toezicht op BSE overeenkomstig hoofdstuk A, deel I, van bijlage III.

b)

Behalve het onder a) vermelde gespecificeerde risicomateriaal moeten in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de volgende weefsels als gespecificeerd risicomateriaal worden aangewezen: de gehele kop, exclusief de tong, maar inclusief de hersenen, de ogen en de ganglia semilunaria; de zwezerik, de milt en het ruggenmerg van runderen van meer dan zes maanden.

2.

In afwijking van punt 1, onder a) i), kan overeenkomstig de procedure van artikel 24, lid 2, het gebruik worden toegestaan van de wervelkolom en achterwortelganglia van runderen:

a)

die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in lidstaten waarvoor blijkens wetenschappelijk onderzoek vaststaat dat het uitbreken van BSE bij inheemse runderen er hoogst onwaarschijnlijk, of onwaarschijnlijk hoewel niet uitgesloten is, of

b)

die geboren zijn na het daadwerkelijk van kracht worden van het verbod op het vervoederen van van zoogdieren afkomstige eiwitten aan herkauwers, in lidstaten waar BSE bij inheemse dieren is vastgesteld of waarvoor blijkens wetenschappelijk onderzoek vaststaat dat het uitbreken van BSE bij inheemse runderen er waarschijnlijk is.

Het Verenigd Koninkrijk en Zweden kunnen van deze afwijking gebruikmaken op grond van eerder ingediende en geëvalueerde bewijsstukken. Andere lidstaten kunnen een aanvraag tot deze afwijking indienen door de Commissie terzake overtuigende bewijsstukken betreffende punt a) of b), al naar het geval, voor te leggen.

De lidstaten die van deze afwijking gebruikmaken, moeten naast de in bijlage III, hoofdstuk A, deel I, vastgestelde vereisten tevens garanderen dat alle runderen van meer dan 30 maanden onderzocht worden met één van de in bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, opgesomde goedgekeurde snelle tests, voorzover deze runderen:

i)

op het landbouwbedrijf of tijdens het transport zijn gestorven, doch niet voor menselijke consumptie zijn geslacht, met uitzondering van dode dieren in afgelegen gebieden waar de veedichtheid gering is, en in lidstaten waar het uitbreken van BSE onwaarschijnlijk is;

ii)

normaal geslacht zijn met het oog op menselijke consumptie.

Deze afwijking mag niet worden verleend om het gebruik toe te staan van de wervelkolom en achterwortelganglia van runderen ouder dan 30 maanden afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk.

Deskundigen van de Commissie kunnen overeenkomstig artikel 21 controles ter plaatse uitvoeren om de ingediende bewijsstukken verder te verifiëren.”.

2)

In bijlage XI, deel D, punt 1, worden de verwijzingen naar de Beschikkingen 2000/345/EG, 2000/371/EG, 2000/372/EG en 2001/376/EG geschrapt.