30.4.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 869/2004 VAN DE RAAD
van 26 april 2004
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1936/2001 tot vaststelling van controlemaatregelen voor de visserij op bepaalde bestanden van over grote afstanden trekkende vissoorten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan (hierna „ICCAT” genoemd) heeft verscheidene aanbevelingen gedaan en de Commissie voor de Tonijnvisserij in de Indische Oceaan (hierna „IOTC” genoemd) heeft verscheidene resoluties goedgekeurd die bindende voorschriften inzake controle en toezicht bevatten, en die zijn omgezet bij Verordening (EG) nr. 1936/2001 (2). |
(2) |
De ICCAT heeft in 2001 tijdens zijn zeventiende vergadering en in 2002 tijdens zijn dertiende buitengewone vergadering, evenals de IOTC in 2001 tijdens zijn zesde gewone vergadering en in 2002 tijdens zijn zevende gewone vergadering, nieuwe controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde bestanden van over grote afstanden trekkende vissoorten aanbevolen. Deze aanbevelingen en resoluties zijn voor de Gemeenschap bindend en moeten dus door haar ten uitvoer worden gelegd. |
(3) |
Derhalve moet Verordening (EG) nr. 1936/2001 dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1936/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Aan artikel 3 worden de punten g), h), i) en j) toegevoegd:
|
2. |
De volgende artikelen 4 bis, 4 ter en 4 quater worden ingevoegd: „Artikel 4 bis Activiteiten van vaartuigen die deelnemen aan het mesten van blauwvintonijn 1. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen die blauwvintonijn overladen op een transportvaartuig dat deze dieren naar een mestbedrijf brengt, registreren in hun logboek:
2. De kapiteins van transportvaartuigen die hoeveelheden blauwvintonijn aan boord nemen, registreren:
3. De kapitein is vrijgesteld van de in lid 2 bedoelde verplichting wanneer de registratie vervangen wordt door een kopie van de aangifte van overlading genoemd in artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 of een afschrift van document T 2 M genoemd in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 waarin de in lid 2, onder c), bedoelde informatie is aangegeven. 4. De lidstaten zien erop toe dat alle hoeveelheden blauwvintonijn die worden gekooid door vaartuigen die hun vlag voeren, door hun bevoegde autoriteiten worden geregistreerd. De lidstaten delen de Commissie overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 (taak I zoals omschreven door de ICCAT) de gegevens over de door vaartuigen die hun vlag voeren, gevangen en gekooide hoeveelheden blauwvintonijn mee. Bij uitvoer of invoer van gevangen en voor het mesten bestemde blauwvintonijn delen de lidstaten de Commissie het nummer en de datum mee van de door hen gewaarmerkte statistische documenten zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad van 8 april 2003 tot invoering in de Gemeenschap van een regeling voor de statistische registratie van blauwvintonijn, zwaardvis en grootoogtonijn (3)Het, met vermelding van het aangegeven land van bestemming. 5. De lidstaten delen de Commissie langs elektronische weg de lijst mee van alle vaartuigen die hun vlag voeren en die in de Gemeenschap zijn geregistreerd, die voor het mesten bestemde blauwvintonijn vangen. Deze mededeling moet jaarlijks uiterlijk op 30 april worden gedaan en moet de volgende gegevens bevatten:
6. De lidstaten delen de Commissie langs elektronische weg de lijst mee van alle vaartuigen die gemachtigd zijn om de voor het mesten bestemde blauwvintonijn te leveren en/of te vervoeren. Deze mededeling moet jaarlijks uiterlijk op 30 april worden gedaan en moet de volgende gegevens bevatten:
Artikel 4 ter Activiteiten van mestbedrijven voor blauwvintonijn 1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de onder hun jurisdictie vallende mestbedrijven voor blauwvintonijn uiterlijk 72 uur na afloop van het kooien van dieren door een vissers- of transportvaartuig, de in bijlage I bis bedoelde kooiverklaring afgeven aan hun bevoegde autoriteiten. De door de lidstaten erkende mestbedrijven zijn verantwoordelijk voor het indienen van een kooiverklaring met alle op grond van dit artikel vereiste gegevens. 2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde mestbedrijven hun uiterlijk op 1 juli van ieder jaar een afzetverklaring voor de gemeste blauwvintonijn overleggen. 3. De in lid 2 bedoelde afzetverklaring voor gemeste blauwvintonijn moet de volgende gegevens bevatten:
4. Op basis van de in de leden 1 en 3 bedoelde gegevens delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 1 augustus van ieder jaar langs elektronische weg het volgende mee:
Artikel 4 quater Register van mestbedrijven van blauwvintonijn 1. De lidstaten delen de Commissie vóór 30 april 2004 langs elektronische weg de lijst mee van de onder hun jurisdictie vallende mestbedrijven die gemachtigd zijn om in het verdragsgebied gevangen blauwvintonijn te mesten. 2. Deze in lid 1 bedoelde lijst moet de volgende gegevens bevatten:
3. De Commissie stuurt deze gegevens vóór 31 augustus 2004 door naar het uitvoerend secretariaat van het ICCAT, opdat de betrokken mestbedrijven ingeschreven worden in het ICCAT-register van bedrijven die gemachtigd zijn in het ICCAT-verdragsgebied gevangen blauwvintonijn te mesten. 4. Iedere wijziging in de in lid 1 bedoelde lijst wordt uiterlijk tien werkdagen voordat de bedrijven in het ICCAT-verdragsgebied blauwvintonijn gaan mesten, meegedeeld aan de Commissie, die ze volgens dezelfde procedure doorzendt naar het uitvoerend secretariaat van de ICCAT. 5. Het is verboden voor onder de jurisdictie van een lidstaat vallende mestbedrijven die niet zijn ingeschreven op de in lid 1 bedoelde lijst, om in het ICCAT-verdragsgebied blauwvintonijn te mesten.” (3) PB L 295 van 13.11.2003, blz. 1." (4) PB L 266 van 1.10.1998, blz. 27. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 26/2004 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25)." |
3. |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
4. |
In artikel 6 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd: „1a) De lidstaten delen voor wetenschappelijke doeleinden de vangst- en visserijinspanningsgegevens zoals omschreven door de ICCAT, met name ramingen van de dood teruggegooide haringhaaien, makreelhaaien en blauwe haaien, langs elektronische weg mee aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT en verschaffen de Commissie daartoe langs elektronische weg toegang.” |
5. |
Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd. „Artikel 6 bis Informatie over de vangsten van witte marlijn en blauwe marlijn 1. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen registreren dagelijks in hun logboek de gegevens betreffende de gevangen witte marlijnen en blauwe marlijnen die zij levend of dood teruggegooid hebben, per sector van ten hoogste 5 breedtegraden op 5 lengtegraden, en vermelden in hun aanlandingsverklaring het aantal en het gewicht van de aangelande witte marlijnen en blauwe marlijnen. 2. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 30 juni van ieder jaar voor wetenschappelijke doeleinden langs elektronische weg definitieve ramingen voor het gehele voorgaande jaar of, wanneer deze niet kunnen worden verstrekt, voorlopige ramingen mee betreffende de vangsten, met inbegrip van de teruggegooide vis, en de aanlandingen van witte marlijn en van blauwe marlijn.” |
6. |
De volgende artikelen 8 bis, 8 ter en 8 quater worden ingevoegd: „Artikel 8 bis Register van vaartuigen die gemachtigd zijn in het verdragsgebied te vissen 1. De lidstaten delen de Commissie langs elektronische weg de lijst mee van alle vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die hun vlag voeren en op hun grondgebied zijn geregistreerd en die op grond van een afgegeven speciaal visdocument gemachtigd zijn in het ICCAT-verdragsgebied op tonijnachtigen en verwante soorten te vissen. 2. De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:
3. De Commissie stuurt deze gegevens vóór 1 juli 2003 door naar het uitvoerend secretariaat van de ICCAT, opdat de betrokken communautaire vaartuigen worden ingeschreven in het ICCAT-register van alle vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die gemachtigd zijn in het ICCAT-verdragsgebied te vissen, hierna „het ICCAT-register” genoemd. 4. Iedere wijziging in de in lid 1 bedoelde lijst wordt uiterlijk tien werkdagen voordat de betrokken vaartuigen in het verdragsgebied gaan vissen, meegedeeld aan de Commissie, die ze volgens dezelfde procedure doorzendt naar het uitvoerend secretariaat van de ICCAT. 5. Het is verboden voor communautaire vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die niet zijn ingeschreven op de in lid 1 bedoelde lijst, om in het ICCAT-verdragsgebied tonijnachtigen en verwante soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen. 6. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:
7. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het vangen, aan boord houden, overladen en aanlanden van tonijnachtigen en verwante soorten, gevangen in het ICCAT-verdragsgebied door vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die niet in het ICCAT-register zijn ingeschreven, te verbieden. 8. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle aanwijzingen dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die niet in het ICCAT-register zijn ingeschreven, in het ICCAT-verdragsgebied tonijnachtigen en verwante soorten vangen en/of overladen. Artikel 8 ter Bepalingen betreffende het charteren van communautaire vissersvaartuigen 1. De lidstaten delen de Commissie vóór 30 april van ieder jaar de lijst mee van alle vaartuigen die hun vlag voeren en die tijdens het lopende jaar door verdragsluitende partijen bij de ICCAT zijn gecharterd alsmede, te allen tijde, de in die lijst aangebrachte wijzigingen. 2. De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:
3. Op de dag van de ondertekening van een charterovereenkomst deelt de vlaggenstaat aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT de volgende gegevens mee en stelt de Commissie daarvan in kennis:
4. Bij beëindiging van de charterovereenkomst deelt de vlaggenstaat aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT de einddatum van de charterovereenkomst mee en stelt de Commissie hiervan in kennis. 5. De vlaggenstaat waar het vaartuig wordt gecharterd, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:
Artikel 8 quater Overladingen Beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die de vlag van een lidstaat voeren en zijn ingeschreven in het in artikel 8 bis, lid 1, bedoelde ICCAT-register, mogen geen vis overladen in het ICCAT-verdragsgebied zonder de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.” |
7. |
In artikel 9, lid 1, wordt de datum „15 juni” vervangen door „15 augustus”. |
8. |
Het volgende artikel 9 bis wordt ingevoegd: „Artikel 9 bis Jaarlijkse verklaring over de toepassing van de beheersvoorschriften van de ICCAT door de grote beugvisserijvaartuigen De lidstaten waarvan beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m in het verdragsgebied mogen vissen, delen de Commissie jaarlijks vóór 1 september een „Verklaring betreffende de toepassing van de beheersvoorschriften van de ICCAT door de grote beugvisserijvaartuigen” mee volgens het model in bijlage IV.” |
9. |
De volgende artikelen 19 bis, 19 ter en 19 quater worden ingevoegd: „Artikel 19 bis Maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten Elke lidstaat doet binnen het kader van zijn nationale wetgeving het nodige om zich ervan te vergewissen dat zijn importeurs, transporteurs en andere marktdeelnemers niet deelnemen aan de handel in en de overlading van tonijnachtigen en verwante soorten die zijn gevangen door vaartuigen die in het ICCAT-verdragsgebied IUU-visserij uitoefenen, met name visserijactiviteiten die in strijd zijn met de door de ICCAT vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen. Artikel 19 ter Informatie over vaartuigen die naar wordt verondersteld in het ICCAT-verdragsgebied IUU-visserij hebben uitgeoefend 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verondersteld dat een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij IUU-visserij bedrijft, wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat bewezen achten dat dit vaartuig, onder andere:
2. Op basis van de door de bevoegde autoriteiten verzamelde informatie delen de lidstaten aan de Commissie vóór 15 juni van ieder jaar de lijst mee van de vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die naar wordt verondersteld in het betrokken jaar en in voorgaande jaren in het ICCAT-verdragsgebied IUU-visserij hebben bedreven, en voegen daarbij de bewijsstukken voor deze veronderstelling. Uiterlijk op 15 juli bezorgt de Commissie de van de lidstaten ontvangen informatie aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT. 3. Zodra de Commissie van het uitvoerend secretariaat van de ICCAT het door dit secretariaat opgestelde ontwerp ontvangt van de lijst van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die naar wordt verondersteld IUU-visserij hebben bedreven, zendt zij deze door naar de lidstaten. Zodra de lidstaten deze ontwerp-lijst hebben ontvangen, houden zij nauwlettend toezicht op de op deze lijst vermelde vaartuigen om na te gaan welke activiteiten zij verrichten en of zij eventueel van naam, vlag en/of eigenaar veranderen. 4. Uiterlijk op 30 september delen de lidstaten aan de Commissie alle aanvullende informatie mee die van belang kan zijn voor de vaststelling van de in lid 5 bedoelde lijst. 5. Ieder jaar stelt de Commissie, zodra zij van de ICCAT de lijst heeft ontvangen van vaartuigen die IUU-visserij bedrijven, hierna „IUU-lijst” genoemd, de lidstaten hiervan in kennis. Artikel 19 quater Maatregelen ten aanzien van vaartuigen die naar wordt verondersteld IUU-visserij hebben bedreven 1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen in overeenstemming met hun nationale en de communautaire wetgeving om ervoor te zorgen dat:
2. De volgende activiteiten zijn verboden:
|
10. |
Hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd: „HOOFDSTUK II CONTROLE- EN BEWAKINGSMAATREGELEN IN ZONE 2 DEEL 1 Controlmaatregelen Artikel 20 Algemene beginselen Elke lidstaat doet het nodige om ervoor te zorgen dat de vaartuigen die zijn vlag voeren, de voor de zone geldende maatregelen in acht nemen. Artikel 20 bis Register van vaartuigen die gemachtigd zijn in het IOTC-gebied te vissen Het bepaalde in artikel 8 bis is van overeenkomstige toepassing. Artikel 20 ter Overladingen Het bepaalde in artikel 8 quater is van overeenkomstige toepassing. Artikel 20 quater Markering van vistuig 1. Het vistuig dat wordt gebruikt door de vissersvaartuigen die gemachtigd zijn in de zone te vissen, zal als volgt gemarkeerd worden: de netten, lijnen en andere vistuigen in zee moeten overdag voorzien zijn van boeien met een wimpel of met radarreflectoren en 's nachts met verlichte boeien die de positie en de afmetingen ervan aangeven. 2. Op de markeringsboeien en soortgelijke drijvende voorwerpen die bedoeld zijn om de positie van de vaste vistuigen aan te geven, moeten op elk moment duidelijk zichtbaar de letter (of letters) en/of het nummer (of de nummers) van het vaartuig (of de vaartuigen) waartoe ze behoren, zijn aangebracht. 3. Op de visaantrekkende structuren moeten steeds duidelijk zichtbaar de letter of letters en/of het nummer of de nummers van het vaartuig (of de vaartuigen) waartoe ze behoren zijn aangebracht. Artikel 20 quinquies Mededeling van statistische gegevens voor wetenschappelijke doeleinden 1. De lidstaten delen het secretariaat van de IOTC langs elektronische weg, overeenkomstig de in bijlage V bedoelde procedures voor de mededeling van gegevens, de volgende gegevens mee, waartoe de Commissie langs elektronische weg toegang krijgt:
2. De lidstaten stellen een gecomputeriseerde database samen waarin de informatie van de in lid 1 bedoelde gegevens wordt opgeslagen en waartoe de Commissie langs elektronische weg toegang heeft. DEEL 2 Inspectie in de haven Artikel 20 sexies Het bepaalde in de artikelen 10, 12, 13, 14 en 15 is van overeenkomstige toepassing. DEEL 3 Specifieke maatregelen voor staatloze vaartuigen en vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij Artikel 21 Waarneming 1. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen die in de zone mogen vissen, melden hun nationale autoriteiten de schepen van niet-verdragsluitende partijen die zij waargenomen hebben en waarvan verondersteld wordt of bekend is dat zij in de zone op grootoogtonijn, geelvintonijn of gestreepte tonijn vissen. 2. De lidstaten delen deze informatie zo spoedig mogelijk mee aan de Commissie, die deze op haar beurt doorzendt naar de IOTC. Artikel 21 bis Controle op de visserij Het bepaalde in artikel 18 is van overeenkomstige toepassing. Artikel 21 ter IUU-vaartuigen Het bepaalde in artikel 19 ter is van overeenkomstige toepassing. Artikel 21 quater Maatregelen ten aanzien van schepen die naar wordt verondersteld IUU-visserij hebben bedreven Het bepaalde in artikel 19 quater is van overeenkomstige toepassing.” |
11. |
De tekst in bijlage I bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage I bis. |
12. |
De tekst in bijlage II bij deze verordening wordt toegevoegd als de bijlagen IV en V. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 26 april 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
J. WALSH
(1) Advies uitgebracht op 13 januari 2004 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
(2) PB L 263 van 3.10.2001, blz. 1.
BIJLAGE I
BIJLAGE II
BIJLAGE IV
BIJLAGE V
Vangst- en visserijinspanningsgegevens
Oppervlaktevisserij: De vangstgegevens in nominaal gewicht en de visserijinspanningsgegevens in visdagen (zegen, hengel, sleeplijnvisserij en drijfnetvisserij) moeten ten minste in strata van 1° per maand aan de IOTC worden verstrekt. De zegenvisserij moet worden gespecificeerd per visschooltype. Deze gegevens worden bij voorkeur geëxtrapoleerd naar maandelijkse nationale vangstgegevens per vistuigtype. De gebruikte extrapolatiefactoren, overeenkomend met de inhoud van de logboeken, moeten systematisch aan de IOTC worden meegedeeld.
Beugvisserij: De vangst- en visserijinspanningsgegevens voor de beugvisserij moeten aan de IOTC worden verstrekt in aantallen en in gewicht, per stratum van 5° per maand en de visserijinspanning moet worden gekwantificeerd in aantal haken. Deze gegevens worden bij voorkeur geëxtrapoleerd naar totale maandelijkse vangstgegevens van het land. De gebruikte extrapolatiefactoren, overeenkomend met de inhoud van de logboeken, moeten systematisch aan de IOTC worden verstrekt.
Kleinschalige visserij, semi-industriële en sportvisserij: De vangst- en visserijinspanningsgegevens en de gegevens betreffende de grootte van de vis moeten eveneens maandelijks aan de IOTC worden verstrekt, gespecificeerd naar het meest geschikte geografische gebied voor het verzamelen en de verwerking van deze gegevens.
Gegevens betreffende de grootte van de vis
Daar de groottegegevens van essentieel belang zijn voor de evaluatie van de bestanden van de meeste soorten tonijn, moeten deze gegevens, en met name de informatie over het totaalaantal gemeten vissen, regelmatig worden verstrekt op basis van strata van 5° per maand, van het vistuig en de visserijmethode (bijvoorbeeld: visserij op kunstmatig wrak óf in open water voor de zegenvissers) en dit voor alle vangstmethoden en alle door de IOTC gevolgde soorten. Deze bemonsteringsprogramma's voor de grootte worden bij voorkeur uitgevoerd volgens een nauwkeurig, goed omschreven methodologisch plan van aselecte streekproeven, dat onmisbaar is om ramingen zonder systematische fouten van de grootte van de gevangen vissen te krijgen. De juiste bemonsteringsfrequentie die nodig is, kan variëren naar gelang van de soorten (afhankelijk van diverse parameters), maar zal worden vastgesteld door de permanente werkgroep voor het inzamelen van gegevens en de statistieken. Indien de betrokken werkgroep het nodig acht en de noodzaak ervan kan aantonen, zou kunnen worden gevraagd dat meer gedetailleerde gegevens, zoals bijvoorbeeld de grootte per monster, aan de IOTC worden verstrekt, op voorwaarde dat deze gegevens volledig vertrouwelijk blijven.
Tonijnvisserij met behulp van drijvende voorwerpen, met inbegrip van visaantrekkende structuren („FAD's”)
Om de IOTC een beter inzicht te geven in de ontwikkeling van de structuur van doeltreffende visserijinspanningen van de vloten die vissen in haar bevoegdheidsgebied, is het absoluut noodzakelijk meer gegevens te verzamelen. Aangezien de activiteiten van hulpvaartuigen en het gebruik van visaantrekkende structuren integraal deel uitmaken van de visserijinspanningen van de zegenvissers, moeten de volgende gegevens systematisch aan de IOTC worden meegedeeld:
Aantal hulpvaartuigen en kenmerken van deze vaartuigen: i) die hun activiteit uitoefenen onder hun eigen vlag, ii) die steun verlenen aan zegenvissers die hun activiteit uitoefenen onder hun eigen vlag, of iii) die gemachtigd zijn hun activiteit uit te oefenen in een exclusieve economische zone en die in het bevoegdheidsgebied van de IOTC hebben gevist.
Activiteitsniveaus van de hulpvaartuigen: met inbegrip van het aantal zeedagen per vak van 1° en per maand.
De verdragsluitende partijen en de samenwerkende niet-verdragsluitende partijen zullen al het mogelijke doen om gegevens te verstrekken over het totale aantal visaantrekkende structuren („FAD's”) en over het type van de voorzieningen die door de vloot worden gebruikt, per vak 5° en per maand.
Tijdige mededeling van de gegevens aan de IOTC
Voor het toezicht op de bestanden en de analyse van de gegevens is het absoluut noodzakelijk dat de gegevens tijdig aan het secretariaat worden meegedeeld. Daarom wordt aanbevolen de volgende algemene regels verplicht te stellen.
De vloten van de oppervlaktevisserij en die welke vissen in kustgebieden moeten hun gegevens over het voorgaande jaar (ook die welke betrekking hebben op de hulpvaartuigen) zo spoedig mogelijk en in ieder geval vóór 30 juni van elk jaar meedelen.
De vloten van de beugvisserijvaartuigen van de volle zee moeten hun ramingen voor de gegevens van het voorgaande jaar zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval vóór 30 juni van het jaar, meedelen. Ze moeten vóór 30 december de definitieve ramingen voor hun visserijtak voor het voorgaande jaar meedelen.
De thans geldende termijnen voor het meedelen van gegevens zouden in de toekomst kunnen worden verkort, daar de communicatiemiddelen en ook de gegevensverwerkingssystemen steeds sneller worden en de transmissietijden derhalve kunnen worden verkort.