2.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 195/3


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 157 van 30 april 2004 )

Verordening (EG) nr. 847/2004 wordt als volgt gelezen:

VERORDENING (EG) nr. 847/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 29 april 2004

inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De internationale betrekkingen op het gebied van de luchtvaart tussen lidstaten en derde landen worden traditioneel beheerst door bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen, de bijlagen daarbij en andere daarmee samenhangende bilaterale en multilaterale regelingen.

(2)

Volgens het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaken C-466/98, C-467/98, C-468/98, C-469/98, C-471/98, C-472/98, C-475/98 en C-476/98 is de Gemeenschap als enige bevoegd inzake de diverse aspecten van dergelijke overeenkomsten.

(3)

Het Hof heeft ook verduidelijking gegeven over het recht van communautaire luchtvaartmaatschappijen op vestiging binnen de Gemeenschap, inclusief het recht op niet-discriminerende markttoegang.

(4)

Wanneer blijkt dat het onderwerp van een overeenkomst deels onder de bevoegdheid van de Gemeenschap en deels onder die van haar lidstaten valt, is nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap van essentieel belang, zowel bij de onderhandelingen over en de sluiting van de overeenkomst als bij het nakomen van de aangegane verplichtingen. De verplichting tot samenwerking vloeit voort uit de eis dat de Gemeenschap internationaal met één stem moet spreken. De instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten ondernemen alle nodige stappen in dit verband om voor een optimale samenwerking te zorgen.

(5)

De samenwerkingsprocedure tussen de lidstaten en de Commissie volgens deze verordening raakt niet aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Gemeenschap en de lidstaten overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie.

(6)

Alle bestaande bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen die bepalingen bevatten die in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht moeten worden gewijzigd of vervangen door nieuwe overeenkomsten die volledig verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.

(7)

Onverminderd het Verdrag, en met name artikel 300, mogen lidstaten desgewenst in bestaande overeenkomsten wijzigingen aanbrengen en maatregelen voor het beheer van de uitvoering daarvan treffen tot een door de Gemeenschap gesloten overeenkomst van kracht wordt.

(8)

Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat een lidstaat bij onderhandelingen rekening houdt met het Gemeenschapsrecht, de bredere communautaire belangen en de lopende onderhandelingen van de Gemeenschap.

(9)

Wanneer lidstaten luchtvaartmaatschappijen bij onderhandelingen willen betrekken, worden alle luchtvaartmaatschappijen met een vestiging op het grondgebied van de betrokken lidstaat gelijk behandeld.

(10)

Vestiging op het grondgebied van een lidstaat veronderstelt het daadwerkelijk uitoefenen van luchtvervoeractiviteiten middels regelingen voor een onbepaalde periode. De rechtsvorm van een dergelijke vestiging, of het nu gaat om een bijkantoor of om een dochteronderneming met rechtspersoonlijkheid, is daarbij niet doorslaggevend. Wanneer een onderneming gevestigd is op het grondgebied van verscheidene lidstaten, zoals gedefinieerd door het Verdrag, waarborgt deze, teneinde te voorkomen dat nationale voorschriften worden omzeild, dat elk van de vestigingen voldoet aan de verplichtingen die het nationale recht, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, aan de activiteiten stelt.

(11)

Teneinde ervoor te zorgen dat de rechten van communautaire luchtvaartmaatschappijen niet onrechtmatig worden ingeperkt, worden in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten geen nieuwe regelingen opgenomen die een beperking inhouden van het aantal communautaire luchtvaartmaatschappijen die kunnen worden aangewezen om op een bepaalde markt diensten te verstrekken.

(12)

De lidstaten stellen niet-discriminerende en transparante procedures vast voor de verdeling van verkeersrechten onder de communautaire luchtvaartmaatschappijen. Bij het volgen van deze procedures kunnen de lidstaten de noodzaak om te zorgen voor de continuïteit van de diensten naar behoren laten meewegen.

(13)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (3).

(14)

Iedere lidstaat mag zich beroepen op de vertrouwelijkheid van de bepalingen in bilaterale overeenkomsten die hij heeft gesloten en de Commissie verzoeken de desbetreffende informatie niet aan andere lidstaten door te geven.

(15)

Op 2 december 1987 hebben het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk in Londen in het kader van een gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen overeenstemming bereikt over regelingen voor meer samenwerking bij het gebruik van de luchthaven van Gibraltar. Die regelingen moeten evenwel nog in werking treden.

(16)

De doelstellingen van deze verordening, namelijk coördinatie van de onderhandelingen met derde landen over de sluiting van overeenkomsten inzake luchtdiensten, het garanderen van een geharmoniseerde aanpak bij de uitvoering en toepassing van die overeenkomsten, alsook controle op de verenigbaarheid van die overeenkomsten met het Gemeenschapsrecht, kunnen niet in voldoende mate door de lidstaten worden verwezenlijkt. Aangezien een verordening in de hele Gemeenschap van toepassing is, kunnen zij beter op communautair niveau worden verwezenlijkt. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag kan de Gemeenschap derhalve maatregelen treffen. Overeenkomstig het in dat artikel omschreven evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om de genoemde doelstellingen te bereiken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Kennisgeving aan de Commissie

1.   Een lidstaat kan, onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en haar lidstaten, met een derde land onderhandelingen openen over een nieuwe overeenkomst of over de wijziging van een bestaande overeenkomst inzake luchtdiensten, de bijlagen daarvan of enige andere daarmee samenhangende bilaterale of multilaterale regeling, wanneer die onderwerpen betreffen die gedeeltelijk onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, mits:

toepasselijke standaardbepalingen die door de lidstaten en de Commissie gezamenlijk zijn opgesteld en vastgelegd, in deze onderhandelingen worden opgenomen

en

de kennisgevingsprocedure in de leden 2, 3 en 4 wordt gevolgd.

In voorkomend geval wordt de Commissie uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan deze onderhandelingen.

2.   Indien een lidstaat voornemens is dergelijke onderhandelingen te openen, stelt hij de Commissie schriftelijk van zijn voornemen in kennis. Deze kennisgeving omvat een kopie van de bestaande overeenkomst, indien beschikbaar, en andere relevante documentatie en een opgave van de bepalingen waarover bij de onderhandelingen moet worden gesproken, en van de onderhandelingsdoelstellingen, alsook alle andere relevante informatie. De Commissie stelt dergelijke kennisgevingen en, desgevraagd, de begeleidende documentatie beschikbaar voor de overige lidstaten, met inachtneming van de vereisten van vertrouwelijkheid.

De informatie wordt ten minste één kalendermaand vóór het beoogde begin van de formele onderhandelingen met het betrokken derde land toegezonden. Indien formele onderhandelingen ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden op een kortere termijn dan een maand worden georganiseerd, zendt de lidstaat de informatie zo spoedig mogelijk toe.

3.   De lidstaten kunnen hun opmerkingen doen toekomen aan de lidstaat die overeenkomstig lid 2 zijn voornemens kenbaar heeft gemaakt. Die lidstaat houdt zoveel mogelijk rekening met die opmerkingen bij de onderhandelingen.

4.   Indien de Commissie binnen 15 werkdagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde kennisgeving tot de slotsom komt dat de onderhandelingen:

de doelstellingen van lopende communautaire onderhandelingen met dit derde land kunnen ondermijnen,

en/of

kunnen leiden tot een overeenkomst die onverenigbaar is met het Gemeenschapsrecht

brengt zij de lidstaat daarvan op de hoogte.

Artikel 2

Raadpleging van belanghebbenden en deelname aan de onderhandelingen

Wanneer luchtvaartmaatschappijen en andere belanghebbenden bij de in artikel 1 bedoelde onderhandelingen worden betrokken, behandelen de lidstaten alle communautaire luchtvaartmaatschappijen met een vestiging op hun respectieve onder de toepassing van het Verdrag vallende grondgebieden op gelijke voet.

Artikel 3

Verbod op de invoering van restrictievere regelingen

Een lidstaat gaat geen nieuwe overeenkomst met een derde land aan die een vermindering inhoudt van het aantal communautaire luchtvaartmaatschappijen die volgens bestaande overeenkomsten kunnen worden aangewezen om diensten te verstrekken op routes tussen zijn grondgebied en het derde land, noch voor de hele markt van het luchtvervoer tussen beide partijen, noch voor specifieke stedenparen.

Artikel 4

Sluiting van overeenkomsten

1.   Na ondertekening van een overeenkomst brengt de betrokken lidstaat het resultaat van de onderhandelingen en alle relevante documenten ter kennis van de Commissie.

2.   Wanneer de onderhandelingen hebben geleid tot een overeenkomst waarin de in artikel 1, lid 1, bedoelde toepasselijke standaardbepalingen zijn opgenomen, is de lidstaat gemachtigd de overeenkomst te sluiten.

3.   Wanneer de onderhandelingen hebben geleid tot een overeenkomst waarin de in artikel 1, lid 1, bedoelde standaardbepalingen niet zijn opgenomen, wordt het de lidstaat volgens de procedure van artikel 7, lid 2, toegestaan de overeenkomst te sluiten, op voorwaarde dat deze sluiting geen schade berokkent aan het voorwerp en de doelstelling van het gemeenschappelijke vervoersbeleid van de Gemeenschap. De lidstaat mag de overeenkomst voorlopig toepassen in afwachting van het resultaat van deze procedure.

4.   Onverminderd de leden 2 en 3, mag het de lidstaat in kwestie volgens de procedure van artikel 7, lid 2, worden toegestaan de overeenkomst voorlopig toe te passen en/of te sluiten, indien de Commissie met hetzelfde derde land actief aan het onderhandelen is op basis van een specifiek mandaat voor dat land of op basis van het besluit van de Raad betreffende onderhandelingen tussen de Commissie en derde landen.

Artikel 5

Verdeling van verkeersrechten

Wanneer een lidstaat overeenstemming bereikt over een overeenkomst of wijzigingen in een overeenkomst of de bijlagen daarvan waarbij wordt voorzien in beperkingen van het gebruik van verkeersrechten of van het aantal communautaire luchtvaartmaatschappijen dat kan worden aangewezen als begunstigde van verkeersrechten, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat de verkeersrechten op niet-discriminerende wijze onder de daarvoor in aanmerking komende luchtvaartmaatschappijen van de Gemeenschap worden verdeeld volgens een transparante procedure.

Artikel 6

Bekendmaking van procedures

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de procedures die zij voor de toepassing van artikel 5 en, in voorkomend geval, artikel 2 volgen. De Commissie draagt er zorg voor dat deze procedures binnen acht weken na ontvangst ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt. Eventuele nieuwe procedures en latere wijzigingen van bestaande procedures worden uiterlijk acht weken voordat deze van kracht worden aan de Commissie medegedeeld, zodat de Commissie ervoor kan zorgen dat zij binnen die periode van acht weken in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

Artikel 7

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes (4).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 8

Vertrouwelijkheid

Bij de kennisgeving aan de Commissie van onderhandelingen en het resultaat daarvan, zoals bepaald in de artikelen 1 en 4, laten de lidstaten de Commissie duidelijk weten of in de kennisgeving opgenomen informatie als vertrouwelijk dient te worden beschouwd en of deze informatie aan andere lidstaten kan worden doorgegeven. De Commissie en de lidstaten dragen er zorg voor dat als vertrouwelijk aangemerkte informatie wordt behandeld overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (5).

Artikel 9

Gibraltar

1.   De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is, onverlet.

2.   De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort tot de datum waarop de regelingen van de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 van toepassing worden. De regeringen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk zullen de Raad van die datum in kennis stellen.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dertigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 29 april 2004.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. COX

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDOWELL


(1)  PB C 234 van 30.9.2003, blz. 21.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 2 september 2003 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 5 december 2003 (PB C 54 E van 2.3.2004, blz. 33), standpunt van het Europees Parlement van 30 maart 2004 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 14 april 2004.

(3)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(4)  PB L 240 van 24.8.1992, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(5)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.