Verordening (EG) nr. 283/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de compenserende maatregelen die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 van de Raad ten aanzien van polyethyleentereftalaatfolie (PET) uit India door verzending van deze folie uit Brazilië en Israël, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of Israël, en tot registratie van deze invoer
Publicatieblad Nr. L 049 van 19/02/2004 blz. 0025 - 0027
Verordening (EG) nr. 283/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de compenserende maatregelen die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 van de Raad ten aanzien van polyethyleentereftalaatfolie (PET) uit India door verzending van deze folie uit Brazilië en Israël, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of Israël, en tot registratie van deze invoer DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1973/2002(2), (hierna "de basisverordening" genoemd), inzonderheid op artikel 23, lid 2, en artikel 24, lid 3 en lid 5, Na overleg met het Raadgevend Comité, Overwegende hetgeen volgt: A. VERZOEK (1) Op grond van artikel 23, lid 2, van de basisverordening werd bij de Commissie het verzoek ingediend een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontduiking van de compenserende maatregelen ten aanzien van de invoer van polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit India. (2) Het verzoek werd op 6 januari 2004 ingediend namens de volgende producenten in de Gemeenschap: DuPont Teijin Films, Mitsubishi Polyester Film GmbH en Nuroll SpA. B. PRODUCT (3) De compenserende maatregelen die zouden worden ontdoken hebben betrekking op PET-folie van oorsprong uit India, die doorgaans wordt ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90 (hierna "het betrokken product" genoemd). De GN-codes worden slechts ter informatie vermeld. (4) Het onderzoek heeft betrekking op polyethyleentereftalaatfolie (PET) die vanuit Brazilië en Israël wordt ingevoerd (hierna "het onderzochte product" genoemd) en die doorgaans onder dezelfde codes wordt aangegeven als het betrokken product. C. THANS GELDENDE MAATREGELEN (5) De thans geldende maatregelen die mogelijk worden ontdoken zijn compenserende maatregelen die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 van de Raad(3). D. MOTIVERING VAN HET VERZOEK (6) Het verzoek bevat voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de thans geldende compenserende maatregelen ten aanzien van PET-folie uit India worden ontdoken door deze PET-folie, na overlading, vanuit Brazilië en vanuit Israël in te voeren. (7) Het bewijsmateriaal is als volgt: Er hebben zich belangrijke wijzigingen voorgedaan in het patroon van de invoer uit India, Brazilië en Israël in de Gemeenschap na de instelling van de maatregelen ten aanzien van het betrokken product, waarvoor, behoudens de aanwezigheid van deze rechten, geen voldoende reden of verklaring is. Deze wijziging in het handelsverkeer lijkt te zijn veroorzaakt door het feit dat PET-folie uit India in Brazilië en Israël wordt overgeladen en via Brazilië en Israël in de Gemeenschap wordt ingevoerd. (8) Bovendien bevat het verzoek voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat, gezien de hoeveelheden waarin PET-folie momenteel wordt ingevoerd, de herstellende werking van de compenserende maatregelen teniet wordt gedaan. De invoer van PET-folie uit Brazilië en Israël lijkt de invoer uit India te hebben vervangen. (9) Ten slotte bevat het onderzoek voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat voor ingevoerde PET-folie nog altijd subsidies worden verstrekt zoals in het eerdere onderzoek werd vastgesteld. (10) Indien het onderzoek afgezien van de overlading nog andere ontduikingspraktijken aan het licht brengt die vallen onder artikel 23 van de basisverordening, kunnen ook deze praktijken worden onderzocht. E. PROCEDURE (11) Gezien het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen overeenkomstig artikel 23 van de basisverordening en de invoer te laten registreren van PET-folie die vanuit Brazilië en Israël in de Gemeenschap wordt ingevoerd, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of Israël, overeenkomstig artikel 24, lid 5, van de basisverordening. a) Vragenlijsten (12) Om de gegevens te verkrijgen die zij voor het onderzoek nodig heeft, zal de Commissie een vragenlijst zenden aan de exporteurs/producenten en organisaties van exporteurs/producenten in Brazilië en Israël, de exporteurs/producenten en organisaties van exporteurs/producenten in India, de importeurs en organisaties van importeurs in de Gemeenschap die medewerking verleenden aan het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid of die in het verzoek zijn vermeld, en aan de autoriteiten van India, Brazilië en Israël. Indien nodig kan ook de bedrijfstak van de Gemeenschap om gegevens worden verzocht. (13) Alle belanghebbenden moeten in ieder geval zo spoedig mogelijk, en binnen de termijn die is vastgesteld in artikel 3 van de basisverordening, contact opnemen met de Commissie om na te gaan of hun onderneming in het verzoek is genoemd en, zo nodig, binnen de in artikel 3, lid 1, van de basisverordening vermelde termijn een vragenlijst aan te vragen, daar de in artikel 3, lid 2, van de basisverordening vermelde termijn op alle partijen van toepassing is. (14) De autoriteiten van India, Brazilië en Israël zullen van de opening van het onderzoek op de hoogte worden gebracht en een kopie van het verzoek ontvangen. b) Het schriftelijk en mondeling verstrekken van inlichtingen (15) Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en de Commissie bewijsmateriaal toe te zenden. Voorts kan de Commissie partijen horen die hierom schriftelijk verzoeken, mits deze partijen kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. c) Vrijstelling van registratie of van de maatregelen (16) Overeenkomstig artikel 23, lid 3, van de basisverordening kan de invoer van het onderzochte product worden vrijgesteld van registratie of maatregelen wanneer blijkt dat deze invoer niet plaatsvindt met ontduiking van rechten. (17) De mogelijke ontduiking vindt plaats buiten de Gemeenschap. Artikel 23 van de basisverordening heeft ten doel ontduiking van rechten tegen te gaan zonder ondernemingen te treffen die kunnen aantonen dat ze niet bij dergelijke praktijken betrokken zijn; dit artikel bepaalt evenwel niet hoe producenten in de betrokken landen die kunnen aantonen dat zij de rechten niet ontduiken, moeten worden behandeld. Derhalve zou de betrokken producenten de mogelijkheid moeten worden geboden te verzoeken hun producten vrij te stellen van registratie of van rechten. (18) Producenten die een vrijstelling wensen, moeten hiertoe een aanvraag indienen en binnen de vastgestelde termijnen de Commissie de antwoorden op een vragenlijst toezenden zodat kan worden vastgesteld dat zij de compenserende maatregelen niet ontduiken in de zin van artikel 23, lid 1, van de basisverordening. Importeurs kunnen ook gebruikmaken van de vrijstelling van registratie of maatregelen indien de door hen ingevoerde goederen afkomstig zijn van producenten die een dergelijke vrijstelling werd toegestaan overeenkomstig artikel 23, lid 3, van de basisverordening. F. REGISTRATIE (19) Overeenkomstig artikel 24, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van de bedoelde PET-folie uit Brazilië en Israël worden geregistreerd om ervoor te zorgen dat, indien in het kader van het onderzoek ontduiking wordt vastgesteld, met terugwerkende kracht een passend bedrag aan compenserende rechten kan worden geheven tot de datum waarop met de registratie een aanvang werd gemaakt. G. TERMIJNEN (20) In het belang van behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden: - zich bij de Commissie kunnen aanmelden, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en haar hun antwoorden op de vragenlijst alsmede alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen toezenden; - schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord. (21) Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening genoemde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijnen kenbaar maakt. H. MEDEWERKING (22) Indien een belanghebbende binnen de gestelde termijnen geen toegang geeft tot de nodige informatie, deze anderszins niet verstrekt of het onderzoek ernstig belemmert, kunnen, overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening, zowel positieve als negatieve conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens. (23) Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, kan de Commissie deze buiten beschouwing laten en overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening gebruikmaken van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts ten dele medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beste beschikbare gegevens, kan het resultaat voor de belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Op grond van artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2026/97 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Gemeenschap van polyethyleentereftalaatfolie (PET) van de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90 (Taric-codes 3920 62 19 01, 3920 62 19 04, 3920 62 19 07, 3920 62 19 11, 3920 62 19 14, 3920 62 19 17, 3920 62 19 21, 3920 62 19 24, 3920 62 19 27, 3920 62 19 31, 3920 62 19 34, 3920 62 19 37, 3920 62 19 41, 3920 62 19 44, 3920 62 19 47, 3920 62 19 51, 3920 62 19 54, 3920 62 19 57, 3920 62 19 61, 3920 62 19 67, 3920 62 19 74, 3920 62 19 92, 3920 62 90 31 en 3920 62 90 92 ), die vanuit Brazilië en Israël is verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of uit Israël, de maatregelen worden ontdoken die bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 werden ingesteld ten aanzien van deze polyethyleentereftalaatfolie (PET) van oorsprong uit India. Artikel 2 Op grond van artikel 23, lid 2, en artikel 24, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2026/97 wordt de douaneautoriteiten opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de invoer van het in artikel 1 omschreven product te registreren. De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd. Bij verordening kan de Commissie de douaneautoriteiten opdragen de registratie te beëindigen van de invoer van producten die zijn vervaardigd door producenten die om vrijstelling van registratie hebben verzocht en voor wie geen ontduiking van de compenserende rechten werd vastgesteld. Artikel 3 1. Vragenlijsten moeten bij de Commissie worden aangevraagd binnen 15 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie. 2. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact op te nemen met de Commissie, hun standpunten schriftelijk uiteen te zetten en de antwoorden op de vragenlijst alsmede andere informatie toe te zenden. 3. Verzoeken om te worden gehoord dienen binnen dezelfde termijn van 40 dagen te worden ingediend. 4. Alle gegevens in verband met deze zaak, verzoeken om te worden gehoord, aanvragen voor vragenlijsten alsmede aanvragen voor certificaten van niet-ontduiking moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon-, fax- en/of telexnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de informatie waarom in deze verordening wordt verzocht, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die als vertrouwelijk is verstrekt, moeten van het opschrift "Limited"(4) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld "For inspection by interested parties". Correspondentieadres van de Commissie: Commissie van de Europese Gemeenschappen Directoraat-generaal Handel Directoraat B Kamer J-79, 5/16 B - 1049 Brussel Fax (32-2) 295 65 05 Telex: 21877 COMEU B Artikel 4 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 18 februari 2004. Voor de Commissie Pascal Lamy Lid van de Commissie (1) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. (2) PB L 305 van 7.11.2002, blz. 4. (3) PB L 316 van 10.12.1999, blz. 1. (4) Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik is bestemd. De inhoud ervan is beschermd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Dit document is vertrouwelijk in de zin van artikel 29 van Verordening (EG) nr. 2026/97 en artikel 12 van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.