30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/69


Rectificatie van Richtlijn 2004/78/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot wijziging, ter aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, en van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 153 van 30 april 2004 )

Richtlijn 2004/78/EG wordt als volgt gelezen:

RICHTLIJN 2004/78/EG VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2004

tot wijziging, ter aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, en van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), en met name op artikel 13, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (2), en met name op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/56/EG is een van de bijzondere richtlijnen van de bij Richtlijn 70/156/EEG vastgestelde goedkeuringsprocedure. Richtlijn 2001/56/EG bevat voorschriften voor de typegoedkeuring van voertuigen die met een verwarmingssysteem op brandstof zijn uitgerust en van verwarmingssystemen op brandstof als onderdeel.

(2)

Krachtens artikel 5 van Richtlijn 2001/56/EG onderzoekt de Commissie de bijkomende veiligheidsvoorschriften betreffende op LPG werkende verwarmingssystemen van motorvoertuigen.

(3)

Tot nu toe hebben de lidstaten elk hun eigen nationale voorschriften inzake voertuigen met een verwarmingssysteem op LPG toegepast. Om tot een geharmoniseerde benadering van de technische voorschriften voor toestellen en verwarmingssystemen op LPG te komen, moeten in het typegoedkeuringssysteem voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan twee thans beschikbare Europese normen worden toegepast. In het licht van de technische vooruitgang wordt het daarom noodzakelijk geacht zowel deze twee EN-normen als de belangrijkste elementen van VN/ECE-reglement nr. 67 in Richtlijn 2001/56/EG op te nemen.

(4)

Richtlijn 2001/56/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd; voor de duidelijkheid moet met name bijlage VIII worden vervangen.

(5)

Uitzonderingen met betrekking tot verwarmingssystemen voor voertuigen voor speciale doeleinden, met name voor kampeerwagens en caravans, die vaak met verwarmingssystemen op LPG zijn uitgerust, zijn niet langer nodig door de invoering van voorschriften voor verwarmingssystemen op LPG. De geharmoniseerde veiligheidsvoorschriften van Richtlijn 2001/56/EG moeten derhalve voor alle voertuigen gelden, ook voor de voertuigen voor speciale doeleinden waarnaar in bijlage XI bij Richtlijn 70/156/EEG wordt verwezen.

(6)

Richtlijn 70/156/EEG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG ingestelde Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 2001/56/EG

Richtlijn 2001/56/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

De bijlagen I en II worden gewijzigd overeenkomstig deel A van bijlage I bij deze richtlijn.

2.

Bijlage VIII wordt vervangen door de tekst in deel B van bijlage I bij deze richtlijn.

Artikel 2

Wijziging van Richtlijn 70/156/EEG

Richtlijn 70/156/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn.

Artikel 3

Overgangsbepalingen

1.   Voor een nieuw type voertuig dat is uitgerust met een verwarmingssysteem op LPG dat voldoet aan de voorschriften in de bijlagen I, II en IV tot en met VIII van Richtlijn 2001/56/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, mogen de lidstaten met ingang van 1 oktober 2004, om redenen die verband houden met verwarmingssystemen:

a)

noch weigeren EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen,

b)

noch de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen verbieden.

2.   Voor een nieuw type verwarmingssysteem op LPG als onderdeel dat voldoet aan de voorschriften in de bijlagen I, II en IV tot en met VIII van Richtlijn 2001/56/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, mogen de lidstaten met ingang van 1 oktober 2004:

a)

noch weigeren EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen,

b)

noch de verkoop of de ingebruikname verbieden.

3.   Voor een nieuw type voertuig dat is uitgerust met een verwarmingssysteem op LPG of een type verwarmingssysteem op LPG als onderdeel, dat niet voldoet aan de voorschriften in de bijlagen I, II en IV tot en met VIII van Richtlijn 2001/56/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, zullen de lidstaten met ingang van 1 januari 2006 EG-typegoedkeuring weigeren te verlenen en mogen ze weigeren nationale typegoedkeuring te verlenen.

4.   Voor voertuigen die zijn uitgerust met een verwarmingssysteem op LPG dat niet voldoet aan de voorschriften in de bijlagen I, II en IV tot en met VIII van Richtlijn 2001/56/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, zullen de lidstaten met ingang van 1 januari 2007:

a)

de certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe voertuigen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG vergezeld gaan, als niet langer geldig beschouwen voor de doeleinden van artikel 7, lid 1, van die richtlijn,

en

b)

de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen mogen weigeren,

om redenen die verband houden met verwarmingssystemen.

5.   Met ingang van 1 januari 2007 zijn de voorschriften in de bijlagen I, II en IV tot en met VIII van Richtlijn 2001/56/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, inzake verwarmingssystemen op LPG als onderdeel van toepassing voor de doeleinden van artikel 7, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG.

Artikel 4

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 september 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 april 2004.

Voor de Commissie

Erkki LIIKANEN

Lid van de Commissie

BIJLAGE I

WIJZIGINGEN VAN RICHTLIJN 2001/56/EG

DEEL A

1.   Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

in aanhangsel 1 worden de nieuwe punten 9.10.5.3 en 9.10.5.3.1 ingevoegd:

9.10.5.3.   Een korte beschrijving van het voertuigtype wat betreft het verwarmingssysteem op brandstof en de automatische controle: ………………………………

9.10.5.3.1.   Een schema van het verwarmingssysteem op brandstof, het luchtinlaatsysteem, het uitlaatsysteem, de brandstoftank, het brandstoftoevoersysteem (met inbegrip van de kleppen) en de elektrische verbindingen met aanduiding van de plaats daarvan in het voertuig.”

Het vroegere punt 9.10.5.3 krijgt het nieuwe nummer 9.10.5.4;

b)

in het addendum bij aanhangel 2 worden de nieuwe punten 1.2.1 en 1.2.2 ingevoegd:

1.2.1.   Merk en type: …………………………………………………

1.2.2.   Eventueel onderdeel- en goedkeuringsnummer: …………………;”

c)

in aanhangsel 3 wordt punt 1.2 vervangen door:

1.2.   Gedetailleerde beschrijving, schema van de opstelling en beschrijving van de montage van het verwarmingssysteem op brandstof en alle onderdelen ervan:”

d)

in punt 1.1.2 van aanhangsel 5 bij bijlage I wordt „Richtlijn 78/548/EEG” vervangen door „Richtlijn 2001/56/EG.”

2.   Punt 3.2.1 van bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tabel wordt „Zie noten 2 en 3” in de rij „Verwarmingssysteem op basis van gasvormige brandstof” vervangen door „Zie noot 3;”

b)

noot 2 wordt geschrapt.

DEEL B

Bijlage VIII wordt vervangen door:

„BIJLAGE VIII

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR VERWARMINGSSYSTEMEN OP LPG

1.   VERWARMINGSSYSTEMEN OP LPG VOOR GEBRUIK OP DE WEG

1.1.   Als een verwarmingssysteem op LPG in een motorvoertuig ook kan worden gebruikt als het voertuig rijdt, moeten dit systeem en het bijbehorende toevoersysteem aan de volgende voorschriften voldoen:

1.1.1.   Het verwarmingssysteem op LPG moet voldoen aan de voorschriften van de geharmoniseerde norm met betrekking tot specificaties voor vloeibaargastoestellen; LPG ruimteverwarmingsapparatuur met gesloten verbrandingsruimte voor installatie in voertuigen en boten (EN 624:2000) (3).

1.1.2.   In het geval van een permanent geïnstalleerde LPG-tank moeten alle onderdelen van het systeem die met LPG in vloeibare fase in contact komen (alle onderdelen van de vuleenheid tot de verdamper/drukregelaar) en de bijbehorende vloeibare-fase-installatie voldoen aan de technische voorschriften van VN/ECE-reglement nr. 67-01, delen I en II en de bijlagen 3 tot en met 10, 13 en 15 tot en met 17 (4).

1.1.3.   De gasvormige-fase-installatie van het verwarmingssysteem op LPG in een voertuig moet voldoen aan de voorschriften van de geharmoniseerde norm met betrekking tot specificaties voor de installatie van LPG-systemen voor woondoeleinden in kampeer- en andere voertuigen (EN 1949:2002) (5).

1.1.4.   Het LPG-toevoersysteem moet zodanig zijn ontworpen dat de druk en de fase van de toevoer geschikt zijn voor het geïnstalleerde verwarmingssysteem op LPG. LPG kan hetzij in de gasvormige fase, hetzij in de vloeibare fase uit de permanent geïnstalleerde LPG-tank worden gehaald.

1.1.5.   De vloeistofuitlaat van de permanent geïnstalleerde LPG-tank waarmee het verwarmingssysteem van LPG wordt voorzien, wordt geleverd met een op afstand bediende afnamekraan met doorstroombegrenzer zoals voorgeschreven in punt 17.6.1.1 van VN/ECE-reglement nr. 67. De op afstand bediende afnamekraan met doorstroombegrenzer moet zodanig worden geregeld dat deze automatisch wordt gesloten binnen vijf seconden na het stilleggen van de motor van het voertuig, ongeacht de stand van de contactsleutel. Als de aan-schakelaar van het verwarmingssysteem of het LPG-toevoersysteem binnen deze vijf seconden wordt geactiveerd, mag het verwarmingssysteem in bedrijf blijven. De verwarming kan altijd opnieuw worden gestart.

1.1.6.   Bij toevoer van LPG in gasvormige fase vanuit de permanent geïnstalleerde LPG-tank of vanuit een of meer afzonderlijke draagbare LPG-cilinders worden passende maatregelen genomen om te garanderen dat:

1.1.6.1.   er geen vloeibare LPG in de drukregelaar of het verwarmingssysteem op LPG kan terechtkomen. Daarbij kan met een scheidingssysteem worden gewerkt; en

1.1.6.2.   bij een ongeval geen ongecontroleerd LPG-verlies kan ontstaan. Om de LPG-stroom tegen te houden, wordt hiertoe direct achter de op de cilinder of tank gemonteerde drukregelaar een inrichting geïnstalleerd; als de drukregelaar verder van de cilinder of de tank is gemonteerd, wordt een dergelijke inrichting direct voor de slang of leiding van de cilinder of tank geïnstalleerd en wordt achter de drukregelaar nog een inrichting geïnstalleerd.

1.1.7.   Als LPG in vloeibare fase wordt aangevoerd, moeten de verdamper en de drukregelaar naar behoren worden verwarmd door een geschikte warmtebron.

1.1.8.   In motorvoertuigen die LPG als brandstof gebruiken, mag het verwarmingssysteem op LPG aangesloten zijn op de permanent geïnstalleerde tank met LPG voor de motor, op voorwaarde dat de veiligheidsvoorschriften van het aandrijfsysteem worden nageleefd. Als voor de verwarming een afzonderlijke LPG-tank wordt gebruikt, moet deze van een eigen vuleenheid voorzien zijn.

2.   VERWARMINGSSYSTEMEN OP LPG DIE UITSLUITEND VOOR STATIONAIR GEBRUIK ZIJN BESTEMD

2.1.   Een verwarmingssysteem op LPG en het bijbehorende toevoersysteem die alleen worden gebruikt als het voertuig niet rijdt, moeten aan de volgende voorschriften voldoen:

2.1.1.   Op de ruimte waar de draagbare LPG-cilinders worden opgeslagen en in de nabijheid van de controle-inrichting voor het verwarmingssysteem moeten permanente labels worden bevestigd waarop te lezen staat dat de verwarming op LPG niet in bedrijf mag zijn en de klep van de draagbare LPG-cilinder gesloten moet zijn als het voertuig rijdt.

2.1.2.   Het verwarmingssysteem op LPG moet aan de voorschriften van punt 1.1.1 voldoen.

2.1.3.   De gasvormige-fase-installatie van het LPG-verwarmingssysteem moet aan de voorschriften van punt 1.1.3 voldoen.

BIJLAGE II

Richtlijn 70/156/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In bijlage I worden de volgende punten ingevoegd:

9.10.5.3.   Een korte beschrijving van het voertuigtype wat betreft het verwarmingssysteem op brandstof en de automatische controle: ………………………………

9.10.5.3.1.   Een schema van het verwarmingssysteem op brandstof, het luchtinlaatsysteem, het uitlaatsysteem, de brandstoftank, het brandstoftoevoersysteem (met inbegrip van de kleppen) en de elektrische verbindingen met aanduiding van de plaats daarvan in het voertuig.”

Het vroegere punt 9.10.5.3 krijgt het nieuwe nummer 9.10.5.4.

2.

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

a)

In aanhangsel 1 wordt nr. 36 vervangen door:

Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1 ≤ 2 500 (1) kg

M1 > 2 500 (1) kg

M2

M3

„36

Verwarmingssystemen

2001/56/EG

X

X

X

X”

b)

In aanhangsel 2 wordt nr. 36 vervangen door:

Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

„36

Verwarmingssystemen

2001/56/EG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X”

c)

In aanhangsel 3 wordt het volgende nr. 36 toegevoegd:

Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

„36

Verwarmingssystemen

2001/56/EG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X”

d)

In aanhangsel 4 wordt het volgende nr. 36 toegevoegd:

Nr.

Onderwerp

Richtlijn

Mobiele kraan van categorie N3

„36

Verwarmingssystemen

2001/56/EG

X”

e)

In „Betekenis van de letters” worden de volgende letters geschrapt:

„I

Toepassing beperkt tot die verwarmingssystemen die niet specifiek ontworpen zijn voor woondoeleinden.”

„P

Toepassing beperkt tot die verwarmingssystemen die niet specifiek ontworpen zijn voor woondoeleinden. Het voertuig moet aan de voorzijde uitgerust worden met een adequaat systeem.”


(1)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 36).

(2)  PB L 292 van 9.11.2001, blz. 21. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(3)  Mededeling van de Commissie in het kader van de uitwerking van Richtlijn 90/396/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake gastoestellen, PB C 202 van 18.7.2001, blz. 5.

(4)  VN/ECE-reglement nr. 67:

Uniforme voorschriften betreffende de goedkeuring van

I.

Specifieke inrichtingen van motorvoertuigen voor het gebruik van vloeibaar petroleumgas (LPG) als brandstof

II.

Voertuigen wat betreft de installatie van specifieke inrichtingen voor het gebruik van vloeibaar petroleumgas (LPG) als brandstof

E/ECE/324

Rev.1/Add.66/Rev.1

E/ECE/TRANS/505

E/ECE/324

Rev.1/Add.66/Rev.1/Amend.1

E/ECE/TRANS/505

E/ECE/324

Rev.1/Add.66/Rev.1/Corr.1

E/ECE/TRANS/505

E/ECE/324

Rev.1/Add.66/Rev.1/Corr.2

E/ECE/TRANS/505

E/ECE/324

Rev.1/Add.66/Rev.1/Amend.2

E/ECE/TRANS/505

(5)  EN 1949:2002 is opgesteld door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). EN 624:2000 verwijst naar EN 1949:2002 (zie punt 1.1.1).”