32004H0074

Aanbeveling van de Commissie van 9 januari 2004 inzake een in 2004 uit te voeren gecoördineerd bewakingsprogramma van de Gemeenschap om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde andere producten van plantaardige oorsprong te garanderen (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 5400)

Publicatieblad Nr. L 016 van 23/01/2004 blz. 0060 - 0064


Aanbeveling van de Commissie

van 9 januari 2004

inzake een in 2004 uit te voeren gecoördineerd bewakingsprogramma van de Gemeenschap om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde andere producten van plantaardige oorsprong te garanderen

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 5400)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/74/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/113/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 7, lid 2, onder b),

Gelet op Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/113/EG, en met name op artikel 4, lid 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie moet geleidelijk komen tot een systeem waarmee de reële inname van bestrijdingsmiddelen via de voeding kan worden geraamd. Om realistische ramingen mogelijk te maken moeten bewakingsgegevens beschikbaar zijn over bestrijdingsmiddelenresiduen in een aantal levensmiddelen die belangrijke bestanddelen van het Europese voedselpakket vormen. Algemeen wordt aangenomen dat de belangrijkste bestanddelen van het Europese voedselpakket 20 à 30 levensmiddelen betreffen. Gelet op de op nationaal niveau beschikbare middelen voor bewakingsmaatregelen inzake bestrijdingsmiddelenresiduen kunnen de lidstaten per jaar slechts van acht producten monsters analyseren in het kader van een gecoördineerd bewakingsprogramma. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen evolueert volgens een driejarige voortschrijdende cyclus. In het algemeen zou elk bestrijdingsmiddel in 20 à 30 levensmiddelen moeten worden gevolgd over cycli van drie jaar.

(2) In 2004 moet een bewakingsprogramma worden uitgevoerd voor residuen van alle pesticiden die onder deze aanbeveling vallen, zodat aan de hand van de aldus verkregen gegevens een raming van de reële inname via de voeding van die stoffen kan worden gemaakt.

De aantallen in het kader van de gecoördineerde bewaking te nemen monsters moeten op een systematische, statistisch verantwoorde wijze worden vastgesteld. De Commissie van de Codex Alimentarius heeft een dergelijke aanpak ontwikkeld(4). Uitgaande van een binomiale waarschijnlijkheidsverdeling kan worden berekend dat, wanneer minder dan 1 % van de producten van plantaardige oorsprong een hoeveelheid residuen boven de bepaalbaarheidsgrens bevat, bij onderzoek van 613 monsters er met een betrouwbaarheid van meer dan 99 % één monster met een hoeveelheid bestrijdingsmiddelenresiduen boven de bepaalbaarheidsgrens zal worden gevonden. Dit aantal monsters moet over de lidstaten worden verdeeld op basis van het aantal inwoners en het aantal consumenten, met echter een minimum van 12 monsters per product en per jaar.

(3) De Commissie heeft nieuwe richtsnoeren betreffende procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen gepubliceerd(5). Overeengekomen is dat deze richtsnoeren zoveel mogelijk door de analyselaboratoria in de lidstaten moeten worden toegepast en dat ze continu moeten worden herzien in het licht van de in de bewakingsprogramma's opgedane ervaring.

(4) Overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 90/642/EEG en artikel 7, lid 2, onder a), van Richtlijn 86/362/EEG moeten de lidstaten nadere bijzonderheden verschaffen over de criteria die aan de opstelling van hun nationale controleprogramma's ten grondslag liggen. In dat verband moet informatie worden verschaft over: i) de criteria die zijn toegepast voor de bepaling van het aantal te nemen monsters, de uit te voeren analyses, de rapportageniveaus en de criteria aan de hand waarvan de rapportageniveaus zijn bepaald, ii) nadere gegevens over de erkenning krachtens Richtlijn 93/99/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen(6) van de laboratoria die de analyses uitvoeren en iii) het aantal en het soort overtredingen en de daarop genomen maatregelen.

(5) Informatie over de resultaten van bewakingsprogramma's is bijzonder geschikt om via computers of andere elektronische middelen te worden verwerkt, opgeslagen en doorgegeven. Er zijn formaten vastgesteld waarin de lidstaten de Commissie hun gegevens via e-mail dienen toe te sturen. De lidstaten moeten dus in staat zijn hun verslagen in een standaardformaat aan de Commissie toe te zenden. De verdere ontwikkeling van een dergelijk standaardformaat kan het doeltreffendst worden aangepakt op basis van richtsnoeren van de Commissie.

(6) De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

BEVEELT AAN:

1. De lidstaten wordt verzocht voor de in bijlage I genoemde combinaties bestrijdingsmiddelenresidu/product monsters te nemen en te analyseren op basis van het in bijlage II voor elke lidstaat vastgestelde aantal per product te nemen monsters, daarbij rekening houdend met het aandeel van de lidstaat zelf, van de rest van de Gemeenschap en van derde landen in de markt van die lidstaat.

Voor bestrijdingsmiddelen die een acuut risico vormen, bijvoorbeeld OP-esters, endosulfan en N-methylcarbamaten worden, wanneer dergelijke bestrijdingsmiddelen worden aangetroffen, met name in de producten van één en dezelfde producent, bij geselecteerde monsters van de producten appelen, tomaten, sla, prei en sluitkool bij voorkeur ook afzonderlijke analyses uitgevoerd van de samenstellende delen van het tweede verzamelmonster. Het aantal deelmonsters moet in overeenstemming zijn met Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie(7).

Er dienen twee monsters te worden genomen. Indien in het eerste laboratoriummonster een aantoonbare hoeveelheid van een van de gezochte bestrijdingsmiddelen aanwezig is, worden de samenstellende delen van het tweede monster elk aan een afzonderlijke analyse onderworpen.

2. De lidstaten wordt verzocht de analyseresultaten betreffende de op de in bijlage I genoemde combinaties product/bestrijdingsmiddelenresidu uiterlijk op 31 augustus 2005 mede te delen, onder vermelding van:

a) een beschrijving van de toegepaste analysemethoden en de behaalde rapportageniveaus, in overeenstemming met de richtsnoeren betreffende de procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen;

b) aantal en soort overtredingen en de daarop genomen maatregelen.

Dit rapport moet worden opgesteld in een formaat - ook het elektronische formaat - dat voldoet aan de aanwijzingen(8) voor de lidstaten met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie inzake gecoördineerde bewakingsprogramma's van de Gemeenschap.

3. De lidstaten wordt verzocht om uiterlijk op 31 augustus 2005 de Commissie en de overige lidstaten alle gegevens toe te zenden als vereist bij artikel 7, lid 3, van Richtlijn 86/362/EEG en artikel 4, lid 3, van Richtlijn 90/642/EEG met betrekking tot de controles die in 2004 worden uitgevoerd om er, op zijn minst door middel van steekproefbemonstering, voor te zorgen dat de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in acht worden genomen, dat wil zeggen onder meer:

a) de resultaten van hun nationale programma's met betrekking tot residuen van bestrijdingsmiddelen;

b) nadere gegevens over de door hun laboratoria gehanteerde kwaliteitsbewakingsmethoden, en met name nadere gegevens over de in de richtsnoeren betreffende de procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen voorkomende punten die zij niet hebben kunnen toepassen of met de toepassing waarvan zij problemen hebben ondervonden;

c) nadere gegevens betreffende de erkenning, overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 93/99/EEG, van de laboratoria die de analyses uitvoeren (aard van de erkenning, erkenningsinstantie en een kopie van het erkenningsdocument);

d) nadere gegevens over proficiency tests en ringonderzoeken waaraan het laboratorium heeft deelgenomen.

4. De lidstaten wordt verzocht om uiterlijk op 30 september 2004 bij de Commissie het ontwerp in te dienen van het nationale programma voor 2005 voor de bewaking van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen als vastgesteld bij de Richtlijnen 90/642/EEG en 86/362/EEG, met informatie over:

a) de criteria die zijn toegepast voor de bepaling van het aantal te nemen monsters en de uit te voeren analyses;

b) de rapportageniveaus en de criteria aan de hand waarvan de rapportageniveaus zijn bepaald;

c) nadere gegevens over de erkenning, overeenkomstig Richtlijn 93/99/EEG, van de laboratoria die de analyses uitvoeren.

Gedaan te Brussel, 9 januari 2004.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37.

(2) PB L 324 van 11.12.2003, blz. 24.

(3) PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71.

(4) Codex Alimentarius, Pesticide Residues in Foodstuffs, Rome 1994, ISBN 92-5-203271-1; Vol. 2, blz. 372.

(5) Document SANCO/10476/2003, http://europa.eu.int/comm/food/fs/ ph_ps/pest/index_en.htm

(6) PB L 290 van 24.11.1993, blz. 14.

(7) PB L 187 van 16.7.2002, blz. 30.

(8) Deze worden jaarlijks ter kennis van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid gebracht.

BIJLAGE I

Te bewaken combinaties bestrijdingsmiddel/product

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(a) Peren, bananen, bonen (vers of bevroren), aardappelen, wortelen, sinaasappelen/mandarijnen, perziken/nectarines, spinazie (vers of bevroren).

(b) Bloemkool, pepers, tarwe, aubergines, rijst, druiven, komkommer, erwten (bevroren of vers, analyse zonder peul).

(c) Appelen, tomaten, sla, aardbeien, prei, sinaasappelsap, sluitkool, rogge/haver.

BIJLAGE II

Aantal door iedere lidstaat per product te nemen monsters

>RUIMTE VOOR DE TABEL>