30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 116/20


RESOLUTIE VAN DE RAAD

van 29 april 2004

over een modelprocotol voor de totstandbrenging in de lidstaten van partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector ter beperking van de schade van georganiseerde criminaliteit

(2004/C 116/07)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een van de doelstellingen van de Europese Unie is, de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een hoog niveau van zekerheid te verschaffen.

(2)

Deze doelstelling wordt verwezenlijkt door het voorkomen en bestrijden van georganiseerde criminaliteit door middel van nauwere samenwerking tussen politiediensten en andere bevoegde autoriteiten in de lidstaten.

(3)

In de strategie van de Europese Unie voor het begin van het nieuwe millennium ter voorkoming en bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, met name in hoofdstuk 2.3, wordt opgeroepen tot versterking van de preventie van georganiseerde criminaliteit en versterking van partnerschappen tussen het strafrechtelijke apparaat en de civiele samenleving.

(4)

In de aanbevelingen in het verslag van de Europese Unie over de georganiseerde criminaliteit in 2003 worden partnerschappen tussen de overheid en particuliere organisaties als een belangrijke aanpak van criminaliteitspreventie aangemoedigd.

(5)

Aanbeveling 8 van het eindverslag van de tweede ronde van wederzijdse evaluaties roept de lidstaten op te overwegen instrumenten te ontwikkelen die formele overeenkomsten tussen wetshandhavingsinstanties en particuliere ondernemingen vergemakkelijken.

(6)

Dit onderwerp wordt ook behandeld in de bevindingen van de conferentie „Gedeelde aanpak van georganiseerde criminaliteit” (20-21 november 2003, Dublin), medegefinancierd in het kader van het AGIS-programma van de Europese Gemeenschap en ontwikkeld door een partnerschap van het komende Ierse en Nederlandse voorzitterschap van de Raad met steun van Europol en de Commissie.

(7)

Als er niet wordt opgetreden, zal de georganiseerde misdaad steeds meer ernstige sociale en economische schade berokkenen aan overheid en bedrijfsleven en tevens de kwaliteit van het bestaan van de burgers ernstig aantasten.

(8)

De gehele samenleving heeft er belang bij dat het oprukken en steeds verder doordringen van de georganiseerde criminaliteit in de maatschappij wordt voorkomen; deze kwestie moet op lokaal, nationaal en EU-niveau worden aangepakt.

(9)

Overheid en particuliere sector hebben een gemeenschappelijk belang bij het zoeken naar manieren om schade als gevolg van activiteiten van de georganiseerde criminaliteit vast te stellen en te voorkomen. In sommige lidstaten zijn al in een of andere vorm en met positieve resultaten partnerschapsregelingen ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit aanwezig of in wording. Die regelingen omvatten partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector die met succes op informele basis functioneren.

(10)

De partnerschapsregelingen waarin deze resolutie voorziet, laten de wettelijke en bestuursrechtelijke verplichtingen van de particuliere sector op het gebied van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en met name de bestrijding van het witwassen van geld, onverlet.

(11)

Succesvolle partnerschapsstructuren op douanegebied hebben geleid tot meer inlichtingen en lagere kosten voor het bedrijfsleven,

SPOORT de regeringen van de lidstaten HIERBIJ AAN:

te bevorderen dat waar dat dienstig is het modelprotocol in de bijlage bij deze resolutie wordt gebruikt door hun bevoegde autoriteiten die partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector tot stand willen brengen of willen ontwikkelen, gebaseerd op wederzijds vertrouwen en de gemeenschappelijke doelstelling om de door de georganiseerde criminaliteit aangerichte schade te beperken.

Gedaan te Brussel, 29 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDOWELL


BIJLAGE

MODELPROTOCOL VOOR PARTNERSCHAPPEN TUSSEN DE OVERHEID EN DE PARTICULIERE SECTOR TER BEPERKING VAN DOOR DE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT AANGERICHTE SCHADE

Nationale partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector zouden bepalingen betreffende de volgende aangelegenheden kunnen omvatten, zonder dat zij daartoe beperkt behoeven te worden.

A.   Structuur en lidmaatschap

Wat de structuur en het lidmaatschap van partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector betreft, zouden de lidstaten kunnen overwegen het volgende op te nemen.

Nationale platforms om toezicht te houden op het partnerschapsproces

1.

De nationale platforms zouden kunnen bestaan uit passende leden van wetshandhavingsinstanties, leden van representatieve organisaties van het bedrijfsleven en/of toonaangevende bedrijven/ondernemingen/industrieën, consumentenorganisaties, verkozen overheidsvertegenwoordigers, ambtenaren van de relevante ministeries en overheidsinstellingen, vertegenwoordigers van slachtoffers en van niet-gouvernementele organisaties. Indien daar overeenstemming over bestaat, zouden ook vertegenwoordigers van universiteiten of andere onderzoeksinstellingen met deskundigheid op het gebied van de georganiseerde criminaliteit en de preventie daarvan in de platforms kunnen worden opgenomen.

2.

De instelling van subgroepen van deskundigen, die bevoegd kunnen zijn voor een specifieke bedrijfstak of een specifieke vorm van georganiseerde criminaliteit (bijvoorbeeld namaak), en die verslag uitbrengen aan het nationale platform. De eventuele noodzaak om gebrek aan kennis of vaardigheden te verhelpen op gebieden zoals forensische accountancy, financiën, informatietechnologie enzovoort zou hierbij een belangrijke overweging kunnen zijn.

3.

De subgroepen van deskundigen zouden kunnen bestaan uit leden van wetshandhavingsdiensten en leden van representatieve organisaties van specifieke sectoren van het bedrijfsleven/de zakenwereld of van grote bedrijven die op het betrokken gebied werkzaam zijn. Indien er regelgevende autoriteiten zijn, zouden die ook kunnen worden opgenomen.

B.   Mandaat en taak

a)

Het mandaat van het nationaal platform zou kunnen zijn:

1.

de samenwerking, contacten, en uitwisseling van informatie en ervaringen tussen de autoriteiten van een lidstaat en de particuliere sector te vergemakkelijken;

2.

prioriteiten voor de subgroep van deskundigen te bespreken en overeen te komen;

3.

toezicht te houden op het werk van de subgroepen van deskundigen;

4.

geregelde voortgangsverslagen van de subgroepen van deskundigen te bespreken;

5.

door de subgroepen van deskundigen voorgestelde initiatieven te bespreken;

6.

op basis van analyse en bespreking van de verslagen van de subgroepen van deskundigen nationale strategieën ter voorkoming van door georganiseerde criminaliteit aangerichte schade te ontwerpen.

b)

Het mandaat van de subgroepen van deskundigen zou kunnen zijn:

1.

onderwerpen van wederzijds belang te bespreken die relevant zijn voor de specifieke sector van het bedrijfsleven/de zakenwereld;

2.

gemeenschappelijke inlichtingenmodellen te ontwerpen en de inlichtingen met gebruikmaking van die modellen uit te wisselen, rekening houdend met de wettelijke verplichtingen van de partners en de relevante binnenlandse en internationale bepalingen inzake gegevensbescherming en geheimhouding;

3.

informatie uit te wisselen over specifieke gevallen van criminaliteit, met name georganiseerde criminaliteit, waardoor bedrijven getroffen zijn;

4.

informatie en gegevens uit te wisselen die zijn verzameld in het kader van overheidsstudies en door het bedrijfsleven uitgevoerde sectorale kwetsbaarheidstudies;

5.

afspraken te maken over het gevolg dat aan de uitwisseling van informatie wordt gegeven, met inbegrip van preventieve maatregelen in de particuliere sector;

6.

middelen te vinden om de beste praktijken in de gehele particuliere sector te verspreiden;

7.

preventieve maatregelen te bepalen die kunnen worden genomen door bedrijven die door georganiseerde criminaliteit worden getroffen;

8.

maatregelen te bepalen voor criminaliteitsbestendigheid die helpen producten en diensten te beschermen tegen de activiteiten van georganiseerde criminelen;

9.

bij te dragen tot de ontwikkeling van de evaluatie van de economische schade;

10.

bij te dragen tot de ontwikkeling van programma's ter bewustmaking van het publiek ten einde het publiek alert te maken op de gevaren van georganiseerde criminaliteit en de middelen om die te voorkomen;

11.

de mogelijkheden te bepalen/te onderzoeken van wederzijdse cursussen, bijvoorbeeld in bankprocedures voor onderzoekers van witwasoperaties;

12.

uitvoeringsstrategieën te ontwerpen voor vastgestelde maatregelen ter preventie van criminaliteit.

C.   Procedures

1.

Indien daarom wordt verzocht door een lid van het nationaal platform of van een subgroep van deskundigen, moet de verstrekte informatie als vertrouwelijk worden behandeld. Informatie zou ook kunnen worden uitgewisseld op basis van anonimiteit: een representatieve organisatie zou bijvoorbeeld informatie over een van haar leden kunnen verstrekken zonder vermelding van de naam van het bedrijf of de persoon.

2.

Er moeten geen sancties komen voor particuliere bedrijven of vertegenwoordigers van het bedrijfsleven die informatie willen verstrekken over misdrijven waardoor zij zijn getroffen en die niet eerder aan de bevoegde wetshandhavingsinstanties zijn gemeld, bijvoorbeeld om redenen die verband houden met de geheimhoudingsplicht of geloofwaardigheid tegenover de klant.

3.

Er moet geen verplichting op de leden van een nationaal platform of van een subgroep van deskundigen rusten om informatie te verstrekken. Uitwisseling van informatie moet op vrijwillige basis geschieden, maar mag wel door de wetshandhavingsinstanties voor onderzoeksdoeleinden worden gebruikt.

D.   Door de groepen van deskundigen te bestrijken sectoren

Financiën en bankwezen

Informatietechnologie en internet

Designartikelen

Muziekindustrie

Farmaceutische industrie

Autoindustrie

Vervoer

Wapenindustrie

Detailhandel algemeen

Dienstensector (amusement, horeca)

Tabaksindustrie, en

Iedere andere relevante sector.