6.8.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 261/28


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 29 april 2004

inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten

(2004/573/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 3, onder b,

Gezien het initiatief van de Italiaanse Republiek (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het op 28 februari 2002 door de Raad goedgekeurde Algemene Plan ter bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel in de Europese Unie (2), dat gebaseerd is op de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 15 november 2001 inzake een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, wordt erop gewezen dat het terugkeer- en overnamebeleid een integraal en cruciaal onderdeel is van de bestrijding van illegale immigratie. Het Algemene Plan benadrukt dat er te dien einde bepaalde concrete acties dienen te worden vastgesteld, onder andere de vaststelling van een gemeenschappelijke aanpak en samenwerking tussen de lidstaten bij de uitvoering van terugkeermaatregelen. Er dienen derhalve gemeenschappelijke normen voor terugkeerprocedures te worden vastgesteld.

(2)

In het op 13 juni 2002 door de Raad goedgekeurde Plan voor het beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie, dat gebaseerd is op de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 7 mei 2002: „Maatregelen en acties voor een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie”, worden rationele repatriëringsoperaties vermeld als één van de acties voor een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

(3)

In het op 28 november 2002 door de Raad goedgekeurde Actieprogramma inzake terugkeer, dat gebaseerd is op het Groenboek van de Commissie van 10 april 2002 over een communautair terugkeerbeleid voor personen die illegaal in de Europese Unie verblijven alsmede op de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 14 oktober 2002 over een communautair terugkeerbeleid ten aanzien van personen die illegaal in de Europese Unie verblijven, wordt in het kader van de maatregelen en acties met betrekking tot verbeterde operationele samenwerking tussen de lidstaten gevraagd om de organisatie van zo efficiënt mogelijke gezamenlijke terugkeeroperaties voor onderdanen van derde landen die illegaal in een lidstaat verblijven, waarbij voor de verwijdering van deze vreemdelingen de respectieve capaciteiten worden gebundeld.

(4)

Het is van belang een vacuüm te vermijden op het gebied van het organiseren van gezamenlijke vluchten.

(5)

Vanaf 1 mei 2004 kan de Raad niet meer handelen op initiatief van een lidstaat.

(6)

De Raad heeft al het mogelijke gedaan om op tijd het advies van het Europees Parlement te verkrijgen.

(7)

Onder deze uitzonderlijke omstandigheden dient de beschikking te worden aangenomen zonder het advies van het Europees Parlement.

(8)

Bij de uitvoering van deze beschikking eerbiedigen de lidstaten de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en in het bijzonder het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 4 november 1950, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 10 december 1984, het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 en het bijbehorend Protocol van New York van 31 januari 1967, het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989 en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 18 december 2000 (3).

(9)

De toepassing van deze beschikking dient onverlet te laten de relevante internationale instrumenten inzake verwijdering door de lucht, zoals bijlage 9 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO, 1944) en de relevante documenten van de Europese burgerluchtvaartconferentie (FCAC).

(10)

De niet-bindende gemeenschappelijke richtsnoeren inzake veiligheidsbepalingen voor gezamenlijke verwijdering door de lucht dienen een nuttige leidraad te zijn bij de uitvoering van deze beschikking.

(11)

Denemarken neemt krachtens de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de vaststelling van deze beschikking, die niet bindend is voor noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze beschikking evenwel strekt tot uitwerking van het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van deel drie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zal Denemarken krachtens artikel 5 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze beschikking heeft vastgesteld, beslissen of het deze beschikking in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(12)

Voor de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen is deze beschikking een uitwerking van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst die de Raad van de Europese Unie op 18 mei 1999 heeft gesloten met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (4), welke bepalingen behoren tot het gebied bedoeld in artikel 1, onder C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (5). Na afronding van de in de overeenkomst bedoelde procedures gelden de uit deze beschikking voortvloeiende rechten en plichten eveneens voor deze beide staten en voor de betrekkingen tussen deze staten en de lidstaten van de Europese Gemeenschap tot welke deze beschikking gericht is.

(13)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van dit besluit,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Doel van deze beschikking is het coördineren van door twee of meer lidstaten ondernomen gezamenlijke verwijderingen door de lucht van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen (hierna „onderdanen van derde landen” genoemd).

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a)

„onderdaan van een derde land”: eenieder die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, de Republiek IJsland of het Koninkrijk Noorwegen;

b)

„organiserende lidstaat”: elke lidstaat die verantwoordelijk is voor het organiseren van gezamenlijke vluchten;

c)

„deelnemende lidstaat”: de lidstaat die deelneemt aan de gezamenlijke vluchten die georganiseerd zijn door de in punt b) bedoelde lidstaat;

d)

„gezamenlijke vlucht”: het vervoer van onderdanen van derde landen door de daartoe aangewezen luchtvaartmaatschappij;

e)

„verwijderingsoperaties” en „gezamenlijke verwijderingen door de lucht”: alle activiteiten die nodig zijn om de betrokken onderdanen van derde landen terug te brengen, inclusief het vervoer op gezamenlijke vluchten;

f)

„begeleider(s)”: het beveiligingspersoneel dat verantwoordelijk is voor de begeleiding van onderdanen van een derde land op een gezamenlijke vlucht, de personen die belast zijn met de medische verzorging, alsmede de tolken.

Artikel 3

Nationale autoriteit

Elke lidstaat wijst de nationale autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het organiseren van en/of het deelnemen aan gezamenlijke vluchten en deelt de desbetreffende informatie mede aan de andere lidstaten.

Artikel 4

Taken van de organiserende lidstaat

1.   Wanneer een lidstaat besluit voor de verwijdering van onderdanen van derde landen een vlucht te organiseren waaraan andere lidstaten kunnen deelnemen, stelt hij de nationale autoriteiten van die lidstaten hiervan in kennis.

2.   De nationale autoriteit van de organiserende lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gezamenlijke vlucht goed verloopt. Met name:

a)

wijst zij de luchtvaartmaatschappij aan en bepaalt zij met de aangewezen luchtvaartmaatschappij alle kosten van de vlucht, neemt zij de overeenkomstige contractuele verplichtingen op zich en zorgt zij ervoor dat de luchtvaartmaatschappij alle maatregelen neemt die nodig zijn om de vlucht uit te voeren, inclusief het verlenen van passende bijstand aan de onderdanen van derde landen en aan de begeleiders;

b)

vraagt zij bij de derde landen van doorreis en bestemming de vereiste toestemmingen voor de uitvoering van de gezamenlijke vlucht aan en neemt zij deze in ontvangst;

c)

gebruikt zij de contacten en treft zij met de deelnemende lidstaten de nodige regelingen voor de organisatie van de gezamenlijke vlucht;

d)

stelt zij de operationele details en procedures vast en bepaalt zij in overleg met de deelnemende lidstaten hoeveel begeleiders er nodig zijn in het licht van het aantal te verwijderen onderdanen van derde landen;

e)

sluit zij alle financiële regelingen met de deelnemende lidstaten af.

Artikel 5

Taken van de deelnemende lidstaat

De lidstaat die besluit aan een gezamenlijke vlucht deel te nemen:

a)

stelt de nationale autoriteit van de organiserende lidstaat in kennis van zijn voornemen aan de gezamenlijke vlucht deel te nemen en geeft aan hoeveel onderdanen van derde landen verwijderd moeten worden;

b)

levert een voldoende aantal begeleiders voor elke te verwijderen onderdaan van een derde land. Als de begeleiders alleen door de organiserende lidstaat geleverd worden, zorgt elke deelnemende lidstaat ervoor dat er ten minste twee vertegenwoordigers aan boord zijn. Deze vertegenwoordigers, die dezelfde status hebben als de begeleiders, zijn ermee belast de onderdanen van derde landen voor wie zij verantwoordelijk zijn aan de autoriteiten van het land van bestemming over te leveren.

Artikel 6

Gemeenschappelijke taken

De organiserende lidstaat en elk van de deelnemende lidstaten:

a)

zorgen ervoor dat alle betrokken onderdanen van derde landen en begeleiders beschikken over geldige reisdocumenten en eventuele andere documenten zoals inreis- en/of transitvisa, getuigschriften of dossiers;

b)

informeren zo spoedig mogelijk hun diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in de derde landen van doorreis en bestemming over de regelingen inzake de gezamenlijke vlucht, om noodzakelijke bijstand te verkrijgen.

Artikel 7

Slotbepaling

Bij het uitvoeren van gezamenlijke verwijderingen door de lucht volgen de lidstaten de in de bijlage vervatte gemeenschappelijke richtsnoeren voor veiligheidsvoorzieningen voor gezamenlijke verwijdering door de lucht.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze beschikking wordt van kracht op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 9

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDOWELL


(1)  PB C 223 van 19.9. 2003, blz. 3.

(2)  PB C 142 van 14.6.2002, blz. 23.

(3)  PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

(4)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.


BIJLAGE

GEMEENSCHAPPELIJKE RICHTSNOEREN VOOR VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR GEZAMENLIJKE VERWIJDERING DOOR DE LUCHT

1.   FASE VOORAFGAAND AAN VERTREK EN VERWIJDERING

1.1.   Eisen die aan repatrianten worden gesteld

1.1.1.   Wettelijke status

Er worden gezamenlijke chartervluchten georganiseerd voor illegaal in de Europese Unie verblijvende personen; dit zijn personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de lidstaat van de Europese Unie. Iedere organiserende lidstaat en iedere deelnemende lidstaat zorgt ervoor dat de wettelijke status van elke repatriant voor wie zij verantwoordelijk zijn verwijdering mogelijk maakt.

1.1.2.   Medische conditie en medisch dossier

De organiserende lidstaat en iedere deelnemende lidstaat zorgt ervoor dat de repatrianten in een geschikte gezondheidstoestand zijn om legaal en feitelijk veilig door de lucht te kunnen worden verwijderd. Er moet een medisch dossier worden verstrekt voor die repatrianten van wie bekend is dat zij een medische aandoening hebben of van wie medische behandeling vereist is. In dit medische dossier zijn de resultaten van medische onderzoeken, een diagnose en de specificatie van eventueel benodigde geneesmiddelen opgenomen om noodzakelijke medische maatregelen te kunnen nemen. Er worden meertalige versies van medische dossiers verstrekt, indien de medische begeleiders niet in staat zijn de oorspronkelijke taal goed te begrijpen. Organiserende en deelnemende lidstaten worden aangemoedigd gemeenschappelijke standaardformulieren voor medische dossiers of gezondheidsverklaringen te gebruiken. Deelnemende lidstaten stellen de organiserende lidstaat voor de verwijderingsoperatie op de hoogte van elke medische aandoening die van invloed kan zijn op de verwijderbaarheid van een repatriant. De organiserende lidstaat behoudt zich het recht voor elke repatriant met een medische aandoening die zou inhouden dat zijn terugkeer niet verenigbaar is met de beginselen van veiligheid en waardigheid, toegang tot de gezamenlijke vlucht te weigeren.

1.1.3.   Documenten

De organiserende lidstaat en iedere deelnemende lidstaat zorgt ervoor dat voor elke repatriant geldige reisdocumenten en andere aanvullende noodzakelijke documenten of certificaten beschikbaar zijn. De bevoegde persoon bewaart deze documenten tot de aankomst in het land van bestemming.

Het is de verantwoordelijkheid van de organiserende en deelnemende staten om ervoor te zorgen dat begeleiders en vertegenwoordigers indien noodzakelijk over inreisvisa voor het land/de landen van doorreis en bestemming van de gezamenlijke vlucht beschikken.

1.1.4.   Kennisgevingen

De organiserende lidstaat zorgt ervoor dat de luchtvaartmaatschappijen, indien van toepassing, de doorreislanden en het land van bestemming ruim van tevoren in kennis zijn gesteld van en zijn geraadpleegd over de verwijderingsoperatie.

1.2.   Eisen die aan begeleiders worden gesteld

1.2.1.   Begeleiders van de organiserende lidstaat

Wanneer de organiserende lidstaat voor de begeleiders voor alle repatrianten zorgt, stelt iedere deelnemende lidstaat ten minste twee vertegenwoordigers aan boord van het vliegtuig aan; zij zijn belast met de overdracht van hun repatrianten aan de lokale autoriteiten in het land van bestemming.

1.2.2.   Begeleiders van alle deelnemende lidstaten

Wanneer de organiserende lidstaat alleen verantwoordelijk is voor de repatrianten uit het eigen land, zorgen de deelnemende lidstaten voor begeleiders van hun eigen repatrianten. In dergelijke gevallen vereist de deelname van verschillende nationale eenheden wederzijdse overeenstemming tussen de organiserende en deelnemende lidstaten over de veiligheidsvoorschriften, zoals vastgelegd in deze richtsnoeren of in andere overeenkomsten tussen lidstaten, en voorafgaand overleg over alle andere bijzonderheden van de operatie.

1.2.3.   Gebruik van particuliere begeleiders

Wanneer een deelnemende lidstaat gebruik maakt van particuliere begeleiders, zorgen de autoriteiten van deze lidstaat voor ten minste één officiële vertegenwoordiger aan boord van de vlucht.

1.2.4.   Vaardigheden en opleiding van begeleiders

De begeleiders die aan boord van de gezamenlijke vluchten zijn benoemd, moeten een speciale opleiding hebben gevolgd om deze opdrachten uit te voeren; afhankelijk van de opdracht krijgen zij de nodige medische ondersteuning.

Het verdient de voorkeur dat de begeleiders die voor gezamenlijke vluchten worden ingezet, goed op de hoogte zijn van de verwijderingsnormen van de organiserende en deelnemende lidstaten. De lidstaten worden dan ook aangemoedigd informatie over cursussen voor hun begeleiders uit te wisselen en cursussen voor begeleiders uit andere lidstaten aan te bieden.

1.2.5.   Gedragscode voor begeleiders

De begeleiders zijn niet gewapend. Zij mogen burgerkleding dragen. Op deze kleding is een onderscheidend teken ter identificatie aangebracht. Overig naar behoren geaccrediteerd begeleidend personeel draagt ook een onderscheidend teken.

De leden van het begeleidingsteam bevinden zich op strategische posities in het vliegtuig om de veiligheid optimaal te waarborgen. Bovendien zitten zij bij de repatrianten voor wie zij verantwoordelijk zijn.

1.2.6.   Regeling betreffende het aantal begeleiders

Het aantal begeleiders wordt na een analyse van de mogelijke risico's en wederzijds overleg per geval bepaald. In de meeste gevallen is het aan te bevelen ten minste evenveel begeleiders als repatrianten aan boord te hebben. Waar nodig (bv. bij verre bestemmingen) is een reserve-eenheid voor ondersteuning beschikbaar.

2.   FASE VOORAFGAAND AAN VERTREK OP LUCHTHAVEN VAN VERTREK OF OP LUCHTHAVEN WAAR EEN TUSSENSTOP WORDT GEMAAKT

2.1.   Vervoer naar de luchthaven en verblijf op de luchthaven

a)

In principe moeten de begeleiders en repatrianten ten minste drie uur voor vertrek op de luchthaven aanwezig zijn.

b)

Repatrianten moeten zijn geïnstrueerd over de uitvoering van hun verwijdering en zijn geïnformeerd dat het in hun eigen belang is volledige medewerking aan de begeleiders te verlenen. Er moet duidelijk worden gemaakt dat geen enkel verstorend gedrag wordt getolereerd en dat dit gedrag niet zal leiden tot het afbreken van de verwijderingsoperatie.

c)

De organiserende lidstaat zorgt voor een beveiligde ruimte op de luchthaven van vertrek om de repatrianten op discrete wijze bijeen te brengen en veilig te laten instappen. Deze ruimte dient ook voor de beveiliging van de aankomst van het vliegtuig van een eventuele andere lidstaat die repatrianten vervoert om hen bij de gezamenlijke vlucht te voegen.

d)

Indien de gezamenlijke vlucht een tussenstop op de luchthaven van een andere lidstaat moet maken om repatrianten op te halen, is het de verantwoordelijkheid van deze lidstaat om voor een beveiligde ruimte op de luchthaven te zorgen.

e)

De vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaat dragen de repatrianten over aan beambten van de lidstaat van de locatie in kwestie die meestal uit de organiserende lidstaat afkomstig zijn. Zij geven, indien noodzakelijk, aan welke repatrianten hebben duidelijk gemaakt dat zij niet van plan zijn in het vliegtuig te stappen en met name welke repatrianten wegens hun fysieke of psychische toestand speciale aandacht nodig hebben.

f)

De lidstaat van de locatie in kwestie van de verwijderingsoperatie oefent alle soevereine bevoegdheden uit (bv. dwangmaatregelen). De bevoegdheden van de begeleiders van andere deelnemende lidstaten zijn beperkt tot zelfverdediging. Daarnaast mogen de begeleiders bij afwezigheid van rechtshandhavingsambtenaren van de lidstaat van de locatie in kwestie of ter ondersteuning van de rechtshandhavingsambtenaren redelijk en evenredig optreden in reactie op onmiddellijk en ernstig gevaar om te verhinderen dat een repatriant ontsnapt, zichzelf of een derde verwondt of eigendommen beschadigt.

2.2.   Inchecken, instappen en veiligheidscontrole voor vertrek

a)

De begeleiders van de lidstaat van de locatie in kwestie zijn verantwoordelijk voor het inchecken en voor de begeleiding bij het passeren van controleruimten.

b)

Alle repatrianten worden nauwkeurig gevisiteerd alvorens zij mogen instappen. Alle voorwerpen die een bedreiging voor de veiligheid van personen of van de gezamenlijke vlucht kunnen vormen, worden in beslag genomen en in het bagageruim ondergebracht.

c)

De bagage van de repatrianten wordt niet in de passagierscabine ondergebracht. Alle bagage die in het ruim wordt geplaatst, wordt aan een veiligheidscontrole onderworpen en met de naam van de eigenaar gelabeld. Alles wat volgens de regels van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO) als gevaarlijk wordt beschouwd, wordt uit de bagage verwijderd.

d)

Geld en waardevolle voorwerpen worden in een doorzichtige verpakking met de naam van de eigenaar erop verpakt. De repatrianten worden geïnformeerd over de procedure inzake voorwerpen en geld die apart worden gehouden.

e)

De organiserende lidstaat bepaalt voor iedere verwijderingsoperatie het toegestane maximumgewicht aan bagage voor elke repatriant.

f)

Alle repatrianten worden door personeel van de lidstaat van de locatie in kwestie aan boord van de gezamenlijke vlucht gebracht en worden, zo nodig, door de begeleiders van de verwijderingsoperatie ondersteund.

3.   PROCEDURE TIJDENS DE VLUCHT

3.1.   Veiligheidsmaatregelen aan boord van het vliegtuig

a)

De leider van de verwijderingsoperatie van de organiserende lidstaat stelt een algeheel beveiligings- en bewakingsplan vast dat aan boord moet worden uitgevoerd (bewegingen in de cabine, maaltijden enz.). Alle begeleiders worden voor het begin van de operatie over het beveiligings- en bewakingsplan geïnformeerd.

b)

In gevallen waarin repatrianten verschillende nationaliteiten hebben, nemen zij in de passagierscabine plaats gegroepeerd naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de uitvoering van hun verwijdering en hun eindbestemming.

c)

De veiligheidsriemen blijven gedurende de gehele vlucht vast.

d)

In geval van een ernstig incident aan boord (d.w.z. verstorend gedrag dat de voltooiing van de operatie of de veiligheid van degenen aan boord van de vlucht in gevaar kan brengen) is de leider van de operatie van de organiserende lidstaat, in nauwe samenwerking met of onder bevel van de gezagvoerder, belast met het operationele commando om de orde te herstellen.

3.2.   Toepassing van dwangmaatregelen

a)

Dwangmaatregelen worden uitgevoerd met inachtneming van de individuele rechten van de repatrianten.

b)

Dwang mag worden uitgeoefend op personen die verwijdering weigeren of zich ertegen verzetten. Alle dwangmaatregelen zijn evenredig en overschrijden de grens van aanvaardbaar geweld niet. De waardigheid en fysieke integriteit van de repatriant worden gewaarborgd. Dientengevolge wordt in geval van twijfel een einde gemaakt aan de verwijdering, met inbegrip van de toepassing van wettelijke dwang op basis van het verzet en de gevaarlijkheid van de repatriant, volgens het principe „geen verwijdering tot elke prijs”.

c)

Dwangmaatregelen mogen het vermogen van de repatriant om normaal adem te halen niet in gevaar brengen. In geval van gebruik van dwingend geweld wordt ervoor gezorgd dat de borstkas van de repatriant in verticale positie blijft en dat niets op zijn of haar borstkas drukt, zodat hij of zij normaal kan blijven ademhalen.

d)

Zich verzettende repatrianten mogen worden geïmmobiliseerd met behulp van dwangmiddelen die hun waardigheid en fysieke integriteit niet in gevaar brengen.

e)

De organiserende lidstaat en alle deelnemende lidstaten komen vóór de verwijderingsoperatie een lijst overeen van toegestane dwangmiddelen. Het gebruik van kalmerende middelen om verwijdering te vergemakkelijken is verboden behoudens noodmaatregelen om de veiligheid van de vlucht te waarborgen.

f)

Alle begeleiders worden geïnformeerd over en zijn op de hoogte van de toegestane en verboden dwangmiddelen.

g)

Onder dwang gehouden repatrianten blijven gedurende de vlucht onder permanent toezicht.

h)

Het besluit om de dwangmiddelen tijdelijk te verwijderen wordt door de leider of de plaatsvervangend leider van de verwijderingsoperatie genomen.

3.3.   Medisch personeel en tolken

a)

Tijdens een gezamenlijke vlucht moet ten minste één arts aanwezig zijn.

b)

De arts heeft toegang tot alle relevante medische dossiers van de repatrianten en wordt vóór vertrek op de hoogte gebracht van repatrianten met specifieke medische aandoeningen. Tot dusverre onbekende medische aandoeningen die direct voor vertrek worden ontdekt en van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de verwijdering, moeten worden beoordeeld in overleg met de verantwoordelijke autoriteiten.

c)

Alleen de arts mag, nadat een nauwkeurige medische diagnose is gesteld, de repatrianten medicamenten toedienen. Geneesmiddelen die een repatriant gedurende de vlucht nodig heeft, zijn aan boord aanwezig.

d)

Elke repatriant moet in staat zijn zich rechtstreeks, of via een tolk, tot de arts of de begeleiders te richten in een taal waarin hij of zij zich kan uitdrukken.

e)

De organiserende lidstaten zorgen ervoor dat het passende medische en taalkundige personeel voor de verwijderingsoperatie beschikbaar is.

3.4.   Documentatie en toezicht op de verwijderingsoperatie

3.4.1.   Opnames en waarnemers van derden

Voor iedere video- en/of audio-opname of toezicht door waarnemers van derden tijdens gezamenlijke vluchten is voorafgaande toestemming van alle deelnemende lidstaten nodig.

3.4.2.   Interne verslagen over de verwijderingsoperatie

De organiserende lidstaat en de deelnemende lidstaten wisselen hun interne missieverslagen van de gezamenlijke verwijderingsoperatie uit indien er geen gezamenlijk verslag hoeft te worden opgesteld. Dit is met name van belang als een operatie is mislukt. Alle verslagen zijn strikt vertrouwelijk en dienen slechts voor intern gebruik. In verslagen worden verklaringen over incidenten en medische en dwangmaatregelen opgenomen indien deze hebben plaatsgevonden of zijn genomen.

3.4.3.   Berichtgeving in de media

Voor de operatie bereiken de organiserende en de deelnemende lidstaten overeenstemming over de aard en het tijdstip waarop eventueel bekendheid wordt gegeven aan de verwijderingsoperatie. Als regel wordt informatie over de operatie alleen na afloop gepubliceerd. Publicatie van foto's of persoonlijke gegevens van de begeleiders moet worden vermeden.

4.   DOORREISFASE

Richtlijn 2003/110/EG van 25 november 2003 betreffende ondersteuning tijdens de doorreis in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht (1) is van toepassing tijdens de doorreis door een lidstaat.

5.   AANKOMSTFASE

a)

De organiserende lidstaat is verantwoordelijk voor de contacten met de autoriteiten in de lidstaat van bestemming; de andere deelnemende lidstaten worden bij dit proces betrokken.

b)

De leider van de verwijderingsoperatie van de organiserende lidstaat is de woordvoerder die bij aankomst het eerste contact met de lokale autoriteiten legt, tenzij de organiserende en deelnemende lidstaten voor de aankomst hebben besloten een andere woordvoerder te benoemen.

c)

De organiserende lidstaat en elke deelnemende lidstaat draagt de repatrianten voor wie zij verantwoordelijk zijn over aan de autoriteiten van het land van bestemming, met hun bagage en eventueel de artikelen die vóór het instappen in beslag zijn genomen. De leidinggevende vertegenwoordiger van de organiserende en deelnemende lidstaten is bij aankomst verantwoordelijk voor de overdracht van de repatrianten aan de lokale autoriteiten. De begeleiders verlaten als regel het vliegtuig niet.

d)

Waar passend en haalbaar zouden de organiserende en deelnemende lidstaten consulair personeel, verbindingsambtenaren voor immigratie of voorposten van de betrokken lidstaten moeten uitnodigen om de overdracht van de repatrianten aan de lokale autoriteiten te vergemakkelijken voorzover dit strookt met de nationale praktijk en procedure.

e)

De repatrianten mogen niet geboeid zijn wanneer zij aan de lokale autoriteiten worden overgedragen.

f)

De overdracht van repatrianten vindt buiten het vliegtuig plaats (hetzij aan de voet van de vliegtuigtrap of in een geschikt gebouw op de luchthaven, naar gelang van wat passend wordt geacht). Voor zover mogelijk wordt vermeden dat de lokale autoriteiten aan boord van het vliegtuig komen.

g)

De tijd die op de luchthaven van bestemming wordt doorgebracht, wordt tot een minimum beperkt.

h)

De organiserende lidstaat en elke deelnemende lidstaat is zelf verantwoordelijk voor het treffen van een regeling voor onvoorziene omstandigheden voor begeleiders en vertegenwoordigers (en repatrianten van wie de overname niet is toegestaan), ingeval het vertrek van het vliegtuig na het uitstappen van de repatrianten wordt vertraagd. Deze regeling moet, indien nodig, ook een overnachtingsmogelijkheid omvatten.

6.   MISLUKKING VAN DE VERWIJDERINGSOPERATIE

Ingeval de autoriteiten van het land van bestemming de toegang tot het grondgebied weigeren of de verwijderingsoperatie om andere redenen moet worden afgebroken, neemt de organiserende lidstaat en iedere deelnemende lidstaat, te zijnen laste, de verantwoordelijkheid voor de terugkeer van de repatrianten voor wie hij verantwoordelijk is naar zijn grondgebied op zich.


(1)  PB L 321 van 6.12.2003, blz. 26.