32004D0288

2004/288/EG: Beschikking van de Commissie van 26 maart 2004 waarbij Australië en Nieuw-Zeeland tijdelijk toegang krijgen tot de communautaire reserves aan mond- en klauwzeerantigeen (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 967)

Publicatieblad Nr. L 091 van 30/03/2004 blz. 0058 - 0059


Beschikking van de Commissie

van 26 maart 2004

waarbij Australië en Nieuw-Zeeland tijdelijk toegang krijgen tot de communautaire reserves aan mond- en klauwzeerantigeen

(kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 967)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/288/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG(1), en met name op artikel 83, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig Beschikking 91/666/EEG van de Raad van 11 december 1991 betreffende de vorming van communautaire reserves van mond- en klauwzeervaccins(2), zijn antigeenvoorraden voor de snelle aanmaak van mond- en klauwzeervaccins gevormd.

(2) In afwachting van de voltooiing van hun eigen regelingen voor de vorming van voorraden mond- en klauwzeervirusantigeen, hebben Australië en Nieuw-Zeeland de Gemeenschap verzocht hun tijdelijk bijstand te verlenen indien wordt besloten over te gaan tot noodinentingen om een mogelijke uitbraak van mond- en klauwzeer onder controle te houden.

(3) De bevoegde instanties van Australië en Nieuw-Zeeland hebben informatie over hun risicobeoordeling verstrekt, alsook ramingen van de in het kader van hun rampenplannen benodigde hoeveelheden en subtypen antigeen.

(4) Gezien de hoeveelheid en beschikbaarheid van de antigeenvoorraden in de Gemeenschap, kan de door de autoriteiten van Australië en Nieuw-Zeeland gevraagde bijstand worden verleend zonder de rampenplannen van de Gemeenschap in het gedrang te brengen.

(5) Australië en Nieuw-Zeeland moeten, onder bepaalde voorwaarden, tijdelijk toegang krijgen tot de communautaire antigeenvoorraden.

(6) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Australië en Nieuw-Zeeland krijgen onder de volgende voorwaarden tijdelijk toegang tot de communautaire antigeenvoorraden voor de aanmaak van mond- en klauwzeervaccins:

1. de toegang wordt tot 31 december 2004 aan de desbetreffende landen verleend in de vorm van trekkingsrechten voor hoogstens 500000 vaccinequivalente runderdoses of, voor beide landen samen, voor hoogstens 50 % van de bestaande communautaire voorraden van elk antigeen;

2. afhankelijk van de specificatie van het schriftelijke verzoek van de bevoegde instanties van Australië of Nieuw-Zeeland neemt de Commissie onverwijld maatregelen voor de snelle of onmiddellijke aanmaak van het benodigde antigeen en voor de productie, botteling, etikettering en levering van de vaccins overeenkomstig bestaande contracten met de fabrikant;

3. in het in lid 2 bedoelde geval neemt de Commissie de nodige maatregelen om te garanderen dat de kosten van ondervermelde acties evenredig worden gedragen door de bevoegde instanties van Australië of Nieuw-Zeeland, al naargelang het land dat gevraagd heeft vaccins aan te maken op basis van de communautaire antigeenvoorraden:

a) de overbrenging van antigeen van de opslagruimte naar de vestiging van de fabrikant;

b) de aanmaak en productie van vaccins, met inbegrip van eventuele aanvullende tests;

c) de botteling en etikettering van de vaccins en de overbrenging ervan naar de aangegeven plaats van levering;

d) de onmiddellijke vervanging van de gebruikte hoeveelheden antigeen door antigeen van dezelfde oorsprong en minstens dezelfde kwaliteit.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2004.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1.

(2) PB L 368 van 31.12.1991, blz. 21. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).