32004D0014

2004/14/EG: Beschikking van de Raad van 22 december 2003 houdende wijziging van de derde alinea (Bij de behandeling te hanteren basiscriteria) van deel V van de Gemeenschappelijke Visuminstructies

Publicatieblad Nr. L 005 van 09/01/2004 blz. 0074 - 0075


Beschikking van de Raad

van 22 december 2003

houdende wijziging van de derde alinea (Bij de behandeling te hanteren basiscriteria) van deel V van de Gemeenschappelijke Visuminstructies

(2004/14/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Verordening (EG) nr. 789/2001 van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen(1),

Gezien het initiatief van Italië,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europese Raad heeft de lidstaten tijdens zijn bijeenkomsten van Tampere, Laken, Sevilla en Thessaloniki opgeroepen hun gemeenschappelijk visumbeleid verder te ontwikkelen en de plaatselijke consulaire samenwerking tussen hun vertegenwoordigingen in derde landen te versterken.

(2) Uit de analyse van de gegevens betreffende de illegale immigratie blijkt dat vooral de visa voor kort verblijf (toerisme, zaken, studie, werk of bezoek aan familieleden) worden gebruikt om het grondgebied van de Schengenlanden legaal binnen te komen en vervolgens, nadat het visum is verlopen, in de illegaliteit te verdwijnen.

(3) Om het migratierisico te kunnen inschatten, moet de plaatselijke consulaire samenwerking bij de vaststelling van de extra en/of aanvullende bewijsstukken die voor de afgifte van een visum vereist zijn en van gemeenschappelijke procedures om valse of vervalste documenten op het spoor te komen, worden versterkt.

(4) Onder de verschillende factoren waarop de beoordeling van het migratierisico kan worden gebaseerd, speelt het onderhoud dat de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging met de visumaanvrager heeft een essentiële rol.

(5) De diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen dienen derhalve de hun toekomende bevoegdheid om het migratierisico te beoordelen, doeltreffender te kunnen uitoefenen.

(6) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze beschikking en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien met deze beschikking wordt beoogd het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van deel III van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap verder uit te werken, beslist Denemarken op grond van artikel 5 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad de beschikking heeft vastgesteld, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten of niet.

(7) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze beschikking een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(2), die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad(3) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(8) Deze beschikking vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(4); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze beschikking en is hieraan niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

(9) Deze beschikking vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(5); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze beschikking en is hieraan niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

(10) Deze beschikking is een rechtshandeling die voortbouwt op het Schengenacquis of daaraan is verbonden als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deel V van de Gemeenschappelijke Visuminstructies wordt de derde alinea onder "Bij de behandeling te hanteren basiscriteria" als volgt gelezen:

"De beoordeling van het gevaar voor illegale immigratie berust ten volle bij de diplomatieke en consulaire posten. De behandeling van visumaanvragen heeft tot doel de aanvragers te onderkennen die voornemens zijn te emigreren en door middel van een visum voor toeristische, zakelijke of werkdoeleinden, dan wel voor familiebezoek pogen het grondgebied van de lidstaten binnen te komen en er zich te vestigen. Aanvragen welke worden ingediend door personen uit 'risicogroepen' (werklozen, personen zonder bestaansmiddelen, enz.) vereisen bijzondere aandacht. In dit verband is het onderhoud met de aanvrager om het doel van zijn reis te achterhalen bijzonder belangrijk. Tevens kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd waarover eventueel in de plaatselijke consulaire samenwerking een akkoord wordt bereikt. De diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging dient ook te steunen op de plaatselijke consulaire samenwerking om haar vermogen om valse of vervalste documenten die ter staving van de visumaanvraag worden overgelegd op het spoor te komen, te versterken. In geval van twijfel omtrent de authenticiteit van de overgelegde documenten en bewijsstukken, inclusief de juistheid van hun inhoud, en omtrent de betrouwbaarheid van de tijdens het onderhoud afgelegde verklaringen, dient van visumafgifte te worden afgezien.".

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van de datum van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 22 december 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Matteoli

(1) PB L 116 van 26.4.2001, blz. 2.

(2) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(3) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(4) PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(5) PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.