32004A0219(01)

Advies van de Raad van 10 februari 2004 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2003-2007

Publicatieblad Nr. C 043 van 19/02/2004 blz. 0001 - 0002


Advies van de Raad

van 10 februari 2004

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2003-2007

(2004/C 43/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 10 februari 2004 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2003-2007 besproken. Het programma werd ingediend op 1 december 2003 en voldoet in grote lijnen aan de datavoorschriften van de herziene "gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's". Vooral gezien de toezegging dat aanwending van eenmalige maatregelen geleidelijk zal worden teruggeschroefd, zou het bijzonder nuttig zijn geweest als er informatie was verstrekt over de aanvullende maatregelen die gepland zijn om de begrotingsdoelstellingen na 2004 te realiseren, zodat het verloop en de onderdelen van de aanpassingsinspanning nauwkeurig hadden kunnen worden beoordeeld.

De begrotingsstrategie berust op een geleidelijke verhoging van het primaire saldo, waarbij de aanpassingsinspanning om een begroting te verwezenlijken die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, grotendeels plaatsvindt in de laatste jaren waarop het programma betrekking heeft. Gezien het uitdrukkelijke voornemen van de regering om de druk van belastingen en socialezekerheidsbijdragen te verlichten, zal de aanpassingsinspanning zich concentreren bij de primaire uitgaven. De geplande hoge primaire overschotten moeten er in combinatie met omvangrijke privatiseringen toe leiden dat de schuldquote gedurende de gehele programmaperiode gestaag terugloopt.

Volgens het in het geactualiseerde programma geschetste macro-economische scenario zal de reële BBP-groei versnellen van naar schatting 0,5 % in 2003 tot 1,9 % in 2004. Wat de periode 2005-2007 betreft, wordt de groei op gemiddeld 2,4 % geraamd. Verwacht wordt dat de groei van de werkgelegenheid (voltijdsequivalenten volgens de definitie van de nationale rekeningen) zal aantrekken van naar schatting 0,9 % in 2004 tot gemiddeld 1,1 % in de periode 2005-2007. Aangenomen wordt dat de HICP-inflatie, die in 2003 op 2,8 % uitkwam, zal teruglopen tot 1,8 % in 2004 en tegen 2007 verder zal afnemen tot 1,4 %. Uit de thans beschikbare informatie kan worden opgemaakt dat de groeivoorspelling die aan het programma ten grondslag ligt, zich in de buurt van de bovengrens van de thans gangbare prognoses bevindt. Met name de ontwikkeling van de potentiële groei op middellange termijn weerspiegelt de vrij gunstige aannamen betreffende de bijdrage van de productiefactor kapitaal.

In 2003 wordt het tekort geraamd op 2,5 % van BBP, dat wil zeggen beneden de grens van 3 %, ondanks de ongunstige conjunctuurontwikkelingen. Voor 2004 mikt de regering op een begrotingstekort van 2,2 % van het BBP; volgens overeenkomstig de algemeen aanvaarde methode uitgevoerde berekeningen van de Commissie zal het conjunctuurgezuiverde tekort met naar schatting 0,2 procentpunt verbeteren tot 1,6 % van het BBP. Voor 2005 en 2006 worden nominale tekorten van respectievelijk 1,5 % en 0,7 % van het BBP verwacht, terwijl de begroting in 2007 in evenwicht zou zijn. De voor conjunctuurinvloeden gecorrigeerde saldi zouden in bovengenoemde jaren met ongeveer gemiddeld een half procentpunt van het BBP verbeteren.

Gezien de risico's, lijkt het in het programma beschreven begrotingsbeleid geen toereikende veiligheidsmarge te bieden om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische schommelingen de drempel van 3 % van het BBP overschrijdt. De risico's zijn te wijten aan een onderschatting van de primaire uitgaven in het basisscenario en aan de aan het bovenbeschreven macro-economische scenario verbonden neerwaartse risico's. Indien de economische omstandigheden zwakker zouden blijken dan thans wordt verwacht, kan de tekortdrempel zelfs al in 2004 worden overschreden. Voorts moeten ook de in de laatste programmajaren geplande ingrepen, zoals onder meer die ter vervanging van de in 2004 genomen eenmalige maatregelen, nog worden bepaald. Om dezelfde redenen volstaat de in het geactualiseerde programma geschetste begrotingsstrategie wellicht niet om te waarborgen dat de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde middellangetermijndoelstelling van een begroting die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, in de programmaperiode wordt gehaald.

Verwacht wordt dat de schuldquote, die in 2003 verder is gezakt dan in het programma werd geraamd, in de loop van de programmaperiode afneemt van 106 % van het BBP in 2003 tot 98,6 % in 2007. Die ontwikkeling is minder ambitieus dan de prognose in het vorige geactualiseerde programma. De ontwikkeling van de schuldquote kan minder gunstig uitvallen dan verwacht, gezien de bovenbeschreven risico's in verband met de bovengenoemde tekortprognoses en de verwachte opbrengst van het privatiseringsprogramma. Er bestaat bezorgdheid over het tempo van de schuldafbouw, en de Italiaanse autoriteiten dienen derhalve alles in het werk te stellen om dat tempo op te voeren.

Op basis van het huidige beleid is het niet uitgesloten dat de begroting in de toekomst uit balans raakt als gevolg van de vergrijzing. Het bewerkstelligen van een toereikend primair overschot is dan ook van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de schuldreductie een tastbare bijdrage levert bij het opvangen van de kosten van de vergrijzing. Deze ingreep moet worden aangevuld met maatregelen om de participatiegraad van vooral ouderen en vrouwen te verhogen en om de ontwikkeling van de leeftijdsgebonden uitgaven onder controle te houden. Indien de eind 2003 ontvouwde plannen om het pensioenstelsel te hervormen worden doorgevoerd, zal dit aanzienlijk tot de verwezenlijking van deze doelstellingen bijdragen. Verder uitstel van de invoering van de ontwerp-wetgeving inzake de hervorming van het pensioenstelsel spoort niet met het volgen van een op duurzaamheid gerichte belastingstrategie.

Het economisch beleid zoals dat uit het geactualiseerde programma naar voren komt, spoort slechts gedeeltelijk met de aanbevelingen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, met name die welke gevolgen hebben voor de begroting, waaronder het verzoek om de voor de conjunctuur gecorrigeerde begrotingspositie elk jaar volgens de gezamenlijk overeengekomen berekeningsmethode met ten minste 0,5 % van het BBP te verbeteren. Zo blijft er onzekerheid bestaan omtrent de geplande vervanging van eenmalige maatregelen, de tenuitvoerlegging van structurele uitgavenbeperkingen en het tempo waarmee de schuldquote wordt gereduceerd. Ten slotte is een spoedige uitvoering van de door de regering voorgelegde ontwerp-wetgeving inzake de pensioenhervorming essentieel voor het temperen van de verwachte stijging van de pensioenuitgaven als percentage van het BBP in de komende twintig jaar.

(1) PB L 209 van 2.8.1997.