32003R2228

Verordening (EG) nr. 2228/2003 van de Raad van 22 december 2003 tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op ureum uit Rusland

Publicatieblad Nr. L 339 van 24/12/2003 blz. 0001 - 0002


Verordening (EG) nr. 2228/2003 van de Raad

van 22 december 2003

tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op ureum uit Rusland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1) (hierna de "basisverordening" genoemd), en met name op artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel dat door de Commissie werd ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Geldende maatregelen

(1) Op 10 mei 2001 heeft de Raad, bij Verordening (EG) nr. 901/2001(2), een definitief antidumpingrecht ingesteld op ureum uit Rusland dat bestaat uit een variabel recht op basis van een minimuminvoerprijs.

2. Inleiding van het onderzoek

(2) Op 13 juni 2002 heeft de Commissie, met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) (hierna "bericht van inleiding" genoemd), de inleiding bekendgemaakt van een tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op ureum uit Rusland, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

(3) De herzieningsprocedure werd ingeleid op initiatief van de Commissie die wenste na te gaan of de thans geldende maatregel, een minimuminvoerprijs, een passende maatregel is, omdat daarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen verkoop aan gelieerde en aan niet-gelieerde partijen, of tussen de eerste verkoop en de daaropvolgende verkopen in de Gemeenschap. Gebleken is dat dit kan leiden tot problemen bij de handhaving van de maatregel. De huidige maatregel leek daarom niet toereikend om schadeveroorzakende dumping tegen te gaan.

3. Onderzoek

(4) De Commissie heeft de importeurs, de haar bekende gebruikers en hun organisaties, de vertegenwoordigers van het exportland en de producenten van de Gemeenschap van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn.

(5) Een organisatie van producenten van de Gemeenschap, een organisatie van importeurs, twee organisaties van verwerkende bedrijven, een verwerkend bedrijf en een onderneming die tien Italiaanse importeurs vertegenwoordigt en handelaars hebben hun standpunt schriftelijk bekendgemaakt. Alle partijen die hiertoe binnen de vastgestelde termijn het verzoek hadden ingediend en konden aantonen dat er bijzondere redenen waren om hen te horen, werden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

(6) De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de beoordeling van de gepastheid van de geldende maatregelen nodig had, ingewonnen en geverifieerd.

B. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

(7) De tussentijdse herzieningsprocedure werd ingeleid om het risico van het ontwijken/ontduiken van het recht te beperken. Het ontwijken/ontduiken van het recht kan op verschillende manieren gebeuren. Exporteurs die zijn onderworpen aan de maatregel kunnen, wanneer zij naar de Gemeenschap uitvoeren, een prijs op de factuur zetten die hoger is dan de minimuminvoerprijs en deze hogere prijs vervolgens compenseren door een overeenkomst met de importeurs. Hierdoor kan de minimumprijs ondoeltreffend worden, daar het betrokken product dan nog steeds tegen een lagere prijs dan de minimuminvoerprijs in de Gemeenschap wordt ingevoerd. Dit kan ertoe leiden dat in de Gemeenschap wederverkoopprijzen worden aangerekend die verhinderen dat de beoogde gevolgen van de maatregelen, namelijk het wegnemen van de schadelijke gevolgen van dumping, worden bereikt. In de conclusies van het jaarverslag van de Rekenkamer over 2000(4) werd reeds gewezen op het in het algemeen grote risico van prijsmanipulatie wanneer rechten de vorm hebben van een minimuminvoerprijs. Om een oplossing te vinden voor dit probleem werd aanvankelijk overwogen de minimuminvoerprijs te vervangen door een ad-valoremrecht.

(8) Hoewel een ad-valoremrecht over het algemeen beter geschikt wordt geacht om het risico van prijsmanipulatie te voorkomen, bleek dat het risico van prijsmanipulatie in dit geval zeer gering is, omdat de invoerprijzen over een langere periode ruim boven de minimuminvoerprijs zijn gebleven. Exporteurs zouden derhalve geen reden hebben, om concurrerend te blijven, om de prijzen te manipuleren op de in overweging 7 beschreven wijze. Dit werd voorts bevestigd door de opmerkingen van de belanghebbenden, met uitzondering van de organisatie van EG-producenten, die allen van mening waren dat de vorm van de maatregelen niet moest worden gewijzigd.

(9) De organisatie van EG-producenten was van oordeel dat een specifiek recht passender zou zijn geweest om het risico van prijsmanipulatie te beperken. Ook zou een ad-valoremrecht effectiever zijn geweest dan een minimuminvoerprijs. In onderhavig geval bleek echter dat het risico van prijsmanipulatie zeer gering was. Indien de situatie op de ureummarkt echter verandert en indien blijkt dat deze wijziging het risico van prijsmanipulatie doet toenemen, kunnen passende maatregelen worden genomen. De Commissie zal ondertussen bijzondere aandacht besteden aan de prijzen van ureum uit Rusland en de aandacht van de douaneautoriteiten zal op dit punt worden gevestigd.

(10) De conclusie is derhalve dat er thans, gezien de bijzondere en zeer specifieke omstandigheden van dit geval, geen redenen zijn om de vorm van de maatregel ten aanzien van ureum uit Rusland te wijzigen en dat de lopende tussentijdse herzieningsprocedure moet worden beëindigd zonder dat de bij Verordening (EG) nr. 901/2001 ingestelde antidumpingmaatregelen worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen ten aanzien van ureum uit Rusland die werd ingeleid overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96, wordt hierbij beëindigd zonder dat het thans geldende antidumpingrecht wordt gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Matteoli

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002 (PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1).

(2) PB L 127 van 9.5.2001, blz. 11.

(3) PB C 140 van 13.6.2002, blz. 5.

(4) PB C 359 van 15.12.2001, blz. 1 (paragrafen 1.31 en 1.35).