Verordening (EG) nr. 1988/2003 van de Commissie van 12 november 2003 betreffende de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2004 in het kader van bepaalde contingenten op grond van de GATT-overeenkomsten naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd
Publicatieblad Nr. L 295 van 13/11/2003 blz. 0054 - 0056
Verordening (EG) nr. 1988/2003 van de Commissie van 12 november 2003 betreffende de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2004 in het kader van bepaalde contingenten op grond van de GATT-overeenkomsten naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1787/2003(2), en met name op artikel 30, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij Verordening (EG) nr. 1471/2003 van de Commissie(3) is de procedure geopend voor de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2004 in het kader van bepaalde uit de GATT-overeenkomsten voortvloeiende contingenten naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd. (2) Bij artikel 20, lid 3, van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1948/2003(5), zijn de criteria vastgesteld voor de toewijzing van voorlopige certificaten in het geval dat dergelijke certificaten zijn aangevraagd voor een hoeveelheid producten die één van de betrokken contingenten voor het betrokken jaar overtreft. (3) Voor sommige contingenten en productgroepen is de vraag naar uitvoercertificaten sterk gestegen en overtreft zij de beschikbare hoeveelheden, soms in aanzienlijke mate. Dit kan een belangrijke verlaging van de per aanvrager toegewezen hoeveelheden tot gevolg hebben, waardoor de regeling minder doelmatig en minder doeltreffend wordt. Bovendien leert de ervaring dat, als de aan elke deelnemer toegewezen hoeveelheden zeer klein zijn, het risico bestaat dat een deelnemer onder dergelijke omstandigheden niet aan zijn uitvoerverplichting kan voldoen, wat verbeurte van de zekerheid tot gevolg heeft. (4) Om deze situatie het hoofd te bieden is het dienstig te werken met een combinatie van de drie in artikel 20, lid 3, van Verordening (EG) nr. 174/1999 genoemde criteria. Overeenkomstig de punten a) en b) van dat lid dienen certificaten bij voorrang te worden toegewezen aan aanvragers die in de Verenigde Staten van Amerika reeds activiteiten hebben ontplooid aangezien zij dochterbedrijven als importeur hebben aangewezen en/of in het verleden reeds een hoeveelheid van de betrokken producten naar die bestemming hebben uitgevoerd. Bovendien dient overeenkomstig punt c) van dat lid een verlagingscoëfficiënt te worden toegepast. (5) In het geval van productgroepen en contingenten waarvoor de aangevraagde hoeveelheden slechts iets groter zijn dan de beschikbare hoeveelheden, is toepassing van een combinatie van de in artikel 20, lid 3, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 174/1999 genoemde criteria voldoende voor de toewijzing van hoeveelheden die economisch haalbaar zijn. Daarom dient onder deze omstandigheden voorrang te worden gegeven aan de aanvragers die dochterbedrijven als importeur hebben aangewezen, waarbij voor andere aanvragers een verlagingscoëfficiënt dient te worden toegepast. (6) Voor de productgroepen en contingenten waarvoor de ingediende aanvragen kleinere hoeveelheden betreffen dan die welke beschikbaar zijn, is het dienstig om overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 174/1999 te voorzien in toewijzing van de resterende hoeveelheden aan de aanvragers in verhouding tot de oorspronkelijk aangevraagde hoeveelheden. Deze verdere hoeveelheden dienen slechts te worden toegewezen indien de betrokken marktdeelnemer een aanvraag indient en een zekerheid stelt. (7) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Aanvragen om voorlopige uitvoercertificaten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1471/2003 voor de productgroepen en contingenten welke in kolom 3 van de bijlage als 16-Tokio, 16-, 17-, 20- en 21-Uruguay, 25-Tokio en 25-Uruguay zijn aangeduid, zijn ingediend door: - aanvragers die aantonen dat zij in ten minste één van de voorafgaande drie jaren de betrokken producten hebben uitgevoerd naar de Verenigde Staten van Amerika, en die dochterbedrijven als importeur hebben aangewezen, worden aanvaard met toepassing van de in kolom 5 van de bijlage vermelde toewijzingscoëfficiënten; - niet onder het eerste streepje vallende aanvragers die aantonen dat zij in elk van de voorafgaande drie jaren de betrokken producten hebben uitgevoerd naar de Verenigde Staten van Amerika, worden aanvaard met toepassing van de in kolom 6 van de bijlage vermelde toewijzingscoëfficiënten; - andere aanvragers dan de in het eerste en het tweede streepje bedoelde aanvragers, worden afgewezen. 2. Aanvragers aan wie overeenkomstig artikel 1, lid 1, een hoeveelheid van minder dan 2 ton wordt toegewezen, kunnen hun aanvraag intrekken. In dit geval stellen zij de bevoegde autoriteit hiervan in kennis binnen vijf werkdagen na de bekendmaking van deze verordening, waarna hun zekerheid onmiddellijk wordt vrijgegeven. De bevoegde autoriteit stelt de Commissie binnen acht werkdagen na de bekendmaking van deze verordening in kennis van de hoeveelheid waarvoor de aanvragen zijn ingetrokken en de zekerheden zijn vrijgegeven. 3. Aanvragen om voorlopige uitvoercertificaten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1471/2003 voor de productgroep en het contingent welke in kolom 3 van de bijlage als 18-Uruguay zijn aangeduid, zijn ingediend door: - aanvragers die dochterbedrijven als importeur hebben aangewezen, worden aanvaard met toepassing van de in kolom 7 van de bijlage vermelde toewijzingscoëfficiënt; - andere aanvragers dan de in het eerste streepje bedoelde aanvragers, worden aanvaard met toepassing van de in kolom 8 van de bijlage vermelde toewijzingscoëfficiënt. 4. Aanvragen om voorlopige uitvoercertificaten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1471/2003 zijn ingediend voor de productgroepen en contingenten welke in kolom 3 van de bijlage als 22-Tokio en 22-Uruguay zijn aangeduid, worden aanvaard voor de aangevraagde hoeveelheden. Met toepassing van de in kolom 9 van de bijlage vermelde toewijzingscoëfficiënten kunnen voorlopige uitvoercertificaten voor verdere hoeveelheden worden afgegeven indien de handelaar binnen 20 werkdagen na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening een verdere aanvraag indient en indien hij de van toepassing zijnde zekerheid stelt. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 12 november 2003. Voor de Commissie Franz Fischler Lid van de Commissie (1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. (2) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 121. (3) PB L 211 van 21.8.2003, blz. 5. (4) PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. (5) PB L 287 van 5.11.2003, blz. 13. BIJLAGE >RUIMTE VOOR DE TABEL>