32003R1982

Verordening (EG) nr. 1982/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de voorschriften voor de steekproeftrekking en de opsporing betreft (Voor de EER relevante tekst.)

Publicatieblad Nr. L 298 van 17/11/2003 blz. 0029 - 0033


Verordening (EG) nr. 1982/2003 van de Commissie

van 21 oktober 2003

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de voorschriften voor de steekproeftrekking en de opsporing betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC)(1), en met name op artikel 15, lid 2, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 1177/2003 is een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van communautaire statistieken over inkomens en levensomstandigheden vastgesteld, dat vergelijkbare en actuele transversale en longitudinale gegevens over de inkomens en over de omvang en structuur van armoede en sociale uitsluiting op het niveau van de lidstaten en de Europese Unie omvat.

(2) Ingevolge artikel 15, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1177/2003 zijn uitvoeringsmaatregelen voor de harmonisatie van de methoden en definities voor de steekproeftrekking en de opsporingsregels vereist.

(3) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De voorschriften en richtsnoeren voor de steekproeftrekking en de opsporing, alsmede de definities die in het kader van de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden ("EU-SILC") moeten worden toegepast, worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 21 oktober 2003.

Voor de Commissie

Pedro Solbes Mira

Lid van de Commissie

(1) PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1.

BIJLAGE

1. DEFINITIES

In deze verordening gelden voor het longitudinale onderzoek in het kader van de EU-SILC de volgende definities:

a) Eerste steekproef: de steekproef van huishoudens of personen op het ogenblik van de selectie ervan voor de EU-SILC.

b) Steekproefpersonen: alle leden of een subgroep van leden van de huishoudens in de eerste steekproef boven een bepaalde leeftijdsgrens.

c) Leeftijdsgrens voor steekproefpersonen:

Bij een vierjarig panelonderzoek ligt de leeftijdsgrens niet hoger dan 14 jaar. In landen met een vierjarig panelonderzoek op basis van een steekproef van adressen of huishoudens bestaan de steekproefpersonen uit alle leden in het huishouden die in de eerste steekproef 14 jaar of ouder waren. In landen met een vierjarig panelonderzoek op basis van een steekproef van personen betekent dit dat per huishouden ten minste een van deze personen wordt gekozen.

Bij een langere panelduur is de bovengenoemde minimumleeftijd lager. Als het panelonderzoek meer dan acht jaar duurt, maken alle leden in het huishouden in de eerste steekproef, ongeacht de leeftijd, deel uit van de steekproef. Daartoe worden ook de kinderen gerekend die geboren worden terwijl de moeder deel uitmaakt van het onderzoek.

d) Panelduur: het aantal jaren dat personen na selectie in de eerste steekproef deel uitmaken van het panelonderzoek voor de verzameling of samenstelling van longitudinale gegevens.

e) Steekproefhuishouden: een huishouden met ten minste een steekproefpersoon. Een dergelijk huishouden wordt voor de verzameling of samenstelling van gedetailleerde informatie in de EU-SILC opgenomen wanneer het uit ten minste een steekproefpersoon van 16 jaar of ouder bestaat.

f) Gedetailleerde informatie: persoonlijke informatie (gezondheid, toegang tot gezondheidszorg, gedetailleerde arbeidsinformatie, arbeidsgeschiedenis en kalender van bezigheden) die vereist is voor ten minste een steekproefpersoon van 16 jaar of ouder per huishouden.

g) Medebewoners (niet-steekproefpersonen): alle huidige leden in een steekproefhuishouden die niet aan de definitie van steekproefpersoon voldoen.

h) Roterende steekproefopzet: steekproefselectie op basis van een aantal deelsteekproeven of replicaties, die qua omvang en opzet onderling vergelijkbaar en voor de gehele populatie representatief zijn. Ieder jaar worden een aantal replicaties beëindigd en vervangen door nieuwe, terwijl andere replicaties gewoon worden voortgezet.

Bij een roterende steekproefopzet op basis van vier replicaties met een rotatie van één replicatie per jaar wordt een van de replicaties direct na het eerste jaar beëindigd, heeft de tweede een duur van twee jaar, de derde een duur van drie jaar en de vierde een duur van vier jaar. Vanaf het tweede jaar wordt ieder jaar een nieuwe replicatie voor de duur van vier jaar ingevoerd.

Voor het transversale en longitudinale onderzoek in het kader van de EU-SILC gelden de volgende definities:

i) Leeftijd: de leeftijd aan het eind van de inkomensreferentieperiode.

j) Leden van een huishouden: overeenkomstig de voorwaarden voor de indeling van een persoon als lid van een huishouden, zoals neergelegd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1980/2003 van de Commissie(1) wat de definities en bijgewerkte definities betreft.

k) Collectief huishouden: een niet-institutioneel gezamenlijk onderkomen (zoals een pension, de woonverblijven van een onderwijsinstelling en dergelijke) dat door meer dan vijf personen wordt gedeeld, zonder dat de huishoudelijke kosten gemeenschappelijk worden gedragen. Hieronder vallen ook huishoudens met meer dan vijf onderhuurders.

l) Instelling: bejaardentehuizen, instellingen in de gezondheidszorg, religieuze instellingen (kloosters) en penitentiaire inrichtingen. Het principiële verschil tussen een instelling en een collectief huishouden is daarin gelegen dat de bewoners van een instelling geen individuele verantwoordelijkheid voor het huishouden dragen. Om die reden kunnen bejaardentehuizen soms wél als collectieve huishoudens worden aangemerkt.

2. DOELPOPULATIE VAN DE EU-SILC

De doelpopulatie van de EU-SILC omvat alle particuliere huishoudens en hun leden die op het moment van de gegevensverzameling op het grondgebied van de lidstaat wonen. Personen die in collectieve huishoudens en in instellingen woonachtig zijn, maken doorgaans geen deel uit van de doelpopulatie.

De betrokken lidstaat en de Commissie (Eurostat) kunnen overeenkomen dat kleine delen van het nationale grondgebied waar niet meer dan 2 % van de totale bevolking van het land woont, en de onderstaande gebieden in de EU-SILC buiten beschouwing blijven.

TABEL 1

Nationale gebieden die in de EU-SILC buiten beschouwing mogen blijven

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. STEEKPROEFSELECTIE

1. Voor alle onderdelen van het onderzoek in het kader van de EU-SILC (op enquête- dan wel registerbasis) worden de transversale en longitudinale gegevens (in de eerste steekproef) verkregen aan de hand van een voor een land representatieve kanssteekproef van in particuliere huishoudens binnen de landsgrenzen woonachtige personen, ongeacht hun taal, nationaliteit of wettelijke verblijfsstatus. Alle particuliere huishoudens en alle leden van die huishoudens die ouder dan 16 jaar zijn, komen voor selectie in aanmerking.

2. Zowel voor de huishoudens, die de basiseenheden voor de steekproeftrekking en voor de verzameling en analyse van gegevens zijn, als voor individuele personen in de doelpopulatie worden representatieve kanssteekproeven getrokken.

3. Op grond van het steekproefkader en de steekproefselectiemethoden is gewaarborgd dat aan ieder individu en huishouden in de doelpopulatie een bekende selectiekans groter dan 0 wordt toegekend.

4. In afwijking hiervan zijn de leden 1 tot en met 3 voor Duitsland alleen van toepassing op het deel van de steekproef dat overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1177/2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden op kanssteekproeftrekking berust.

4. REPRESENTATIVITEIT VAN DE STEEKPROEF

In verband met de nauwkeurigheidseisen voor de belangrijkste variabelen en met het oog op de productie van resultaten op nationaal en EU-niveau wordt in artikel 9 en in bijlage II van Verordening (EG) nr. 1177/2003 de minimale effectieve steekproefomvang vastgesteld.

De afzonderlijke landen mogen met het oog op hun nationale behoeften steekproeven met een grotere omvang trekken. Voor de schatting van het effect van de steekproefopzet, om op basis daarvan de steekproefomvang te bepalen, wordt de transversale nationale structuurindicator voor het armoederisico, zoals de Raad deze heeft gedefinieerd, als referentiestatistiek gebruikt. Voor het longitudinale onderzoek kan deze transversale indicator worden vastgesteld aan de hand van het eerste jaar van elke reeks longitudinale gegevens. Ieder land stelt op basis van ervaringen uit het verleden en de voorgestelde enquêteopzet en in overleg met de Commissie (Eurostat) de factor vast waarmee de vereiste omvang van de steekproef op grond van de non-respons en het effect van de steekproefopzet moet worden uitgebreid.

5. NAUWKEURIGHEIDSEISEN VOOR DE PUBLICATIE VAN GEGEVENS

De nauwkeurigheidseisen voor de publicatie van de in het kader van de EU-SILC verzamelde gegevens worden uitgedrukt in het aantal steekproefwaarnemingen die aan de statistieken ten grondslag liggen, en in de hoogte van de item-non-respons (naast de totale unit-non-respons). De Commissie publiceert geen schatting als deze op minder dan 20 steekproefwaarnemingen berust of als de betrokken item-non-respons meer dan 50 % bedraagt. De Commissie publiceert de gegevens met een vlag als de schatting op 20-49 steekproefwaarnemingen berust of als de betrokken item-non-respons meer dan 20 %, maar niet meer dan 50 % bedraagt. De Commissie publiceert de gegevens op de gebruikelijke wijze als ze op minimaal 50 steekproefwaarnemingen berusten en de item-non-respons niet meer dan 20 % bedraagt.

Alle gegevenspublicaties bevatten voor elke lidstaat technische informatie over de effectieve steekproefomvang, alsmede een algemene indicatie van de standaardfout bij in ieder geval de belangrijkste schattingen.

6. FOLLOW-UP VAN STEEKPROEFPERSONEN, STEEKPROEFHUISHOUDENS EN MEDEBEWONERS IN HET LONGITUDINALE ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE EU-SILC

1. Voor onderzoek naar veranderingen in de tijd voor individuele personen en voor de berekening van de socialecohesie-indicator voor langdurig lage inkomens blijven alle steekproefpersonen, ook bij een verhuizing binnen het door de enquête bestreken nationale grondgebied (mits ze lid blijven van een particulier huishouden), voor een periode ("panelduur") van ten minste vier jaar deel uitmaken van de steekproef in het kader van de EU-SILC.

2. In afwijking van lid 1 kan de panelduur in lidstaten die een roterende steekproef toepassen, uiteenlopen van één tot ten minste vier jaar voor de in het eerste jaar ingevoerde replicaties.

3. De voorschriften voor de follow-up van steekproefpersonen, steekproefhuishoudens en medebewoners worden hieronder vermeld.

TABEL 2

Voorschriften voor de follow-up van steekproefpersonen, steekproefhuishoudens en medebewoners

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. IMPUTATIE EN WEGING

1. Als er wegens non-respons bij inkomensvariabelen op componentniveau gegevens ontbreken, wordt een geschikte statistische imputatiemethode toegepast.

2. Als gegevens over bepaalde componenten van het bruto-inkomen niet rechtstreeks worden verzameld, wordt een geschikte statistische imputatie- en/of modelleringsmethode toegepast om de vereiste doelvariabelen te verkrijgen.

3. Als een vragenlijst in een steekproefhuishouden niet wordt beantwoord, worden voor de schatting van het totale inkomen van het huishouden geschikte statistische wegings- en/of imputatieprocedures toegepast.

4. Er worden wegingsfactoren berekend om rekening te houden met de selectiekans van eenheden en de non-respons en om de steekproef zo nodig aan te passen aan externe gegevens over de spreiding van huishoudens en personen in de doelpopulatie, bijvoorbeeld naar geslacht, leeftijd (leeftijdsklassen van vijf jaar), grootte en samenstelling van het huishouden en naar regio (NUTS II-niveau), of aan inkomensgegevens uit andere nationale bronnen wanneer de betrokken lidstaat dergelijke externe gegevens voldoende betrouwbaar acht.

5. De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) alle vereiste informatie over de organisatie en methodiek van de enquête en vermelden daarin met name de criteria voor de opzet en de omvang van de steekproef.

(1) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.