32003R1432

Verordening (EG) nr. 1432/2003 van de Commissie van 11 augustus 2003 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad met betrekking tot de erkenning van telersverenigingen en de voorlopige erkenning van telersgroepen

Publicatieblad Nr. L 203 van 12/08/2003 blz. 0018 - 0024


Verordening (EG) nr. 1432/2003 van de Commissie

van 11 augustus 2003

tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad met betrekking tot de erkenning van telersverenigingen en de voorlopige erkenning van telersgroepen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie(2), en met name op artikel 11, lid 2, onder a), en artikel 48,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het licht van de ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan, blijken wijzigingen te moeten worden aangebracht in Verordening (EG) nr. 412/97 van de Commissie van 3 maart 1997 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad voor wat de erkenning van telersverenigingen betreft(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 43/2003(4), en in Verordening (EG) nr. 478/97 van de Commissie van 14 maart 1997 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad betreffende de voorlopige erkenning van telersverenigingen(5), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 243/1999(6).

(2) Duidelijkshalve en uit rationaliteitsoverwegingen dienen de genoemde verordeningen en de daarin aan te brengen wijzigingen te worden bijeengebracht in een enkele verordening ter vervanging van die verordeningen.

(3) De Verordeningen (EG) nr. 412/97 en (EG) nr. 478/97 moeten bijgevolg worden ingetrokken.

(4) Artikel 11, lid 1, onder a), en lid 3, van Verordening (EG) nr. 2200/96 voorziet in verschillende categorieën van telersverenigingen. Elke telersvereniging waarvoor een erkenningsaanvraag wordt ingediend, moet in de regel tot een van de vastgestelde categorieën van telersverenigingen behoren. Er dient evenwel te worden voorzien in de mogelijkheid dat, wat bepaalde productcategorieën betreft, een telersvereniging wordt erkend voor een of meer van die categorieën.

(5) Het is nodig het minimumaantal telers en het minimumvolume van de verkoopbare productie vast te stellen. De lidstaten dient te worden toegestaan hogere minima vast te stellen dan die welke in deze verordening zijn bepaald.

(6) Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening en om ervoor te zorgen dat de telersverenigingen hun acties op duurzame en doeltreffende wijze kunnen uitvoeren, moet een optimale stabiliteit binnen de telersvereniging worden gewaarborgd. Daarom dient een minimumduur voor het lidmaatschap van een telersvereniging te worden vastgesteld, vooral ten aanzien van de verplichtingen in verband met de uitvoering van een operationeel programma als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 2200/96. Het dient aan de lidstaten te worden overgelaten om de opzegtermijnen en de data waarop de beëindiging van het lidmaatschap van kracht wordt, vast te stellen.

(7) Het kan gebeuren dat een telersvereniging niet in staat is om al haar activiteiten rechtstreeks op doeltreffende wijze uit te voeren. De lidstaten dienen te worden gemachtigd om passende regels vast te stellen.

(8) De voornaamste en wezenlijke activiteiten van een telersvereniging moeten verband houden met de productie van haar leden. Binnen bepaalde grenzen dient echter te worden toegestaan dat de telersverenigingen andere, al dan niet commerciële, activiteiten ontplooien. Met name dient samenwerking tussen telersverenigingen te worden bevorderd, met dien verstande dat noch bij de berekening van de hoofdactiviteit, noch bij de berekening van de andere activiteiten rekening kan worden gehouden met de verkoop van groenten en fruit die exclusief van een andere erkende telersvereniging zijn gekocht.

(9) Telersverenigingen kunnen participaties hebben in dochterondernemingen die bijdragen tot de verhoging van de toegevoegde waarde van de productie van hun leden. Er dienen regels te worden vastgesteld voor de wijze waarop de waarde van de verkochte productie in dergelijke gevallen wordt berekend.

(10) Gezien de aard, de productie en de afzet van de betrokken producten, kunnen bedrijven van leden van telersverenigingen in andere lidstaten liggen dan die waar de zetel van de telersvereniging zich bevindt.

(11) Ter bevordering van concentratie van het aanbod in de Gemeenschap is het dienstig de functies van groeperingen van telersverenigingen en de minimale criteria voor de erkenning van dergelijke groeperingen te preciseren en ook bepaalde regels vast te stellen voor het geval dat het om transnationale groeperingen gaat.

(12) Om concentratie van het aanbod te vergemakkelijken is het dienstig de fusie van bestaande telersverenigingen waardoor nieuwe telersverenigingen ontstaan, te bevorderen en regels vast te stellen met betrekking tot de operationele programma's van de door fusie ontstane telersverenigingen.

(13) Met handhaving van het beginsel dat een telersvereniging wordt opgericht op initiatief van en wordt gecontroleerd door de telers, dient de lidstaten de mogelijkheid te worden geboden de voorwaarden vast te stellen waarop andere natuurlijke of rechtspersonen als lid van een telersvereniging kunnen worden geaccepteerd.

(14) Om ervoor te zorgen dat de telersverenigingen werkelijk een minimumaantal telers vertegenwoordigen, dienen de lidstaten maatregelen te nemen om te voorkomen dat een minderheid van de leden die eventueel het grootste deel van het productievolume van de betrokken telersvereniging voor haar rekening neemt, een overheersende positie inneemt waarvan ten aanzien van het beheer en het functioneren van de telersvereniging misbruik kan worden gemaakt.

(15) Telersgroepen die nieuw zijn of niet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2200/96 zijn erkend, kunnen op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96 gedurende een overgangsperiode voorlopig worden erkend om hen in staat te stellen aan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96 vastgestelde erkenningsvoorwaarden te voldoen. Daartoe is het, gezien de uiteenlopende situaties op het gebied van productie en afzet in de onderscheiden lidstaten, dienstig dat de lidstaten de voorwaarden vaststellen voor de voorlopige erkenning van telersgroepen die een programma indienen.

(16) Ter bevordering van de oprichting van stabiele telersverenigingen die op duurzame wijze tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening kunnen bijdragen, dient een voorlopige erkenning slechts te worden verleend aan telersgroepen die kunnen aantonen in staat te zijn om binnen een bepaalde periode aan alle in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96 gestelde voorwaarden te voldoen.

(17) Om het telersgroepen mogelijk te maken overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96 een erkenningsprogramma in te dienen, moet worden gepreciseerd welke gegevens zij in het programma moeten verstrekken.

(18) Om het telersgroepen mogelijk te maken de erkenningsvoorwaarden beter te vervullen, moet het aanbrengen van wijzigingen in het erkenningsprogramma worden toegestaan. Daartoe dient te worden bepaald dat de lidstaat de telersgroep om correctiemaatregelen kan verzoeken met het doel de uitvoering van het programma te waarborgen.

(19) Het is mogelijk dat een telersgroep vóór het einde van het erkenningsprogramma aan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96 gestelde voorwaarden voldoet. Bepaald dient te worden dat een dergelijke telersgroep erkenning op grond van de genoemde verordening kan aanvragen. De verlening van die erkenning aan de telersgroep moet logischerwijze het einde van haar erkenningsprogramma betekenen.

(20) Om voorlopig erkende telersgroepen in de gelegenheid te stellen met de uitvoering van een operationeel programma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1433/2003 van de Commissie van 11 augustus 2003 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad voor wat de actiefondsen, de operationele programma's en de toekenning van financiële steun betreft(7) te beginnen zodra zij zijn erkend, dient deze telersgroepen de mogelijkheid te worden geboden om een ontwerp van operationeel programma in te dienen bij de indiening van de erkenningsaanvraag.

(21) Met het oog op een correct beheer van de gemeenschappelijke marktordening dienen de lidstaten de Commissie regelmatig te informeren over de stand van zaken wat de verlening van voorlopige erkenningen betreft.

(22) Om de controle- en sanctieregeling doeltreffender te maken dient deze te worden verduidelijkt en ook dient meer duidelijkheid te worden geschapen met betrekking tot de gevolgen van besluiten om de erkenning van een telersvereniging in te trekken of om een telersgroep niet te erkennen.

(23) De in Verordening (EG) nr. 412/97 opgenomen bepalingen inzake het minimumaantal telers en het minimumvolume van de verkochte productie dienen nog tot en met 31 december 2003 van toepassing te blijven om de lidstaten de nodige tijd te geven voor het invoeren van de nieuwe bepalingen.

(24) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

Bij deze verordening worden de toepassingsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2200/96 vastgesteld die betrekking hebben op de voorwaarden voor de erkenning van telersverenigingen en voor de voorlopige erkenning van telersgroepen overeenkomstig artikel 11, respectievelijk artikel 14 van die verordening.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "teler": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die lid is van een telersvereniging en zijn productie aan die vereniging levert voor verkoop overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2200/96;

b) "waarde van de verkochte productie": waarde van de verkochte productie als omschreven in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1433/2003;

c) "waarde van de verkoopbare productie": waarde van de verkochte productie;

d) "telersgroep": elke vereniging die een aanvraag tot voorlopige erkenning op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96 heeft ingediend en die erkenning heeft gekregen;

e) "dochteronderneming": een onderneming waarin één of meer telersverenigingen of groeperingen daarvan een participatie hebben, en die ertoe bijdraagt de toegevoegde waarde van de productie van de aangesloten telers te verhogen;

f) "groepering van telersverenigingen": groepering als bedoeld in artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2200/96;

g) "transnationale telersvereniging": elke telersvereniging waarvan ten minste één aangesloten telersbedrijf in een andere lidstaat ligt dan die waar de hoofdzetel van de telersvereniging is gevestigd;

h) "transnationale groepering van telersverenigingen": elke groepering van telersverenigingen waarvan tenminste een van de aangesloten telersverenigingen haar hoofdzetel in een andere lidstaat heeft dan die waar de hoofdzetel van de groepering is gevestigd.

HOOFDSTUK II TELERSVERENIGINGEN

Artikel 3

Categorieën van telersverenigingen

1. De telersverenigingen kunnen op hun verzoek worden erkend voor één of meer productcategorieën als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a), punten ii) tot en met vii), van Verordening (EG) nr. 2200/96.

In het geval van de in artikel 11, lid 1, onder a), punt i), van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde productcategorie is alleen een enkelvoudige erkenning voor deze categorie mogelijk.

2. De lidstaten stellen de procedures vast voor een enkelvoudige of meervoudige erkenning van telersverenigingen overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96.

Artikel 4

Minimumomvang van de telersverenigingen

1. Het minimumaantal telers als bedoeld in artikel 11, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt vastgesteld op vijf telers per categorie.

Het minimumvolume van de verkoopbare productie als bedoeld in artikel 11, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt vastgesteld op 100000 EUR.

2. De lidstaten kunnen een hoger minimumaantal telers en een hogere minimale verkoopbare productie vaststellen dan de niveaus die daarvoor in lid 1 zijn bepaald.

Zij stellen de Commissie daarvan in kennis.

3. Wanneer een telersvereniging volledig of gedeeltelijk bestaat uit leden die op hun beurt uitsluitend uit telers samengestelde rechtspersonen zijn, wordt bij de toetsing aan het in lid 1, eerste alinea, bedoelde minimumaantal telers uitgegaan van het aantal telers die lid zijn van de verschillende rechtspersonen.

Artikel 5

Minimumduur van het lidmaatschap

1. De minimumduur van het lidmaatschap van een teler kan niet minder dan één jaar bedragen. Wanneer de telersvereniging evenwel een operationeel programma op grond van Verordening (EG) nr. 2200/96 indient, mag geen enkel lid zich, behoudens machtiging door de telersvereniging, in de loop van de tenuitvoerlegging van dit programma aan zijn uit dit programma voortvloeiende verplichtingen onttrekken.

De lidstaten kunnen een langere minimumduur van het lidmaatschap vaststellen dan die welke in de voorgaande alinea is bepaald.

2. De opzegging van het lidmaatschap moet schriftelijk aan de telersvereniging worden meegedeeld. De lidstaten stellen de opzegtermijnen, die niet langer dan zes maanden mogen zijn, en de data waarop de beëindiging van het lidmaatschap van kracht wordt, vast.

Artikel 6

Structuur en activiteiten van de telersverenigingen

1. De telersverenigingen beschikken ten genoegen van de lidstaat over het personeel, de infrastructuur en de uitrusting die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96 en voor de vervulling van hun belangrijkste functies, met name:

- op de hoogte zijn van de productie van hun leden;

- de productie van hun leden sorteren, opslaan en verpakken;

- commercieel en budgettair beheer;

- gecentraliseerde boekhouding en een factureringssysteem.

2. De lidstaten stellen de voorwaarden vast waarop een telersvereniging de uitvoering van de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96 omschreven taken aan derden kan toevertrouwen.

Artikel 7

Hoofdactiviteit van de telersverenigingen

1. De hoofdactiviteit van een telersvereniging betreft de verkoop van de producten van haar leden waarvoor zij erkend is.

2. De waarde van de verkochte productie van een telersvereniging is niet lager dan de waarde van haar andere activiteiten.

Onder "andere activiteiten" wordt de verkoop verstaan van producten die tot de categorie(ën) behoren waarvoor de telersvereniging erkend is, maar die niet van haar leden afkomstig zijn.

3. De volgende activiteiten worden uitgesloten van de berekening van de hoofdactiviteit en van de andere activiteiten:

a) de verkoop van groenten en fruit die niet behoren tot de categorie of categorieën waarvoor de erkenning is verleend;

b) de verkoop van groenten en fruit, ongeacht of deze behoren tot de categorie of categorieën waarvoor de erkenning geldt, die rechtstreeks zijn aangekocht van een andere telersvereniging die krachtens Verordening (EG) nr. 2200/96 is erkend;

c) activiteiten met betrekking tot andere landbouwproducten en de verpakking daarvan, met inbegrip van be- of verwerking;

d) dienstverlening;

e) niet-agrarische activiteiten van de telersvereniging.

Artikel 8

Dochterondernemingen van telersverenigingen

De waarde van de verkochte productie kan worden berekend in het stadium "af dochteronderneming" op voorwaarde dat de telersvereniging(en) of de groepering(en) daarvan ten minste 90 % van het kapitaal van de dochteronderneming in haar (hun) bezit heeft (hebben).

Artikel 9

Groeperingen van telersverenigingen

1. De lidstaten stellen de procedures en de criteria vast voor de erkenning van de groeperingen van telersverenigingen overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96. Deze groeperingen worden opgericht op initatief van en gecontroleerd door telersverenigingen die op grond van die verordening zijn erkend.

2. De lidstaten stellen de voorwaarden vast waarop de groeperingen van telersverenigingen de taken van hun leden die zijn beschreven in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96 en gepreciseerd in artikel 6, lid 1, van de onderhavige verordening, in hun geheel of voor een deel kunnen vervullen. Zij nemen de nodige maatregelen ter voorkoming van elk misbruik van een overheersende positie en ter voorkoming van andere mogelijk concurrentiebeperkende overeenkomsten dan die waarin Verordening (EG) nr. 2200/96 voorziet.

3. Bij een erkende groepering van telersverenigingen aangesloten rechtspersonen die geen op grond van Verordening (EG) nr. 2200/96 erkende telersverenigingen zijn, kunnen niet:

- in aanmerking worden genomen voor de erkenningscriteria,

- stemmen over besluiten die betrekking hebben op het actiefonds,

- rechtstreeks profiteren van de door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen.

Artikel 10

Transnationale telersvereniging

1. De hoofdzetel van de transnationale telersvereniging is gevestigd in de lidstaat waar deze telersvereniging over belangrijke bedrijfsinstallaties of over een belangrijk aantal leden beschikt en/of een belangrijk deel van haar waarde van de verkochte productie realiseert.

2. De lidstaat waar de hoofdzetel van de transnationale telersvereniging is gevestigd, is verantwoordelijk voor:

a) de erkenning van de telersvereniging;

b) de goedkeuring van het operationele programma van de transnationale telersvereniging;

c) de totstandbrenging van de nodige administratieve samenwerking met de andere lidstaat of lidstaten waar leden gevestigd zijn, voor wat betreft de naleving van de erkenningsvoorwaarden en de controle- en sanctieregeling.

Artikel 11

Transnationale groepering van telersverenigingen

1. De hoofdzetel van de transnationale groepering van telersverenigingen is gevestigd in een lidstaat waar deze groepering over een belangrijk aantal aangesloten telersverenigingen beschikt en/of waar de aangesloten telersverenigingen een belangrijk deel van de waarde van de verkochte productie realiseren.

2. De lidstaat waar de hoofdzetel van de transnationale groepering van telersverenigingen is gevestigd, is verantwoordelijk voor:

a) de erkenning van de groepering;

b) in voorkomend geval, de goedkeuring van het operationele programma van de groepering;

c) de totstandbrenging van de nodige administratieve samenwerking met de andere lidstaat of lidstaten waar aangesloten telersverenigingen zijn gevestigd, voor wat betreft de naleving van de erkenningsvoorwaarden en de controle- en sanctieregeling.

Artikel 12

Fusies van telersverenigingen

1. Als de telersverenigingen die zijn gefuseerd, voordien afzonderlijke operationele programma's hadden, voeren ze die programma's parallel en afzonderlijk uit tot 1 januari van het jaar dat volgt op de fusie. Deze telersverenigingen vragen de fusie van deze operationele programma's aan via een wijziging overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1433/2003.

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten telersverenigingen die daar om naar behoren gemotiveerde redenen om verzoeken, toestaan de afzonderlijke operationele programma's naast elkaar te blijven uitvoeren tot het einde van de normale looptijd.

Artikel 13

Niet-producerende leden

1. De lidstaten kunnen bepalen of en op welke voorwaarden natuurlijke personen of rechtspersonen die geen teler zijn, als lid van een telersvereniging kunnen worden aanvaard.

2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde voorwaarden zien de lidstaten erop toe dat, overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a) en onder d), punt 3, van Verordening (EG) nr. 2200/96:

a) de bepaling dat de telersvereniging op initiatief van de telers wordt opgericht, in acht wordt genomen;

b) de statuten van de telersverenigingen regels bevatten die garanderen dat de uiteindelijke zeggenschap bij beslissingen en de controle op de telersvereniging op democratische wijze bij de aangesloten telers berusten.

3. De in lid 1 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen kunnen niet:

a) in aanmerking worden genomen voor de erkenningscriteria;

b) rechtstreeks profiteren van de door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen.

De lidstaten kunnen, met inachtneming van de in lid 2 vastgestelde voorwaarden, deelneming door deze personen aan de stemming over besluiten die betrekking hebben op het actiefonds, beperken of verbieden.

Artikel 14

Democratische controle op de telersverenigingen

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat een of meer telers ten aanzien van het beheer en het functioneren van de telersvereniging van hun macht of invloed misbruik maken.

2. Geen enkel lid van een telersvereniging mag over meer dan 20 % van de stemmen beschikken. De lidstaat kan dit percentage echter tot maximaal 49 % verhogen om het in verhouding te brengen met de bijdrage van het lid aan de waarde van de door de telersvereniging verkochte productie.

HOOFDSTUK III TELERSGROEPEN

Artikel 15

Indiening van het erkenningsprogramma

1. Nieuwe telersgroepen die overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96 een voorlopige erkenning aanvragen, dienen bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hun zetel gevestigd is, een erkenningsprogramma in met het oog op aanvaarding ervan door deze autoriteit.

2. De lidstaten bepalen:

a) de minimumcriteria waaraan de telersgroepen moeten voldoen om een erkenningsprogramma te kunnen indienen;

b) de regels voor de opstelling, de inhoud en de uitvoering van de erkenningsprogramma's;

c) de administratieve procedures voor de goedkeuring van, de controle op en de afronding van de erkenningsprogramma's.

Artikel 16

Inhoud van het erkenningsprogramma

Het ontwerp van erkenningsprogramma omvat ten minste de volgende elementen:

a) een beschrijving van de uitgangssituatie, met name wat het aantal aangesloten telers (volledig register van de leden), de productie, de afzet en de infrastructuur betreft;

b) de beoogde duur van het programma, die niet meer dan vijf jaar mag zijn;

c) de maatregelen die moeten worden uitgevoerd om de erkenning te kunnen verkrijgen.

Artikel 17

Goedkeuring van het erkenningsprogramma

1. De bevoegde nationale autoriteit neemt binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van erkenningsprogramma, waarbij alle bewijsstukken moeten zijn gevoegd, een besluit over dit ontwerp.

2. De bevoegde nationale autoriteit verifieert met alle dienstige middelen, waaronder controles ter plaatse:

a) de juistheid van de in het erkenningsprogramma verstrekte gegevens;

b) de economische samenhang en de technische kwaliteit van het programma en de deugdelijkheid van de ramingen inzake de geplande investeringen en van het uitvoeringsschema.

3. De bevoegde nationale autoriteit kan, naar gelang van het geval:

a) het programma aanvaarden en de voorlopige erkenning verlenen;

b) verzoeken om in het programma wijzigingen aan te brengen;

c) het programma afwijzen.

In voorkomend geval kan het programma slechts worden aanvaard indien het de overeenkomstig punt b) gevraagde wijzigingen bevat.

4. De bevoegde nationale autoriteit deelt haar besluit aan de telersgroep mee.

5. Binnen een maand nadat de lidstaat de telersgroep heeft meegedeeld dat hij het erkenningsprogramma van de groep heeft aanvaard, stelt hij de Commissie in kennis van de referentiegegevens over de telersgroep, de datum van de voorlopige erkenning en de looptijd van het programma.

Artikel 18

Uitvoering van het erkenningsprogramma

1. Het erkenningsprogramma wordt uitgevoerd in perioden van een jaar, waarvan de eerste ingaat op de datum waarop het programma door de bevoegde nationale autoriteit wordt aanvaard.

2. De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder de telersgroepen tijdens de uitvoering kunnen verzoeken om een wijziging van hun programma. Bij deze verzoeken moeten alle nodige bewijsstukken worden gevoegd.

3. Over elke wijziging van het programma neemt de bevoegde nationale autoriteit een besluit binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek tot wijziging, zulks na de aangevoerde argumenten te hebben onderzocht. Elk verzoek tot wijziging waarover binnen de voornoemde termijn geen besluit is genomen, moet worden geacht te zijn afgewezen.

4. Uiterlijk in de vierde maand volgende op de afsluiting van een jaarperiode van het erkenningsprogramma legt de telersgroep aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat een exemplaar van haar jaarstukken over het afgelopen jaar over.

Artikel 19

Afronding van het erkenningsprogramma

1. Een telersgroep die een erkenningsprogramma uitvoert, kan te allen tijde onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden een erkenningsaanvraag uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96 indienen.

2. Vanaf de indieningsdatum van deze aanvraag kan de betrokken telersgroep, onder de in Verordening (EG) nr. 1433/2003 vastgestelde voorwaarden, een ontwerp van operationeel programma indienen.

HOOFDSTUK IV CONTROLEMAATREGELEN EN SANCTIES

Artikel 20

Controles

1. In het kader van de in artikel 12, lid 1, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde controles verrichten de lidstaten, voordat zij een erkenning of voorlopige erkenning verlenen, bij alle nieuwe telersverenigingen of alle telersgroepen een controle ter plaatse.

2. De lidstaten controleren elk jaar steekproefsgewijs een significant aantal telersverenigingen of telersgroepen op de inachtneming van de criteria voor de erkenning of de voorlopige erkenning. De steekproef omvat ten minste 30 % van de erkende telersverenigingen of de voorlopig erkende telersgroepen.

3. Elke telersvereniging of telersgroep moet ten minste één keer om de vijf jaar worden gecontroleerd.

4. De lidstaten delen de op grond van dit artikel genomen maatregelen mee aan de Commissie.

Artikel 21

Sancties

1. Als bij een controle die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig artikel 20, lid 2, verrichten, blijkt dat de voor de erkenning van een telersvereniging vereiste voorwaarden niet zijn vervuld, neemt de betrokken autoriteit binnen een termijn van ten hoogste zes maanden een definitief besluit, waarbij zij indien nodig bepaalt dat de erkenning wordt ingetrokken. Dit besluit wordt onverwijld aan de betrokken telersvereniging meegedeeld.

2. Een erkende telersvereniging die te goeder trouw heeft gehandeld, behoudt volledig alle uit haar erkenning voortvloeiende rechten tot het tijdstip van de intrekking van haar erkenning en, in het geval van de in de artikelen 2 en 6 bis van Verordening (EG) nr. 2201/96 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2202/96 bedoelde steunregelingen, tot het einde van het lopende verkoopseizoen.

Heeft de telersvereniging echter opzettelijk of door grove nalatigheid niet aan haar verplichtingen voldaan, dan is het besluit tot intrekking van de erkenning van kracht vanaf het tijdstip waarop de erkenningsvoorwaarden niet langer vervuld waren.

3. De bevoegde nationale autoriteit verzoekt de telersgroep om correctiemaatregelen wanneer zij vaststelt dat van de weg naar afronding van het programma wordt afgeweken en dat deze afronding daardoor in gevaar dreigt te komen.

4. Als de uitvoering van het erkenningsprogramma niet tot erkenning leidt, vorderen de lidstaten ten minste 50 % van de krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96 verleende steun terug, behalve in tot genoegen van de lidstaat naar behoren gemotiveerde gevallen.

De ingevorderde bedragen en de rente worden overgemaakt aan het bevoegde betaalorgaan en in mindering gebracht op de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw gefinancierde uitgaven.

HOOFDSTUK V INTREKKING EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

Voorschriften van de lidstaten

De lidstaten delen de overeenkomstig de artikelen 3, 4, 11, 13, 14, 19 en 21 van de onderhavige verordening vastgestelde voorschriften aan de Commissie mee overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1433/2003.

Artikel 23

Intrekking

De Verordeningen (EG) nr. 412/97 en (EG) nr. 478/97 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De bepalingen van artikel 2, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 412/97 blijven evenwel van toepassing tot de vaststelling door de lidstaten van de in artikel 4, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde bepalingen, en uiterlijk tot en met 31 december 2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2003.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.

(2) PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64.

(3) PB L 62 van 4.3.1997, blz. 16.

(4) PB L 7 van 11.1.2003, blz. 25.

(5) PB L 75 van 15.3.1997, blz. 4.

(6) PB L 27 van 2.2.1999, blz. 8.

(7) Zie bladzijde 25 van dit Publicatieblad.