Verordening (EG) nr. 1360/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 houdende afwijking voor het verkoopseizoen 2003/2004 van Verordening (EG) nr. 2316/1999 ten aanzien van de braaklegging in bepaalde gebieden van de Gemeenschap
Publicatieblad Nr. L 194 van 01/08/2003 blz. 0035 - 0037
Verordening (EG) nr. 1360/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 houdende afwijking voor het verkoopseizoen 2003/2004 van Verordening (EG) nr. 2316/1999 ten aanzien van de braaklegging in bepaalde gebieden van de Gemeenschap DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1038/2001(2), en met name op artikel 9, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij Verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1035/2003(4), zijn de voorwaarden vastgesteld voor de toekenning van areaalbetalingen voor bepaalde akkerbouwgewassen. In artikel 19, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 is bepaald dat de braakgelegde percelen uit productie moeten worden genomen voor een periode die uiterlijk op 15 januari ingaat en op zijn vroegst op 31 augustus eindigt, en dat zij, behoudens andersluidende bepalingen, niet mogen worden gebruikt voor landbouwproductie, noch voor een winstgevende bestemming. (2) De laatste maanden is het weer uiterst droog geweest in bepaalde gebieden van de Gemeenschap, waardoor de groenvoedervoorziening sterk is aangetast en voor de veehouders een aanzienlijk inkomensverlies dreigt, doordat zij hun dieren moeten verkopen indien een normale voeding niet kan worden gegarandeerd. (3) Derhalve is het wenselijk op lokaal vlak aanvullende voedermiddelen te vinden om het vee tot in de herfst te kunnen voederen. (4) Derhalve moet van Verordening (EG) nr. 2316/1999 worden afgeweken door, in de betrokken gebieden, toe te staan dat, voordat de braakleggingsperiode is afgelopen, braakgelegde grond wordt aangewend voor de teelt van als veevoeder te gebruiken akkerbouwgewassen, met dien verstande dat moet worden voorzien in maatregelen om te garanderen dat de grond niet wordt gebruikt voor een winstgevende bestemming. (5) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. In afwijking van artikel 19, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 mogen braakgelegde gronden in de gebieden van de Gemeenschap die zijn vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening, worden gebruikt voor het produceren van veevoeder in het verkoopseizoen 2003/2004. 2. De betrokken lidstaten nemen de nodige maatregelen om erop toe te zien dat de braakgelegde grond als bedoeld in lid 1 niet wordt gebruikt voor een winstgevende bestemming, en dat met name de op die grond geoogste producten niet in aanmerking komen voor de bij Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad(5) vastgestelde steunregeling voor gedroogde voedergewassen. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 4 juli 2003. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 31 juli 2003. Voor de Commissie Franz Fischler Lid van de Commissie (1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1. (2) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 16. (3) PB L 280 van 30.10.1999, blz. 43. (4) PB L 150 van 18.6.2003, blz. 24. (5) PB L 63 van 21.3.1995, blz. 1. BIJLAGE >RUIMTE VOOR DE TABEL>