32003R1251

Verordening (EG) nr. 1251/2003 van de Commissie van 14 juli 2003 tot instelling van voorlopige antidumpingrechten op gelaste buizen, pijpen en holle profielen uit Turkije

Publicatieblad Nr. L 175 van 15/07/2003 blz. 0003 - 0028


Verordening (EG) nr. 1251/2003 van de Commissie

van 14 juli 2003

tot instelling van voorlopige antidumpingrechten op gelaste buizen, pijpen en holle profielen uit Turkije

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002(2) (hierna "de basisverordening" genoemd), met name op artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Inleiding

(1) Op 16 oktober 2002 heeft de Commissie, door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3), de inleiding bekendgemaakt van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van gelaste buizen, pijpen en holle profielen (hierna "het betrokken product" genoemd) uit Rusland en Turkije.

(2) De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die in september 2002 werd ingediend door het "Defence Committee of the Welded Steel Tube Industry" namens EG-producenten die goed zijn voor een groot deel, namelijk ongeveer 80 %, van de productie van het betrokken product in de Gemeenschap. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal dat dit product met dumping werd ingevoerd en dat hierdoor aanmerkelijke schade was ontstaan, werd voldoende geacht om tot de inleiding van een procedure over te gaan.

(3) De Commissie heeft de EG-producenten namens welke de klacht was ingediend, de andere EG-producenten van het betrokken product, de haar bekende organisaties van importeurs en gebruikers van het betrokken product alsmede de haar bekende producenten/exporteurs van het betrokken product in Rusland en Turkije en de vertegenwoordigers van Rusland en Turkije van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

2. Steekproef

(4) Gezien het grote aantal EG-producenten, EG-importeurs die geen banden hebben met producenten/exporteurs in Turkije of Rusland en producenten/exporteurs in Turkije en Rusland, heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, onderzocht of gebruik moest worden gemaakt van steekproeven. Te dien einde heeft zij al deze partijen, overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening, verzocht zich binnen twee weken na de publicatie van het bericht van inleiding contact met haar op te nemen en haar de in dit bericht gevraagde gegevens te verstrekken voor de periode van 1 oktober 2001 tot en met 30 september 2002 ("het onderzoektijdvak").

(5) De 14 EG-producenten namens welke de klacht was ingediend waren alle bereid in de steekproef te worden opgenomen en hebben de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn verstrekt. Van deze 14 producenten werden acht(4) voor de steekproef gekozen. Deze bleken representatief te zijn voor de klagende EG-producenten zowel wat omvang van de productie en van de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap als geografische spreiding betreft.

(6) Twaalf importeurs die geen banden hebben met de bij deze procedure betrokken producenten/exporteurs waren eveneens bereid in de steekproef te worden opgenomen en hebben de gevraagde basisinformatie binnen de gestelde termijn verstrekt. Gezien deze situatie hebben de diensten van de Commissie besloten geen steekproef samen te stellen van onafhankelijke importeurs, maar vragenlijsten te zenden aan de twaalf importeurs die zich hebben aangemeld.

(7) Slechts een producent/exporteur in Rusland heeft binnen de gestelde termijn contact opgenomen met de Commissie, en daarom behoefde voor Rusland geen steekproef te worden samengesteld. 19 Turkse producenten/exporteurs waren bereid in de steekproef te worden opgenomen en hebben de gevraagde inlichtingen binnen de gestelde termijn verstrekt. Van deze producenten bleken slechts 16 het betrokken product in het onderzoektijdvak in de Gemeenschap te hebben verkocht. De steekproef werd samengesteld in overleg met de vertegenwoordigers van de ondernemingen en de Turkse autoriteiten. Er werd overeenstemming bereikt over een steekproef van vijf ondernemingen die in het onderzoektijdvak goed waren voor ongeveer 80 % van de totale uitvoer van het betrokken product uit Turkije naar de Gemeenschap. Daarnaast hebben zes niet in de steekproef opgenomen ondernemingen die in het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd om een individuele behandeling verzocht. Gezien het grote aantal verzoeken om een individuele behandeling, dat groter was dan het aantal in de steekproef opgenomen ondernemingen, werd geoordeeld dat deze individuele behandelingen een te grote werklast zouden vormen in de zin van artikel 17, lid 3, van de basisverordening en werd slechts aan twee ervan een gunstig gevolg gegeven.

3. Onderzoek

(8) De Commissie heeft een vragenlijst toegezonden aan alle in de steekproef opgenomen EG-producenten (een uitgebreide vragenlijst aan de acht in de steekproef opgenomen ondernemingen en een vragenlijst die beperkt was tot vragen over bepaalde macro-indicatoren aan de zes niet in de steekproef opgenomen ondernemingen, zie punt "Schade" hieronder), aan alle onafhankelijke importeurs die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hebben aangemeld, aan de enige producent/exporteur in Rusland die zich heeft aangemeld, aan alle in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in Turkije en de producenten/exporteurs in Turkije die voor een individuele behandeling in aanmerking kwamen, alsmede aan elf organisaties van bedrijven die gebruikers zijn van het betrokken product.

(9) De vragenlijst werd beantwoord door de acht in de steekproef opgenomen EG-producenten, door de zes niet in de steekproef opgenomen EG-producenten, door zes onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap, door de Russische producent/exporteur die ook heeft gevraagd om als een marktgericht bedrijf te worden behandeld, en door zes producenten/exporteurs in Turkije. De bedrijven die gebruikers zijn van het betrokken product hebben de vragenlijst niet beantwoord.

(10) De Commissie heeft alle gegevens die zij voor het vaststellen van de voorlopige bevindingen inzake dumping, schade en belang van de Gemeenschap nodig had ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

a) In de steekproef opgenomen EG-producenten

- Voestalpine Krems GmbH, Krems/Donau, Oostenrijk,

- SRW GmbH, Altensteig-Walddorf, Duitsland,

- Arcelor Tubes France SA, Vincey, Frankrijk,

- ILVA SpA, Milano, Italië,

- Marcegaglia SpA, Mantova, Italië,

- Rautaruukki Oyj Metform, Helsinki, Finland,

- Corus UK Ltd, Corby, Verenigd Koninkrijk;

b) In de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in Turkije

- Cayirova Boru San Ve Tic AS, Istanbul (gelieerd met Yücel Boru Profil Endüstrisi AS),

- Yücel Boru Profil Endüstrisi AS, Istanbul (gelieerd met Cayirova Boru San Ve Tic AS),

- MMZ Onur Boru Profil Uretim, Istanbul,

- Ozdemir Sanayi Ve Tic Ltd, Eregli;

c) Producenten/exporteurs in Turkije die voor een individuele behandeling in aanmerking kwamen

- Noksel Celik Boru Sanayi AS, Ankara,

- Guven Boru ve Profil Sanayi ve Ticaret Ltd, Istanbul;

d) Producent/exporteur in Rusland

- JSC Severstal, Cherepovets.

(11) Wegens overmacht kon een Turkse onderneming die aanvankelijk in de steekproef was opgenomen, Toscelik Profil ve Sac, niet alle gevraagde gegevens binnen de termijn verstrekken. Deze onderneming maakte uiteindelijk dus geen deel uit van de steekproef en werd niet bezocht, maar werd wel als een medewerkende onderneming beschouwd.

4. Onderzoektijdvak

(12) Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2001 tot en met 30 september 2002 ("het onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode").

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Algemeen

(13) De procedure heeft betrekking op gelaste buizen, pijpen en holle profielen met vierkante of rechthoekige doorsnede, van ijzer of staal, met uitzondering van die van roestvrij staal of met een omtrek van meer dan 600 mm, ingedeeld onder de GN-codes ex 7306 60 31 (Taric-code 7306 60 31 90 ) en ex 7306 60 39 (Taric-code 7306 60 39 90 ).

(14) Deze buizen, pijpen en holle profielen worden in allerlei afmetingen, diktes, lengtes en staalkwaliteiten verkocht. Er zijn in wezen twee fabricageprocédés: bedoelde buizen, pijpen en profielen worden koud of warm gevormd. Beide soorten worden vooral in de bouw gebruikt, hoewel de warmgevormde soort doorgaans voor meer veeleisende toepassingen wordt gebruikt (bv. het dragen van lasten, technische toepassingen). Van de koudgevormde soorten is de meest gebruikelijke soort het zogenaamde "constructiestaal" voor gebruik in de bouw, maar dat ook voor andere doeleinden wordt aangewend (bv. opslaghallen, landbouwtoestellen, aanhangwagens, vrachtwagens, grondverzetmachines). Buizen, pijpen en holle profielen voor meer verfijnde toepassingen hebben doorgaans geringere afmetingen en worden bijvoorbeeld gebruikt in de automobielindustrie, voor het vervaardigen van kantoor- en designmeubelen, tuingereedschap en speeltuinartikelen. In hoeveelheden uitgedrukt is de sector "constructiestaal" verreweg het meest belangrijk.

2. Betrokken product

(15) Het bovenomschreven product is het product dat in Rusland en Turkije wordt vervaardigd.

(16) Bij het onderzoek bleek dat alle soorten van het betrokken product, ondanks de verschillen in productiemethoden, in wezen dezelfde fysieke en technische kenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

(17) In het kader van deze antidumpingprocedure worden alle soorten van het betrokken product daarom voorlopig als een enkel product beschouwd.

3. Soortgelijk product

(18) Voorlopig wordt vastgesteld dat het betrokken product dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt vervaardigd en in de Gemeenschap verkocht een product van dezelfde soort is, in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening, als het betrokken product dat uit Turkije en Rusland naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd. Het betrokken product dat in Turkije en Rusland wordt vervaardigd en verkocht is eveneens een product van dezelfde soort als het betrokken product dat uit Turkije en Rusland in de Gemeenschap wordt ingevoerd.

C. DUMPING

1. Algemene werkwijze

(19) De hieronder beschreven werkwijze werd gebruikt voor alle producenten/exporteurs in Turkije en voor de enige medewerkende Russische producent/exporteur die als marktgericht bedrijf werd beschouwd, zoals hieronder in de overwegingen 34 tot en met 39 is uiteengezet. De beschrijving van de dumpingbevindingen voor elk betrokken land bevat daarom uitsluitend de elementen die specifiek zijn voor elk land.

Normale waarde

(20) Voor de vaststelling van de normale waarde heeft de Commissie voor elke in de steekproef opgenomen producent/exporteur eerst vastgesteld of de totale omvang van diens verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening, dat wil zeggen of deze verkoop ten minste 5 % bedroeg van de totale omvang van diens uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap.

(21) Voor ondernemingen waarvan de binnenlandse verkoop representatief was, heeft de Commissie vervolgens vastgesteld welke soorten van het betrokken product die op de binnenlandse markt waren verkocht, gelijk waren aan of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de soorten die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd.

(22) Voor elke soort die de producenten/exporteurs op de binnenlandse markt hadden verkocht en die rechtstreeks vergelijkbaar was met een soort die naar de Gemeenschap was uitgevoerd, werd vastgesteld of de binnenlandse verkoop representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde soort werd representatief geacht indien deze in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer van die soort naar de Gemeenschap.

(23) Vervolgens werd nagegaan of de verkoop van elke soort op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, door het aandeel vast te stellen van de winstgevende verkoop in de totale verkoop. Wanneer 80 % of meer van de totale verkochte hoeveelheid van een soort verkocht was tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger dan de productiekosten, werd de normale waarde afgeleid van de daadwerkelijke binnenlandse prijs (de gewogen gemiddelde prijs van die totale verkochte hoeveelheid van die soort op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak, ongeacht het feit of de verkoop winstgevend was geweest of niet). Wanneer de met winst verkochte hoeveelheid van een soort minder dan 80 % bedroeg, of wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde afgeleid van de op de binnenlandse markt werkelijk betaalde prijzen van die soort, doch uitsluitend van de winstgevende transacties, mits de winstgevende verkoop ten minste 10 % bedroeg van het totale verkoop van die soort.

(24) Wanneer minder dan 10 % van het totale verkoopvolume van een bepaalde soort met winst was verkocht, werd geoordeeld dat de normale waarde van die soort niet kon worden afgeleid van de binnenlandse prijs van die soort omdat de verkoop op de binnenlandse markt te gering was geweest.

(25) Wanneer de binnenlandse prijs van een bepaalde soort van een bepaalde producent/exporteur niet kon worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde, werd een andere methode gebruikt. De Commissie maakte dan gebruik van de binnenlandse prijzen van andere producenten, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening. Wanneer ook dat niet mogelijk was, werd een normale waarde aangenomen, overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

(26) In alle gevallen waarin de normale waarde werd aangenomen, werd, overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening, gebruikgemaakt van de, zonodig gecorrigeerde, fabricagekosten van de betrokken soort, waaraan een redelijke marge voor de kosten van verkoop, administratie en andere algemene kosten (VAA-kosten) en winst werd toegevoegd. In alle gevallen werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening.

Exportprijs

(27) Wanneer het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap was uitgevoerd, werd de exportprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

(28) Wanneer het betrokken product via een gelieerde importeur was uitgevoerd, werd een aangenomen exportprijs vastgesteld aan de hand van de wederverkoopprijs aan onafhankelijke afnemers. Er werden correcties toegepast voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop van de importeur, waaronder de VAA-kosten en de winst, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

Vergelijking

(29) Om een billijke vergelijking te kunnen maken tussen de normale waarde en de exportprijs, werden correcties toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijsvergelijkbaarheid overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Correcties werden toegepast wanneer deze redelijk bleken, nauwkeurig berekend en met bewijsmateriaal gestaafd.

Dumpingmarge

(30) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde voor elke producent/exporteur vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs.

(31) Voor niet-medewerkende ondernemingen werd een "residuele" dumpingmarge vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(32) Voor landen met een hoog niveau van medewerking en wanneer er geen redenen waren om aan te nemen dat er producenten/exporteurs waren die geen medewerking verleenden, werd een residuele dumpingmarge vastgesteld die gelijk was aan de hoogste dumpingmarge die voor een medewerkende onderneming was vastgesteld, teneinde de doelmatigheid van maatregelen te waarborgen.

(33) Voor landen met een laag niveau van medewerking, werd een residuele dumpingmarge vastgesteld die gelijk was aan de hoogste dumpingmarge die was vastgesteld voor representatieve hoeveelheden. Deze werkwijze werd ook gevolgd om te voorkomen dat het niet verlenen van medewerking zou worden beloond en omdat er geen aanwijzingen waren dat de dumpingmarge voor een niet-medewerkend bedrijf lager zou zijn.

2. Rusland

Behandeling als marktgericht bedrijf

(34) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde in antidumpingonderzoeken betreffende Rusland vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 1 tot en met 6, voor die producenten die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), voldoen, dat wil zeggen wanneer deze kunnen aantonen dat zij op marktvoorwaarden werken bij de productie en de verkoop van het betrokken product.

(35) Slechts een Russische onderneming, JSC Severstal, heeft binnen de gestelde termijn contact opgenomen met de Commissie en gevraagd om als marktgericht bedrijf te worden behandeld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening door het desbetreffende aanvraagformulier in te vullen.

(36) Om de behandeling als marktgericht bedrijf te verkrijgen, moest de betrokken onderneming aantonen dat zij op marktvoorwaarden werkte.

(37) De Commissie heeft alle informatie die zij nodig had ingewonnen en heeft ter plaatse alle gegevens gecontroleerd die de onderneming in haar aanvraag om behandeling als een marktgericht bedrijf had verstrekt.

(38) Bij de controle bleek dat de betrokken onderneming haar besluiten inzake prijzen en kosten zonder beduidende staatsinmening neemt, hetgeen vereist is bij artikel 2, lid 7, onder c), en dat de kosten en prijzen marktconform zijn. De boekhouding van de onderneming wordt overeenkomstig internationale boekhoudnormen gevoerd en door een onafhankelijke accountant gecontroleerd en haar productiekosten en financiële situatie worden niet in beduidende mate vervalst door overdrachten uit het voormalige planeconomiesysteem. De onderneming is eveneens onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die de activiteiten van de onderneming rechtszekerheid en stabiliteit verlenen en valuta werden tegen marktkoersen omgerekend.

(39) Daarom werd geconcludeerd dat JSC Severstal aan de voorwaarden van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoet en als marktgericht bedrijf kon worden behandeld. Het Raadgevend Comité heeft geen bezwaar gemaakt tegen de conclusies van de Commissie.

Normale waarde

(40) JSC Severstal werd verzocht een vragenlijst te beantwoorden die ook vragen bevatte inzake de binnenlandse verkoop en de productiekosten van het betrokken product. Als in overweging 10 vermeld, werd het antwoord ter plaatse gecontroleerd.

(41) De normale waarde werd vastgesteld als beschreven in de overwegingen 20 tot en met 26, dat wil zeggen hetzij aan de hand van de prijzen die in het kader van normale handelstransacties door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt werkelijk zijn of moesten worden betaald, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening, hetzij aan de hand van een aangenomen normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

Exportprijzen

(42) De Russische producent/exporteur voerde rechtstreeks uit naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap en ook via een gelieerd bedrijf in Zwitserland. Daarom werd de exportprijs vastgesteld overeenkomstig de in de overwegingen 27 en 28 beschreven methode, dat wil zeggen aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs of aan de hand van een aangenomen exportprijs, gebaseerd op de wederverkoopprijs aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap.

(43) In het tweede geval werden correcties toegepast voor alle kosten van de gelieerde importeur, met inbegrip van de VAA-kosten en een redelijke winstmarge, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

Vergelijking

(44) De vergelijking werd gemaakt in hetzelfde handelsstadium, af fabriek. Om een billijke vergelijking te kunnen maken, werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd aangetoond dat die van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Aldus werden correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, handelsstadium, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en verwante kosten, krediet, commissies en invoerheffingen.

Dumpingmarge voor de medewerkende onderneming

(45) De gewogen gemiddelde normale waarde van elke naar de Gemeenschap uitgevoerde soort van het betrokken product werd vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs van die soort, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening.

(46) De aldus vastgestelde voorlopige dumpingmarge, in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, is 9,5 %.

Residuele dumpingmarge

(47) Daar in Rusland veel medewerking werd verleend, namelijk voor ongeveer 90 % van de uitvoer naar de Gemeenschap, en in afwezigheid van aanwijzingen dat er producenten/exporteurs zijn die opzettelijk medewerking hebben geweigerd, is de residuele dumpingmarge gelijk aan de dumpingmarge die werd vastgesteld voor de enige medewerkende onderneming, namelijk 9,5 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring.

3. Turkije

(48) Zoals vermeld in de overwegingen 4 en 7, werd gebruikgemaakt van een steekproef, gezien het grote aantal betrokken producenten/exporteurs in Turkije. In de steekproef werden de volgende ondernemingen opgenomen:

- Cayirova Boru San Ve Tic AS, Istanbul,

- Yücel Boru Profil Endüstrisi AS, Istanbul,

- Özdemir Boru Profil San.ve Ticaret AS, Eregli,

- Toscelik Profil ve Sac. Endüstrisi AS, Iskenderun,

- MMZ Onur Boru Profil Uretim, Istanbul.

(49) Zoals in overweging 11 vermeld, was de onderneming Toscelik Profil ve Sac uiteindelijk niet in staat de gevraagde informatie tijdig aan de Commissie te verstrekken. Deze onderneming maakte daarom geen deel uit van de steekproef, maar werd, om de in overweging 11 vermelde redenen, toch als een medewerkende onderneming beschouwd.

(50) De volgende ondernemingen werden individueel onderzocht:

- Noksel Celik Boru Sanayi AS, Ankara,

- Guven Boru ve Profil Sanayi ve Ticaret Ltd, Istanbul.

(51) De volgende ondernemingen waren bereid mede te werken, maar werden niet voor de steekproef geselecteerd:

- Goktas Yassi Hadde Mamülleri Sanayi ve Ticaret AS, Gebze-Kocaeli,

- Yasan Yassi Metal San. Tic. AS, Istanbul,

- Boral Boru Profil San. ve Tic. Ltd, Istanbul,

- Umran Celik Boru Sanayii AS, Istanbul,

- Borusan Birlesik Boru Fabrikalari AS, Istanbul,

- Mannesmann Boru Endustrisi AS, Istanbul,

- Erbosan Erciyas Boru Sanayii ve Ticaret AS, Kayseri,

- Borutas Boru Sanayii ve Ticaret AS, Adapazari,

- Cinar Boru Profil San. Tic. Ltd STI, Eregli,

- Sevil Boru-Profil Sanayii ve Ticaret AS, Istanbul,

- Özborsan Boru San.ve Ticaret AS, Istanbul.

Normale waarde

(52) Vanwege de hoge inflatie in Turkije, ongeveer 45 % in 2002, heeft de Commissie de normale waarde op maandbasis vastgesteld. Wanneer bepaalde soorten van het betrokken product die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd niet of niet in representatieve hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt waren verkocht of wanneer de binnenlandse verkoop in een bepaalde maand niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, heeft de Commissie de gemiddelde prijzen van andere producenten/exporteurs op de Turkse markt als basis genomen voor de vaststelling van de normale waarde. Slechts wanneer bepaalde soorten van het betrokken product ook niet door andere producenten/exporteurs op de Turkse markt waren verkocht, werd een aangenomen normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening. Voor vijf medewerkende producenten/exporteurs werden de eigen fabricagekosten en de eigen VAA-kosten en winst gebruikt. Voor één onderneming heeft de Commissie voor de vaststelling van de normale waarde, daar de totale binnenlandse verkoop van het betrokken product niet representatief was in vergelijking met de totale export naar de Gemeenschap, de prijzen van andere producenten/exporteurs op de Turkse markt gebruikt.

Exportprijs

(53) De exportprijs van het betrokken product uit Turkije is gebaseerd op de prijs bij de rechtstreekse verkoop aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

Vergelijking

(54) Er werden, waar nodig, correcties toegepast voor verschillen in de kosten van kortingen, vervoer, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten, bankkosten, verzekering en krediet.

Dumpingmarge

(55) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per maand voor elke producent/exporteur vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs per maand.

1. In de steekproef opgenomen producenten/exporteurs en producenten/exporteurs die een individuele behandeling hebben verkregen

(56) Het is de vaste praktijk van de Commissie om een enkele dumpingmarge vast te stellen voor producenten/exporteurs die banden met elkaar hebben, om te voorkomen dat het betrokken product in de toekomst via de onderneming met het laagste recht zal worden uitgevoerd.

(57) De voorlopige dumpingmarges, in procenten van cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, zijn:

- Özdemir Boru Profil San.ve Ticaret AS, Eregli: 14,7 %,

- MMZ Onur Boru Profil Uretim, Istanbul: 14,4 %,

- Guven Boru ve Profil Sanayi ve Ticaret Ltd, Istanbul: 6,4 %,

- Noksel Celik Boru Sanayi AS, Ankara: 5,3 %,

- Yücel Boru Profil Endüstrisi AS, Istanbul: 4,2 %,

- Cayirova Boru San Ve Tic AS, Istanbul: 4,2 %.

2. Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten/exporteurs

(58) Om de dumpingmarge vast te stellen voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende Turkse producenten, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge genomen van de in de steekproef opgenomen producenten, overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening.

(59) Dit leidde tot een gewogen gemiddelde dumpingmarge van 6,4 % voor de volgende ondernemingen:

- Goktas Yassi Hadde Mamülleri Sanayi ve Ticaret AS, Gebze-Kocaeli,

- Yasan Yassi Metal San. Tic. AS, Istanbul,

- Boral Boru Profil San. ve Tic. Ltd, Istanbul,

- Umran Celik Boru Sanayii AS, Istanbul,

- Borusan Birlesik Boru Fabrikalari AS, Istanbul,

- Mannesmann Boru Endustrisi AS, Istanbul,

- Erbosan Erciyas Boru Sanayii ve Ticaret AS, Kayseri,

- Borutas Boru Sanayii ve Ticaret AS, Adapazari,

- Cinar Boru Profil San. Tic. Ltd STI, Eregli,

- Sevil Boru-Profil Sanayii ve Ticaret AS, Istanbul,

- Toscelik Profil ve Sac. Endüstrisi AS, Iskenderun,

- Özborsan Boru San.ve Ticaret AS, Istanbul.

3. Niet-medewerkende ondernemingen

(60) In Turkije werd veel medewerking verleend. Daarom was de residuele voorlopige dumpingmarge gelijk aan de hoogste dumpingmarge die voor een medewerkende onderneming was vastgesteld, namelijk 14,7 %.

D. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

1. Totale productie van de Gemeenschap

(61) Het betrokken product wordt in de Gemeenschap vervaardigd door 14 producenten die zijn gevestigd in België, Duitsland, Griekenland, Finland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, namens welke de klacht was ingediend, en twaalf andere producenten. Deze 26 producenten vertegenwoordigen de productie van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

2. Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(62) Zoals aangekondigd in het bovengenoemde bericht van inleiding werd een steekproef samengesteld van EG-producenten. Van de 14 klagende EG-producenten werden acht(5) voor de steekproef geselecteerd. Deze acht ondernemingen hebben volledige medewerking verleend aan het onderzoek. De steekproef werd door de Commissie voornamelijk samengesteld aan de hand van de grootte van de EG-ondernemingen in termen van productie- en verkoopvolume. Daarnaast werd ook aandacht geschonken aan het criterium van geografische spreiding, om een geografisch evenwichtig beeld van de bedrijfstak te verkrijgen.

(63) Ter informatie: de acht in de steekproef opgenomen EG-producenten zijn goed voor 54 % van de totale productie van de Gemeenschap en voor 69 % van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Zij hadden in het onderzoektijdvak een marktaandeel van 47 %.

(64) Daarom voldoen de 14 klagende EG-producenten (dat wil zeggen zowel de acht in de steekproef opgenomen EG-producenten als de zes niet in de steekproef opgenomen EG-producenten) aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, van de basisverordening, daar zij goed zijn voor een groot deel, in dit geval ongeveer 80 %, van de totale productie in de Gemeenschap van het betrokken product. De 14 klagende EG-producenten vormen daarom de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en worden hierna "de bedrijfstak van de Gemeenschap" genoemd.

E. SCHADE

1. Verbruik in de Gemeenschap

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(65) Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de EG-markt, de omvang van de verkoop van de andere EG-producenten op de EG-markt en de Eurostat-cijfers over de invoer in de Gemeenschap, waarop zonodig correcties werden toegepast.

(66) Het aldus berekende verbruik in de Gemeenschap steeg van 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak met 6 %. Het verbruik steeg met name van 1998 op 1999, namelijk met 8 % en bleef daarna min of meer constant tot in 2001. In het onderzoektijdvak daalde het verbruik met 3 %. Daar het betrokken product voornamelijk in de bouw en de werktuigbouw wordt gebruikt, moet de ontwikkeling van het verbruik worden beoordeeld rekening houdend met de groei van de economie in de Gemeenschap in het algemeen en van de bouwsector in het bijzonder.

2. Decumulatie van de invoer uit Rusland en Turkije

(67) De Commissie heeft onderzocht of de gevolgen van de invoer van het betrokken product uit Rusland en Turkije tezamen moeten worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening. De dumpingmarge bij invoer uit Rusland en Turkije was meer dan minimaal in de zin van artikel 9, lid 3, van de basisverordening.

(68) Wat de concurrentievoorwaarden betreft: bij het onderzoek bleek dat het betrokken product uit Rusland en Turkije en dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap, per soort, gelijk waren wat alle wezenlijke fysieke en technische kenmerken betreft. Het betrokken product was per soort onderling verwisselbaar en het werd in de beoordelingsperiode doorgaans via vergelijkbare verkoopkanalen (namelijk handelaars) in de Gemeenschap op de markt gebracht. Het betrokken product uit Rusland en het betrokken product uit Turkije concurreerden dus met elkaar en met het in de Gemeenschap vervaardigde betrokken product.

(69) De Commissie heeft onderzocht of de omvang van de invoer uit Rusland en Turkije niet te verwaarlozen was. In het onderzoektijdvak bedroeg het verbruik, zoals hierboven omschreven, ongeveer 2720000 ton. In dezelfde periode bedroeg de invoer van het betrokken product uit Rusland volgens Eurostat ongeveer 26000 ton. Aan dit cijfer moet nog 1000 ton worden toegevoegd, daar bij de controle ter plaatse bleek dat de medewerkende Russische exporteur het betrokken product onder een tariefpost had aangegeven die buiten het toepassingsgebied van deze procedure valt. Daarom wordt er voorlopig vanuit gegaan dat Rusland iets minder dan 27000 ton van het betrokken product naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd, hetgeen als minimaal is te beschouwen. Daarom wordt geoordeeld dat geen voorlopige maatregelen dienen te worden genomen ten aanzien van het betrokken product uit Rusland. De procedure ten aanzien van Rusland dient evenwel niet te worden beëindigd daar de zaak verder onderzocht zal worden voordat definitieve conclusies zullen worden getrokken.

3. Invoer uit Turkije

Hoeveelheden

(70) De omvang van de invoer van het betrokken product uit Turkije steeg van 1998 tot en met het onderzoektijdvak met 30 %. Van 1998 op 1999 was de invoer uit Turkije relatief stabiel. Vervolgens was er een sterke stijging, namelijk van 135357 ton in 1999 tot 195331 ton in 2000, dus met 43 %. In 2001 daalde de invoer weer met 8 % en in het onderzoektijdvak met nog eens 2 %.

Marktaandeel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(71) Het marktaandeel van het betrokken product uit Turkije steeg in de beoordelingsperiode met 1,3 procentpunten, namelijk van 5,4 % tot 6,7 %. Er was eerst een daling met 0,5 procentpunt van 1998 op 1999, vervolgens een stijging met 2 procentpunten tot 6,9 % in 2000 en vervolgens een lichte daling tot 6,7 % in het onderzoektijdvak.

(72) In de periode 1998-onderzoektijdvak viel de stijging van de invoer uit Turkije en de toename van het marktaandeel van het Turkse product samen met een stijging van het verbruik met 6 %. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat de Turkse producenten van het betrokken product grote winsten maken op hun thuismarkt. De hoeveelheden die worden uitgevoerd houden rechtstreeks verband met de absorptiemogelijkheden van de Turkse markt. Daarom ontwikkelden de omvang van de uitvoer en het marktaandeel van het Turkse product zich tamelijk ongelijk in de tijd.

Prijzen

a) Prijsontwikkeling

(73) In de periode 1998-onderzoektijdvak daalden de gemiddelde cif-prijzen van het betrokken product uit Turkije eerst van 331 EUR/ton in 1998 tot 283 EUR/ton in 1999. Vervolgens stegen deze prijzen weer tot 370 EUR/ton in 2000, daalden zij tot 310 EUR/ton in 2001 en waren zij in het onderzoektijdvak, met 314 EUR/ton, iets lager dan in 1998. De gemiddelde invoerprijzen daalden van 1998 op 1999 met 14 % na de prijsdaling van de belangrijkste grondstof (warmgewalst breedband), alvorens van 1999 op 2000 weer met 26 % te stijgen. De prijzen daalden in 2001 weer, namelijk met 18 % en zijn in het onderzoektijdvak min of meer op dit niveau gebleven.

b) Prijsonderbieding

(74) Er werd een vergelijking gemaakt van de gemiddelde verkoopprijzen in de Gemeenschap van vergelijkbare soorten van het betrokken product uit Turkije en van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Voor de vergelijking werden de prijzen af fabriek gebruikt van de bedrijfstak van de Gemeenschap bij levering aan onafhankelijke afnemers, na aftrek van kortingen en belastingen, en de prijzen van de Turkse producenten/exporteurs, cif grens Gemeenschap, in hetzelfde handelsstadium, gecorrigeerd voor kosten na invoer. Bij de vergelijking bleek dat het betrokken product uit Turkije in het onderzoektijdvak in de Gemeenschap met een prijsonderbieding van 3,8 % tot 5,6 % was verkocht.

(75) Deze prijsonderbiedingsmarges geven evenwel niet de volle omvang weer van de gevolgen van de invoer uit Turkije voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, daar de prijzen in de Gemeenschap onder druk stonden en noodzakelijke prijsverhogingen niet konden worden toegepast. Dit blijkt uit het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap vanaf 2000 verliezen maakte, hoewel zij in deze periode, in afwezigheid van dumping, een redelijke winst had kunnen maken.

4. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(76) Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren onderzocht die verband houden met de toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Inleiding

(77) Daar voor de bedrijfstak van de Gemeenschap gebruik is gemaakt van een steekproef, werd de schade zowel beoordeeld aan de hand van de gegevens over de gehele bedrijfstak als aan de hand van de gegevens over de in de steekproef opgenomen EG-producenten.

(78) Wanneer voor de bedrijfstak van de Gemeenschap gebruik wordt gemaakt van een steekproef, is het de praktijk van de Commissie bepaalde schade-indicatoren zoals productie, capaciteit, voorraden, verkoop, marktaandeel en werkgelegenheid voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn geheel vast te stellen en andere schade-indicatoren zoals prijzen, productiekosten, winsten, aan de hand van gegevens van de in de steekproef opgenomen EG-producenten.

(79) Bij het onderzoek naar de in de steekproef opgenomen EG-producenten is gebleken dat hun gegevens over productie, capaciteit, verkoop, marktaandeel en werkgelegenheid goed overeenstemmen met de gegevens die voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn geheel zijn ingewonnen.

(80) Het onderzoek van bepaalde schade-indicatoren (omvang van de verkoop, verkoopprijzen, winstgevendheid) was beperkt tot de gegevens over de verkoop aan onafhankelijke afnemers. De voorlopige conclusie is dat de verkoop aan gelieerde afnemers, daar deze gemiddeld minder bedroeg dan 10 % van het totale verkoopvolume, niet van beduidende invloed was op de schade-indicatoren.

Gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn geheel

a) Productie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(81) De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg iets (met 7 %) over de gehele periode 1998-onderzoektijdvak. Na een aanvankelijke stijging van ongeveer 9 % van 1998 op 1999, daalde de productie in 2000 met 2 %, steeg zij weer met 3 % in 2001 en daalde vervolgens weer met 3 % in het onderzoektijdvak. De stijging in 1999 werd veroorzaakt door de gunstige conjunctuur en leidde ook tot een stijging van de bezettingsgraad. De productiestijging in 2001 was gericht op een herwinning van het verloren marktaandeel, maar dit ging ten koste van de winst.

b) Capaciteit en bezettingsgraad

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(82) De opgegeven cijfers voor capaciteit hebben betrekking op de technische capaciteit en niet op de theoretische capaciteit, wat betekent dat reeds rekening is gehouden met de normale correcties volgens de normen van de bedrijfstak voor vakanties, opstarttijden, onderhoud en andere normale onderbrekingen. Ondanks deze correcties is de indiener van de klacht zelf van oordeel dat het niet mogelijk is dat een afzonderlijke onderneming over een volledig jaar een bezettingsgraad van 100 % bereikt. Een bezettingsgraad van 80 à 85 % wordt als een absoluut maximum beschouwd. Er wordt op gewezen dat dezelfde productielijnen voor buizen zowel voor het betrokken product als voor ronde buizen worden gebruikt. Er werd daarom steeds een aftrek toegepast op de volledige productielijncapaciteit die door elke afzonderlijke onderneming was opgegeven, zodat de hieronder vermelde capaciteit overeenstemt met de capaciteit voor uitsluitend het betrokken product. De aldus berekende productiecapaciteit is in de beoordelingsperiode iets gestegen, namelijk met 6 % over die periode in haar geheel. Een groot deel van die stijging trad op in 1999, dat wil zeggen toen de bedrijfstak van de Gemeenschap nog winstgevend was. De capaciteit was stabiel in 2000, nam toe in 2001 en was weer stabiel in het onderzoektijdvak.

(83) De bezettingsgraad was 44 % in 1998 en steeg tot 46 % in 1999 als gevolg van de sterke vraag en de winst die werd gemaakt. In 2000, 2001 en het onderzoektijdvak daalde de bezettingsgraad tot 45 % en vervolgens weer tot 44 %.

c) Voorraden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(84) De EG-producenten produceren gewoonlijk op order en daarom bestaan voorraden uit goederen die nog niet aan de afnemers zijn verzonden. De ontwikkeling van de voorraden lijkt daarom geen zinvolle indicator van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Volledigheidshalve wordt de ontwikkeling van de voorraden hierna toch vermeld. De voorraden eindproducten vertegenwoordigden gemiddeld 13 % van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De eindejaarsvoorraden van deze bedrijfstak namen in de beoordelingsperiode toe. Aan het einde van de beoordelingsperiode was het niveau van de voorraden 13 % hoger dan in 1998.

d) Verkoopvolume

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(85) Het volume van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap steeg over de gehele beoordelingsperiode met 7 %, van ongeveer 1570000 ton in 1998 tot ongeveer 1680000 ton in het onderzoektijdvak. Het verkoopvolume steeg met 11 % in 1999, daalde met 4 % in 2000, steeg weer met 4 % in 2001 en daalde weer met 4 % in het onderzoektijdvak.

(86) De ontwikkeling van het verkoopvolume moet worden beoordeeld rekening houdend met het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap, geconfronteerd met de toenemende invoer van goedkope producten uit Turkije, de keuze had hetzij de verkoopprijzen te handhaven ten koste van verkoopvolume en marktaandeel, hetzij de verkoopprijzen aan te passen aan die van de goedkope importproducten ten koste van de winstgevendheid. Van 1998 op 1999 profiteerde de bedrijfstak van de Gemeenschap van de groeiende markt en steeg zowel het verkoopvolume als de winst. In 2000, toen de markt nog steeds groeiende was, gingen zowel het verkoopvolume als de winst achteruit. In de volgende jaren trachtte de bedrijfstak van de Gemeenschap het verkoopvolume op een krimpende markt te handhaven, maar dit ging ten koste van de winstgevendheid.

e) Factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen

(87) Bij het onderzoek bleek dat de prijzen van de Turkse producten de gemiddelde, reeds gedrukte prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak gemiddeld met 5 % onderboden. Bij een onderzoek per soort bleek echter dat de Turkse producenten/exporteurs de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap soms met duidelijk meer dan 5 % onderboden. Deze onderbieding, gepaard gaande met een steeds stijgende invoer, was zeer zeker van invloed op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de EG-markt.

f) Marktaandeel

(88) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg van 1998 op 1999 eerst met bijna een procentpunt, en daalde toen sterk met bijna 3 procentpunten in 2000. Het steeg weer met ongeveer 2 procentpunten in 2001 alvorens in het onderzoektijdvak licht te dalen. Als gevolg hiervan was het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan het einde van de beoordelingsperiode ongeveer op hetzelfde niveau als in 1998.

g) Groei

(89) In de periode 1998-onderzoektijdvak steeg het verbruik in de Gemeenschap met 6 % en het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 7 %. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft zijn marktaandeel dus ongeveer gehandhaafd, terwijl het marktaandeel van het Turkse product in dezelfde periode met 1,3 procentpunt is toegenomen. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon zich dus op de markt handhaven, maar dit ging ten koste van de winst en het rendement van de investeringen.

h) Werkgelegenheid

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(90) Het aantal arbeidsplaatsen bij de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de periode 1998-onderzoektijdvak tamelijk constant gebleven. Op te merken valt dat deze cijfers een wat geflatteerd beeld te zien geven daar verscheidene ondernemingen soms de arbeidsuren hebben verkort, als er weinig vraag was.

i) Productiviteit

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(91) De productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap, in productie per werknemer per jaar, steeg aanvankelijk met 9 % van 1998 op 1999, daalde in 2000 met 4 %, steeg weer in 2001 en ging vervolgens weer iets achteruit in het onderzoektijdvak. Aan het einde van de beoordelingsperiode was de productiviteit 6 % hoger dan aan het begin van die periode. Er wordt op gewezen dat de aldus berekende productiviteit (productie per werknemer per jaar) per definitie geen rekening houdt met de verkorting van de arbeidstijd sinds 1998, met name in Frankrijk waar de 35-urenweek werd ingevoerd, of met het feit dat sommige ondernemingen de arbeidstijd soms hebben verkort (zoals hierboven vermeld). Hoewel de productiviteit per werknemer per jaar sinds 1998 slechts met 6 % is gestegen, is de productiviteit per gewerkt uur veel sterker gestegen.

j) Hoogte van de dumpingmarge

(92) De gevolgen van de vastgestelde dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen niet als te verwaarlozen worden beschouwd, gezien de omvang van de invoer uit Turkije en de prijzen van de ingevoerde producten, met name op een transparante en dus zeer prijsgevoelige markt als die van het betrokken product.

k) Herstel van de gevolgen van dumping of subsidiëring in het verleden

(93) Daar dit een nieuwe antidumpingprocedure is en er geen aanwijzingen zijn dat het betrokken product in het verleden met dumping werd ingevoerd, wordt dit punt niet als relevant beschouwd.

Gegevens over de in de steekproef opgenomen EG-producenten

a) Verkoopprijzen

(94) De verkoopprijzen per eenheid daalden in 1999 met 9 %, van 400 EUR/ton tot 365 EUR/ton, stegen in 2000 met 16 % tot 427 EUR/ton, alvorens in 2001 met 11 % te dalen tot 385 EUR/ton, en bleven in het onderzoektijdvak op dat niveau stabiel. Deze betrekkelijk ongelijke ontwikkeling kan als volgt worden verklaard. De prijzen van het betrokken product van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn afhankelijk van twee hoofdfactoren: de prijzen van de grondstoffen, gewoonlijk warmgewalst breedband, waarvan de prijs ongeveer 70 % uitmaakt van de totale productiekosten van het eindproduct, en de concurrentie op de markt.

(95) Van 1998 op 1999 daalden de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 10 % als gevolg van de sterke prijsdaling van warmgewalst breedband. In 2000 stegen de kosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 20 % als gevolg van de prijsstijging van warmgewalst breedband. In 2001 daalden de productiekosten met 5 %, terwijl ze in het onderzoektijdvak ongeveer constant bleven. Over de gehele beoordelingsperiode (1998-onderzoektijdvak) namen de totale productiekosten dus met 3 % toe, terwijl de verkoopprijzen per eenheid met 5 % daalden. Als gevolg hiervan ging de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap achteruit.

b) Lonen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(96) In de periode 1998-onderzoektijdvak steeg het gemiddelde loon per werknemer met 5 %. Dit cijfer is zowel lager dan de stijging van de consumentenprijzen in de Gemeenschap (7 %) als de stijging van het gemiddelde nominale loon per werknemer in de Gemeenschap (alle sectoren) (12 %) in die periode.

c) Investeringen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(97) De totale investeringen in het betrokken product door de bedrijfstak van de Gemeenschap stegen in de periode 1998-onderzoektijdvak met ongeveer 60 %. Bij het onderzoek bleek dat het voor deze bedrijfstak van levensbelang is een zeker niveau van investeringen te handhaven om concurrerend te blijven. De meeste investeringen werden gedaan om de productie te moderniseren; er werd zeer weinig geïnvesteerd in de uitbreiding van de productiecapaciteit, hoewel zelfs vervangingsinvesteringen normalerwijze tot een lichte verhoging van de technische capaciteit leiden, omdat nieuwe uitrusting efficiënter en productiever is dan oude.

d) Winstgevendheid en rendement van investeringen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(98) In de beoordelingsperiode daalde de winst bij verkoop aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, in termen van nettorendement van de verkoop, vóór belastingen, van - 1,4 % in 1998 en 3,3 % in 1999 tot - 1,0 % in 2000, - 6,5 % in 2001 en - 6,1 % in het onderzoektijdvak. De bedrijfstak van de Gemeenschap maakte in 1998 en 1999 nog winst, toen het betrokken product uit Turkije nog een betrekkelijk klein marktaandeel had en de vraag nog sterk steeg (+ 8 % van 1998 op 1999).

(99) De winstgevendheid werd negatief na 1999, en bereikte een niveau waarop het voortbestaan van de bedrijftak op lange termijn niet meer was verzekerd. Er wordt aan herinnerd dat de prijzen in de periode 1999-onderzoektijdvak met 5 % stegen en de kosten met 14 %.

(100) Het rendement van de investeringen, in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, volgde in de beoordelingsperiode grotendeels de bovengenoemde ontwikkeling van de winstgevendheid. Het ontwikkelde zich van 20 % en 24 % in 1998 en 1999 tot - 14 % in 2001 en - 10 % in het onderzoektijdvak.

e) Kasstroom en vermogen kapitaal aan te trekken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(101) De netto kasin-(uit-)stroom uit bedrijfsactiviteiten ontwikkelde zich van ongeveer 40000000 EUR in 1998 tot ongeveer - 6000000 EUR in het onderzoektijdvak. In 1999 werd een piek bereikt, maar de kasstroom daalde vervolgens sterk in 2000 en bereikte een dieptepunt in 2001. Als gevolg hiervan moet de bedrijfstak van de Gemeenschap gemiddeld steeds meer schulden maken om de huidige activiteiten en de investeringen te financieren.

(102) Bij het onderzoek is gebleken dat verscheidene in de steekproef opgenomen EG-producenten problemen hadden met investeringen vanwege hun moeilijke financiële situatie. Hoewel de meeste ondernemingen deel uitmaken van grote staalconcerns, kunnen zij niet altijd het benodigde kapitaal aantrekken daar de financiële middelen binnen het concern aan de meest winstgevende bedrijven worden toegewezen.

5. Conclusie

(103) In de periode 1998-onderzoektijdvak is de omvang van de invoer met dumping van het betrokken product uit Turkije sterk toegenomen, namelijk met 30 %, terwijl het marktaandeel van het Turkse product is gestegen van 5,4 % in 1998 tot 6,7 % in het onderzoektijdvak. De sterkste stijging vond plaats van 1999 op 2000, toen het invoervolume met 43 % steeg en het marktaandeel met 2 procentpunten. De gemiddelde prijzen van het Turkse product waren in de beoordelingsperiode steeds lager dan die van het product van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Voorts onderbood het betrokken product uit Turkije in het onderzoektijdvak de prijzen van het product van de bedrijfstak van de Gemeenschap gemiddeld met 5 %.

(104) Vastgesteld werd dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode is achteruitgegaan. In de periode 1998-onderzoektijdvak wezen verscheidene schade-indicatoren op een negatieve ontwikkeling: de verkoopprijzen per eenheid daalden met 4 %, terwijl de productiekosten per eenheid met 3 % stegen; de winstgevendheid ging van 1 tot 4 % in 1998 en 1999 tot - 6 % in 2001 en het onderzoektijdvak; het rendement van de investeringen en de door de bedrijfsactiviteiten gegenereerde kasstroom volgden dezelfde negatieve trend. Enkele schade-indicatoren zijn min of meer gelijk gebleven: bezettingsgraad, marktaandeel, werkgelegenheid. Ten slotte leken enkele indicatoren op positieve ontwikkelingen te wijzen: over de gehele beoordelingsperiode steeg de productie met 7 %, de capaciteit met 6 %, de omvang van de verkoop in de Gemeenschap met 7 % in overeenstemming met de ontwikkeling van het verbruik, de investeringen (meestal voor vervanging) met 61 %. Er wordt echter op gewezen dat de productie, de bezettingsgraad en de omvang van de verkoop in de Gemeenschap vooral van 1998 op 1999 stegen, toen de vraag sterk groeide. Daarna gaven deze drie indicatoren in het algemeen een daling te zien. Gelet op het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

F. OORZAAK VAN DE SCHADE

1. Inleiding

(105) Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening, heeft de Commissie onderzocht of de invoer met dumping van het betrokken product uit Turkije de bedrijfstak van de Gemeenschap zoveel schade heeft toegebracht dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere factoren dan de invoer met dumping, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap ook schade had kunnen lijden, zijn onderzocht om te voorkomen dat schade die door deze andere factoren was veroorzaakt niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2. Gevolgen van de invoer met dumping

(106) De aanzienlijke stijging van de invoer van het betrokken product uit Turkije, namelijk met 30 %, van 140000 ton in 1998 tot 181000 ton in het onderzoektijdvak, en van het daarmee overeenstemmende marktaandeel, namelijk van 5,4 % in 1998 tot 6,7 % in het onderzoektijdvak alsmede de prijsonderbieding (gemiddeld ongeveer 5 % in het onderzoektijdvak) vielen samen met de achteruitgang van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De marktpenetratie van het betrokken product uit Turkije was bijzonder sterk van 1999 op 2000, toen het invoervolume met 43 % steeg en het marktaandeel met 2 procentpunten. In dezelfde periode daalden de omvang van de verkoop (- 4 %), het marktaandeel (- 3 procentpunten) en de winstgevendheid (- 4,3 procentpunten) van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze ontwikkeling moet worden beoordeeld rekening houdend met de lichte stijging van het verbruik in de jaren 1999-2000. Daarnaast waren de prijzen van het Turkse product in de gehele beoordelingsperiode lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, waardoor deze bedrijfstak zijn prijzen niet aan de verhoging van de productiekosten in de periode 1999-onderzoektijdvak kon aanpassen. Hierdoor ontstonden vanaf 2000 negatieve financiële resultaten. Daarom wordt geoordeeld dat de invoer met dumping aanzienlijke nadelige gevolgen had voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3. Gevolgen van andere factoren

a) Betrekkelijk klein marktaandeel van het Turkse product

(107) De Commissie heeft onderzocht of het feit dat het betrokken product uit Turkije een betrekkelijk klein en langzaam groeiend marktaandeel had het oorzakelijk verband heeft verbroken tussen de invoer met dumping uit Turkije en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Zoals reeds vermeld in de overwegingen 71 en 72 steeg het marktaandeel van het betrokken product uit Turkije met 1,3 procentpunten, van 5,4 % in 1998 tot 6,7 % in het onderzoektijdvak. In de overwegingen 73 en 74 werd vastgesteld dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap voortdurend werden onderboden.

(108) Op de eerste plaats wordt erop gewezen dat bij het onderzoek is gebleken dat de Turkse producenten van het betrokken product op hun thuismarkt grote winsten maakten. De uitgevoerde hoeveelheden waren rechtstreeks afhankelijk van het absorptievermogen van de Turkse markt. Daarom geven de Turkse exportvolumes en het Turkse marktaandeel een tamelijk ongelijke ontwikkeling in de tijd te zien.

(109) De markt voor het betrokken product wordt gekenmerkt door een betrekkelijke spreiding van de productie en door de afwezigheid van een echte marktleider. De grootste producent in de Gemeenschap had in het onderzoektijdvak een marktaandeel van 10,6 %, terwijl zeven andere EG-producenten een marktaandeel hadden van 5 % tot 10,5 %.

(110) Het betrokken product is een echt basisproduct. Het is homogeen, onderling verwisselbaar en wordt op een transparante markt verkocht. De grootste afnemers van het betrokken product, wat hoeveelheden betreft, zijn handelaren die de prijzen voortdurend vergelijken en in hoge mate de eindprijs bepalen.

(111) Al deze elementen leiden tot de conclusie dat zelfs betrekkelijk kleine hoeveelheden op deze zeer prijsgevoelige markt in de gehele Gemeenschap druk op de prijzen kunnen uitoefenen.

b) Prestaties van andere EG-producenten

(112) EG-producenten die geen deel uitmaken van de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben niet aan het onderzoek medegewerkt. Volgens de meest betrouwbare gegevens waarover de Commissie beschikt is het verkoopvolume van de andere EG-producenten op de EG-markt in de beoordelingsperiode betrekkelijk stabiel gebleven rond 490000 ton per jaar. Het marktaandeel van deze producenten daalde van 19,2 % in 1998 tot 18,1 % in het onderzoektijdvak, waaruit blijkt dat de andere EG-producenten geen marktaandeel hebben gewonnen ten koste van de bedrijfstak van de Gemeenschap, maar dat hun marktaandeel in dezelfde mate is gekrompen als dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

c) Handelsbeschermingsmaatregelen van de VS en andere landen, gevolgen van de gebeurtenis van 11 september 2001 en exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(113) Een belanghebbende stelde dat de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden deels kon worden toegeschreven aan het feit dat verscheidene belangrijke exportmarkten niet meer toegankelijk waren voor die bedrijfstak vanwege de verschillende vrijwaringsmaatregelen die de VS en ander landen ten aanzien van het betrokken product hebben genomen en aan de gevolgen van de gebeurtenis van 11 september 2001 voor de wereldwijde vraag.

(114) Het betrokken product uit de Gemeenschap is inderdaad in verschillende landen aan vrijwaringsmaatregelen onderworpen die sinds 2001 naar aanleiding van de Amerikaanse maatregelen zijn genomen. De omvang van de uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap is echter met 33 % toegenomen, namelijk van ongeveer 85000 ton in 1998 tot ongeveer 114000 ton in het onderzoektijdvak, waarbij de sterkste stijging plaatsvond van 1998 op 2000. De uitvoer was in het onderzoektijdvak goed voor ongeveer 7 % van de totale verkoop van het betrokken product door de bedrijfstak van de Gemeenschap. Er wordt op gewezen dat de eerder genoemde winstcijfers uitsluitend betrekking hebben op de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap. De winsten op de exportverkoop waren in de gehele periode 1998-onderzoektijdvak positief, gaande van 18 % tot 9 %. Daarom wordt geoordeeld dat de exportactiviteiten niet mede de oorzaak kunnen zijn geweest van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

d) Gevolgen van de economische crisis in Zuidoost-Azië

(115) Een belanghebbende voerde aan dat indien de bedrijfstak van de Gemeenschap schade had geleden deze was veroorzaakt door de economische crisis in Zuidoost-Azië in 1997-1998. De Aziatische crisis kan inderdaad hebben bijgedragen tot de daling van de prijzen van ijzer- en staalproducten en van de voornaamste grondstof (warmgewalst breedband) die voor de vervaardiging van het betrokken product wordt gebruikt. Indien deze crisis dus van invloed was op de toeleveranciers, dan zouden de producenten van het betrokken product van de lagere prijzen van de voornaamste grondstof kunnen hebben profiteren. Toen de prijzen van warmgewalst breedband in 1999 op hun laagste niveau waren, kon de bedrijfstak van de Gemeenschap inderdaad zijn prijzen verlagen en het verkoopvolume opvoeren. Bij het onderzoek bleek overigens niet dat er een sterke stijging was van de invoer van het betrokken product uit Aziatische landen. Gelet op het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de Aziatische crisis niet mede de oorzaak was van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

e) Invoer uit andere derde landen

(116) Volgens de beschikbare informatie steeg de totale invoer van het betrokken product uit derde landen van 197000 ton in 1998 tot 211000 ton in het onderzoektijdvak, dus met 7 %, en het daarmee overeenstemmende marktaandeel steeg eerst van 7,7 % in 1998 tot 10 % in 2000, alvorens weer te dalen tot 7,7 % in het onderzoektijdvak. De gewogen gemiddelde cif-prijzen van het betrokken product uit derde landen daalden in de periode 1998-onderzoektijdvak met 12 %, namelijk van 444 EUR/ton in 1998 tot 390 EUR/ton in het onderzoektijdvak. De prijzen van het betrokken product uit andere derde landen zijn in de gehele beoordelingsperiode steeds aanzienlijk hoger geweest dan de prijzen van het betrokken product uit Turkije.

(117) Voorts werd vastgesteld dat het betrokken product uit slechts twee andere landen dan Turkije in het onderzoektijdvak een marktaandeel hadden in de Gemeenschap van meer dan 1 %, namelijk Hongarije en Slovenië. Het marktaandeel van het Hongaarse product daalde van 1,9 % in 1998 tot 1,7 % in het onderzoektijdvak. Het marktaandeel van het Sloveense product was nihil in 1998, 1,5 % in 1999 en 1,2 % in het onderzoektijdvak. Ofschoon de prijzen van het Hongaarse en het Sloveense product de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap leken te onderbieden, zijn de cif-prijzen van het betrokken product uit deze twee landen altijd hoger geweest dan die van het betrokken product uit Turkije. Voorts zijn er geen aanwijzingen dat de invoer uit Hongarije en Slovenië met dumping plaatsvond. De conclusie is dat een eventuele invloed van deze invoer op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap slechts marginaal kan zijn geweest, gelet op de gemiddelde prijzen, de geringe omvang van de invoer en het geringe marktaandeel. Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer uit andere derde landen niet of slechts in zeer geringe mate heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, en dat de gevolgen van deze invoer niet van dien aard waren dat zij een wijziging brengen in de bevinding dat er een werkelijk en aanzienlijk oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping uit Turkije en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

f) Overinvesteringen en overcapaciteit

(118) Verscheidene belanghebbenden hebben aangevoerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap, als alle staalproducenten ter wereld, een chronische overcapaciteit heeft die onder andere te wijten is aan de trage groei van de wereldmarkt voor ijzer- en staalproducten, het feit dat staal voor sommige toepassingen steeds meer door andere materialen wordt vervangen, en de verbetering van de mechanische eigenschappen van staal, zoals sterkte en stijfheid. Indien de bedrijfstak van de Gemeenschap schade heeft geleden, dan zou dit slechts het gevolg zijn van een systematische overbesteding aan kapitaalgoederen die tot overcapaciteit heeft geleid.

(119) De investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap bestonden voornamelijk uit de vervanging en modernisering van verouderde lijnen voor de productie van buizen en de bouw van nieuwe, volledig geautomatiseerde opslagplaatsen. Er zijn weinig investeringen gedaan om de capaciteit te verhogen. Het is evenwel zo dat ook vervangingsinvesteringen de technische capaciteit normalerwijze enigszins verhogen, eenvoudigweg omdat nieuwe uitrusting efficiënter en productiever is dan oude. De vrij geringe capaciteitsverhoging (6 % in vier jaar) moet ook in het licht van het volgende worden beoordeeld: in het begin van de beoordelingsperiode was de bedrijfstak van de Gemeenschap winstgevend en de vraag zeer groot. De reeds hoge capaciteit in 1998 en 1999 belette de bedrijfstak van de Gemeenschap niet in deze jaren winst te maken, toen de omvang van de invoer met dumping nog gering was. Tenslotte wordt erop gewezen dat een in de steekproef opgenomen EG-producent in 1998 een fabriek met een capaciteit van 50000 ton heeft gesloten. Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de beweerde overinvestering en overcapaciteit niet of slechts zeer weinig heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, en dat de gevolgen hiervan niet van dien aard waren dat zij een wijziging brengen in de bevinding dat er een werkelijk en aanzienlijk oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping uit Turkije en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

g) Daling van de vraag als gevolg van de recessie in de bouw

(120) Een belanghebbende stelde dat indien de bedrijfstak van de Gemeenschap schade had geleden, deze te wijten was aan de recessie bij de belangrijkste afnemer van het betrokken product, namelijk de bouwsector. Ter staving van deze bewering heeft deze belanghebbende Eurostat-gegevens voorgelegd over de EU-productie in de bouwsector, die een tragere groei van deze sector in 2000 en 2001 te zien geven, gevolgd door een daling vanaf het laatste kwartaal van 2001.

(121) De bouwsector maakte in 2002 inderdaad een recessie door, hetgeen bevestigd wordt door bovenvermelde cijfers over het verbruik: het verbruik van het betrokken product bereikte een piek in 2000 en daalde zowel in 2001 als in het onderzoektijdvak. Hierbij moet evenwel worden opgemerkt dat het in 2000 was, toen het verbruik een piek bereikte, dat een verlies werd gemaakt van ongeveer 1 %, terwijl in 1999 nog een winst van 3,3 % werd gemaakt. In 2000 was de omvang van de invoer uit Turkije met 43 % gestegen en het daarmee overeenstemmende marktaandeel van 4,9 % tot 6,9 %. Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de daling van de vraag als gevolg van de recessie in de bouw niet of slechts zeer weinig heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, en dat de gevolgen hiervan niet van dien aard waren dat zij een wijziging brengen in de bevinding dat er een werkelijk en aanzienlijk oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping uit Turkije en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

4. Conclusie

(122) Als conclusie wordt bevestigd dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden en die vooral tot uiting is gekomen in de daling van de verkoopprijzen per eenheid met 4 % (terwijl de productiekosten per eenheid met 3 % stegen), de daling van de winstgevendheid van 1998 en 1999 tot 2001 en het onderzoektijdvak, de parallelle daling van het rendement van de investeringen en van de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten is veroorzaakt door de invoer met dumping uit Turkije.

(123) Het tamelijk geringe marktaandeel van de met dumping ingevoerde producten, de prestaties van andere EG-producenten, de handelbeschermingsmaatregelen van de VS en andere landen, de gebeurtenis van 11 september 2001, de exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de economische crisis in Zuidoost-Azië, de invoer uit andere derde landen, de beweerde overinvesteringen en overcapaciteit en de daling van de vraag als gevolg van de recessie in de bouwsector waren niet of slechts in zeer geringe mate mede de oorzaak van de negatieve ontwikkelingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en waren niet van dien aard dat zij een wijziging brengen in de bevinding dat er een werkelijk en aanzienlijk oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping uit Turkije en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

(124) Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer met dumping uit Turkije de oorzaak is geweest van de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(125) De Commissie heeft onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake dumping, schade en oorzakelijk verband, dwingende redenen waren om te concluderen dat het in dit geval niet in het belang van de Gemeenschap is om maatregelen te nemen. Te dien einde heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening, de waarschijnlijke gevolgen onderzocht van maatregelen voor alle betrokkenen.

1. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

Aard en structuur van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(126) De bedrijfstak van de Gemeenschap bestaat uit veertien ondernemingen die bijna alle deel uitmaken van internationale ijzer- en staalconcerns. Veel van deze ondernemingen kopen de voornaamste grondstof bij andere ondernemingen van het concern tegen marktprijzen aan. De bedrijfstak van de Gemeenschap geeft werk aan ongeveer 160000 mensen, waarvan 2772 in het onderzoektijdvak rechtstreeks betrokken waren bij de productie en verkoop van het betrokken product.

Mogelijke gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap

(127) Verwacht wordt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap na de instelling van antidumpingmaatregelen grotere hoeveelheden van het betrokken product in de Gemeenschap zal verkopen. Hierdoor zal het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap stijgen en zal hij, door een hogere bezettingsgraad, de productiekosten per eenheid kunnen verlagen en de productiviteit verhogen. Voorts zou de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen iets kunnen verhogen, hoewel zeker niet in overeenstemming met de hoogte van het antidumpingrecht daar de EG-producenten nog steeds met elkaar zullen concurreren en met de producten die uit Turkije en uit andere derde landen worden ingevoerd. Als conclusie: verwacht wordt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn financiële situatie zal kunnen verbeteren door een stijging van het productie- en verkoopvolume, enerzijds, en een verdere daling van de kostprijs, anderzijds, wellicht gecombineerd met een bescheiden prijsverhoging.

(128) Worden geen antidumpingmaatregelen genomen, dan is het waarschijnlijk dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich negatief zal blijven ontwikkelen. De bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt vooral door het feit dat hij met verlies werkt. Gezien de aanmerkelijke schade die reeds in het onderzoektijdvak werd geleden en de recessie in de bouw sinds begin 2002, is het duidelijk dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap nog zal verslechteren indien geen maatregelen worden genomen. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot besnoeiïngen in de productie en de sluiting van productielijnen waardoor arbeidsplaatsen en investeringen in de Gemeenschap in gevaar zullen komen.

Conclusie

(129) Antidumpingmaatregelen zullen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat stellen zich van de schadelijke gevolgen van dumping te herstellen.

2. Belang van onafhankelijke importeurs/handelaars in de Gemeenschap

(130) Het betrokken product wordt in de Gemeenschap verkocht door importeurs/handelaars die ook een groot aantal andere producten kopen en verkopen. Zowel de bedrijfstak van de Gemeenschap als de producenten/exporteurs verkopen hun producten in de Gemeenschap via handelaars. Gezien het grote aantal betrokken importeurs was de Commissie voornemens gebruik te maken van een steekproef overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening en heeft zij dit in het bericht van inleiding vermeld. De Commissie heeft de importeurs (in de klacht waren 102 importeurs genoemd) in het bericht van inleiding gevraagd basisgegevens te verstrekken, met name over de totale omzet, het totaal aantal werknemers en over omvang en waarde van invoer en wederverkoop van het betrokken product in het onderzoektijdvak.

(131) Twaalf importeurs waren bereid in de steekproef te worden opgenomen en hebben de gevraagde basisinformatie binnen de gestelde termijn verstrekt. Gezien deze situatie werd besloten de vragenlijst voor importeurs aan deze twaalf importeurs toe te zenden. Slechts zes(6) van deze twaalf importeurs hebben tenslotte volledige medewerking verleend en de vragenlijst beantwoord.

(132) Deze zes medewerkende importeurs waren in het onderzoektijdvak goed voor ongeveer 45 % van het totale invoervolume van het betrokken product uit Turkije. Het is mogelijk dat de invoer uit Turkije afneemt indien antidumpingmaatregelen worden genomen. Voorts kan niet worden uitgesloten dat antidumpingmaatregelen tot een bescheiden prijsstijging van het betrokken product in de Gemeenschap zullen leiden, hetgeen van invloed zal zijn op de economische situatie van importeurs en handelaars. De gevolgen van een antidumpingrecht voor de situatie van importeurs en handelaars moet beoordeeld worden in het licht van het geringe aandeel van de handel in het betrokken product in hun algemene activiteiten. Aan de hand van de informatie die de medewerkende importeurs hebben verstrekt, bleek dat het betrokken product uit Turkije gemiddeld goed was voor ongeveer 12 % van de totale omzet van deze importeurs. Ook bleek dat slechts 23 % van de in totaal 107 werknemers van deze importeurs zich rechtstreeks of onrechtstreeks bezighielden met het betrokken product. Eventuele maatregelen zullen dus geen grote gevolgen hebben voor de algemene situatie van de importeurs. Voorts zullen de gevolgen van een prijsstijging van het betrokken product uit Turkije voor de importeurs afhangen van hun vermogen deze aan hun afnemers door te berekenen. Het geringe aandeel van het betrokken product in de totale kosten van de gebruikers moet het voor de importeurs gemakkelijker maken prijsstijgingen aan hen door te berekenen. Daarom werd voorlopig geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen waarschijnlijk geen ernstige nadelige gevolgen zullen hebben voor de importeurs in de Gemeenschap.

3. Belang van de gebruikers van het betrokken product

(133) De bouw is de grootste gebruiker van het betrokken product. Daarom is de vraag naar het betrokken product vooral afhankelijk van de ontwikkelingen in de particuliere en industriële bouwsector. Er werden vragenlijsten gezonden aan elf organisaties van gebruikers van het betrokken product met het verzoek deze door te zenden aan leden die belang hadden bij het onderzoek. De Commissie heeft geen antwoord op de vragenlijst ontvangen, noch van belanghebbende gebruikers noch van de organisaties die hen vertegenwoordigen. Gelet op het gebrek aan belangstelling bij de gebruikers van het betrokken product, kan voorlopig worden geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen waarschijnlijk geen ernstige gevolgen zullen hebben voor hun situatie.

4. Conclusie

(134) Antidumpingmaatregelen zullen de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk in staat stellen de verkoop te verhogen, het verloren marktaandeel te herwinnen en de winstgevendheid te verbeteren. Indien geen antidumpingmaatregelen worden genomen bestaat het gevaar, gezien de verslechterde situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, dat sommige EG-producenten hun productielijnen of zelfs hele fabrieken zullen sluiten en een deel van hun personeel ontslaan. Hoewel antidumpingmaatregelen waarschijnlijk enkele negatieve gevolgen zullen hebben voor importeurs/handelaars, zoals een daling van het invoervolume en een bescheiden prijsstijging, kunnen deze negatieve gevolgen worden afgezwakt door de prijsstijging door te berekenen aan de gebruikers. De gebruikers zullen van hun kant waarschijnlijk weinig van deze prijsstijging merken, gezien de waarschijnlijk geringe invloed van de kosten van het betrokken product op de kosten van hun eindproduct. Gelet op het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er in dit geval geen dwingende redenen zijn geen maatregelen te nemen en dat deze maatregelen in het belang van de Gemeenschap zijn.

H. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(135) Gezien de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Gemeenschap, dienen voorlopige maatregelen te worden genomen om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door invoer met dumping schade blijft lijden.

1. Schademarge

(136) De voorlopige antidumpingrechten dienen voldoende hoog te zijn om te voorkomen dat de invoer met dumping nog schade veroorzaakt, zonder dat zij het niveau van de vastgestelde dumpingmarges mogen overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de schadelijke gevolgen van invoer met dumping worden geneutraliseerd, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen zijn kosten te dekken en een winst voor belasting te maken die redelijkerwijze, in normale concurrentieomstandigheden, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, kan worden gemaakt.

(137) Op grond van de beschikbare gegevens werd voorlopig vastgesteld dat een winst van 3,3 % op de omzet, die de bedrijfstak van de Gemeenschap in 1999 maakte, als een passende winst kan worden beschouwd die de bedrijfstak van de Gemeenschap in afwezigheid van schadeveroorzakende dumping kan behalen. De noodzakelijke prijsverhoging werd berekend door de gewogen gemiddelde invoerprijs (vastgesteld in het kader van de berekening van de onderbiedingsmarges) te vergelijken met de niet-schadeveroorzakende prijs van de verschillende soorten van het betrokken product die de bedrijfstak van de Gemeenschap op de EG-markt verkocht. De niet-schadeveroorzakende prijs was verkregen door aan de verkoopprijzen van elke onderneming die deel uitmaakt van de bedrijfstak van de Gemeenschap een bedrag toe te voegen om het "break-even"-punt te bereiken en daaraan bovengenoemde winstmarge van 3,3 % toe te voegen. De bij deze vergelijking gevonden verschillen werden vervolgens uitgedrukt in procenten van de totale cif-invoerwaarde.

(138) De in deze verordening genoemde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van deze procedure. Zij weerspiegelen de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het residuele recht dat "voor alle ondernemingen" in het land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor "alle andere ondernemingen" geldt.

(139) Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende antidumpingrechten (bv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien zij dit gerechtvaardigd acht, zal de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de verordening wijzigen door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

2. Voorgestelde voorlopige maatregelen

(140) Op grond van het bovenstaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening, wordt geoordeeld dat de voorlopige antidumpingrechten dienen te worden afgestemd op het niveau van de vastgestelde dumpingmarges, daar de schademarges hoger zijn.

3. Verbintenissen

(141) Op grond van artikel 46 van Besluit 1/95 van de Associatieraad EU-Turkije inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie, zijn de medewerkende producenten/exporteurs in Turkije reeds in een vroeg stadium in kennis gesteld van de bevindingen van het onderzoek. Een aantal producenten/exporteurs, namelijk Özdemir Boru Profil San.ve Ticaret AS, MMZ Onur Boru Profil Uretim en Guven Boru ve Profil Sanayi ve Ticaret Ltd, hebben prijsverbintenissen aangeboden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening.

(142) In dit verband merkt de Commissie het volgende op:

- het betrokken product is een basisproduct waarvan de prijzen, zelfs op korte termijn, zeer volatiel zijn, en dat daarom niet geschikt is voor een vaste prijsverbintenis: de volatiliteit is deels te wijten aan de schommelingen van de prijzen van grondstoffen, met name warmgewalst breedband, die een groot doch variabel onderdeel van de productiekosten vormen. De volatiliteit houdt bovendien ook verband met de wisselkoersen, die binnen de Gemeenschap, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken, stabiel zijn, maar die sterke schommelingen ondergaan ten opzichte van de Amerikaanse dollar, de munt die in de handel met Turkije wordt gebruikt. Het zou dan nodig zijn de prijzen elke maand te herzien;

- zelfs indien de minimuminvoerprijzen gekoppeld worden aan de prijzen van warmgewalst breedband, zouden verschillende indexeringsformules moeten worden vastgesteld per subproductgroep omdat de benodigde energie en arbeidskracht per ton verschillen afhankelijk van de grootte. Indien indexeringsformules worden toegepast die regelmatig worden herzien, dan zouden ook drie à vier formules per subproductcategorie moeten worden vastgesteld afhankelijk van de grootten binnen elke subcategorie;

- het betrokken product kent vele aanbiedingsvormen (tot 250) daar verschillende factoren (staalkwaliteit, grootte, dikte, ...) van invloed zijn op de prijzen. Dergelijke gecompliceerde controles zouden een te grote werklast vormen voor de douane.

(143) Daarnaast voeren sommige producenten die prijsverbintenissen hebben aangeboden een assortiment staalproducten uit zoals gelaste buizen, structuurpijpen, koolstofstaalbuizen, vierkante buizen, rechthoekige buizen, enz. die slechts gedeeltelijk zijn onderworpen aan het antidumpingonderzoek. Het risico van prijscompensatie voor de verschillende producten die naar dezelfde afnemers worden uitgevoerd is dan ook groot. De bedrijfstak van de Gemeenschap stelde dat verbintenissen, en derhalve minimumprijzen, ook om deze redenen duidelijk geen passende maatregelen zouden zijn voor het betrokken product.

(144) Gelet op het voorgaande werden de aangeboden prijsverbintenissen niet aanvaard.

I. SLOTBEPALING

(145) Gelet op de beginselen van een behoorlijke bestuur, dient een periode te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich hebben aangemeld binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient erop te worden gewezen dat alle bevindingen in het kader van deze verordening voorlopig zijn en herzien kunnen worden voordat de Commissie eventueel definitieve maatregelen voorstelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er worden voorlopige antidumpingrechten ingesteld op gelaste buizen, pijpen en holle profielen met vierkante of rechthoekige doorsnede, van ijzer of staal, met uitzondering van die van roestvrij staal of met een omtrek van meer dan 600 mm, ingedeeld onder de GN-codes ex 7306 60 31 (Taric-code 7306 60 31 90 ) en ex 7306 60 39 (Taric-code 7306 60 39 90 ), van oorsprong uit Turkije.

2. De voorlopige antidumpingrechten, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn als volgt voor producten die zijn vervaardigd door de volgende ondernemingen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

4. De in lid 1 bedoelde producten kunnen in de Gemeenschap uitsluitend in het vrije verkeer worden gebracht, nadat daarvoor zekerheid is gesteld ter hoogte van het bedrag van het voorlopige recht.

Artikel 2

1. Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening de Commissie verzoeken in kennis te worden gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

2. Ingevolge artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2003.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2) PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1.

(3) PB C 249 van 16.10.2002, blz. 5.

(4) SRW GmbH, KEM SA, Arcelor Tubes France SA, ILVA SpA, Marcegaglia SpA, Voestalpine Krems GmbH, Rautaruukki Oyj Metform, Corus UK Ltd.

(5) SRW GmbH, KEM SA, Arcelor Tubes France SA, ILVA SpA, Marcegaglia SpA, Voestalpine Krems GmbH, Rautaruukki Oyj Metform, Corus UK Ltd.

(6) Metallurgica Piemontese Sas, Transider SA, Bemaco Steel Ltd, Eurosteel Products Ltd, Steel Traders Ltd, Thyssen Mannesmann UK Ltd.