32003R0960

Verordening (EG) nr. 960/2003 van de Raad van 2 juni 2003 tot instelling van een definitief compenserend recht op opneembare compact discs uit India

Publicatieblad Nr. L 138 van 05/06/2003 blz. 0001 - 0025


Verordening (EG) nr. 960/2003 van de Raad

van 2 juni 2003

tot instelling van een definitief compenserend recht op opneembare compact discs uit India

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn(1) ("de basisverordening"), en met name op artikel 15,

Gelet op het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Onderhavige procedure

(1) Op 17 mei 2002 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2) de inleiding bekendgemaakt van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van CD-R's uit India en is zij met een onderzoek begonnen.

(2) Op dezelfde datum werd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de inleiding bekendgemaakt(3) van een parallelle antidumpingprocedure betreffende de invoer van hetzelfde product uit hetzelfde land.

(3) De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die in april 2002 was ingediend door het "Committee of European CD-R's Manufacturers ('CECMA')", namens producenten die goed zijn voor een groot deel van de productie van CD-R's in de Gemeenschap. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal dat genoemd product werd gesubsidieerd en dat hierdoor aanmerkelijke schade was ontstaan, werd voldoende geacht om tot de inleiding van een procedure over te gaan.

(4) De Commissie heeft de EG-producenten die de klacht hebben ingediend en de andere haar bekende EG-producenten evenals de haar bekende belanghebbende producent/exporteur, importeurs, de consumentenorganisatie en de vertegenwoordigers van India van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

(5) De Indiase overheid, de enige producent/exporteur in India, de klagende en de andere EG-producenten, importeurs, de consumentenorganisatie en toeleveranciers hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Alle partijen die binnen de gestelde termijn het verzoek hadden ingediend te worden gehoord en hadden aangetoond dat zij hiertoe bijzondere redenen hadden, werden gehoord.

(6) Enkele partijen voerden aan dat de EG-producenten namens welke de klacht was ingediend niet aan de voorwaarden van artikel 10, lid 8, van Verordening (EG) nr. 2026/97 voldeden en dat er geen voldoende reden was om een onderzoek te openen. Er was echter wel voldaan aan de voorwaarden voor de inleiding van een procedure, en met name aan de drempelwaarden van 25 % en 50 % als bedoeld in artikel 10, lid 8. De opening van het onderzoek was daarom gerechtvaardigd.

(7) Aangevoerd werd dat een van de klagende EG-producenten niet in aanmerking had moeten worden genomen bij de vaststelling van de representativiteit van de indiener van de klacht, daar deze producent niet langer het recht zou hebben om het betrokken product te produceren om redenen van intellectuele-eigendomsrechten.

(8) Deze onderneming heeft het betrokken product in het onderzoektijdvak in de Gemeenschap geproduceerd en verkocht en aan het onderzoek medegewerkt. Het feit dat deze producent bij een gerechtelijke procedure was betrokken betekent niet dat hij automatisch van het begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap" moest worden uitgesloten. Bovendien was deze onderneming in beroep gegaan tegen het arrest van het Hof volgens welke zij de licentie had verloren. Daar in deze zaak geen definitief besluit was genomen, was het in ieder geval niet mogelijk tot de conclusie te komen dat de betrokken producent niet langer het recht had CD-R's te produceren. Het argument werd daarom afgewezen.

(9) Door middel van de toezending van vragenlijsten aan alle haar bekende partijen heeft de Commissie alle gegevens die zij voor haar bevindingen inzake subsidiëring, schade en belang van de Gemeenschap nodig had ingewonnen en geverifieerd. De Commissie heeft een controle verricht bij de Indiase overheid in New Delhi en bij de volgende ondernemingen:

a) Producent/exporteur in India

- Moser Baer India Ltd, New Delhi, India

b) EG-producenten

- Computer Support Italcard SRL, Milaan, Italië

- C.D.A Datenträger Albrechts GmbH, Albrechts, Duitsland

- CPO Magnetic Products BV, Oosterhout, Nederland

- Fuji Magnetics GmbH, Kleef, Duitsland

- Mitsui Advanced Media SA, Ensisheim, Frankrijk

- MPO Media SAS, Averton, Frankrijk

- TDK Recording Media Europe SA, Bascharage, Luxemburg

- Prime Disc Technologies GmbH, Wiesbaden, Duitsland

- IMAG Optical Storage Ltd, Limerick, Ierland

- Multimedia Info-Tech Ltd, Belfast, Noord-Ierland

c) Toeleveranciers in de Gemeenschap

- Bayer AG, Leverkusen, Duitsland

- Steag Hamatech, Sternenfels, Duitsland.

(10) Het onderzoek naar subsidiëring en schade had betrekking op de periode van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2002 ("het onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant waren voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode").

2. Voorlopige maatregelen

(11) Daar enkele subsidie-aspecten nader onderzocht moesten worden, werden geen voorlopige compenserende rechten ingesteld op CD-R's uit India.

3. Vervolg van de procedure

(12) De partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was het voorstel te doen definitieve compenserende rechten in te stellen. De Commissie heeft tevens laten weten binnen welke termijn hierover opmerkingen konden worden gemaakt. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden in overweging genomen en de bevindingen werden op grond hiervan zo nodig gewijzigd.

4. Maatregelen ten aanzien van CD-R's uit Taiwan

(13) In juni 2002 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1050/2002(4) definitieve antidumpingrechten ingesteld op CD-R's uit Taiwan.

B. ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Onderzocht product

(14) De procedure heeft betrekking op hetzelfde product als de vroegere antidumpingprocedure ten aanzien van Taiwan, namelijk opneembare compact discs ("CD-R's"), ingedeeld onder GN-code ex 8523 90 00.

(15) Een CD-R is een schijf van polycarbonaat, voorzien van een laag verf, een laag reflecterend materiaal, zoals goud of zilver, en een beschermlaag. Een dergelijke schijf kan slechts eenmaal worden beschreven en wordt daarom een schijf van het "WORM"-type genoemd (Write Once Read Many). De schijf is een optisch opslagmedium voor digitale gegevens of muziek. Het opnemen gebeurt door de verflaag in een CD-recorder bloot te stellen aan een infrarode laserstraal.

CD-R's kunnen worden onderscheiden al naar gelang het soort op te nemen gegevens (gegevens-CD-R's en muziek-CD-R's), de opslagcapaciteit, de reflecterende metaallaag (meestal zilver) en het al dan niet bedrukt zijn.

CD-R's worden in verschillende kwaliteiten verkocht en in verschillende verpakkingen op de markt gebracht, waarvan de meest voorkomende zijn: normale en dunne openklapbare plastic doosjes die één CD-R bevatten, in krimpfolie verpakte stapels van 10 tot 100 CD-R's, blikken van 10 tot 100 CD-R's, enveloppen met één in cellofaan of karton enz. verpakte CD-R.

Hoewel het gebruik en de kwaliteit van de verschillende soorten CD-R's uiteenlopen, brengt dit geen beduidende verschillen met zich in fysieke en technische basiskenmerken van het product. Alle CD-R's worden daarom in het kader van dit onderzoek als één enkel product beschouwd.

2. Soortgelijk product

(16) Bij het onderzoek bleek dat de CD-R's die in India worden vervaardigd en aldaar op de binnenlandse markt verkocht dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt als de CD-R's uit India die in de Gemeenschap worden ingevoerd. Ook CD-R's die door de klagende en andere EG-producenten worden vervaardigd en in de Gemeenschap verkocht hebben dezelfde fysieke en technische basiskenmerken en dezelfde gebruiksdoeleinden als de CD-R's die uit India in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(17) Bijgevolg worden op de binnenlandse markt van India verkochte en naar de Gemeenschap uitgevoerde CD-R's en CD-R's die in de Gemeenschap worden vervaardigd en aldaar verkocht beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 5, van de basisverordening.

C. SUBSIDIES

1. Inleiding

(18) Op basis van de informatie in de klacht en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werden de volgende regelingen onderzocht, in het kader waarvan exportsubsidies zouden zijn verleend:

i) - de regeling vrijstelling vennootschapsbelasting

ii) - de regeling exportproductiezones/exportgeoriënteerde bedrijven (EPZ/EGB-regeling).

(19) Naast deze twee regelingen werden in de klacht drie andere regelingen, namelijk de regeling "Duty Entitlement Passbook" (DEPB-regeling), de regeling Exportbevordering Kapitaalgoederen en de regeling Voorafgaande Vergunningen vermeld als mogelijke bronnen van subsidies voor de Indiase producenten/exporteurs van CD-R's. Bij het onderzoek is evenwel gebleken dat er slechts één producent/exporteur van CD-R's in India is die een exportgeoriënteerd bedrijf heeft. Deze producent/exporteur heeft volledige medewerking aan het onderzoek verleend en heeft geen gebruik gemaakt van andere regelingen dan die welke in overweging 16 zijn vermeld. In de praktijk behoeft hij van geen andere regeling gebruik te maken omdat hij als exportgeoriënteerd bedrijf dezelfde voordelen verkrijgt. Deze andere regelingen zijn derhalve niet verder onderzocht.

De regeling Vrijstelling Vennootschapsbelasting is gebaseerd op de Wet Vennootschapsbelasting van 1961 die jaarlijks bij de begrotingswet wordt gewijzigd.

De huidige EPZ/EGB-regeling is gebaseerd op de Wet Buitenlandse Handel (Ontwikkeling en Regulering) van 1992 (nr. 22 van 1992) die op 7 augustus 1992 in werking is getreden. Volgens de Wet Buitenlandse Handel (afdeling 5) kan de Indiase overheid berichten publiceren over het invoer- en uitvoerbeleid. Deze worden samengevat in de documenten "Invoer- en uitvoerbeleid" die het Ministerie van Handel om de vijf jaar uitgeeft en die jaarlijks worden bijgewerkt. Het document betreffende het invoer- en uitvoerbeleid dat relevant is voor het onderzoektijdvak van deze procedure, is dat voor de periode 1 april 1997 - 31 maart 2002. Daarnaast heeft de Indiase overheid de procedures in verband met haar beleid op het gebied van buitenlandse handel bekendgemaakt in het "Handbook of Procedures for Exports and Imports 1 april 1997 - 31 maart 2002" (Volume 1).

Regeling Vrijstelling Vennootschapsbelasting (VV-regeling)

a) Rechtsgrond

(20) De Wet Vennootschapsbelasting van 1961 is de rechtsgrond van de VV-regeling. Deze wet, die elk jaar bij de begrotingswet wordt gewijzigd, omschrijft de beginselen van de belastingheffing en van de verschillende vrijstellingen/verminderingen die kunnen worden aangevraagd. Bedrijven kunnen onder meer vrijstelling aanvragen op grond van de afdelingen 10A, 10B en 80HHC van de wet die voorzien in de vrijstelling van de vennootschapsbelasting op exportwinsten.

b) Voorwaarden

(21) Vrijstelling op grond van Afdeling 10A kan worden aangevraagd door ondernemingen die in exportproductiezones zijn gevestigd, vrijstelling op grond van 10B door exportgerichte bedrijven en vrijstelling op grond van Afdeling 80HHC door alle exportondernemingen.

c) Toepassing in de praktijk

(22) Om in aanmerking te komen voor bovengenoemde vrijstellingen/verminderingen moet een onderneming een aanvraag indienen bij zijn belastingaangifte aan het eind van het belastingjaar. Het belastingjaar loopt van 1 april tot 31 maart. De belastingaangifte moet voor de daaropvolgende 30 november worden ingediend. De belastingautoriteiten hebben drie jaar de tijd om deze aangifte te behandelen. Een onderneming kan slechts een verzoek indienen voor een van de drie vrijstellingen op grond van de bovengenoemde afdelingen.

d) Conclusie over de VV-regeling

(23) Volgens punt e) van de lijst van voorbeelden van exportsubsidies (bijlage I bij de basisverordening) is "gehele of gedeeltelijke vrijstelling, kwijtschelding of uitstel van betaling, specifiek in verband met de export, van directe belastingen" een exportsubsidie. Op grond van de VV-regeling heeft de Indiase overheid de onderneming een financiële bijdrage verleend door derving van overheidsinkomsten in de vorm van directe belastingen die normalerwijze verschuldigd zouden zijn geweest indien de onderneming de vrijstelling niet had aangevraagd. Door deze financiële bijdrage verkreeg de ontvanger een voordeel omdat zijn belastingschuld hierdoor werd verminderd.

(24) De subsidie is rechtens afhankelijk van exportprestaties in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening, daar de vrijstelling alleen geldt voor winsten uit export, en is daarom specifiek.

e) Berekening van de subsidiemarge

(25) De onderzochte onderneming vervaardigt CD-R's in een EGB. Zij kan dus aanspraak maken op een belastingvrijstelling - ingevolge afdeling 10B - op de bij uitvoer gemaakte winsten. Hoewel de onderneming bij haar belastingaangifte een berekening van de vrijstelling ingevolge afdeling 10B heeft gevoegd, heeft zij deze vrijstelling uiteindelijk niet aangevraagd omdat de onderneming in haar geheel in het onderzoektijdvak geen belastbare winst had gemaakt. Er wordt op gewezen dat de onderneming, naast het EGB, over andere bedrijven beschikt waar andere producten worden gemaakt. Uit de door de onderneming gemaakte berekening van de vennootschapsbelasting in de belastingaangifte en de bijgevoegde specificaties bleek evenwel dat de onderneming haar afschrijving van de vaste activa sterk had verhoogd door activa in een categorie met een lager afschrijvingspercentage (machines) in de belastingaangifte van het vorige jaar over te brengen naar een categorie met een veel hoger afschrijvingspercentage (matrijzen) in de belastingaangifte voor het onderzoektijdvak.

(26) De Commissie was van oordeel dat de herindeling van activa voor belastingdoeleinden van juridisch oogpunt uit twijfelachtig was, met name omdat de onderneming de activa alleen voor belastingdoeleinden opnieuw had ingedeeld en niet in haar boekhouding, wat volgens de wet een vereiste zou zijn. Zowel de Indiase Vennootschapswet (van toepassing op de boekhouding) als de Indiase Vennootschapsbelastingswet (van toepassing op de belastingen) geven dezelfde afschrijvingspercentages voor de categorie waarnaar de activa voor belastingdoeleinden waren overgebracht. De Commissie heeft de onderneming en de Indiase belastingdienst derhalve verzocht haar hierover uitleg te geven. De Indiase belastingdienst heeft geen antwoord gegeven die de situatie duidelijker heeft gemaakt. De onderneming voerde aanvankelijk aan dat de herindeling nodig was om een fout bij de indeling van enkele activa voor belastingdoeleinden in voorgaande jaren te corrigeren. Na de bekendmaking van de resultaten van het onderzoek, voerde de onderneming evenwel aan dat de activa op advies van belastingconsulenten waren heringedeeld met het doel de belastbare winsten, en aldus de het te betalen belastingbedrag, te verminderen.

(27) Het bleek evenwel dat de onderneming het financiële voordeel dat zij door de herindeling van de activa had verkregen, ook had kunnen verkrijgen op grond van afdeling 10B van de Wet op de Vennootschapsbelasting. Bovendien was het bedrag van het voordeel dat zij op grond van afdeling 10B had kunnen verkrijgen, zonder de twijfelachtige herindeling van de activa, gelijk aan het bedrag van het voordeel op het gebied van de vennootschapsbelasting dat zij door deze herindeling van activa had verkregen.

(28) Uit de hierboven omschreven situatie bleek dat de onderneming in het onderzoektijdvak geen rechtstreeks voordeel had verkregen op grond van afdeling 10B. Deze conclusie wordt getrokken op grond van het feit dat een subsidie eerst tot compenserende maatregelen aanleiding geeft wanneer zij daadwerkelijk door de onderneming is ontvangen of wanneer een besluit is genomen deze subsidie toe te kennen.

(29) De regeling Exportproductiezones/Exportgeoriënteerde bedrijven (EPZ/EGB-regeling)

a) Rechtsgrond

(30) De EPZ/EGB-regeling, die in 1965 werd ingevoerd, is een instrument van het in- en uitvoerbeleid ter bevordering van de export. In het onderzoektijdvak waren de douaneberichten 53/97 en 133/94 op die regeling van toepassing. In hoofdstuk 9 en aanhangsel I van het document "In- en Uitvoerbeleid 1997/2002" en in het Handboek van procedures zijn nadere gegevens te vinden over deze regeling.

b) Voorwaarden

(31) Ondernemingen die zich ertoe verbinden hun gehele productie van goederen en diensten uit te voeren, kunnen gebruik maken van de EPZ/EGB-regeling. Is deze regeling eenmaal toegekend, dan komt de betrokken onderneming voor bepaalde voordelen in aanmerking. Er zijn vier erkende exportproductiezones in India. Exportgeoriënteerde bedrijven kunnen overal in India zijn gevestigd. Zij staan onder toezicht van de douane overeenkomstig afdeling 65 van de Douanewet. Het CD-R-producerende bedrijf van de onderzochte producent/exporteur heeft de status van exportgeoriënteerd bedrijf. Hoewel bedrijven in EPZ's en EGB's normalerwijze hun gehele productie moeten uitvoeren, staat de Indiase overheid deze bedrijven op bepaalde voorwaarden toe een deel van hun productie op de binnenlandse markt te verkopen.

c) Toepassing in de praktijk

(32) In een EPZ gevestigde ondernemingen en ondernemingen die de EGB-status wensen te verkrijgen, dienen bij de bevoegde autoriteiten een aanvraag in die gegevens bevat over onder meer de geplande productie, de geraamde waarde van de uitvoer en de behoeften aan ingevoerde en binnenlandse goederen voor de volgende vijf jaar. Indien de aanvraag wordt goedgekeurd, worden de aan deze goedkeuring verbonden voorwaarden aan de onderneming medegedeeld. In een EPZ gevestigde ondernemingen en EGB's mogen zelf bepalen welke producten zij vervaardigen. De erkenning als in een EPZ gevestigde onderneming of EGB geldt voor een periode van vijf jaar. Deze erkenning kan worden verlengd.

In EPZ's gevestigde bedrijven en EGB's komen voor de volgende voordelen in aanmerking:

i) vrijstelling van invoerrechten op alle soorten goederen (waaronder kapitaalgoederen, grondstoffen en consumptiegoederen) die zij voor of in verband met hun productie, be- of verwerking nodig hebben;

ii) vrijstelling van accijns op in het binnenland aangekochte goederen;

iii) vrijstelling van de volgens afdeling 10A of 10B van de Wet Vennootschapsbelasting normaal verschuldigde vennootschapsbelasting, tot 2010 (zie beschrijving VV-regeling hierboven);

iv) terugbetaling van de centrale omzetbelasting op goederen die plaatselijk werden aangekocht;

v) de onderneming mag voor 100 % in buitenlandse handen zijn;

vi) faciliteiten om een deel van de productie op de binnenlandse markt af te zetten bij betaling van de rechten, als uitzondering op de algemene regel dat de gehele productie moet worden uitgevoerd.

(33) In EPZ's gevestigde bedrijven en EGB's dienen op de voorgeschreven wijze een boekhouding te voeren van de ingevoerde materialen, het ge- en verbruik van die materialen en van de uitgevoerde goederen. Deze boekhouding wordt regelmatig door de bevoegde autoriteiten gecontroleerd.

(34) Zij moeten tevens een minimaal nettobedrag aan deviezen verdienen (een percentage van de export) en de exportprestaties moeten in overeenstemming zijn met de voorwaarden van het exportbeleid. Alle activiteiten van een EGB of in een EPZ gevestigd bedrijf moeten plaatsvinden in een douane-entrepot.

d) Conclusie over de EPZ/EGB-regeling

(35) In het kader van dit onderzoek werd vastgesteld dat de regeling EPZ/EGB gebruikt werd voor de invoer van grondstoffen en kapitaalgoederen en voor de aankoop van goederen op de binnenlandse markt. De producent/exporteur bleek gebruik te hebben gemaakt van de vrijstelling van invoerrechten op grondstoffen en kapitaalgoederen en van de vrijstelling van accijnzen op goederen die op de binnenlandse markt waren aangekocht. De Commissie is nagegaan of deze vrijstellingen tot compenserende maatregelen aanleiding gaven. De vrijstelling van invoerrechten op grondstoffen en kapitaalgoederen komt neer op het verlenen van een subsidie; deze vrijstelling is namelijk een financiële bijdrage van de Indiase overheid, daar deze afstand doet van inkomsten die haar normalerwijze toekomen en de ontvanger van de vrijstelling daardoor een voordeel verkrijgt. Omdat deze subsidie volgens de Indiase wetgeving afhankelijk is van exportprestaties in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening, wordt zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen. In verband met de vrijstelling van accijnzen werd vastgesteld dat de accijnzen die betaald worden bij aankopen door een niet-EGB worden gecrediteerd als een teruggave en gebruikt voor de betaling van accijns op de binnenlandse verkoop. Door de vrijstelling van accijnzen op aankopen door een EGB doet de overheid dus geen afstand van extra inkomsten en bijgevolg verkrijgt de EGB hierdoor geen extra voordeel.

e) Berekening van de subsidiemarge

Vrijstelling van invoerrechten op grondstoffen

(36) Een onderneming die van de regeling gebruik maakt wordt geacht haar volledige productie uit te voeren, maar kan, op bepaalde voorwaarden, toch een deel van haar productie op de binnenlandse markt verkopen. De onderneming kon aantonen dat alle vrij van rechten ingevoerde goederen waren gebruikt voor de vervaardiging van uitgevoerde goederen of, wanneer de goederen waarin deze grondstoffen waren verwerkt op de binnenlandse markt waren verkocht, aan de daarvoor geldende voorwaarden was voldaan. Zo werd met name aangetoond dat de rechten die de onderneming bij verkoop op de binnenlandse markt had betaald, overeenkwamen met de rechten die zij bij invoer van de grondstoffen niet had betaald.

(37) Daarom werd geconcludeerd dat de betrokken onderneming vrijstelling van invoerrechten op grondstoffen had verkregen overeenkomstig de bepalingen van de bijlagen I en II bij de basisverordening, met name omdat geen hogere bedragen aan invoerrechten waren kwijtgescholden. De onderzochte onderneming heeft derhalve bij de invoer van grondstoffen in het onderzoektijdvak geen voordeel verkregen dat tot compenserende maatregelen aanleiding geeft.

Vrijstelling van invoerrechten op kapitaalgoederen

(38) In tegenstelling tot grondstoffen worden kapitaalgoederen niet fysiek in het eindproduct verwerkt. Voor de berekening werd het bedrag aan niet-betaalde rechten gelijkgesteld aan een schenking bij elke invoer van kapitaalgoederen. Bijgevolg werd het voordeel voor de onderzochte onderneming berekend door spreiding van het bedrag aan niet-betaalde invoerrechten over de periode die in de boekhouding als afschrijvingstermijn is gebruikt.

(39) De producent/exporteur stelde dat de afschrijvingstermijn van 13 jaar die hij in zijn boekhouding gebruikt de werkelijke situatie van de onderneming beter weergeeft, in overeenstemming is met de Indiase Wet op de Vennootschappen en door het bestuur van de onderneming en de accountants is vastgesteld. Bovendien zouden in andere antisubsidieprocedures, bij de toerekening van de ontvangen voordelen, de afschrijvingsmethodes van de boekhouding van de onderneming zijn gevolgd. Hij wees ook op een verslag van een informele werkgroep van de WTO over subsidies, volgens hetwelk "bij het vaststellen van de gebruiksduur van activa de voorkeur moet worden gegeven aan de afschrijvingstermijnen volgens de boekhouding boven de afschrijvingstermijnen voor belastingdoeleinden, daar de boekhouding beter de werkelijke gebruiksduur van de activa weergeeft". Voorts zouden de afschrijvingstermijnen voor belastingdoeleinden niet moeten worden gebruikt, omdat deze op een degressieve methode zijn gebaseerd en niet op de lineaire die normalerwijze voor afschrijvingen wordt gebruikt.

(40) De onderneming bleek evenwel tegenstrijdige gegevens te hebben verstrekt over de afschrijving van de betrokken activa. De onderneming heeft de indeling van deze activa voor belastingdoeleinden gewijzigd, dat wil zeggen voor belastingsdoeleinden werden zij als matrijzen beschouwd en niet als machines, en afgeschreven volgens de degressieve methode. In de boekhouding van de onderneming waren deze activa nog steeds als machines opgenomen, hoewel de Indiase Wet op de Vennootschappen en de Indiase Wet op de Vennootschapsbelasting bepalen dat voor belasting- en boekhouddoeleinden dezelfde indeling moet worden gebruikt. Indien de onderneming de activa voor boekhouddoeleinden ook als matrijzen had ingedeeld, had de afschrijvingstermijn van 13 jaar voor machines niet mogen worden gebruikt. De afschrijvingstermijn zou ofwel zes jaar moeten zijn, bij gebruik van de lineaire methode of, bij gebruik van de degressieve methode overeenkomstig de belastingaangifte, zou ongeveer 80 % van de waarde van de activa in de eerste drie jaar moeten zijn afgeschreven.

(41) Hoewel voor belasting- en boekhouddoeleinden verschillende afschrijvingstermijnen kunnen worden gebruikt, wordt het niet aanvaardbaar geacht activa als matrijzen in te delen voor belastingdoeleinden en als machines voor boekhouddoeleinden. De betrokken activa moeten als machines of als matrijzen worden beschouwd, maar niet tezelfdertijd als machines en matrijzen. Dezelfde logica is in de Indiase wetgeving terug te vinden volgens welke voor belasting- en boekhouddoeleinden dezelfde indeling moet worden toegepast.

(42) In dit geval heeft de onderneming voor belastingdoeleinden de degressieve methode toegepast waardoor de activa in de eerste drie jaar reeds voor 80 % waren afgeschreven. De vraag was welke afschrijvingstermijn had moeten worden gebruikt indien de onderneming de herindeling van de activa voor belastingdoeleinden ook voor boekhouddoeleinden had toegepast.

(43) Twee keuzes werden overwogen, die beide mogelijk zijn op grond van de Indiase Wet op de Vennootschappen, dat wil zeggen een afschrijvingstermijn van zes jaar volgens de lineaire methode of een afschrijving volgens de degressieve methode waarbij de waarde van de activa elk jaar met 40 % van de overblijvende waarde wordt verminderd. De onderneming had geen voorkeur voor een van beide methodes, maar bleef erbij dat de afschrijvingstermijn van 13 jaar moest worden gebruikt zoals voor machines.

(44) Geconcludeerd werd dat de meest redelijke oplossing erin bestond de afschrijvingstermijn aan te houden die normalerwijze in deze bedrijfstak wordt gebruikt, en de bijzondere omstandigheden van deze onderneming in aanmerking te nemen die zeer winstgevend is en voortdurend grote bedragen in het betrokken product investeert. Uit de gegevens die bij het onderzoek werden verkregen blijkt dat de meeste ondernemingen verlies lijden en reeds een aanzienlijke tijd verlies lijden. Dit leidt gewoonlijk tot een langzamer investeringstempo en tot langere afschrijvingstermijnen. De gemiddelde termijn voor deze verlieslijdende ondernemingen was ongeveer zes jaar.

(45) De situatie van de betrokken onderneming is evenwel zeer verschillend van die van de gemiddelde onderneming. Daar zij zeer winstgevend is en voortdurend voor grote bedragen investeert, is het redelijk ervan uit te gaan dat haar afschrijvingstermijnen aanzienlijk korter zijn dan gemiddeld. Daarom werd het passend geacht de degressieve methode toe te passen, daar deze een snellere afschrijving mogelijk maakt dan de lineaire methode. Wanneer regelmatig wordt geïnvesteerd, maakt de degressieve methode volgens de Indiase Wet op de Vennootschappen, als bedoeld in overweging 43, een 30 % snellere afschrijving mogelijk dan de equivalente lineaire methode over een representatieve periode van zes jaar die van toepassing is bij gebruik van de lineaire methode. De afschrijvingstermijn wordt dan 4 jaar en twee maanden en niet zes jaar zoals bij de lineaire methode en deze kortere termijn werd gebruikt voor de toerekening van het verkregen voordeel.

(46) Aan het aldus berekende bedrag dat vervolgens aan het onderzoektijdvak werd toegerekend, werd de rente over het onderzoektijdvak toegevoegd om het totale voordeel voor de ontvanger vast te stellen. Gezien de aard van deze subsidie, die neerkomt op een eenmalige schenking, werd gebruik gemaakt van de commerciële rente op lange termijn die in het onderzoektijdvak in India van toepassing was. Het subsidiebedrag werd vervolgens over de gehele uitvoer van het EGB omgeslagen.

(47) De definitieve marge van de subsidie in de vorm van een vrijstelling van invoerrechten op kapitaalgoederen die de onderzochte onderneming in het onderzoektijdvak had verkregen werd vastgesteld op 7,3 %.

2. Hoogte van de subsidies die tot compenserende maatregelen aanleiding geven

(48) De definitieve marge van de subsidies die tot compenserende maatregelen aanleiding geven overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening is voor de onderzochte producent/exporteur 7,3 %. Omdat India slechts één producent/exporteur telt, geldt deze conclusie voor de gehele invoer van CD-R's uit India.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

D. DEFINITIE VAN "BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP"

1. Productie in de Gemeenschap

(49) In het onderzoektijdvak hebben de volgende ondernemingen in de Gemeenschap CD-R's vervaardigd:

- de vijf klagende producenten die aan het onderzoek medewerkten;

- vier niet-klagende producenten die de klacht steunden en aan het onderzoek medewerkten;

- twee niet-klagende producenten die de klacht steunden, maar onvoldoende medewerking verleenden aan het onderzoek;

- een niet-klagende producent die de klacht steunde en de Commissie algemene gegevens verstrekte;

- andere niet-klagende producenten die niet aan het onderzoek medewerkten.

(50) Doordat verschillende niet-klagende EG-producenten aan het onderzoek medewerkten, kon de Commissie de representativiteit in de zin van artikel 9, lid 1, van de basisverordening nader onderzoeken. Enkele medewerkende producenten (waarvan sommigen aanvankelijk geen deel uitmaakten van de klagende partij) bleken CD-R's te hebben ingevoerd, maar niet uit India. Een groot deel van deze aankopen bleek slechts te zijn gedaan om aan de vraag op de markt op korte termijn te voldoen, in afwachting van de installatie van nieuwe of bijkomende capaciteit en het ging slechts om betrekkelijk kleine hoeveelheden, vergeleken met de omvang van de verkoop en de eigen productie van deze bedrijven in het onderzoektijdvak. Er waren derhalve geen redenen om deze ondernemingen van het begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap" uit te sluiten.

(51) Gezien het bovenstaande werd geoordeeld dat de CD-R's, vervaardigd door alle hierboven vermelde producenten de productie van de Gemeenschap waren in de zin van artikel 9, lid 1, van de basisverordening.

2. Definitie van "bedrijfstak van de Gemeenschap"

(52) Zoals in overweging 49 vermeld, hebben negen EG-producenten die de klacht steunden volledig aan het onderzoek medegewerkt. Deze producenten waren in het onderzoektijdvak goed voor een groot deel van de totale productie van CD-R's in de Gemeenschap, namelijk voor meer dan 60 %. Daarom werden zij als de bedrijfstak van de Gemeenschap beschouwd in de zin van artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 8, van de basisverordening. Zij worden hierna "de bedrijfstak van de Gemeenschap" genoemd.

E. SCHADE

1. Verbruik in de Gemeenschap

(53) Het verbruik in de Gemeenschap werd berekend aan de hand van de volgende gegevens: de omvang van de verkoop van zelf vervaardigde CD-R's door de bedrijfstak van de Gemeenschap, de omvang van de verkoop van de twee ondernemingen die geen voldoende medewerking verleenden en die derhalve niet tot de bedrijfstak van de Gemeenschap werden gerekend, de omvang van de verkoop van de onderneming die algemene informatie heeft verstrekt, de gegevens die de medewerkende producent/exporteur heeft verstrekt, de gegevens van Eurostat en een raming van de hoeveelheden die door de overige niet-medewerkende EG-producenten zijn verkocht aan de hand van de gegevens die de Commissie bij het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de klacht heeft verzameld.

(54) Het aldus berekende verbruik in de Gemeenschap is vanaf 1998 aanzienlijk gestegen (+ 1759000000 stuks), waarbij de stijging het sterkst was van 1998 tot en met 2000. Het verbruik bereikte in 2001 een piek en daalde vervolgens geleidelijk in het onderzoektijdvak. Bij het onderzoek naar de ontwikkeling van het verbruik moet in aanmerking worden genomen dat CD-R's betrekkelijk nieuwe producten zijn. Ze zijn nog niet lang voor het grote publiek beschikbaar; de doorbraak van deze producten dateert van de periode 1997-1998. Sindsdien is de vraag naar dit nieuwe opslagmedium spectaculair gestegen, waardoor een aantal indicatoren, zoals het verbruik, een sterke groei vertonen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Invoer van CD-R's in de Gemeenschap

a) Omvang van de invoer en marktaandeel

(55) Uit de Eurostat-gegevens bleek dat de omvang van de invoer uit India in de beoordelingsperiode sterk is gestegen. Deze invoer was onbeduidend in 1998 en 1999, maar steeg tot bijna 200 miljoen stuks in het onderzoektijdvak. De stijging van de invoer was bijzonder sterk van 1999 op 2000 (x 26), hoewel het marktaandeel van Indiase CD-R's in die periode nog minimaal was, en van 2000 op 2001, toen de invoer vertienvoudigde. Tengevolge hiervan was India volgens Eurostat in 2001 en in het onderzoektijdvak de op een na belangrijkste exporteur van CD-R's naar de Gemeenschap.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(56) Het marktaandeel van CD-R's uit India steeg van nihil in 1998 tot 9 % in het onderzoektijdvak. De stijging was bijzonder sterk van 2000 op 2001, namelijk met 6 procentpunten.

(57) De groei van het Indiase marktaandeel moet worden bezien in het licht van de groei van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de periode 1999-onderzoektijdvak. Het Indiase marktaandeel steeg met 9 procentpunten; dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap met slechts 3,7 procentpunten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Prijsontwikkeling

(58) De gemiddelde prijs bij invoer steeg sterk van 1998 tot 1999, maar deze prijsstijging was waarschijnlijk niet heel representatief gezien de kleine hoeveelheden waar het toen nog om ging.

(59) Vanaf 1999 daalden de prijzen voortdurend tot in 2001 (met 77 % over de gehele periode) waarna zij in het onderzoektijdvak met 17 % stegen, toen de gemiddelde prijs 0,33 EUR per stuk bedroeg. Van 2000 op 2001 waren de Indiase invoerprijzen sterk gedaald, terwijl de omvang van de invoer sterk steeg. De prijsdaling van 2000 tot in het onderzoektijdvak bedroeg 59 %.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(60) De medewerkende producent/exporteur voerde aan dat hij in het onderzoektijdvak de enige Indiase producent/exporteur was en dat hij eerst in 1999 met de CD-R-productie was begonnen. Volgens hem waren de Eurostat-cijfers die de Commissie had gebruikt misleidend en geen goede basis om de prijsontwikkeling van CD-R's uit India te beoordelen. Deze werkwijze had volgens hem tot het onrealistische cijfer van een prijsdaling van 59 % geleid voor de periode 2000-onderzoektijdvak.

(61) Er wordt op gewezen (zie overweging 10) dat de schadebeoordeling betrekking heeft op een langere periode dan het onderzoektijdvak, namelijk op de beoordelingsperiode. Bovendien bleek de trend bij gebruik van Eurostat-gegevens vergelijkbaar te zijn met de trend die naar voren kwam bij gebruik van de cijfers van de producent/exporteur zelf.

(62) Om alle twijfel over de gebruikte werkwijze weg te nemen, werden de door de producent/exporteur verstrekte cijfers onderzocht en hieronder in indexvorm weergegeven. De cijfers van de producent/exporteur zijn gebaseerd op het belastingjaar (april tot en met maart), en niet op het kalenderjaar (januari tot en met december).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(63) Uitgaande van deze cijfers is de invoer van CD-R's die afkomstig waren van de Indiase producent/exporteur sterk gestegen, daar deze invoer met een factor 28 is toegenomen van het begin van de productie door deze producent/exporteur in 1999 tot in het onderzoektijdvak, terwijl het marktaandeel van deze CD-R's nihil was in 2000 en in het onderzoektijdvak 10 %, en de verkoopprijzen van 2000 op het onderzoektijdvak met 54 % daalden.

(64) De ontwikkelingen in de periode 2000 - onderzoektijdvak op grond van bovenstaande cijfers zijn te vergelijken met die welke aan de hand van de Eurostat-cijfers werden vastgesteld. Voorts is de schade-analyse voor het gehele land gemaakt en niet voor slechts een enkele onderneming. Daar niet kon worden uitgesloten dat andere, niet-bekende Indiase fabrikanten in de beoordelingsperiode CD-R's naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd, werd bij de schade-analyse besloten gebruik te maken van de Eurostat-gegevens. De conclusies inzake schade zijn evenwel voornamelijk gebaseerd op de periode 2000- onderzoektijdvak, dat wil zeggen de periode waarin de betrokken producent daadwerkelijk uitvoerde. In deze omstandigheden en om de hierboven uiteengezette redenen, heeft de Commissie besloten bij de schade-analyse uit te gaan van de cijfers van Eurostat.

c) Prijsonderbieding

(65) Voor de vaststelling van de prijsonderbieding heeft de Commissie de gecontroleerde prijsgegevens over het onderzoektijdvak geanalyseerd. De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn nettoprijzen, na aftrek van kortingen en heffingen. Waar nodig werden deze prijzen aangepast tot het stadium af fabriek, dat wil zeggen vrachtkosten in de Gemeenschap werden niet in aanmerking genomen. De Indiase invoerprijzen waarmee werd vergeleken waren ook nettoprijzen, na aftrek van kortingen en waar nodig omgerekend tot cif-prijzen, grens Gemeenschap.

(66) Na uitleg op verzoek van de Indiase producent/exporteur wordt bevestigd (zie overweging 65) dat in voorkomend geval een correctie is toegepast op de verkoopprijzen in de Gemeenschap in verband met de betaalde auteursrechten.

(67) Voor de prijsvergelijking werden, uitgaande van de antwoorden op de vragenlijsten van de Commissie, verschillende categorieën CD-R's vastgesteld aan de hand van de volgende criteria: opslagcapaciteit, soort op te nemen gegevens, aard van de reflecterende laag, bedrukking en verpakking. Zoals bij het onderzoek ten aanzien van Taiwan bleken de fysieke kenmerken van CD-R's minder invloed te hebben op de verkoopprijzen dan de verpakking; deze bleek bij de prijsvergelijking van bijzonder veel invloed te zijn.

(68) De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de prijzen bij invoer uit India werden in hetzelfde handelsstadium vergeleken - respectievelijk af fabriek en franco grens Gemeenschap - bij verkoop aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap en werden, indien nodig, gecorrigeerd.

(69) Hierbij bleek dat de CD-R's uit India de prijzen van de CD-R's van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderboden. De prijsonderbieding bedroeg 3,47 % tot 66,25 % van de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge bedroeg 17,69 %. Gelet op de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden verliezen en de druk op de prijzen werd ook een belangrijke streefprijsonderbieding (meer dan 50 %) vastgesteld.

(70) De Indiase producent/exporteur stelde dat de prijzen niet in het juiste handelsstadium waren vergeleken, daar hij bij uitvoer naar de Gemeenschap meestal aan "Original Equipment Manufacturers" had verkocht, terwijl de bedrijfstak van de Gemeenschap voornamelijk aan eindgebruikers en kleinhandelaren zou verkopen.

(71) Opgemerkt wordt dat de Indiase onderneming de term "Original Equipment Manufacturers" in tamelijk ruime zin gebruikte. Zo begreep hij daaronder ook de verkoop aan bedrijven die andere producten dan CD-R's maken en die deze CD-R's onder eigen merknaam verkopen. De definitie van "Original Equipment Manufacturers" zoals de Indiase onderneming die gebruikt stemt niet overeen met die welke de EG-instellingen doorgaans gebruiken. Maar zelfs indien aan "Original Equipment Manufacturers" de ruime betekenis wordt gegeven die de Indiase onderneming eraan geeft, is de gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge nog groot, namelijk ongeveer 12 %.

3. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

a) Voorafgaande opmerkingen

i) Gevolgen van de dumping in het verleden

De bedrijfstak van de Gemeenschap is nog niet hersteld van de gevolgen van de invoer met dumping van CD-R's uit Taiwan. Verordening (EG) nr. 1050/2002(5) tot instelling van definitieve maatregelen ten aanzien van CD-R's uit Taiwan werd nog niet zo lang geleden, namelijk in juni 2002, gepubliceerd.

ii) Aanvang van de CD-R-productie in de Gemeenschap

(72) Zoals reeds werd vermeld in Verordening (EG) nr. 2479/2001 van de Commissie van 17 december 2001 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op opneembare compact discs (CD-R's) uit Taiwan(6) betreffende CD-R's uit Taiwan, werden de eerste productie-installaties in Europa rond 1997 geïnstalleerd; dat jaar moet dus als het aanloopjaar beschouwd worden, waarin de productiekosten per stuk onvermijdelijk hoog zijn en de bezettingsgraad laag. Na een redelijke productie-omvang te hebben bereikt en na een sterke vermindering van de productiekosten waren de vooruitzichten voor deze bedrijfstak in 1999 gunstig. Dit trok meer investeringen aan en er verschenen nieuwe producenten op de markt. Bovendien wordt gewezen op de in overweging 54 vermelde buitengewone marktsituatie. In de beoordelingsperiode vond een spectaculaire stijging van het verbruik in de Gemeenschap plaats en dat verklaart de sterke groei van een aantal indicatoren, zoals productie en omvang van de verkoop.

b) Productie, capaciteit en bezettingsgraad

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(73) Als gevolg van de groei van het verbruik in de Gemeenschap steeg de CD-R-productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode voortdurend, namelijk met gemiddeld 80 miljoen stuks per jaar. De stijging was bijzonder sterk in 2000 (+ 74 %) en 2001 (+ 30 %), maar vertraagde in het onderzoektijdvak (+ 4 %).

(74) De productiecapaciteit hield gelijke tred met de productie, aangezien zij van 1998 tot in het onderzoektijdvak vervijfvoudigde. In 1998 tot eind 1999 was de capaciteitsstijging hoofdzakelijk het gevolg van belangrijke investeringen in machines en uitrusting na de aanloopperiode en hield zij gelijke tred met de exponentiële stijging van het verbruik. Vanaf 2000 was de capaciteitsstijging evenwel beperkt en kan voornamelijk worden verklaard door investeringen ter vervanging van machines van de eerste generatie door nieuwe, meer efficiënte installaties.

(75) Door de parallelle evolutie van productie en capaciteit steeg de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met minder dan 3 procentpunten.

c) Omvang van de verkoop, verkoopprijs, marktaandeel en groei

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(76) De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg in de beoordelingsperiode aanzienlijk. In het onderzoektijdvak heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap 6,6 maal meer verkocht (of 250 miljoen stuks meer) dan in 1998. Deze toename van de verkoop moet worden bezien in het licht van het verbruik in de Gemeenschap dat in de beoordelingsperiode met 1759 miljoen stuks steeg. De omvang van de verkoop steeg in 2001 met 66 % ten opzichte van 2000, maar in het onderzoektijdvak slechts met 6 % ten opzichte van 2001.

(77) De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalden in de beoordelingsperiode met 59 %. Deze daling was bijzonder sterk in 2001 en het onderzoektijdvak, toen de verkoopprijzen met 36 % daalden.

(78) Bij de beoordeling van de factoren die van invloed waren op de binnenlandse prijzen, werd vooral gelet op de inkrimping van de vraag in het onderzoektijdvak ten opzichte van 2001 en de productiekosten. Daar de prijzen van de gesubsidieerde CD-R's uit India zeer laag waren, wordt geoordeeld dat de inkrimping van de vraag op zich niet van doorslaggevend belang was voor de prijzen, daar deze inkrimping vooral veroorzaakt werd door de daling van de invoer van goedkope CD-R's uit Taiwan na de instelling van antidumpingmaatregelen. Zoals hieronder vermeld (zie overweging 90) daalden de productiekosten vanaf 1998 voortdurend. Bij eerlijke concurrentieverhoudingen zou een dergelijke kostendaling tot een verbetering van de winstgevendheid leiden. Dit was echter niet het geval: de winstgevendheid was in de beoordelingsperiode slechts eenmaal positief, namelijk in 1999, en is negatief gebleven tot in het onderzoektijdvak (zie overweging 91).

(79) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap nam in de beoordelingsperiode met 3,7 procentpunten toe, tot het in het onderzoektijdvak 13,4 % bedroeg.

d) Voorraden

(80) De voorraden zelf geproduceerde CD-R's namen eind 1999 sterk toe en zelfs nog sterker eind 2001. Dit komt hoofdzakelijk doordat de verkoop minder steeg dan verwacht. De voorraden bedroegen in het onderzoektijdvak tot 15 % van de productie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(81) De Indiase producent/exporteur voerde aan dat de beoordeling van de voorraden door de Commissie niet juist was, daar deze cijfers ook betrekking hadden op de voorraden van drie ondernemingen die banden hebben met Taiwanese fabrikanten. De voorraden zelf geproduceerde CD-R's van deze ondernemingen zouden zijn gestegen omdat deze ondernemingen enorme hoeveelheden CD-R's uit Taiwan afnamen voordat antidumpingmaatregelen werden genomen.

(82) Een van de door de Indiase producent/exporteur genoemde ondernemingen viel evenwel niet onder de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, omdat zij geen medewerking verleende aan het onderzoek.

(83) Voor een van de twee andere door de Indiase producent/exporteur genoemde ondernemingen was de voorraad zelf-geproduceerde CD-R's, toen zij CD-R's begon aan te kopen, op het laagste niveau van de gehele beoordelingsperiode en haar aandeel in de totale voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap is te verwaarlozen. De voorraden zelf-geproduceerde CD-R's van deze onderneming zijn dus niet kunstmatig gestegen door de aankoop van CD-R's en bovendien waren deze cijfers niet van veel invloed op de cijfers inzake de ontwikkeling van de voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(84) De derde onderneming kwam eerst in 2000 op de CD-R-markt en moest aanvankelijk ook door aankoop van CD-R's aan de vraag voldoen voordat haar productiefaciliteiten volledig operationeel waren. Dit blijkt ook uit het feit dat haar bezettingsgraad juist op het tijdstip dat zij CD-R's begon aan te kopen het hoogst was van de gehele beoordelingsperiode. Zij kon dus slechts door de aankoop van CD-R's aan de vraag voldoen.

(85) Ook werd aangevoerd dat een van deze twee ondernemingen haar productie opzettelijk had verlaagd om meer CD-R's uit Taiwan te kunnen afnemen voordat antidumpingmaatregelen zouden worden ingesteld.

(86) Er wordt evenwel op gewezen dat deze onderneming ruim voor de inleiding van de antidumpingprocedure betreffende Taiwan, dat wil zeggen in 2000, terwijl de inleiding van de procedure in 2001 werd bekendgemaakt, met de aankoop van CD-R's is begonnen. Het is daarom onwaarschijnlijk dat deze aankopen werden gedaan om de betaling van antidumpingrechten te ontlopen; zij waren eerder een middel voor de onderneming om het assortiment aan te vullen. Bovendien zijn deze aankopen van 2000 op 2001 met 25 % teruggelopen.

(87) Tenslotte voerde de Indiase producent/exporteur aan dat de voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak 15 % bedroegen van de productie, terwijl in Verordening (EG) nr. 2479/2001, waarbij maatregelen ten aanzien van Taiwan werden genomen, een cijfer van 20 % werd vermeld. Dit betekende dus dat het niveau van de voorraden in het onderzoektijdvak met 25 % was verbeterd ten opzichte van 2000.

(88) In dit verband wordt erop gewezen dat hoewel er een verbetering is opgetreden van 2000 op het onderzoektijdvak, deze geen 25 % bedraagt zoals de producent/exporteur stelt. Bovendien zijn de cijfers van beide onderzoeken niet vergelijkbaar, daar de bedrijfstak van de Gemeenschap in het kader van deze onderzoeken niet dezelfde ondernemingen omvat.

(89) Om alle hierboven uiteengezette redenen werden de argumenten afgewezen.

e) Productiekosten en winstgevendheid

(90) De volledige productiekosten per stuk daalden in de beoordelingsperiode aanzienlijk, namelijk met 55 %. Door verbeteringen en verfijning van het productieproces kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn fabricagekosten voortdurend verlagen, zodat deze in het onderzoektijdvak ongeveer 80 % van de volledige productiekosten bedroegen.

(91) Ondanks de inspanningen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om zijn concurrentievermogen door een verlaging van de kosten te verbeteren, daalde zijn winstgevendheid in de beoordelingsperiode met 9 procentpunten. Van 1998 op 1999 steeg de winstgevendheid aanvankelijk en was ze positief. In 2000 daalde de winstgevendheid tot hetzelfde niveau als in 1998 (namelijk - 1 %); zij daalde verder met 11 procentpunten in 2001 en bedroeg - 11 % in het onderzoektijdvak. De belangrijke kostenverlaging in 2001 en het onderzoektijdvak (- 30 %) was derhalve niet toereikend om de prijsdaling met 36 % die zich in dezelfde periode voordeed te compenseren.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

f) Investeringen, opbrengst van investeringen, kasstroom en vermogen kapitaal aan te trekken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(92) Er werd veel geïnvesteerd in 1998 toen de bedrijfstak van de Gemeenschap zich nog in een aanloopfase bevond en ook in 1999 en een deel van 2000, toen een tweede ronde investeringen plaatsvond als gevolg van de gunstige marktomstandigheden op het tijdstip dat de besluiten tot investering werden genomen.

(93) Door de sterk gewijzigde marktomstandigheden en meer in het bijzonder de daling van de verkoopprijzen werden besluiten om nieuwe investeringen te doen in 2000 grotendeels uitgesteld of geannuleerd, ondanks de groei van het verbruik in de Gemeenschap.

(94) De Indiase producent/exporteur stelde dat de gegevens over investeringen niet overeenstemden met die over productie en capaciteit, omdat beide stegen. Voorts zou in het onderzoektijdvak slechts voor 14 miljoen EUR zijn geïnvesteerd, terwijl een enkele leverancier van machines, volgens de niet-vertrouwelijke versie van zijn antwoord op de vragenlijst, in het onderzoektijdvak voor 17 miljoen EUR aan CD-R-producenten in de Gemeenschap zou hebben verkocht.

(95) Op de eerste plaats wordt erop gewezen dat er een verschil is tussen de investerings- en de productiecijfers, daar er verscheidene maanden verlopen tussen de aankoop van uitrusting en het begin van de productie. Bovendien stijgt de productie ook als gevolg van een verfijning en verbetering van het productieproces en niet alleen door nieuwe uitrusting. Wat de capaciteit betreft wordt erop gewezen dat de capaciteit die als schade-indicator wordt gebruikt de technische capaciteit is die van jaar tot jaar verschilt vanwege technische problemen en/of op marktprognoses gebaseerde bedrijfsbesluiten die niet van invloed zijn op het aantal machines.

(96) Wat de leverancier van machines betreft: bij een controle ter plaatse bleek dat de cijfers die hij als antwoord op de vragenlijst had verstrekt niet rechtstreeks vergelijkbaar waren met de gegevens over investeringen die de bedrijfstak van de Gemeenschap had verstrekt en onjuist waren. Ten eerste hadden deze cijfers betrekking op leveranties aan Europese afnemers en niet alleen aan de bedrijfstak van de Gemeenschap en ten tweede hadden die niet alleen betrekking op de verkoop aan CD-R-producenten maar ook aan andere producenten van optische schijven.

(97) De opbrengst van investeringen, uitgedrukt als de verhouding tussen de nettowinsten en de nettoboekwaarde van de investeringen, volgde de ontwikkeling van de winstgevendheid en daalde van - 1 % in 1998 tot - 18 % in het onderzoektijdvak.

(98) De kasstroom van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleef weliswaar positief, maar was ontoereikend om afschrijvingen, herwaarderingen en voorzieningen te dekken. De kasstroom is sedert 1999 voortdurend gedaald.

(99) Het bleek voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode steeds moeilijker te zijn om kapitaal aan te trekken, hetgeen toe te schrijven was aan zijn financiële situatie, met name de afgenomen winstgevendheid.

g) Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(100) De werkgelegenheid voor het betrokken product nam in de beoordelingsperiode met meer dan het dubbele toe. De toename hield gelijke tred met de installatie van nieuwe capaciteit. De productiviteit per werknemer steeg in de beoordelingsperiode voortdurend: deze was in het onderzoektijdvak twee keer zo hoog dan in 1998. De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen in de beoordelingsperiode met 29 %.

h) Hoogte van de subsidies

(101) Gezien de grote hoeveelheden CD-R's die uit India zijn ingevoerd en de lage prijzen van deze CD-R's kunnen de gevolgen van de subsidiëring van deze CD-R's voor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

4. Conclusie

(102) In de beoordelingsperiode is de invoer van goedkope CD-R's uit India sterk toegenomen. Het marktaandeel van deze CD-R's steeg van 0 % tot 9 % en hoewel de Indiase invoerprijzen van 1998 op 1999 stegen, daalden zij vervolgens, hoewel niet tot het niveau van 1998. De stijging van de invoer uit India en de daling van de verkoopprijzen waren vooral sterk van 2000 tot in het onderzoektijdvak. De omvang van de invoer steeg in die periode met een factor 10, terwijl de invoerprijzen met 59 % daalden, zodat ze de (verliesgevende) verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak met gemiddeld 17,7 % onderboden.

(103) Enkele economische indicatoren van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals productie, geïnstalleerde productiecapaciteit, omvang van de verkoop, marktaandeel en werkgelegenheid gaven in de beoordelingsperiode positieve ontwikkelingen te zien. Deze positieve ontwikkelingen werden evenwel meer dan teniet gedaan door andere ontwikkelingen in die periode. Indicatoren zoals de gemiddelde verkoopprijzen, voorraden, investeringen, winstgevendheid, opbrengst van investeringen en kasstroom wezen op een sterke achteruitgang.

(104) Door de vermindering van de productiekosten kon de bedrijfstak van de Gemeenschap in 1999 winst maken, maar verdere kostenbesparingen waren niet voldoende om de sterke daling van de verkoopprijzen te compenseren. In het onderzoektijdvak werden aanzienlijke financiële verliezen geleden.

(105) Indien alle bovengenoemde factoren in aanmerking worden genomen, en met name het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet van kostenverlagingen kon profiteren, dat de investeringsprogramma's door de dalende verkoopprijzen aanzienlijk moesten worden ingekrompen, dat de gedrukte verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap nog door de verkoopprijzen van de CD-R's uit India werden onderboden en dat in het onderzoektijdvak financiële verliezen leed, wordt geoordeeld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden.

F. OORZAAK VAN DE SCHADE

1. Inleiding

(106) Overeenkomstig artikel 8, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer van gesubsidieerde CD-R's uit India zoveel schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer van gesubsidieerde CD-R's die ook schade hadden kunnen veroorzaken, zijn onderzocht om te voorkomen dat schade die door deze andere factoren is veroorzaakt aan de invoer van gesubsidieerde CD-R's uit India wordt toegeschreven.

(107) Bij het onderzoek naar het oorzakelijk verband moet in aanmerking worden genomen dat eerder werd geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade had geleden door de invoer van CD-R's uit Taiwan. Het onderzoektijdvak dat in het kader van de procedure betreffende CD-R's uit Taiwan in aanmerking was genomen was het kalenderjaar 2000. CD-R's uit India kwamen evenwel eerst in 2001 en het onderzoektijdvak in grote hoeveelheden op de EG-markt, dat wil zeggen juist na het onderzoektijdvak van de procedure betreffende CD-R's uit Taiwan. Rekening houdend met deze ontwikkeling moeten de conclusies van onderhavig onderzoek in verband worden gebracht met de bevindingen van de procedure betreffende Taiwan.

2. Gevolgen van de invoer van gesubsidieerde CD-R's

(108) Het verbruik van CD-R's in de Gemeenschap steeg in de beoordelingsperiode zeer sterk, namelijk van 459 miljoen in 1998 tot 2218 miljoen in het onderzoektijdvak. De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg in dezelfde mate, terwijl de invoer van CD-R's uit India in die periode veel sterker steeg en in het onderzoektijdvak 196 miljoen stuks bereikte, hetgeen overeenstemt met een stijging van het marktaandeel van 0 % tot 9 %. In dezelfde periode steeg het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met slechts 3,7 procentpunten, namelijk van 9,7 % tot 13,4 %, hetgeen neerkomt op een verkoop van 297 miljoen stuks in het onderzoektijdvak. Bovendien hebben de CD-R's uit India een deel van het marktaandeel van CD-R's uit Taiwan overgenomen, nadat op CD-R's uit Taiwan in december 2001 voorlopige rechten waren ingesteld.

(109) Hoewel de Indiase invoerprijzen in de beoordelingsperiode stegen, mag niet uit het oog worden verloren dat de omvang van de invoer uit India tot eind 2000 niet van betekenis was, waarna deze sterk begon te stijgen. Vanaf 2000, toen CD-R's uit India voor het eerst goed waren voor 1 % van het gebruik in de Gemeenschap, tot en met het onderzoektijdvak, toen deze CD-R's goed waren voor 9 % van het verbruik in de Gemeenschap, daalden de Indiase invoerprijzen met 59 %. Volgens Eurostat waren de prijzen van CD-R's uit India bij invoer 32 % lager dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. In het onderzoektijdvak waren de prijzen van CD-R's uit India bij invoer nog steeds 18 % lager dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de gewogen gemiddelde verkoopprijsonderbiedingsmarge bedroeg toen 17,7 %.

(110) Hoewel de Indiase invoerprijzen in het onderzoektijdvak met 17 % stegen ten opzichte van 2001, was deze stijging ontoereikend om de enorme prijsdaling van 65 % die zich van 2000 op 2001 had voorgedaan te compenseren. Over het geheel genomen deed zich een zeer sterke prijsdaling voor die, zelfs indien rekening wordt gehouden met de enorme toename van het verbruik in de Gemeenschap, wijst op negatieve gevolgen voor de markt. Bovendien is deze prijsstijging te verwaarlozen in vergelijking met de stijging van de omvang van de invoer uit India (een toename met een factor 10 van 2000 tot in het onderzoektijdvak) die het gevolg was van het prijsniveau van Indiase CD-R's in 2000. Door deze prijzen steeg het marktaandeel van Indiase CD-R's in twee jaar tot 9 %.

(111) De Indiase producent/exporteur was het niet eens met deze analyse en wees erop dat de invoer uit India eerst na 2000 significant was geworden en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap van 2000 op het onderzoektijdvak 5 procentpunten marktaandeel had gewonnen. Hij betwistte ook dat de Indiase prijzen van 2000 op het onderzoektijdvak met 59 % waren gedaald en voerde aan dat de daling kunstmatig was opgevoerd door het gebruik van Eurostat-cijfers. Om dezelfde redenen betwistte hij de daling van de Indiase verkoopprijzen met 65 % van 2000 op 2001.

(112) Hoewel erkend wordt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap van 2000 op het onderzoektijdvak 5 procentpunten marktaandeel heeft gewonnen, is het marktaandeel van Indiase CD-R's in die periode nog sterker gestegen, namelijk met 8 procentpunten. Wat de prijzen betreft bleek (zie overweging 63) dat zelfs indien de cijfers in aanmerking worden genomen die de Indiase producent/exporteur zelf heeft verstrekt, ongeveer dezelfde prijsdaling wordt verkregen van 2000 op 2001 en van 2000 op het onderzoektijdvak als bij gebruik van de Eurostat-cijfers. Daar gebruik van de door de producent verstrekte cijfers geen duidelijk andere prijsontwikkeling te zien zou geven, werd diens claim afgewezen.

(113) De conclusie is derhalve dat de invoer uit India vanaf 2000 een sterke neerwaartse druk op de prijzen in de Gemeenschap heeft uitgeoefend en dat de invoer van goedkope gesubsidieerde producten zeer negatieve gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap die tot uiting is gekomen in verliezen en een aanzienlijke vertraging van de investeringen.

3. Gevolgen van andere factoren

a) Ontwikkeling van het verbruik

(114) Het verbruik in de Gemeenschap nam in de beoordelingsperiode toe met ongeveer 1759 miljoen stuks. De ontwikkeling van het verbruik heeft dus niet bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

b) Invoer van CD-R's uit andere derde landen

(115) Er werd nagegaan of andere factoren dan de invoer van gesubsidieerde producten uit India kan hebben geleid of kan hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden en met name of de invoer uit andere landen dan India tot deze schade kan hebben bijgedragen.

i) Taiwan

(116) In verband met de invoer uit andere derde landen werd bij Verordening (EG) nr. 1050/2002 reeds vastgesteld dat de invoer van CD-R's uit Taiwan met dumping had plaatsvonden en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap hierdoor aanmerkelijke schade had geleden in de periode van 1997 tot en met 2000. De invoer uit Taiwan steeg nog van 2000 op 2001 en daalde enigszins in het onderzoektijdvak. Hoewel het onderzoektijdvak in het kader van de antidumpingprocedure betreffende CD-R's uit Taiwan het jaar 2000 was, kan niet worden uitgesloten, aangezien de voorlopige antidumpingrechten in het kader van die procedure eerst in december 2001 werden ingesteld, dat de invoer uit Taiwan tot december 2001 met dumping plaatsvond en derhalve de oorzaak is van een deel van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap vanaf 2000 tot een deel van het onderzoektijdvak heeft geleden.

(117) De Indiase producent/exporteur voerde aan dat de prijs op de EG-markt door de Taiwanese producenten wordt bepaald en dat de Indiase onderneming deze prijs wel moest volgen. De Indiase invoerprijzen daalden evenwel dermate dat de Indiase exporteur niet alleen met Taiwan kon concurreren, maar van 1999 tot en met het onderzoektijdvak ook zijn marktaandeel tot 9 % konden verhogen en in 2001 en het onderzoektijdvak een deel van het door Taiwan verloren marktaandeel kon verwerven. Op een doorzichtige en prijselastische markt waren de lage prijzen van de CD-R's uit India van veel invloed op de prijzen. Derhalve kan worden gesteld dat hoewel de invoer uit Taiwan in de beoordelingsperiode van invloed was op de EG-markt, deze invoer niet van dien aard was dat hierdoor het oorzakelijk verband werd verbroken tussen de invoer van gesubsidieerde CD-R's uit India en de schade die de bedrijfstak heeft geleden.

(118) Dezelfde onderneming beweerde ook dat de prijsdaling in 2001 het gevolg was van de invoer van enorme hoeveelheden Taiwanese CD-R's in het laatste kwartaal van 2001, enerzijds als gevolg van de verwachte instelling van antidumpingrechten op deze CD-R's en anderzijds omdat Taiwan grote hoeveelheden CD-R's zou hebben uitgevoerd die door hun beperkte technische eigenschappen snel zouden verouderen.

De Commissie heeft deze kwestie onderzocht aan de hand van de maandelijkse statistieken van Eurostat.

Uit de Eurostat-cijfers (in ton) bleek dat van september tot en met december 2001 elke maand tweemaal zo veel CD-R's zijn ingevoerd als in elk van de vijf voorafgaande maanden, dat wil zeggen van april tot en met augustus 2001. Uit de in stuks omgerekende cijfers van Eurostat bleek het aantal uit Taiwan ingevoerde CD-R's per maand 72 % hoger te zijn in de periode van september tot en met december 2001 dan in de periode van april tot en met augustus 2001. De prijs per stuk was in de laatste vier maanden van 2001 evenwel gemiddeld 15 % hoger dan van april tot en met augustus 2001. Derhalve kan worden gesteld dat de omvang van de invoer van september tot en met december 2001 weliswaar is gestegen, maar dat deze invoer ook tegen hogere prijzen plaatsvond. Deze bijzondere stijging van de omvang van de invoer kan derhalve het oorzakelijke verband niet verbreken tussen de invoer van gesubsidieerde CD-R's uit India en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

De Indiase medewerkende producent voerde ook aan dat het assortiment dat uit Taiwan werd ingevoerd vanaf september 2001 plotseling was veranderd en dat het aandeel in bulk aangevoerde CD-R's meer dan verdubbeld was ten opzichte van verpakte CD-R's, hetgeen tot nog grotere hoeveelheden en lagere prijzen per stuk had geleid. Deze wijziging in het exportpatroon kon evenwel niet worden aangetoond. Bovendien lijkt deze bewering niet steekhoudend omdat dezelfde onderneming aanvoerde dat de invoer uit Taiwan was gestegen om voorraden te liquideren van producten die waarschijnlijk spoedig verouderd zouden zijn. Bijgevolg moet het producten betreffen die voor september 2001 werden vervaardigd en indien zich op het gebied van de verpakking werkelijk een wijziging heeft voorgedaan, werd hiermee waarschijnlijk enkele maanden voor september 2001 een aanvang gemaakt. Dit argument werd derhalve van de hand gewezen.

ii) Andere derde landen

(119) De omvang van de invoer uit andere landen dan Taiwan en India steeg van 1998 tot en met het onderzoektijdvak slechts in beperkte mate (+ 3 %). Behalve India en Taiwan zijn de belangrijkste exportlanden Japan, Hongkong, Zwitserland, China en Singapore die in het onderzoektijdvak tezamen goed waren voor een marktaandeel van 10 %.

(120) Met name de invoer uit Japan, die van oudsher belangrijk was omdat twee Japanse ondernemingen (Sony en Tai Yuden) het productieproces voor CD-R's (samen met Philips) hebben uitgevonden, daalde met 20 % en Japanse CD-R's namen, wat de in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden betreft, slechts de derde plaats in; de invoer uit Japan was veel geringer dan de invoer uit Taiwan en India.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(121) Het marktaandeel van CD-R's uit andere derde landen dan Taiwan en India daalde van 1998 tot en met het onderzoektijdvak met 39 procentpunten en bedroeg in het onderzoektijdvak 11 %. De invoer uit deze landen kon derhalve het oorzakelijk verband niet verbreken tussen de invoer van gesubsidieerde CD-R's en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De prijzen bij invoer uit derde landen die niet aan antidumpingmaatregelen zijn onderworpen daalden van 1998 tot en met het onderzoektijdvak met 22 %, hoewel de trend per land verschilde. Hoewel CD-R's uit bepaalde derde landen gemiddeld goedkoper waren dan CD-R's uit India, zijn CD-R's uit India gemiddeld 34 % goedkoper dan CD-R's uit andere derde landen dan Taiwan. Met name de gemiddelde prijzen van CD-R's uit Hongkong, Zwitserland en China bleken in het onderzoektijdvak lager te zijn dan de prijzen van CD-R's uit India, maar de omvang van de invoer uit India was steeds vijf tot zes maal hoger dan de invoer uit elk van deze drie landen. Bovendien hadden deze drie landen in de gehele beoordelingsperiode een klein en stabiel marktaandeel. In het onderzoektijdvak bedroeg het marktaandeel van elk land 2 %, hetgeen, in vergelijking met de omvang van de invoer uit Taiwan en India, niet voldoende is om de EG-markt te beïnvloeden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(122) De uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde over de gehele beoordelingsperiode, maar is sinds 2000 constant gebleven. Daar de uitvoer van CD-R's naar derde landen een betrekkelijk onbelangrijk onderdeel was van de activiteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap (de uitvoer bedroeg in het onderzoektijdvak slechts 9 % van de verkoop van zelf-geproduceerde CD-R's aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap) wordt het onwaarschijnlijk geacht dat de exportprestaties mede de oorzaak zijn geweest van de geleden schade.

d) Aankopen in andere derde landen

(123) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft in de beoordelingsperiode geen CD-R's uit India ingevoerd.

(124) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft in de beoordelingsperiode CD-R's bij andere leveranciers aangekocht om aan de vraag te kunnen voldoen. De totale aankoop bedroeg 40 % van de totale verkoop in 1998, maar daalde tot 31 % in het onderzoektijdvak.

(125) Het aantal aangekochte CD-R's nam af naarmate de eigen productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg. Bovendien werd het eigen en het aangekochte product tegen dezelfde prijzen verkocht. Daar er voorts geen aanwijzingen waren dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de CD-R's tegen een hogere prijs dan de productiekosten had aangekocht, kan het feit dat deze bedrijfstak een deel van de door haar verkochte CD-R's had aangekocht en niet zelf had vervaardigd, niet wezenlijk hebben bijgedragen tot de geleden schade.

(126) CD-R's werden hoofdzakelijk aangekocht om capaciteitstekorten in enkele periodes te overbruggen, met name omdat een van de ondernemingen die tot de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt gerekend eerst in 2000 op de CD-R-markt verscheen. Voordat haar productiefaciliteiten volledig operationeel waren, moest zij CD-R's aankopen om aan de vraag te kunnen voldoen. De aankopen moeten ook gezien worden als het gevolg van de belangen die buitenlandse ondernemingen in sommige EG-ondernemingen hebben.

(127) Gelet op het voorgaande waren de aankopen door de bedrijfstak van de Gemeenschap in andere landen van India niet van dien aard dat zij het oorzakelijke verband hebben verbroken tussen de invoer van gesubsidieerde CD-R's uit India en de geleden schade.

(128) De Indiase producent/exporteur voerde aan dat het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap 31 % van zijn totale verkoop had aangekocht onverenigbaar is met de stelling dat de bedrijfstak van de Gemeenschap gezond is. Bij het antidumpingonderzoek ten aanzien van Taiwan bleek dit aandeel in 2000 slechts 22,1 % te bedragen.

(129) Er wordt aan herinnerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in dit onderzoek niet dezelfde bedrijven omvat dan bij het onderzoek ten aanzien van Taiwan. Tot de bedrijfstak van de Gemeenschap behoren twee ondernemingen waarin buitenlandse ondernemingen een belang hebben, hetgeen niet het geval was bij het onderzoek ten aanzien van Taiwan. Bovendien bleek het aandeel van de aankopen in het buitenland bij het onderzoek ten aanzien van Taiwan 44 % te bedragen in 1998 en gemiddeld 33 % in de periode 1997-2000. Het aandeel van de aankopen dat bij dit onderzoek werd gevonden blijkt dus ongeveer gelijk te zijn aan het aandeel van de aankopen dat werd vastgesteld bij het onderzoek ten aanzien van Taiwan.

(130) In ieder geval, zoals hierboven reeds vermeld, worden de aangekochte CD-R's tegen dezelfde prijs verkocht als de zelf-geproduceerde CD-R's, waardoor deze aankopen niet kunnen hebben bijgedragen tot de geleden schade.

e) Concurrentie met andere gegevensopslagmedia

(131) De concurrentie met andere gegevensopslagmedia zoals DVD's en CD-RW's bleek nog zeer gering te zijn. Deze had dus geen beduidende gevolgen voor de verkoopprijzen van CD-R's.

f) Wereldwijde overcapaciteit

(132) Er werd ook nagegaan of de bedrijfstak van de Gemeenschap schade kon hebben geleden door de wereldwijde overcapaciteit. Hoewel wordt erkend dat het aanbod van CD-R's in de beoordelingsperiode wereldwijd groter was dan de vraag, is de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds hoofdzakelijk op de EG-markt gericht waar de capaciteit ontoereikend was om aan de vraag te voldoen. Derhalve is het weinig waarschijnlijk dat de wereldwijde overcapaciteit de schade heeft veroorzaakt die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Bovendien is bij het onderzoek gebleken dat de wereldwijde overcapaciteit reeds bestond in 1999, 2000 en 2001 toen de Indiase onderneming met een enorme productiecapaciteit op de markt verscheen en begon te produceren. Toen in deze omstandigheden een massale invoer van CD-R's uit India op gang kwam, leidde dit tot een verslechtering van de situatie op de EG-markt.

g) Terugbetaling van overheidssteun

(133) De Indiase exporteur voerde aan dat het uitblijven van winst in het geval van een klagende onderneming het gevolg kon zijn van het feit dat deze onderneming overheidssteun moest terugbetalen ingevolge Beschikking 2000/796/EG van de Commissie van 21 juni 2000 betreffende de door Duitsland ten uitvoer gelegde staatssteun ten gunste van CDA Compact Disc Albrechts GmbH, Thuringen(7). Er wordt evenwel op gewezen dat de cijfers in overweging 91 die in het kader van de analyse werden gebruikt, niet door dit besluit van de Commissie zijn beïnvloed. Indien de terugbetaling van de overheidsteun in aanmerking was genomen, zou de situatie van de betrokken onderneming er nog slechter hebben uitgezien.

h) Licentierechten

(134) De kosten van licentierechten zijn, zoals alle andere productiekosten, van invloed op de winstgevendheid van de CD-R-producenten. Het is evenwel zo dat zowel de Indiase producent/exporteur als de bedrijfstak van de Gemeenschap het product in licentie vervaardigen en licentierechten betalen. Dit kan dus niet het prijsverschil verklaren tussen de CD-R's die in India en in de Gemeenschap zijn vervaardigd, noch de financiële verliezen die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Daarnaast bedroeg de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap in 1999 ongeveer 20 %, dus in een periode toen reeds licentierechten werden betaald, maar voordat de Indiase producent/exporteur naar de Gemeenschap begon uit te voeren. De betaling van licentierechten kan de schade dus niet hebben veroorzaakt. Tenslotte heeft de invoer van gesubsidieerde CD-R's de prijzen in de Gemeenschap onder druk gezet waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap de kosten van licentierechten, zoals andere productiekosten, niet aan de consument kon doorberekenen. Maar dit was in dit geval niet de oorzaak van de schade, maar het gevolg ervan. Daarom kan niet worden aangenomen dat de betaling van licentierechten het oorzakelijk verband heeft verbroken tussen de invoer van gesubsidieerde CD-R's en de geleden schade.

i) Andere factoren

(135) Enkele partijen voerden aan dat de schade kon zijn ontstaan door misbruik van een machtspositie. Hoewel de mededingingsautoriteiten in dit verband een onderzoek hebben ingesteld, heeft dit nog niet tot een officieel besluit geleid, zodat dit argument niet kan worden aanvaard.

(136) De Indiase exporteur voerde aan dat de CD-R-productie in de Gemeenschap niet kan blijven voortbestaan gezien de hoge productiekosten en met name de hoge arbeidskosten. De productiekosten per stuk van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalden in de beoordelingsperiode evenwel met 59 %. De bedrijfstak van de Gemeenschap was in 1999 winstgevend, toen zijn productiekosten 68 % hoger waren dan in het onderzoektijdvak, maar de Indiase onderneming nog niet op de EG-markt aanwezig was.

Bovendien wordt eraan herinnerd dat het productieproces in de Gemeenschap en in India hetzelfde is, vooral omdat de Indiase producent gebruik maakt van Europese machines en ook enkele grondstoffen uit de Gemeenschap invoert.

Wat het verschil in arbeidskosten betreft, is bij het onderzoek gebleken dat de productie van CD-R's kapitaalintensief is en dat in principe alleen het allerlaatste stadium van het productieproces, namelijk de verpakking, de inzet van arbeidskrachten vereist, maar dit slechts in beperkte mate. Bovendien verdubbelde de productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode.

Tenslotte wordt erop gewezen dat sommige Taiwanese ondernemingen onlangs zijn begonnen met de productie van CD-R's in de Gemeenschap, wat erop lijkt te wijzen dat deze productie in de Gemeenschap, ondanks de arbeidskosten, winstgevend kan zijn indien de concurrentie op de EG-markt niet wordt vervalst. Het argument werd derhalve van de hand gewezen.

Dezelfde onderneming heeft ook aangevoerd dat de prijsdaling op de EG-markt het gevolg is van het feit dat de CD-R een volwassen product is geworden, waardoor prijzen en productiekosten zijn gedaald en er meer concurrenten op de markt zijn verschenen.

Hoewel de levenscyclus van CD-R's de prijsdaling deels kan verklaren, bleken de lage prijzen van CD-R's uit India van grote invloed te zijn geweest op een markt die door doorzichtigheid en prijselasticiteit wordt gekenmerkt.

(137) De Indiase producent/exporteur voerde ook aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap te laat op de CD-R-markt is verschenen, toen de verkoopprijzen reeds daalden.

Deze producent/exporteur is zelf evenwel veel later met de productie van CD-R's begonnen dan de bedrijfstak van de Gemeenschap en zou logischerwijs meer moeite moeten hebben gehad om een plaats op de markt te veroveren, toen de prijzen reeds laag waren en alle concurrenten de aanloopperiode reeds achter zich hadden. Het argument werd derhalve afgewezen.

(138) Dezelfde Indiase onderneming voerde aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap te gefragmenteerd is en niet van schaalvoordelen kan profiteren omdat de productie-installaties te klein zijn. Er wordt evenwel op gewezen dat een van de twee bedrijven die de Indiase producent als de grootste bedrijven beschouwde en die dus wel van schaalvoordelen zou kunnen profiteren, de klacht heeft gesteund, medewerking aan het onderzoek heeft verleend en ook schade heeft geleden, zoals de producenten die deel uitmaken van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Uit de gegevens die toeleveranciers van grondstoffen en/of machines bij de controlebezoeken hebben verstrekt bleek met name niet dat de Indiase exporteur meer van schaalvoordelen profiteerde en/of op betere voorwaarden grondstoffen kon aankopen. Het argument met betrekking tot de schaalvoordelen werd derhalve afgewezen.

(139) Bovendien wordt eraan herinnerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap een jonge bedrijfstak is die, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2479/2001, eerst in 1997 met de productie is begonnen. Deze bedrijfstak ondervond vanaf het begin schade, eerst door de invoer met dumping uit Taiwan, zoals bij bovenvermelde verordening vastgesteld, en later door de prijsdruk door CD-R's uit India.

4. Conclusie

(140) Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden en die tot uiting is gekomen in een daling van de verkoopprijzen, investeringen, opbrengst van de investeringen en kasstroom alsmede in grote verliezen veroorzaakt is door de invoer van gesubsidieerde CD-R's uit India. De invoer uit Taiwan en de levenscyclus van het betrokken product kunnen de negatieve ontwikkeling van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap immers slechts ten dele verklaren en verbreken het oorzakelijk verband niet tussen de invoer van gesubsidieerde CD-R's uit India en de geleden schade.

(141) Op grond van bovenstaande analyse, waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de schadelijke gevolgen van de invoer van gesubsidieerde producten wordt voorlopig bevestigd dat deze andere factoren niet afdoen aan het feit dat de vastgestelde schade aan de invoer van gesubsidieerde producten moet worden toegeschreven.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Inleiding

(142) Onderzocht werd of er, ondanks de conclusie inzake schadeveroorzakende subsidiëring, dwingende redenen zijn om in dit geval, gezien het algemene belang van de Gemeenschap, geen maatregelen te nemen. Te dien einde werden, overeenkomstig artikel 31, lid 1, van de basisverordening, op grond van alle beschikbare gegevens de gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen onderzocht voor alle belanghebbenden bij deze procedure.

(143) Ter beoordeling van de mogelijke gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen werden alle belanghebbenden om informatie verzocht. Er werd een vragenlijst gezonden aan de vijf klagende EG-producenten, 18 andere EG-producenten van het betrokken product, een consumentenorganisatie en negen toeleveranciers van CD-producenten. Behalve de vijf klagende EG-producenten hebben ook vier andere EG-producenten bevredigende antwoorden toegezonden. Vier toeleveranciers hebben de vragenlijst van de Commissie beantwoord en de consumentenorganisatie heeft haar standpunt uiteengezet.

(144) Gezien het grote aantal importeurs in de Gemeenschap heeft de Commissie onderzocht of een steekproef moest worden samengesteld. Te dien einde werden alle onafhankelijke importeurs dan wel hun vertegenwoordigers verzocht zich binnen vijftien dagen na de inleiding van de procedure bekend te maken en basisgegevens te verstrekken over de invoer en wederverkoop in de Gemeenschap. Twee ondernemingen hebben zich aangemeld en de gevraagde gegevens verstrekt. De hen toegezonden vragenlijst werd evenwel niet beantwoord.

(145) De antwoorden op de vragenlijsten en andere toegezonden opmerkingen vormden de basis voor de analyse van het belang van de Gemeenschap.

2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(146) Er wordt aan herinnerd dat de EG-producenten reeds aanmerkelijke schade hebben geleden door de invoer van CD-R's uit Taiwan, zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 1050/2002. In 2000 zijn vijf EG-producenten opgehouden met de productie van CD-R's en twee andere EG-producenten in 2001.

(147) De bedrijfstak van de Gemeenschap was gezond en kan grotere hoeveelheden van een product op de markt te brengen dat voor veel computergebruikers een basisopslagmedium is.

(148) Gewezen wordt ook op het technologische belang van de productie van informatie-opslagmedia voor de Gemeenschap in haar geheel. De technologie en de ervaring die de bedrijfstak van de Gemeenschap bij de vervaardiging van CD-R's heeft verworven lag aan de basis, en zal ook in de toekomst aan de basis liggen, van verdere innovaties bij de productie van andere informatie-opslagmedia. De bedrijfstak van de Gemeenschap moet de CD-R-productie voorzetten om de economische basis te behouden die noodzakelijk is voor deelname aan de groeiende markt van andere opslagmedia. Er zijn immers belangrijke synergieën bij de verkoop van CD-R's en andere informatie-opslagmedia zoals CD-RW's en DVD's. Derhalve is het voor de bedrijfstak van de Gemeenschap van belang dat hij CD-R's kan blijven aanbieden en zijn assortiment kan uitbreiden.

(149) Gezien de conclusies over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de overwegingen 102 tot en met 105, met name over de geleden verliezen, oordeelt de Commissie dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, indien geen maatregelen tegen schadeveroorzakende subsidiëring worden genomen, waarschijnlijk achteruit zal gaan; ook is het waarschijnlijk dat de productie in de Gemeenschap zal dalen en dat de industriële gebruikers/consumenten steeds meer van invoer afhankelijk zullen worden.

(150) Worden geen definitieve maatregelen genomen, dan zal de achteruitgang van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die tot uiting komt in verliezen en teruglopende investeringen, nog worden versterkt. De antidumpingmaatregelen ten aanzien van CD-R's uit Taiwan zullen dan weinig effect sorteren, waardoor het voortbestaan van de bedrijfstak in gevaar zal komen. Indien deze bedrijfstak moet ophouden met de productie van CD-R's, wordt de Gemeenschap, in een snel groeiende sector van steeds groter technologisch belang, bijna geheel afhankelijk van leveranciers in derde landen. Daar het doel van compenserende maatregelen is ervoor te zorgen dat de concurrentie op de EG-markt weer eerlijk wordt, zou het nemen van maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn omdat deze bedrijfstak, niettegenstaande de geleden schade, bewezen heeft in principe gezond te zijn.

(151) Tenslotte zal de bedrijfstak van de Gemeenschap, door de instelling van compenserende rechten, gepaard aan voortdurende inspanningen om de kosten te verlagen, zich van de financiële verliezen kunnen herstellen, hetgeen een eerste vereiste is om een rol te kunnen spelen op de groeiende markt voor andere opslagmedia.

3. Belangen van andere EG-producenten

(152) De drie andere EG-producenten, die niet onder de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap vielen, waren voorstander van compenserende rechten.

4. Belangen van de toeleveranciers in de Gemeenschap

(153) Zoals in overweging 143 reeds werd vermeld, hebben negen toeleveranciers van de Indiase producent/exporteur en/of de bedrijfstak van de Gemeenschap de Commissie laten weten dat maatregelen tegen hun belang waren. Deze bedrijven werd een vragenlijst toegezonden, zodat aan de hand van de antwoorden de waarschijnlijke gevolgen van de maatregelen voor die bedrijven beter kon worden beoordeeld. Slechts vier ondernemingen hebben de vragenlijst beantwoord; deze maakten bezwaar tegen de instelling van compenserende rechten.

(154) Bij het onderzoek bleek dat de EG-producenten van CD-R's goed waren voor een aanzienlijk deel van de omzet van de medewerkende leveranciers. Derhalve is het waarschijnlijk dat een verdere inkrimping van de bedrijfstak van de Gemeenschap en/of een verslechtering van zijn situatie niet alleen negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid en de investeringen in de bedrijfstak zelf zullen hebben, maar ook voor de toeleveranciers van deze bedrijfstak. Bovendien is bij het onderzoek gebleken dat de gevolgen van de antidumpingrechten op CD-R's uit Taiwan, die ongeveer twee keer zo hoog zijn dan de in het kader van deze procedure voorgestelde compenserende rechten, geen beduidende gevolgen voor de toeleveranciers hebben gehad.

(155) De Indiase producent/exporteur voerde aan dat de subsidie waar het bij deze procedure om gaat, ook ten goede is gekomen aan Europese leveranciers van kapitaalgoederen. Indien compenserende rechten worden ingesteld zouden orders worden geannuleerd, hetgeen nadelig zou zijn voor de Europese leveranciers van machines.

(156) In dit verband wordt erop gewezen dat de definitieve bevindingen aan alle belanghebbenden zijn medegedeeld. Geen van de medewerkende toeleveranciers hebben de voorgaande conclusie betwist, namelijk dat de CD-R-producenten in de Gemeenschap goed waren voor een groot deel van de omzet van de medewerkende toeleveranciers en dat het waarschijnlijk is dat een inkrimping van de bedrijfstak van de Gemeenschap en/of een verslechtering van diens situatie gevolgen zullen hebben voor de toeleveranciers van deze bedrijfstak. Anderzijds zullen compenserende recht, zoals hierboven vermeld, waarschijnlijk niet rechtstreeks beduidende gevolgen hebben voor de toeleveranciers.

5. Belangen van importeurs

(157) Geen enkele onafhankelijke importeur heeft medewerking aan het onderzoek verleend.

(158) Gezien het gebrek aan medewerking van importeurs wordt geconcludeerd dat de eventuele instelling van maatregelen geen beduidende gevolgen zal hebben voor de situatie van onafhankelijke importeurs en handelaars in de Gemeenschap.

6. Belang van industriële gebruikers en de consument

(159) Tot de belangrijkste gebruikers van CD-R's behoren dupliceerders en consumenten. Dupliceerders hebben in het kader van dit onderzoek geen opmerkingen gemaakt. Daarom wordt geoordeeld dat een eventuele stijging van de kosten voor deze sector in vergelijking met de totale kosten als te verwaarlozen kan worden beschouwd.

(160) Indien geen maatregelen worden genomen, wordt de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn voortbestaan bedreigd en het verdwijnen van deze bedrijfstak zou het aanbod en de concurrentie beperken, ten nadele van dupliceerders en de consument.

(161) Wat de consument betreft, werd contact opgenomen met het Europees Bureau van Consumentenverenigingen ("BEUC") dat zijn standpunt heeft uiteengezet. Hoewel deze organisatie tegen het instellen van compenserende rechten was, heeft zij niet kunnen aantonen dat de antidumpingrechten op CD-R's uit Taiwan aanzienlijke gevolgen had voor de consument. In het ergste geval, namelijk wanneer de kosten van de compenserende rechten geheel aan de consumenten worden doorberekend, zou dit tot een prijsstijging van minder dan 3 eurocent per CD-R's uit India leiden. Zelfs in dit geval zijn geen belangrijke gevolgen voor de consument te voorzien, mede gezien de prijsdaling op de EG-markt sinds 1998 en de hoogte van de voorgestelde rechten.

(162) Voorts zijn er geen aanwijzingen dat het herstel van open en billijke marktvoorwaarden de producenten in derde landen zal verhinderen op de EG-markt te concurreren of dat de kwaliteit en de diversiteit van het aanbod hierdoor zal worden beperkt. Hoewel de productie in de Gemeenschap momenteel ontoereikend is om aan de vraag te voldoen, maken compenserende maatregelen slechts een einde aan concurrentievervalsing die het gevolg is van subsidiëring en vormen deze geen belemmering voor leveranciers in derde landen om hun producten tegen billijke prijzen aan te bieden. Het is immers zo dat wanneer het compenserende recht gelijk is aan de subsidiemarge en lager dan de schademarge, slechts het onbillijke element van het prijsvoordeel van de exporteur wordt geëlimineerd. In een dergelijke situatie kunnen de exporteurs geheel en al op grond van echte concurrentievoordelen concurreren.

(163) Bovendien kunnen CD-R's nog steeds uit andere landen worden ingevoerd. Het geringe marktaandeel van CD-R's uit landen waarvoor geen compenserende rechten golden werd voor een deel veroorzaakt doordat het aanbod uit landen waaruit niet met subsidies noch met dumping werd ingevoerd door de sterke prijsdruk van CD-R's uit India en Taiwan minder attractief werd. Het is derhalve zeer waarschijnlijk dat CD-R's die zonder subsidies en zonder dumping in de Gemeenschap worden ingevoerd bij het herstel van billijke concurrentie sterker op de EG-markt aanwezig zullen zijn.

(164) Dit lijkt erop te wijzen dat industriële gebruikers noch consumenten nadelige gevolgen van compenserende maatregelen zullen ondervinden.

7. Conclusie

(165) Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het niet tegen het belang van de Gemeenschap is definitieve compenserende maatregelen te nemen.

H. DEFINITIEVE COMPENSERENDE MAATREGELEN

1. Schademarge

(166) Gezien de conclusies inzake subsidiëring, schade, oorzakelijk verband en belang van de Gemeenschap dienen definitieve maatregelen te worden genomen om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door invoer van gesubsidieerde producten schade blijft lijden.

(167) Bij de vaststelling van het niveau van de definitieve maatregelen werd rekening gehouden met de vastgestelde subsidiemarge en de omvang van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

(168) De definitieve rechten dienen voldoende hoog te zijn om te voorkomen dat door de betrokken invoer nog schade wordt geleden, zonder dat zij het niveau van de vastgestelde subsidiemarge mogen overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de gevolgen van de invoer van gesubsidieerde producten worden geneutraliseerd, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen zijn kosten te dekken en een winst voor belasting te maken die redelijkerwijze, in normale concurrentie-omstandigheden, dat wil zeggen in de afwezigheid van de invoer van gesubsidieerde producten, op de verkoop van CD-R's in de Gemeenschap kan worden gemaakt. De winstmarge voor belasting die voor deze berekening werd gebruikt is dezelfde als in de antidumpingprocedure ten aanzien van Taiwan, dat wil zeggen 8 % van de omzet.

(169) De noodzakelijke prijsverhoging werd berekend door de gewogen gemiddelde invoerprijs (vastgesteld in het kader van de berekening van de onderbiedingsmarges) te vergelijken met de niet-schadeveroorzakende prijs van de verschillende soorten CD-R's die de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap verkoopt. De niet-schadeveroorzakende prijs werd verkregen door aan de productiekosten per soort bovengenoemde winstmarge van 8 % toe te voegen. De bij deze vergelijking gevonden verschillen werden vervolgens uitgedrukt in procenten van de totale cif-invoerwaarde. Deze verschillen waren in alle gevallen groter dan de subsidiemarges.

2. Definitieve maatregelen

(170) Daar de schademarge hoger is dan de subsidiemarge moeten de definitieve maatregelen overeenstemmen met de subsidiemarge. Daar het niveau van medewerking hoog was en om geen afbreuk te doen aan de doeltreffendheid van de maatregelen dient het definitieve compenserende recht voor India 7,3 % te bedragen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief compenserend recht ingesteld op opneembare compact discs (CD-R's), ingedeeld onder de GN-code ex 8523 90 00 (Taric-code 8523 90 00 10 ), van oorsprong uit India.

2. Het definitieve compenserende recht, van toepassing op de nettoprijs, vrij grens Gemeenschap, vóór inklaring, is 7,3 %.

3. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 2 juni 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

K. Stefanis

(1) PB L 288 van 21.10. 1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1973/2002 (PB L 305 van 7.11.2002, blz. 4).

(2) PB C 116 van 17.5.2002, blz. 4.

(3) PB C 116 van 17.5.2002, blz. 2.

(4) PB L 160 van 18.6.2002, blz. 2.

(5) PB L 160 van 18.6.2002, blz. 2.

(6) PB L 334 van 18.12.2001, blz. 8.

(7) PB L 318 van 16.12.2000, blz. 62.