32003D2318

Beschikking nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)

Publicatieblad Nr. L 345 van 31/12/2003 blz. 0009 - 0016


Beschikking nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 5 december 2003

tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 149, lid 4, en artikel 150, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Volgens de procedure in artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De verdere ontwikkeling van open leren en leren op afstand en de invoering van informatie- en communicatietechnologie maken deel uit van de doelstellingen van het bij Besluit nr. 253/2000/EG vastgestelde Socrates-programma voor het onderwijs en het bij Besluit 1999/382/EG(5) vastgestelde Leonardo da Vinci-programma voor de beroepsopleidingen.

(2) In de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad in Lissabon op 23 en 24 maart 2000 ("de Raad van Lissabon") wordt onderstreept dat de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels moeten inspelen op de behoeften van de kennismaatschappij. Als een van de drie hoofdelementen van de nieuwe aanpak wordt de bevordering van nieuwe basisvaardigheden, en met name van vaardigheden op het gebied van de informatietechnologie, genoemd.

(3) Als reactie op de bijeenkomst van de Europese Raad te Lissabon heeft de Commissie in mei 2000 het initiatief "eLearning: het onderwijs van morgen uitdenken" gepresenteerd. De Europese Raad heeft dit initiatief in juni 2000 op zijn bijeenkomst te Feira onderschreven. In maart 2001 heeft de Europese Raad te Stockholm tevens nota genomen van de positieve resultaten van het initiatief.

(4) In het "eLearning-actieplan" hebben de vier actielijnen uit het eLearning-initiatief (infrastructuur en uitrusting, scholing, Europese content en diensten van hoge kwaliteit, samenwerking op alle niveaus) een vertaling gekregen in tien belangrijke actiepunten. Daarbij zijn alle verschillende programma's en instrumenten van de Gemeenschap met het oog op een grotere samenhang, synergie-effecten en een betere toegankelijkheid voor de gebruikers bij elkaar gebracht.

(5) Over beide mededelingen van de Commissie is door het Europees Parlement op 15 mei 2001 een resolutie(6) aangenomen, waarin erkend wordt dat het eLearning-initiatief een bijdrage levert aan de verbreiding van het idee van "één enkele Europese onderwijsruimte", die een aanvulling op de Europese ruimte voor onderzoek en de interne markt vormt. Er wordt toe opgeroepen om het initiatief door middel van een nieuw specifiek en op zichzelf staand programma met een duidelijke rechtsgrondslag verder uit te bouwen, overlappingen met bestaande programma's te vermijden en voor meer zichtbaarheid en meerwaarde van de activiteiten van de Gemeenschap te zorgen.

(6) De Raad heeft dit initiatief in zijn resolutie over eLearning(7) van 13 juli 2001 onderschreven en de Commissie verzocht om de activiteiten op dit terrein voort te zetten en te intensiveren.

(7) De Commissie heeft op 21 november 2001 een mededeling getiteld "Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren" aangenomen. In deze mededeling wordt erop gewezen dat e-learning grote mogelijkheden voor de uitwerking en realisatie van nieuwe onderwijsformules voor levenslang leren te bieden heeft.

(8) De Europese Raad heeft in de conclusies van zijn bijeenkomst te Barcelona in maart 2002 om activiteiten in de richting van jumelages tussen scholen in heel Europa gevraagd. In het verlengde van dit verzoek heeft de Commissie op de bijeenkomst van de Europese Raad in Sevilla een verslag over jumelages tussen scholen via internet voorgelegd en een internet- en computergetuigschrift voor leerlingen in het secundair onderwijs.

(9) De sociale uitsluitingsproblematiek die een gevolg is van het feit dat sommige mensen niet ten volle kunnen profiteren van de mogelijkheden die informatie- en communicatietechnologie (ICT) en het internet in de kennismaatschappij te bieden hebben, moet worden aangepakt. Van deze zogenaamde "digitale kloof" hebben dikwijls jongeren, mensen met een handicap en ouderen te lijden, en sociale groepen die al slachtoffer van andere vormen van sociale uitsluiting zijn.

(10) Speciale aandacht moet worden besteed aan de opleiding en bijscholing van docenten, zodat zij internet en ICT op een kritische en didactisch verantwoorde manier in de klas kunnen gebruiken.

(11) Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan het vraagstuk van de sekseverschillen bij e-learning en aan de bevordering van gelijke kansen op dit gebied.

(12) Met behulp van e-learning kan de Unie de uitdagingen van de kennismaatschappij oppakken. Daarnaast kan e-learning de kwaliteit van het leren verbeteren, de toegankelijkheid van leermiddelen vergroten, in bijzondere behoeften voorzien, en het leren en opleiden op het werk, met name in kleine en middelgrote ondernemingen, doeltreffender en doelmatiger maken.

(13) In de verklaring van Bologna, die op 19 juni 1999 door 29 Europese ministers van Onderwijs ondertekend is, wordt onderstreept dat het hoger onderwijs in Europa een Europese dimensie dient te krijgen en dat het van groot belang is dat er een op e-learning gerichte dimensie ontwikkeld wordt.

(14) De Europese Unie moet de doeltreffende bevordering van virtuele campussen in het hoger onderwijs als aanvulling op de activiteiten van de mobiliteitsprogramma's binnen de Europese Unie en met derde landen zeer aandachtig volgen.

(15) Bestaande instrumenten moeten worden versterkt en aangevuld en er moet worden nagegaan welke rol eLearning kan spelen, met name in het kader van de voorbereiding van de nieuwe generatie onderwijs- en beroepsopleidingsinstrumenten.

(16) Om de toegevoegde waarde van de activiteiten van de Gemeenschap te verhogen, moet er voor coherentie en complementariteit tussen de activiteiten van onderhavig besluit en van ander relevant beleid en andere relevante instrumenten en activiteiten van de Gemeenschap worden gezorgd. Dit geldt met name voor de thematische prioriteit Technologie van de informatiemaatschappij in het bij Besluit nr. 1513/2002/EG vastgestelde zesde Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling(8).

(17) De kandidaat-lidstaten voor toetreding tot de Europese Unie en de EER/EVA-landen moeten aan het eLearning-programma kunnen deelnemen. Deskundigen en onderwijsinstellingen uit andere derde landen moeten, in het kader van de bestaande samenwerking met derde landen, aan de uitwisseling van ervaringen deel kunnen hebben.

(18) Om bijstellingen en met name bijstellingen op het punt van de prioriteiten voor de implementatie van de maatregelen mogelijk te maken, dienen de Commissie en de lidstaten het eLearning-programma regelmatig te evalueren en te monitoren. In het kader van deze evaluaties dient ook een externe evaluatie door onafhankelijke, onpartijdige instanties plaats te vinden.

(19) Daar het doel van de voorgestelde activiteiten - namelijk het bevorderen van de Europese samenwerking bij de verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs en de beroepsopleidingen door middel van een doeltreffende invoering van e-learning - niet in afdoende mate door de lidstaten gerealiseerd kan worden en dus gezien de transnationale dimensie van de noodzakelijke activiteiten en maatregelen beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel dat in dat artikel is vervat, gaat het onderhavige besluit niet verder dan voor de verwezenlijking van deze doelstellingen noodzakelijk is.

(20) Dit besluit stelt voor de gehele duur van het eLearning-programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(9).

(21) De maatregelen die voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn, dienen te worden genomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(10),

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

1. Bij dit besluit wordt een meerjarenprogramma ter verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels door het doeltreffende gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT), het eLearning-programma, vastgesteld (hierna: "het programma" genoemd).

2. Dit programma wordt uitgevoerd in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006.

Artikel 2

Doelstellingen van het programma

1. De algemene doelstelling van het programma bestaat erin het doeltreffend gebruik van informatie- en communicatietechnologie in de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels te steunen en verder te ontwikkelen en aldus een bijdrage tot kwalitatief hoogwaardig onderwijs te leveren en invulling te geven aan een sleutelelement van het proces tot aanpassing van de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels aan de eisen van de kennismaatschappij in een context van levenslang leren.

2. De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

a) de betrokken partijen identificeren en informeren over wegen en middelen om e-learning in te zetten voor de bevordering van de digitale geletterdheid en zodoende bijdragen tot de versterking van de sociale samenhang, de bevordering van de persoonlijke ontwikkeling en tot de interculturele dialoog;

b) de mogelijkheden van e-learning benutten om de Europese dimensie in het onderwijs te versterken;

c) voorzien in mechanismen ter ondersteuning van de ontwikkeling van Europese kwaliteitsproducten en -diensten en voor de uitwisseling en overdracht van goede praktijken;

d) de mogelijkheden van e-learning in het kader van de vernieuwing van de onderwijsmethoden te baat nemen om de kwaliteit van het leerproces te verbeteren en de zelfstandigheid van de lerenden te bevorderen.

Artikel 3

Programmaterreinen

1. De doelstellingen van het programma worden op de volgende terreinen en in overeenstemming met de in de bijlage beschreven actielijnen nagestreefd:

a) bevordering van digitale geletterdheid:

bij de acties op dit terrein wordt aandacht besteed aan de bijdrage die ICT op school en, ruimer gezien, in een context van levenslang leren, kan leveren, in het bijzonder voor degenen die - door hun woonplaats in geografisch afgelegen gebieden, hun sociale situatie of specifieke behoeften - niet gemakkelijk toegang hebben tot deze technologieën. Doel is goede praktijkvoorbeelden in kaart te brengen en synergie-effecten teweeg te brengen tussen de vele nationale en Europese activiteiten die ten behoeve van genoemde doelgroepen worden ondernomen;

b) Europese virtuele campussen:

de acties op dit terrein zijn op een betere integratie van de virtuele dimensie in het hoger onderwijs gericht. Doel is de ontwikkeling van nieuwe organisatiemodellen voor de verstrekking van hoger onderwijs in Europa (virtuele campussen) en Europese uitwisselingsprogramma's (virtuele mobiliteit) te stimuleren, daarbij voort te bouwen op de bestaande raamwerken voor Europese samenwerking (het Erasmus-programma, het Bologna-proces), en de in dit kader te hanteren instrumenten (ECTS, Europese Master-opleidingen; kwaliteitsborging; mobiliteit) een "op e-learning gerichte dimensie" te geven;

c) e-twinning van scholen in Europa en bevordering van de opleiding van onderwijzenden:

de acties op dit terrein zullen de vorming van netwerken tussen scholen versterken en verder ontwikkelen om alle scholen in Europa de mogelijkheid te bieden om onderwijspartnerschappen met andere scholen in Europa aan te gaan, innoverende samenwerkingsmethoden te stimuleren en de overdracht van onderwijsmethoden van hoge kwaliteit en zo het leren van talen en de interculturele dialoog versterken. De acties op dit gebied zullen tevens gericht zijn op de bijscholing van onderwijsgevenden en praktijkopleiders in het gebruik van ICT door de uitwisseling en verspreiding van goede praktijken en het opzetten van transnationale en multidisciplinaire samenwerkingsprojecten;

d) transversale acties:

de acties op dit terrein zijn op de bevordering van e-learning in Europa gericht en bouwen voort op de monitoringactiviteiten van het eLearning-actieplan. Het doel van deze acties is het verspreiden, het propageren en de overdracht van goede en innoverende praktijken en resultaten van projecten en programma's, alsook het versterken van de samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen, met name door de stimulering van partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector.

2. De acties op deze terreinen worden uitgevoerd overeenkomstig de in de bijlage beschreven procedures en met behulp van de volgende maatregelen die, waar nodig, met elkaar gecombineerd kunnen worden:

a) steun voor modelprojecten die een belangrijke strategische impact kunnen hebben op de onderwijs- en opleidingspraktijk en duidelijk uitzicht bieden op het bereiken van duurzaamheid op de lange termijn;

b) steun voor de ontwikkeling van methoden, instrumenten en werkwijzen en voor de analyse van trends in de uitwerking en het gebruik van e-learningmodellen in het onderwijs en de beroepopleidingen;

c) steun voor innoverende acties van Europese netwerken en partnerschappen, die bevorderlijk zijn voor innovaties en tot een goede kwaliteit leiden bij de uitwerking en het gebruik van producten en diensten, die op een zinvolle toepassing van ICT in het onderwijs en de beroepsopleidingen gericht zijn;

d) steun voor Europese netwerken en partnerschappen die het pedagogisch en didactisch gebruik van internet en ICT bevorderen en versterken, evenals het uitwisselen van goede praktijken. Deze activiteiten zijn bedoeld om te bewerkstelligen dat onderwijsgevenden en leerlingen internet en ICT niet alleen technisch goed weten te gebruiken, maar ook op een pedagogisch verantwoorde en kritische manier;

e) steun voor Europese samenwerking en overdracht van e-learningproducten en de verspreiding en uitwisseling van goede praktijken;

f) ondersteuning van technische en administratieve aard.

Artikel 4

Uitvoering van het programma en samenwerking met de lidstaten

1. De Commissie:

a) ziet, overeenkomstig de bepalingen in de bijlage, toe op de uitvoering van de acties van de Gemeenschap die onder dit programma vallen;

b) draagt zorg voor synergie-effecten met andere programma's en acties van de Gemeenschap op het gebied van onderwijs, onderzoek, sociaal beleid en regionale ontwikkeling;

c) stimuleert en vergemakkelijkt de samenwerking met internationale organisaties die op het gebied van e-learning werkzaam zijn.

2. De lidstaten identificeren passende correspondenten die nauw met de Commissie samenwerken inzake relevante informatie over e-learning en de manieren van werken op dit gebied gaat.

Artikel 5

Uitvoeringsmaatregelen

1. De volgende voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 6, lid 2:

a) het jaarlijkse werkprogramma, inclusief de prioriteiten, de selectiecriteria en -procedures en de resultaten;

b) de jaarlijkse begroting en de verdeling van de middelen over de verschillende onder het programma vallende acties, overeenkomstig de artikelen 9 en 10;

c) de regelingen voor de monitoring en de evaluatie van het programma, alsmede voor de verspreiding en de overdracht van de resultaten.

2. De overige voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure van artikel 6, lid 3.

Artikel 6

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG genoemde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

Samenhang en complementariteit

1. De Commissie draagt, in samenwerking met de lidstaten, zorg voor de algehele samenhang en complementariteit tussen dit programma en andere betrokken beleidsmaatregelen, instrumenten en acties van de Gemeenschap, met name het Socrates-programma voor het onderwijs, het Leonardo da Vinci-programma voor de beroepsopleidingen en het programma Jeugd.

2. De Commissie zorgt voor een doeltreffende koppeling en, waar nodig, voor coördinatie van de activiteiten van dit programma met de programma's en activiteiten waarin de aandacht uitgaat naar nieuwe technologie voor het onderwijs en de beroepsopleidingen, en met name met de op onderzoek en technologische ontwikkeling gerichte activiteiten en demonstratieprojecten uit hoofde van het zesde Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling.

Artikel 8

Financiering

1. De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma gedurende de in artikel 1 bedoelde periode worden vastgesteld op 44 miljoen euro.

2. De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten goedgekeurd door de begrotingsautoriteit.

Artikel 9

Verdeling van de begrotingsmiddelen

De begrotingsmiddelen worden als volgt over de verschillende acties verdeeld:

a) e-learning ter bevordering van digitale geletterdheid: circa 10 % van de totale begroting;

b) Europese virtuele campussen: circa 30 % van de totale begroting;

c) e-twinning van scholen in Europa en stimulering van de opleiding van onderwijsgevenden: circa 45 % van de totale begroting;

d) transversale activiteiten en monitoring van het eLearning-actieplan: ten hoogste 7,5 % van de totale begroting;

e) ondersteuning van technische en administratieve aard: ten hoogste 7,5 % van de totale begroting.

Artikel 10

Deelname van de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en de EVA/EER-landen

De voorwaarden en regelingen voor deelname aan dit programma door landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie en EVA/EER-landen worden vastgesteld aan de hand van de desbetreffende bepalingen in de regelingen voor de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en de genoemde landen.

Artikel 11

Samenwerking met derde landen

Op initiatief van de Commissie kunnen deskundigen uit andere dan de in artikel 10 genoemde derde landen uitgenodigd worden voor conferenties en bijeenkomsten, met uitzondering van de bijeenkomsten van het in artikel 6 bedoelde comité.

Aan de onder de geldende regelingen van de Commissie uit te betalen vergoedingen voor reis- en verblijfkosten mag niet meer dan 0,5 % van de totale programmabegroting besteed worden.

Artikel 12

Monitoring en evaluatie

1. De Commissie zal het programma, in samenwerking met de lidstaten, regelmatig monitoren. In het kader van de monitoring wordt ook aandacht besteed aan het in lid 2 hierna beschreven verslag en aan specifieke activiteiten.

2. De Commissie draagt er zorg voor dat er na afloop van het programma een externe evaluatie wordt gemaakt. In het kader van deze evaluatie worden de relevantie, doeltreffendheid en impact van de afzonderlijke activiteiten, alsook de effecten van het programma in zijn geheel onderzocht. Er dient tevens bijzondere aandacht uit te gaan naar de vraagstukken in verband met de maatschappelijke samenhang en de seksegelijkheid.

Bij de evaluatie wordt eveneens aandacht besteed aan de complementariteit tussen de activiteiten van dit programma en de activiteiten die plaatsvinden in het kader van ander relevant beleid en andere relevante instrumenten en initiatieven van de Gemeenschap.

De Commissie legt het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's vóór eind 2007 een verslag van de evaluatie ex post voor.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 december 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

P. Lunardi

(1) PB C 133 van 6.6.2003, blz. 33.

(2) PB C 244 van 10.10.2003, blz. 42.

(3) Advies van het Europees Parlement van 8 april 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 juni 2003 (PB C 233 E van 30.9.2003, blz. 24) en standpunt van het Europees Parlement van 21 oktober 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4) Besluit nr. 253/2000/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied "Socrates" (PB L 28 van 3.2.2000, blz. 1). Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 451/2003/EG (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 6).

(5) Besluit 1999/382/EG van de Raad van 26 april 1999 tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding "Leonardo da Vinci" (PB L 146 van 11.6.1999, blz. 33).

(6) PB C 34 E van 7.2.2002, blz. 153.

(7) PB C 204 van 20.7.2001, blz. 3.

(8) Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002 tot 2006) (PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1).

(9) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. Akkoord gewijzigd bij Besluit 2003/429/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25.)

(10) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE

1. ACTIELIJNEN

De actielijnen zijn een middel om de algemene doelstelling van het programma: het bevorderen van de verdere ontwikkeling van e-learning en de passende invoering daarvan in Europa en het ondersteunen van de inspanningen van de lidstaten op dit gebied, te verwezenlijken. Deze actielijnen zijn gegroepeerd rond de vier terreinen van het programma.

Actielijn 1: Bevordering van de digitale geletterdheid

De activiteiten moeten gericht zijn op zowel conceptuele als op praktische vraagstukken, van het verwerven van inzicht in de betekenis van digitale geletterdheid tot het in kaart brengen van steunmaatregelen voor specifieke doelgroepen. Digitale geletterdheid behoort tot de allerbelangrijkste vaardigheden en competenties die nodig zijn om actief deel te kunnen hebben aan de kennismaatschappij en de nieuwe mediacultuur. Digitale geletterdheid heeft ook te maken met media-alfabetisme en sociale competentie; zij hebben namelijk doelstellingen als een actief burgerschap en een verantwoorde omgang met ICT met elkaar gemeen.

a) In kaart brengen en verspreiden van goede praktijken bij de bevordering van digitale geletterdheid. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan het verbeteren van de toegankelijkheid van leermiddelen voor al degenen die niet gemakkelijk toegang hebben tot ICT, het inspelen op verschillende cognitieve en didactische benaderingen en uiteenlopende leerstijlen en op specifieke behoeften, zoals bijvoorbeeld de behoeften van immigranten, kinderen die in het ziekenhuis liggen of gebruikers met een handicap en aan van het gebruik van aantrekkelijke en motiverende benaderingen.

b) Bewustmakingsactiviteiten met behulp van relevante Europese netwerken. Het programma zal steun verlenen voor activiteiten die door Europese netwerken, verenigingen, overheidsinstanties, partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector, enz. worden ondernomen. Er wordt steun verleend voor contacten en de uitwisseling van goede praktijken.

Actielijn 2: Europese virtuele campussen

Deze actielijn beoogt een "op eLearning gerichte dimensie" aan de Europese initiatieven op het gebied van het hoger onderwijs te geven en zo een bijdrage te leveren aan de tot stand te brengen Europese Ruimte voor het hoger onderwijs

a) Verdere ontwikkeling van bestaande instrumenten, in het bijzonder die welke betrekking hebben op virtuele mobiliteit ter aanvulling en vergroting van de fysieke mobiliteit (ERASMUS-virtueel); erkennings- en valideringssystemen (ECTS); voorlichtings- en begeleidingsdiensten en alle andere mogelijke synergie-effecten tussen het virtuele en traditionele opleidingsaanbod. Dit soort projecten moet op overeenkomsten tussen de onderwijsinstellingen gebaseerd worden. Waar mogelijk moeten de bestaande samenwerkingsovereenkomsten in het kader van de communautaire mobiliteitsprogramma's worden aangevuld en uitgebreid met dit soort projecten.

b) Transnationale virtuele campussen. In het kader van het programma zal steun worden verleend voor een strategische projecten, waarvoor instellingen voor hoger onderwijs uit minimaal drie lidstaten een voorstel hebben ingediend. De samenwerkingsmodellen voor e-learning moeten betrekking hebben op het volgende: de ontwikkeling van gezamenlijke onderwijsprogramma's door meerdere universiteiten en instellingen voor hoger onderwijs, met inbegrip van overeenkomsten voor de evaluatie, validering en erkenning van verworven competenties overeenkomstig de nationale procedures; grootschalige experimenten met virtuele mobiliteit als aanvulling op fysieke mobiliteit; uitwerking van vernieuwende curricula die op twee methoden zijn gestoeld (de traditionele methode en de methode voor on-line leren).

c) Europese e-learningmodellen voor het hoger onderwijs. De projecten in dit verband moeten nieuwe modellen voor samenwerking tussen Europese instellingen voor hoger onderwijs ontwikkelen, en met name inspelen op: de bij- en nascholing en beroepsontwikkeling, alsook bij de totstandbrenging van diensten die ondersteuning bieden bij het leren en diensten voor de opleiding van onderwijsgevenden, praktijkopleiders en andere betrokkenen bij het onderwijs in het werken met e-learning; het onderzoek van kwaliteitsborgingsmethoden; de verwerving van meer inzicht in de vraag welke organisatorische veranderingen en mogelijke risico's de invoering van e-learning in het hoger onderwijs met zich meebrengt en de uitwerking van Europese modellen voor e-learning-partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector in het hoger onderwijs, en de ontwikkeling van de mogelijkheden die uit de nieuwe partnerschappen en financieringsmodellen voortvloeien.

Actielijn 3: e-twinning tussen scholen in het lager en secundair onderwijs en bevordering van de opleiding van onderwijsgevenden

Deze actielijn beoogt het aangaan van jumelages tussen scholen via internet eenvoudiger te maken en de opleiding van onderwijsgevenden te bevorderen. De scholen in Europa zullen worden gestimuleerd om onderwijspartnerschappen met scholen elders in Europa aan te gaan en daarbij zal het leren van talen en de interculturele dialoog in Europa bevorderd worden. De actie is bestemd voor het lager en het secundair onderwijs.

a) Bestaande initiatieven in kaart brengen en analyseren. In dit kader van deze actie moet een analyse worden gemaakt van de huidige werkwijzen. Goede demonstratieprojecten die duidelijk maken welke bijdrage educatieve multimedia en communicatienetwerken bij de ondersteuning van e-twinning van scholen en met name bij meertalige en multiculturele projecten kunnen leveren, zullen in kaart worden gebracht. Er zullen case studies en evaluatiemateriaal en -methoden worden verstrekt om onderwijsgevenden te tonen op wijze ICT voor vernieuwende vormen van samenwerking kan worden ingezet (virtuele collegezalen, de ontwikkeling van gezamenlijke onderwijsprogramma's voor de bijscholing van onderwijsgevenden, multidisciplinaire benaderingen of het werken met gemeenschappelijke onderwijsinstrumenten en -middelen.

b) Opbouw van een ondersteunend netwerk voor e-twinning. Dit netwerk moet gaan bestaan uit onderwijsgevenden en opleiders die ervaring met Europese samenwerking hebben. Het moet onderwijskundige steun en begeleiding verlenen, instrumenten en diensten voor het zoeken naar partners ter beschikking stellen en richtsnoeren en methoden voor de uitwisseling van ervaringen leveren.

c) Ondersteuning van samenwerkingsnetwerken op het gebied van bijscholing van onderwijsgevenden en andere betrokkenen bij het onderwijs. Deze netwerken zullen gebaseerd zijn op instellingen die verantwoordelijk zijn voor het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën in het onderwijs. De netwerken zullen zich richten op de prioritaire samenwerkingsgebieden die zijn vastgesteld in het kader van het Verslag over de concrete en toekomstige doelstellingen van de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels. Er zal bijzonder aandacht worden besteed aan de totstandbrenging van gunstige voorwaarden voor het benutten van de mogelijkheden van ICT voor innoverende samenwerkingsmethoden, voor de uitwisseling van onderwijsmiddelen en -benaderingen en voor de gezamenlijke ontwikkeling van opleidingsmateriaal.

d) Pr-activiteiten en communicatieactiviteiten. Dynamische communicatieactiviteiten zullen bepalend zijn voor het succes van het initiatief. Onder de communicatieactiviteiten, die op de website een vaste plaats zullen krijgen, valt onder andere het volgende: het uitwerken van een aantrekkelijke visuele presentatie, publicaties, perscommuniqués, fact-sheets over projecten van scholen, openings- en slotevenementen, en wedstrijden en prijzen.

Actielijn 4: Transversale activiteiten en monitoring van het eLearning-actieplan

Daarenboven zal er financiering worden verstrekt voor transversale activiteiten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het volgende:

a) Steunverlening voor de actieve monitoring van het eLearning-actieplan. Deze activiteit beoogt een grotere samenhang en zichtbaarheid van de EU-activiteiten op het gebied van e-learning door middel van de verspreiding van relevant materiaal, zoals rapporten en studies, de bundeling van projecten die qua doelstelling of methode gelijksoortig zijn; steun voor de uitwisseling van ervaringen, werkzaamheden in netwerken, en andere mogelijke synergie-effecten met de activiteiten uit het actieplan.

b) Een portaal voor eLearning inrichten en up-to-date houden. Dit portaal moet op eenvoudige en gebruikersvriendelijke wijze toegang bieden tot álle Europese activiteiten op het terrein van e-learning, tot alle bestaande informatiebronnen, registers, databanken, en tools voor het opslaan en beheer van kennis, de zgn. "knowledge repositories" en tot de programma's, projecten, studies, rapporten en werkgroepen van de EU.

c) Bewustmakings- en informatieactiviteiten via Europese netwerken. In dit kader wordt steun verstrekt aan Europese netwerken op het gebied van e-learning en hiermee verband houdende activiteiten, zoals gerichte conferenties, seminars of workshops over belangrijke vraagstukken op het gebied van e-learning (bijvoorbeeld kwaliteitsborging), en aan mechanismen die de discussie en de uitwisseling van goede praktijken in Europa bevorderen.

d) Monitoring-, analyse- en prognose-instrumenten voor e-learning in Europa ontwerpen en ontwikkelen, in samenwerking met Eurostat en de Europese Investeringsbank.

Het programma kan ook bijdragen tot samenwerking met internationale projecten die op een goed en doeltreffend gebruik van ICT in het onderwijs en bij de beroepsopleidingen gericht zijn, zoals bijvoorbeeld de projecten van de OESO of de UNESCO.

Ondersteunende activiteiten van technische aard

De uitvoering van het programma zal daarnaast gepaard gaan met activiteiten die op de verspreiding van de resultaten van het programma gericht zijn (bijvoorbeeld publicaties, "referencing", presentatie van projecten en evenementen) en op de overdracht, waar nodig, door middel van strategische onderzoeken naar problemen, mogelijkheden en andere belangrijke vraagstukken op het gebied van e-learning in Europa. In het kader van het programma zal ook steun worden verleend voor een voortdurende feedback van de gebruikers en deelnemers, alsook voor de externe eindevaluatie.

2. PROGRAMMA-UITVOERING EN WIJZE VAN FINANCIERING UIT DE BEGROTING

De financiering zal worden verstrekt na oproepen tot het indienen van projectvoorstellen en oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling.

Ingekochte diensten (bijvoorbeeld case studies of deskundigen) en de eventuele bijdrage voor een uitvoerend agentschap, waarvan de oprichting nog in studie is, worden voor de volle honderd procent gefinancierd.

De activiteiten worden als volgt gefinancierd:

- subsidies ter hoogte van maximaal 80 % van de subsidiabele kosten voor mede uit andere publieke en/of particuliere bronnen te financieren samenwerkingsprojecten (zoals bijvoorbeeld vernieuwingsprojecten van structurele aard) (alle actielijnen);

- subsidies ter hoogte van maximaal 80 % van de subsidiabele kosten van eLearning-partnerschappen onder leiding van instellingen voor hoger onderwijs die tot doel hebben om een "op e-learning gerichte dimensie" te geven en op nieuwe modellen voor het hoger onderwijs in Europa gericht zijn (actielijn 2);

- financiering voor de volle 100 % van een ondersteunende structuur voor schooltwinning (m.i.v. een interne hub), een Europees netwerk voor onderwijskundige ondersteuning (in samenwerking met de lidstaten), pr-werk en activiteiten met het oog op de verspreiding van de resultaten, en andere vereiste ondersteunende werkzaamheden, zoals beoordeling van bestaande twinningsprogramma's of de ontwikkeling van een instrument waarmee "ad hoc" naar een partnerschool kan worden gezocht. Voor pr-werk en activiteiten met het oog op de verspreiding van de resultaten door de lidstaten is voorzien in subsidies tussen 50 % en 80 % (actielijn 3);

- subsidies ter financiering van 50 tot 80 % van de kosten in verband met informatie- en communicatiewerkzaamheden, zoals seminars, bezoeken, gezamenlijke rapporten, collegiale toetsing en andere soortgelijke activiteiten die op de verspreiding en uitwisseling van kennis gericht zijn (alle actielijnen).

De uitvoeringsmodaliteiten van het voorstel lopen over het algemeen in de pas met de gebruikelijke manier van werken van de Gemeenschap, d.w.z. met de verstrekking van beurzen en medefinanciering op basis van gedetailleerde financieringaanvragen. Er zijn ook programmaonderdelen, zoals het ondersteunende netwerk en de centrale website voor de schooltwinning, die volledig door de Gemeenschap gefinancierd worden. De financiering zal worden verstrekt in het verlengde van oproepen tot het indienen van projectvoorstellen en blijken van belangstelling.

De Commissie is belast met het programmabeheer en wordt daarbij eventueel geassisteerd door een uitvoerend agentschap, waarvan de oprichting momenteel nog in studie is. De gereserveerde begrotingsmiddelen moeten voorzien in de uitgaven voor onderzoeken, bijeenkomsten van deskundigen, informatieactiviteiten, conferenties en publicaties die rechtstreeks verband houden met de doelstelling van het programma, alsook in alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand, met uitzondering van overheidstaken.