32003D0778

2003/778/EG: Beschikking van de Commissie van 23 juli 2003 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (COMP/C.2-37.398 — Gemeenschappelijke verkoop van de commerciële rechten voor de UEFA Champions League) (Voor de EER relevante tekst.) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2627)

Publicatieblad Nr. L 291 van 08/11/2003 blz. 0025 - 0055


Beschikking van de Commissie

van 23 juli 2003

inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(COMP/C.2-37.398 - Gemeenschappelijke verkoop van de commerciële rechten voor de UEFA Champions League)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2627)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2003/778/EG)

INHOUDSOPGAVE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003(2), en met name op de artikelen 6 en 8,

Gezien het verzoek om een negatieve verklaring zoals ingediend door de UEFA op 1 februari 1999 overeenkomstig artikel 2 van Verordening nr. 17 en de aanmelding met het oog op het verkrijgen van een ontheffing zoals ingediend door de UEFA op 1 februari 1999 en zoals gewijzigd op 13 mei 2002 overeenkomstig artikel 4 van Verordening nr. 17,

Gelet op het besluit van de Commissie van 18 juli 2001 om in deze zaak de procedure in te leiden,

Na de betrokken ondernemingen in de gelegenheid te hebben gesteld(3) hun opmerkingen over de punten van bezwaar van de Commissie kenbaar te maken overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening nr. 17 en Verordening (EG) nr. 2842/98 van de Commissie van 22 december 1998 betreffende het horen van belanghebbenden en derden in bepaalde procedures op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag(4),

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

Gezien het eindverslag van de raadadviseur-auditeur in deze zaak(5)

Overwegende hetgeen volgt:

1. INLEIDING

(1) Deze beschikking heeft betrekking op de regels, bepalingen en alle uitvoeringsbesluiten van de Union des Associations Européennes de Football (UEFA) en haar leden inzake de overeenkomst tot gezamenlijke verkoop van de commerciële rechten(6) van de UEFA Champions League, een pan-Europese voetbalcompetitie. In de Regulations of the UEFA Champions League krijgt de UEFA als gemeenschappelijk verkooporgaan het exclusieve recht om bepaalde commerciële rechten voor de UEFA Champions League te verkopen namens de deelnemende voetbalclubs. De overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop beperkt de concurrentie tussen voetbalclubs in de zin dat de overeenkomst een coördinerend effect heeft op het prijsbeleid en alle overige contractuele voorwaarden namens alle voetbalclubs die in de UEFA Champions League spelen. De Commissie is echter van mening dat voor dergelijke beperkende regels ontheffing kan worden verleend in dit specifieke geval. De UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop biedt consumenten het voordeel van op deze pan-Europese voetbalcompetitie gerichte producten die via één verkooppunt worden verkocht en niet anderszins op even efficiënte wijze konden worden geproduceerd en gedistribueerd.

2. PARTIJEN

(2) De UEFA is een internationale organisatie die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel overeenkomstig de bepalingen van het Zwitserse burgerlijk wetboek en is gevestigd te Nyon in Zwitserland(7). De UEFA is een bond van nationale voetbalbonden. Het lidmaatschap van de UEFA staat open voor alle nationale voetbalbonden van Europa(8). Momenteel heeft de UEFA 51 leden, waarvan 21 zich in de EER bevinden(9).

(3) De UEFA is het bestuursorgaan voor het Europese voetbal. Zij is als enige gerechtigd om internationale competities in Europa te organiseren of af te schaffen. Aan deze competities nemen lidbonden en/of hun voetbalclubs deel. Andere internationale competities of toernooien dienen te worden goedgekeurd door de UEFA(10), tenzij deze worden georganiseerd door de Fédération Internationale de Football Associations (FIFA). Naast de UEFA Champions League organiseert de UEFA nog enkele andere Europese voetbaltoernooien.

(4) Het congres van de UEFA is het hoogste controlerende orgaan van de UEFA. Elke nationale voetbalbond heeft één stem in het congres(11). Het congres keurt de UEFA-statuten goed. Het kiest de voorzitter(12) en het Uitvoerend Comité(13). Het Uitvoerend Comité bestaat uit de president en 13 leden die een ambt moeten bekleden binnen een nationale lidbond(14). Het Uitvoerend Comité bestuurt de UEFA, met uitzondering van de bevoegdheden die het heeft gedelegeerd naar de secretaris-generaal(15), die ook door het Comité wordt benoemd(16). Het Uitvoerend Comité bepaalt de voorwaarden voor deelname aan en organisatie van UEFA-competities, zoals de Regulations of the UEFA Champions League. Lidbonden en/of voetbalclubs die lid zijn van een dergelijke bond mogen pas deelnemen aan de UEFA Champions League nadat ze hebben ingestemd zich te houden aan de statuten en de bepalingen en beslissingen van de bevoegde UEFA-organen(17).

3. DE AANGEMELDE OVEREENKOMST

3.1. De UEFA Champions League

3.1.1. De oorsprong van de UEFA Champions League

(5) De UEFA Champions League is de meest prestigieuze clubcompetitie van de UEFA. De structuur en naam van de competitie, die oorspronkelijk voorafgaand aan het seizoen 1955/1956 werd opgericht onder de naam European Champion Clubs' Cup, werden vlak voor het seizoen 1992/1993 gewijzigd. De UEFA Champions League staat open voor nationale clubkampioenen van landen die lid zijn en clubs die op de tweede plaats in de strijd om de landstitel zijn geëindigd. Het aantal clubs dat een voetbalbond mag afvaardigen hangt af van de plaats die de bond inneemt op de UEFA-ranglijst. Met inbegrip van de kwalificatieronden nemen in totaal 96 voetbalclubs deel aan de UEFA Champions League.

3.1.2. De structuur van de UEFA Champions League

(6) Op het moment van de aanmelding(18) werd de UEFA Champions League voorafgegaan door twee kwalificatieronden. De UEFA Champions League zelf bestond uit groepswedstrijden en een knock-outsysteem met kwartfinales, halve finales en een finale. Het Uitvoerend Comité besloot op 10 en 11 juli 2002 om met ingang van het seizoen 2003/2004 de tweede groepsfase te vervangen door een knock-outfase. Nu de tweede groepsfase is komen te vervallen, worden 125 wedstrijden gespeeld in de UEFA Champions League 2003/2004, met 13 wedstrijden per dag.

(7) In het seizoen 2003/2004 valt de competitie uiteen in de volgende fasen. 80 voetbalclubs nemen deel aan drie kwalificatieronden waarin 160 wedstrijden worden gespeeld. Dit is nodig om te bepalen welke 16 clubs mogen uitkomen tegen de 16 beste clubs die zich automatisch hebben gekwalificeerd voor de UEFA Champions League. Het UEFA-bestuur selecteert voetbalclubs voor de kwalificatieronden en de groepsfase op basis van de positie die de clubs innemen aan het begin van het seizoen. Deze positie wordt bepaald door een combinatie van de coëfficiënt van de desbetreffende nationale voetbalbonden en de individuele prestaties van de voetbalclubs in de UEFA-competities gedurende dezelfde periode. Voor de kwalificatieronden wordt via loting onder hetzelfde aantal geselecteerde en niet-geselecteerde voetbalclubs bepaald wie tegen elkaar spelen. Voor de derde kwalificatieronde is het UEFA-bestuur gemachtigd om groepen samen te stellen volgens vaste principes. Via loting worden de 32 voetbalclubs voor de groepsfase in de UEFA Champions League verdeeld in acht groepen van vier clubs overeenkomstig voornoemde positie. Alle wedstrijden worden gespeeld volgens het wedstrijdschema van de UEFA. De locaties, datums en begintijden van alle kwalificatiewedstrijden moeten door de nationale bonden van de desbetreffende voetbalclubs worden bevestigd en doorgegeven aan het UEFA-bestuur.

(8) Lidbonden en hun aangesloten organisaties of voetbalclubs verkopen zelf de mediarechten voor deze drie kwalificatieronden. De UEFA neemt niet deel aan de verkoop van deze rechten en de UEFA heeft derhalve geen organisatorische en administratieve verantwoordelijkheden, met uitzondering van het uitvoeren van de lotingprocedure en het aanwijzen van scheidsrechters en een "wedstrijdafgevaardigde" die erop toeziet of sportieve/disciplinaire regels worden nageleefd. De UEFA is niet betrokken bij de selectie of benoeming van derden die benodigde diensten in verband met een wedstrijd leveren. Ook is de UEFA niet betrokken bij de productie van volledige audiovisuele wedstrijdverslagen of de selectie van commerciële partners als sponsors, leveranciers of licentiehouders.

(9) De voetbalclubs hebben de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop niet uitgebreid tot deze drie kwalificatieronden en de manier waarop deze rechten worden verkocht is derhalve in het kader van deze beschikking niet relevant. Waarschijnlijk hebben de UEFA en de voetbalclubs besloten om de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop niet uit te breiden tot deze wedstrijden omdat de vraag naar dergelijke kwalificatiewedstrijden in een vroegtijdig stadium nogal beperkt en lokaal van aard is. Voor de wedstrijden tussen kleine en grote clubs ten gevolge van het selectiesysteem van de UEFA bestaat geen pan-Europese, grensoverschrijdende bezwaarprocedure. De vraag komt meestal van omroeporganisaties uit de twee landen van de voetbalclubs. De kosten voor de UEFA om de UEFA Champions League consistent te blijven profileren en presenteren zouden bovendien aanzienlijk toenemen als alle kwalificatiewedstrijden zouden moeten worden opgenomen in het concept voor gemeenschappelijke verkoop (meer dan 100 wedstrijden). De UEFA zou inspecties ter plaatse moeten uitvoeren en alle extra stadions moeten bezoeken. Ze zou ervoor moeten zorgen dat er wordt voldaan aan alle standaardfaciliteiten voor omroeporganisaties die de UEFA Champions League uitzenden. Ze zou ervoor moeten zorgen dat "smetteloze" stadions beschikbaar zijn voor de commerciële partners van de UEFA Champions League, enzovoorts. De UEFA zou alle overige verplichtingen moeten controleren waaraan clubs moeten voldoen voor deelname aan de UEFA Champions League. Mogelijk verklaart dit het feit dat de UEFA en de voetbalclubs het niet efficiënt vinden om deze mediarechten gezamenlijk te verkopen of het onvermijdelijk achten om voetbalclubs te beperken bij de individuele verkoop.

(10) De kwalificatiewedstrijden verlopen volgens een knock-outsysteem waarbij elke club tweemaal tegen dezelfde tegenstander speelt (in een thuis- en uitwedstrijd). Het team dat in totaal de meeste doelpunten scoort tijdens deze twee wedstrijden gaat door naar de volgende ronde (tweede kwalificatieronde, derde kwalificatieronde of de groepsfase van de UEFA Champions League, als van toepassing). De voetbalclubs die in de eerste en tweede kwalificatieronde worden verslagen, zijn uitgeschakeld voor de competitie. De 16 clubs die in de derde kwalificatieronde zijn verslagen, mogen uitkomen in de eerste ronde van de huidige UEFA Cup.

(11) Begin september komen deze 32 voetbalclubs vervolgens tegen elkaar uit in de groepsfase, die uit acht groepen van vier clubs bestaat. De clubs die in deze acht groepen op de eerste en tweede plaats eindigen (in totaal 16 voetbalclubs) gaan vervolgens door naar een tweede knock-outfase met thuis- en uitwedstrijden. De winnende voetbalclubs bestrijden elkaar in de kwartfinale. In de kwartfinale (acht clubs) en halve finale (vier clubs) spelen de clubs een thuis- en uitwedstrijd tegen elkaar. Het team dat in totaal de meeste doelpunten scoort, gaat door naar de volgende ronde. De twee winnaars van de twee halve finales spelen tegen elkaar in de finale, die in één wedstrijd wordt beslecht.

(12) De wedstrijden worden gespeeld op dinsdag- of woensdagavond vanaf september, terwijl de finale in mei plaatsvindt. Doorgaans beginnen de wedstrijden in de UEFA Champions League om 20.45 uur (Central European Time). Zodoende botst de UEFA Champions League niet met de vaste speeldatums van binnenlandse competities, die meestal in het weekend worden gespeeld, en de UEFA Cup, die meestal op donderdag plaatsvindt.

3.1.3. De rol van de UEFA in de UEFA Champions League

(13) De UEFA draagt de organisatorische en administratieve verantwoordelijkheid voor de UEFA Champions League. Ze organiseert de lotingprocedure en keurt de deelnemers goed. Ze wijst scheidsrechters, wedstrijdafgevaardigden en waarnemers aan en betaalt hun onkosten. Ze is het disciplinaire orgaan dat erop toeziet dat alle onderdelen van de competitie worden nageleefd. Ze selecteert en benoemt allerlei derden die de benodigde diensten leveren in verband met een wedstrijd(19).

(14) Television Event and Media Marketing AG (TEAM), een onafhankelijk marketingbureau, helpt de UEFA bij de tenuitvoerlegging en follow-up van de commerciële aspecten van de UEFA Champions League. Als tussenpersoon onder toezicht en verantwoordelijkheid van de UEFA voert TEAM besprekingen met commerciële partners. De overeenkomsten worden ondertekend en uitgevoerd door de UEFA, die alle juridische verantwoordelijkheden op zich neemt.

(15) De UEFA regelt de productie van de volledige audiovisuele verslagen van elke wedstrijd. De uitzendpartners van de UEFA fungeren als gastzender voor de wedstrijden op hun grondgebied. De UEFA draagt de verantwoordelijkheid jegens de omroeporganisaties als een wedstrijd wordt geannuleerd of uitgesteld.

(16) Naast omroeporganisaties heeft de UEFA drie soorten commerciële partners: sponsors, leveranciers(20) en licentiehouders(21).

3.1.4. De rol van voetbalclubs in de UEFA Champions League

(17) De deelnemende voetbalclubs leveren een voetbalteam en het stadion. De UEFA onderhoudt geen directe contacten met stadioneigenaren. De voetbalclubs zijn verplicht om de richtsnoeren van de UEFA te volgen en onder toezicht van de UEFA te opereren. Ze zijn ervoor verantwoordelijk dat de veiligheids- en beveiligingseisen worden nageleefd. De voetbalclubs bieden ook faciliteiten voor de pers, ontvangstruimten, kantoren, werkplekken en zitplaatsen voor commerciële partners van de UEFA. De UEFA stelt een inspectieteam samen dat ter plaatse bekijkt of een stadion voldoende is uitgerust voor een wedstrijd van de UEFA Champions League.

3.2. De aanmelding

(18) De UEFA heeft de regels, bepalingen en uitvoeringsbesluiten voor de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop aangemeld bij de Commissie op 19 februari 1999. De aanmelding omvatte standaardrechtenovereenkomsten die kunnen worden gesloten met omroeporganisaties, sponsors en leveranciers. In de mededeling van punten van bezwaar van 18 juli 2001 verklaarde de Commissie dat de aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop van televisierechten in strijd was met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst. Ook was zij van mening dat de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop niet in aanmerking kwam voor ontheffing overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst.

(19) In haar mededeling van punten van bezwaar concludeerde de Commissie dat met de aangemelde verkoop tot gemeenschappelijke verkoop werd voorkomen dat de individuele voetbalclubs in de UEFA Champions League onafhankelijk commerciële actie ondernamen met betrekking tot de televisierechten en via onderlinge mededinging individueel de televisierechten aan geïnteresseerde derden verkochten. Door een dergelijke overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop werd de mededinging beperkt. Het gevolg hiervan was dat derden slechts bij één partij televisierechten konden kopen. In haar mededeling van punten van bezwaar vond de Commissie bovendien dat de mogelijke doelmatigheden en voordelen die uit de overeenkomst tot gemeenschappelijk verkoop konden voortvloeien voor de televisiemarkt teniet werden gedaan door het commerciële beleid van de UEFA. Dit kwam doordat dat de UEFA enige jaren na elkaar de rechten voor gratis en betaaltelevisie verkocht in één exclusief pakket aan één omroeporganisatie per grondgebied. Vanaf het moment waarop de overeenkomsten voor uitzendrechten golden voor alle uitzendrechten voor de UEFA Champions League, kon één grote omroeporganisatie per grondgebied alle televisierechten van de UEFA Champions League verwerven en daarmee alle andere omroeporganisaties buiten spel zetten. Hierbij bleef ook een aantal rechten in feite onbenut. Dergelijke brede exclusiviteitscontracten boden de televisiemarkt geen voordelen en waren in strijd met het verslag van Helsinki over sport(22).

(20) In de meeste landen is voetbal niet alleen een katalysator voor de ontwikkeling van diensten voor betaaltelevisie, maar ook een essentieel programmaonderdeel voor exploitanten van gratis televisie. De gemeenschappelijke verkoop van rechten voor gratis en betaaltelevisie heeft in combinatie met uitgebreide exclusieve voorwaarden derhalve een groot effect op de structuur van televisiemarkten omdat mediaconcentratie kan worden bevorderd en mededinging tussen omroeporganisaties kan worden beperkt. Als één omroeporganisatie alle of de meeste relevante uitzendrechten voor voetbalwedstrijden in handen heeft in een lidstaat, krijgen concurrerende omroeporganisaties slechts met de grootste moeite toegang tot deze markt.

3.3. Amendement van de UEFA op de aanmelding

(21) De UEFA reageerde op de mededeling van punten van bezwaar op 16 november 2001. Op 8 januari 2002 diende de UEFA een concept voor een nieuwe overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop in. Daarna presenteerde de UEFA op 12 maart 2002 een segmentatietabel voor de exploitatie van niet alleen de televisierechten, maar ook alle overige mediarechten van de UEFA Champions League. Deze omvatten de rechten voor radio, televisie, internet, UMTS (Universal Mobile Telecommunications System) en fysieke media als dvd, VHS en cd-rom.

(22) Het voorstel van de UEFA voor een nieuwe overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop betekent een beperking van het exclusieve recht van de UEFA om de mediarechten voor de UEFA Champions League te verkopen. Met de nieuwe overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop zouden voetbalclubs ook bepaalde mediarechten met betrekking tot een evenement waaraan ze deelnemen kunnen verkopen op een niet-exclusieve basis en in concurrentie met de UEFA. Het voorstel van de UEFA impliceert ook dat de mediarechten worden gesplitst in verschillende rechtenpakketten die aan verschillende derden te koop worden aangeboden in afzonderlijke pakketten.

(23) Het voorstel van de UEFA voor een nieuwe overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop werd besproken tijdens diverse bijeenkomsten tussen de UEFA en de Commissie en op verzoek van de Commissie aangepast op meerdere punten. Nadat deze wijzigingen waren doorgevoerd, was de Commissie voorlopig van oordeel dat de mededingingsbezwaren die in de mededeling van punten van bezwaar waren geformuleerd zouden worden weggenomen door het voorstel van UEFA. De Commissie was derhalve voornemens een positief standpunt in te nemen ten aanzien van het voorstel van de UEFA, die de organisatie bij de Commissie aanmeldde op 13 mei 2002. Als voorwaarde voor voorlopige goedkeuring door de Commissie moesten belanghebbenden echter in de gelegenheid worden gesteld te reageren op het voorstel nadat een bekendmaking was gepubliceerd overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17.

(24) Naar aanleiding van deze bekendmaking, die op 17 augustus 2002 werd gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, werden een aantal reacties van belanghebbenden ontvangen. De opmerkingen van deze derden, die hieronder zijn samengevat in paragraaf 5, leidden ertoe dat de Commissie de UEFA verzocht de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop op aanvullende punten te wijzigen. De UEFA ging akkoord met de meeste wijzigingen, maar niet alle. Tijdens een bijeenkomst op 4 april 2003 werd de UEFA meegedeeld dat de Commissie voorwaarden wilde verbinden alvorens over te gaan tot ontheffing. De Commissie stelde de UEFA vervolgens hiervan bij schrijven van 5 mei 2003 op de hoogte, waarbij zij de UEFA vroeg naar haar standpunt ten aanzien van het voornemen van de Commissie om een voorwaarde te stellen. In haar antwoord van 15 mei 2003 gaf de UEFA aan dat ze zich kon vinden in het voornemen van de Commissie.

3.4. Door de UEFA gewijzigde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop

(25) De UEFA stelt voor dat contracten voor mediarechten in principe kunnen worden gesloten voor een periode van maximaal drie seizoenen van de UEFA Champions League.

3.4.1. Televisierechten

3.4.1.1. Voetbalwedstrijden die gemeenschappelijk kunnen worden verkocht

(26) Zoals reeds is uitgelegd in overweging 9, is de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop niet van toepassing op de eerste drie kwalificatieronden die aan de UEFA Champions League voorafgaan. De individuele voetbalclubs verkopen de uitzendrechten voor deze wedstrijden afzonderlijk. Hierbij gaat het om 80 voetbalclubs die 160 wedstrijden spelen. De UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop is alleen van toepassing op de groepsfase en de laatste knock-outfase van de UEFA Champions League. Zodoende geldt de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop voor 32 voetbalclubs die in totaal 125 wedstrijden spelen gedurende 13 wedstrijden van september tot en met mei. In de terminologie van de UEFA bestaat een wedstrijddag uit twee kalenderdagen (momenteel dinsdag en woensdag).

3.4.1.2. Aanbestedingsprocedure

(27) De contractuele rechten worden toegekend na een "oproep tot inschrijving", waarbij alle in aanmerking komende omroeporganisaties een gelijke kans hebben een bod uit te brengen op de rechten, waarbij ze volledig op de hoogte zijn van de belangrijkste voorwaarden en bepalingen.

(28) Regelmatig zal de UEFA criteria publiceren voor de normen waaraan omroeporganisaties moeten voldoen voordat ze de UEFA Champions League mogen uitzenden. Een "gekwalificeerde omroeporganisatie" is een televisiezender die een zendvergunning voor het desbetreffende grondgebied heeft en over de adequate infrastructuur, middelen en reputatie beschikt om de programmering van de UEFA Champions League uit te zenden. Contracten voor de toekenning van rechten worden op daarvoor geschikte momenten gepubliceerd op de website van de UEFA (www.uefa.com) en alle in aanmerking komende omroeporganisaties in het contractgebied hebben het recht om de documentatie voor de oproep tot inschrijving op te vragen. Alle rechtenpakketten worden in principe tegelijkertijd aangeboden.

(29) De documentatie voor de oproep tot inschrijving bevat relevante gegevens over alle rechtenpakketten, belangrijke voorwaarden en bepalingen en een uitleg van de informatie die geïnteresseerde partijen bij hun offerte dienen te voegen. Alle in aanmerking komende omroeporganisaties mogen verzoeken om een presentatie waarbij de diverse aangeboden rechtenpakketten en het verkoopproces worden uitgelegd. Alle in aanmerking komende omroeporganisaties moeten beschikken over een redelijke termijn waarbinnen ze hun offertes kunnen indienen.

(30) De UEFA heeft aangegeven dat ze de offertes zal beoordelen op basis van een aantal objectieve criteria, zoals met name:

a) offerteprijs voor het rechtenpakket of de rechtenpakketten;

b) acceptatie door de gegadigde van alle relevante uitzendverplichtingen;

c) mate waarin de gegadigde het publiek weet te bereiken in het contractgebied;

d) voorgestelde leverings- of uitzendmethode;

e) voorgestelde promotionele ondersteuning voor de UEFA Champions League;

f) productiemogelijkheden en expertise op het gebied van gastuitzendingen;

g) combinatie van rechtenpakketten in het contractgebied;

h) balans tussen gratis televisie en betaaltelevisie.

(31) Met individuele gegadigden kunnen onderhandelingen plaatsvinden op basis van de ontvangen offertes. De inhoud van alle offertes blijft vertrouwelijk.

3.4.1.3. Rechtenpakketten

(32) De UEFA biedt de televisierechten aan in kleinere pakketten die per markt worden samengesteld. De exacte samenstelling kan afhangen van de structuur van de televisiemarkt in de lidstaat waarin de rechten worden aangeboden.

(33) De UEFA heeft het exclusieve recht om twee hoofdpakketten met rechten voor rechtstreekse uitzendingen via gratis televisie of betaaltelevisie te verkopen, waarbij elk pakket twee wedstrijden per wedstrijdavond omvat(23). De wedstrijden van de UEFA Champions League worden momenteel op dinsdagen en woensdagen gespeeld. Elk pakket omvat meestal twee keuzen per wedstrijddag. Deze twee pakketten geven recht op 47 van de 125 wedstrijden. Als de eindfasen van de competitie zijn aangebroken, omvatten de twee hoofdpakketten met rechten voor rechtstreekse uitzendingen dus alle uitzendrechten voor de UEFA Champions League.

(34) Op dezelfde manier beschikt de UEFA aanvankelijk over het exclusieve recht om de resterende wedstrijden te verkopen(24). De UEFA heeft besloten om deze te verkopen voor betaal-/pay-per-view-televisie. Als de UEFA echter niet erin slaagt om de rechten binnen één week na de loting voor de groepsfase van de UEFA Champions League te verkopen, verliest ze het exclusieve recht om deze televisierechten te verkopen. Daarna hebben zowel de UEFA als de individuele thuisclubs die aan de wedstrijd deelnemen een niet-exclusief recht om deze televisierechten te verkopen(25). De segmentatie van UEFA-rechten betekent dat de voetbalclubs de rechten voor rechtstreekse uitzendingen in pakket 5 alleen afzonderlijk mogen verkopen voor betaal-/pay-per-view-televisie.

(35) Het recht van de UEFA en de individuele voetbalclubs om de rechten voor deze overgebleven wedstrijden te verkopen is afhankelijk van de wedstrijden die zijn gekozen door de omroeporganisaties die de hoofdpakketten 1 en 2 met rechten voor rechtstreekse uitzendingen hebben gekocht.

(36) Bovendien heeft de UEFA het exclusieve recht om een samenvattingspakket te verkopen met alle wedstrijden van de UEFA Champions League. Dit pakket mag vanaf 22.45 uur op elke wedstrijdavond worden uitgezonden(26).

(37) Voetbalclubs die opnamen van de UEFA Champions League individueel exploiteren, moeten deze op een clubgerichte manier presenteren. Bovendien mogen de opnamen alleen beelden bevatten van wedstrijden waaraan ze deelnemen. Als omroeporganisaties televisierechten exploiteren die door de individuele clubs zijn verkocht, mogen ze deze rechten niet bundelen tot één product dat als UEFA Champions League wordt geprofileerd. Met name wat rechten voor rechtstreekse uitzendingen betreft definieert de UEFA een als UEFA Champions League geprofileerd product wanneer het meer dan twee rechtstreekse wedstrijden van de UEFA Champions League per dag bevat.

(38) Vanaf donderdag middernacht, dus één dag na de laatste wedstrijden in de wedstrijdweek, mogen zowel de voetbalclubs als de UEFA de uitgestelde televisierechten exploiteren. De exploitatie door de UEFA moet verband houden met de UEFA Champions League als geheel. De exploitatie door de individuele voetbalclubs mag alleen verband houden met de wedstrijden waaraan ze deelnemen. De individueel verkochte wedstrijden moeten als clubwedstrijd worden geprofileerd en mogen niet worden gebundeld met rechten van andere clubs om een alternatief product samen te stellen dat als UEFA Champions League wordt geprofileerd. In dit verband staat de UEFA programma's met uitgestelde televisierechten toe voor sportkanalen waarop alle programma's over de UEFA Champions League worden uitgezonden. Wat sportprogramma's betreft definieert de UEFA een als UEFA Champions League geprofileerd programma wanneer het voor meer dan 50 % is gevuld met inhoud van de UEFA Champions League. In een algemene programmering mag een programma voor niet meer dan 30 % zijn gevuld met inhoud van de UEFA Champions League omdat dit anders wordt aangemerkt als product dat als UEFA Champions League wordt geprofileerd. Wanneer een wedstrijd achteraf integraal (dus de volledige 90 minuten) wordt uitgezonden in een sportprogramma of een algemene programmering, is de regel van respectievelijk 50 % en 30 % niet van toepassing en mag de desbetreffende wedstrijd grotendeels of volledig worden uitgezonden.

(39) De UEFA mag als enige rechten voor rechtstreekse uitzendingen buiten de EER verkopen. Uitgestelde rechten voor clubs vallen binnen en buiten de EER onder dezelfde regels.

3.4.2. Internetrechten

(40) Zowel de UEFA (ten aanzien van alle wedstrijden) als de voetbalclubs (ten aanzien van wedstrijden waaraan ze deelnemen) hebben het recht om anderhalf uur na afloop van de wedstrijd (dus vanaf middernacht op de wedstrijdavond) beelden via internet uit te zenden. De mogelijkheid tot rechtstreekse beelden wordt niet geboden gezien de technische ontwikkeling van internet op dit moment, waarbij geen goede kwaliteit kan worden gewaarborgd. Dit zal te zijner tijd vanzelfsprekend veranderen, waardoor het embargo in de nabije toekomst moet worden herzien.

(41) De UEFA biedt "competitiespecifieke" of als UEFA Champions League geprofileerde producten aan, terwijl de voetbalclubs "clubspecifieke" of als clubwedstrijd geprofileerde producten aanbieden. Bij internetrechten staat de UEFA sportprogramma's toe die alleen inhoud van de UEFA Champions League bieden. Sportprogramma's mogen niet meer dan 50 % aan inhoud van de UEFA Champions League bevatten omdat ze anders worden aangemerkt als product dat als UEFA Champions League wordt geprofileerd. In een algemene programmering mag een programma niet meer dan 30 % inhoud van de UEFA Champions League bevatten. Wanneer een wedstrijd achteraf integraal (dus de volledige 90 minuten) wordt uitgezonden in een sportprogramma of een algemene programmering, is de regel van respectievelijk 50 % en 30 % niet van toepassing en mag de desbetreffende wedstrijd grotendeels of volledig worden uitgezonden.

(42) Zowel de UEFA als de voetbalclubs kunnen ervoor kiezen om hun diensten zelf of via aanbieders van diensten via internet te leveren. De inhoud wordt gebaseerd op de ruwe beelden die voor televisie zijn opgenomen. De UEFA is voornemens een dienst in het leven te roepen waarmee bewegende beelden van de UEFA Champions League worden vertoond via internet. Deze dienst kan worden geëxploiteerd via www.uefa.com en via de websites van de voetbalclubs. De UEFA zal de clubs op dit nieuwe mediagebied bijstaan met technische expertise en knowhow.

(43) Clubs kunnen de ruwe beelden via de UEFA kopen of gebruikmaken van de dienst van de UEFA. Clubs kunnen de inhoud aanpassen en bewerken en zodoende een clubgericht, als clubwedstrijd geprofileerd product creëren. De UEFA past het beginsel van financiële solidariteit toe door de inkomsten van nieuwe media te herverdelen. Voor de eerste periode van drie jaar (seizoen 2003/2004-2005/2006) betalen voetbalclubs echter geen solidariteitskosten, maar alleen technische kosten voor de ruwe beelden. Deze situatie zal aan het einde van het tweede seizoen (2004/2005) opnieuw worden beoordeeld. Kosten moeten transparant, eerlijk, redelijk en zonder onderscheid in rekening worden gebracht en voorgelegd aan een arbitragesysteem bij eventuele geschillen. De UEFA zal een mechanisme in het leven roepen waarmee de uit www.uefa.com voortvloeiende inkomsten worden herverdeeld.

3.4.3. Rechten voor draadloze 3G/UMTS

(44) Zowel de UEFA (ten aanzien van alle wedstrijden) als de clubs (ten aanzien van de wedstrijden waaraan ze deelnemen) hebben het recht om audiovisuele inhoud te verstrekken via UMTS-diensten die maximaal vijf minuten na de actie beschikbaar zijn (technische vertraging wegens conversie). De inhoud wordt gebaseerd op de ruwe beelden die voor televisie zijn opgenomen. De UEFA zal een mechanisme in het leven roepen waarmee de uit UMTS-inhoud voortvloeiende inkomsten worden herverdeeld.

(45) De UEFA is van plan een draadloos 3G/UMTS-product te maken dat is gebaseerd op een uitgebreide, door de UEFA te ontwikkelen videodatabase. De UEFA biedt de exclusieve of niet-exclusieve rechten aan een of meer exploitanten met een UMTS-licentie aan, exceptioneel voor een eerste periode van vier jaar en vervolgens voor perioden van drie jaar.

(46) Clubs kunnen de ruwe beelden via de UEFA kopen of gebruikmaken van de dienst van de UEFA. Ze kunnen de inhoud aanpassen en bewerken en zodoende een clubgericht, als clubwedstrijd geprofileerd product creëren. Dit product mag niet volledig of grotendeels uit inhoud van de UEFA Champions League bestaan en moet ook andere clubspecifieke multimedia-inhoud bevatten. Clubs betalen kosten voor de draadloze service en/of ruwe beelden van de UEFA. Deze kosten moeten transparant, billijk, redelijk en niet-discriminerend zijn en worden voorgelegd aan een arbitragesysteem bij eventuele geschillen.

3.4.4. Rechten voor fysieke media

(47) Zowel de UEFA als de voetbalclubs mogen de rechten voor fysieke media (zoals dvd, VHS en cd-rom) op archiefmateriaal uit het vorige seizoen van de UEFA Champions League exploiteren met een embargo van 48 uur na de finale. Terwijl de UEFA-rechten betrekking hebben op alle wedstrijden in de UEFA Champions League, omvatten de rechten van de voetbalclubs alleen wedstrijden waaraan ze zelf deelnemen.

3.4.5. Audiorechten

(48) Zowel de UEFA (ten aanzien van alle wedstrijden) als de voetbalclubs (ten aanzien van wedstrijden waaraan ze deelnemen) mogen niet-exclusieve licenties verkopen voor rechtstreekse radio-uitzendingen van de UEFA Champions League.

3.4.6. Overige commerciële rechten

(49) De UEFA verkoopt ook gemeenschappelijk overige commerciële rechten voor de UEFA Champions League waarmee derden worden betrokken bij de profilering van de UEFA Champions League, zoals sponsorrechten, leveringsrechten, licentierechten en andere intellectuele-eigendomsrechten.

3.4.6.1. Sponsorrechten

(50) De UEFA biedt een sponsorpakket voor de UEFA Champions League dat bestaat uit traditionele elementen van evenementsponsoring met programmasponsoring en commerciële zendtijd tijdens de uitzending van evenementen. Sponsors kopen een vastgesteld pakket met evenementrechten, dat onder andere bestaat uit reclameborden langs het veld, vermelding van het sponsorlogo op achterschermen, toegangsbewijzen, reclame in de programma's van elke wedstrijddag, vermelding van de sponsor op toegangsbewijzen en het gebruik van officiële benamingen en het logo van de UEFA Champions League.

(51) Daarnaast beschikken sponsors over mediarechten, die bestaan uit onder andere de sponsorrechten voor maximaal twee sponsors per programma, billboards tijdens de aankondiging en afsluiting van programma's van de UEFA Champions League en "break-bumpers"(27). Ook krijgen ze de mogelijkheid om via de UEFA commerciële zendtijd in en rond programma's van de UEFA Champions League te kopen.

3.4.6.2. Leveringsrechten

(52) Naast de sponsorrechten biedt het concept van de UEFA Champions League ruimte voor vier leverancierspakketten. Er is bijvoorbeeld een computer- en telecommunicatieleverancier die technische ondersteuning biedt voor het uitzenden van beelden en in ruil daarvoor op televisie wordt vermeld tijdens rechtstreekse uitzendingen en samenvattingen van alle Europese wedstrijden.

3.4.6.3. Licentierechten

(53) Dankzij het concept van licenties voor de UEFA Champions League kunnen geselecteerde bedrijven kwalitatief hoogstaande producten leveren met betrekking tot de UEFA Champions League, zoals het videospel UEFA Champions League, video's over de UEFA Champions League of de cd-rom met encyclopedische informatie over de UEFA Champions League.

3.4.6.4. Overige intellectuele-eigendomsrechten

(54) De UEFA is de geregistreerde houder van verschillende soorten intellectuele-eigendomsrechten, zoals de handelsmerk- en de ontwerprechten, het logo van een uit sterren bestaande bal (een gedeponeerd handelsmerk van de UEFA Champions League) en de muziek van de UEFA Champions League. Het logo, de naam en de trofee van de UEFA Champions League zijn beschermd als handelsmerken. De officiële muziek, die in opdracht van de UEFA is gecomponeerd, maakt deel uit van de UEFA Champions League. Deze hymne wordt altijd gespeeld tijdens de aankondiging en afsluiting van televisieprogramma's en vlak voor de aftrap in alle Europese stadions waar de UEFA Champions League wordt gespeeld. De UEFA beschikt over het auteursrecht voor deze muziek. Clubs die zich kwalificeren voor de UEFA Champions League mogen de orthografische, muzikale en artistieke vormen die zijn gebaseerd op het logo van de UEFA Champions League gebruiken voor niet-commerciële promotieactiviteiten zolang de competitie duurt.

4. DE RELEVANTE MARKT

4.1. Productmarkten

4.1.1. Standpunt van de UEFA

(55) De UEFA is van mening dat de UEFA Champions League weliswaar een zeer belangrijk sportevenement is, maar geen afzonderlijke relevante productmarkt vormt. De UEFA voert aan dat de competitie deel uitmaakt van een veel bredere markt met een groot aantal sportevenementen naast de UEFA Champions League, zodat alle omroeporganisaties, sponsors en leveranciers dezelfde commerciële doelstelling kunnen realiseren, zoals de nationale voetbalcompetities. Daarnaast zijn er nog meer prestigieuze sportevenementen van hoge kwaliteit op de markt. Bovendien kunnen niet-sportprogramma's, zoals met name populaire films, soapseries en komedies, ook een zeer groot publiek aantrekken. Ook is de UEFA van mening dat de Commissie onderscheid zou moeten maken tussen wedstrijden in de UEFA Champions League waaraan binnenlandse clubs deelnemen en wedstrijden in de UEFA Champions League waaraan geen binnenlandse clubs deelnemen. Tevens voert de UEFA aan dat de markten voor gratis televisie en betaaltelevisie verschillende relevante productmarkten vormen.

4.1.2. Markten

(56) De Commissie acht de volgende markten relevant om de effecten van de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop te beoordelen:

a) de upstream-markten voor de aankoop en verkoop van rechten voor gratis televisie, betaaltelevisie en pay-per-view-televisie;

b) de downstream-markten waarop omroeporganisaties met elkaar wedijveren om reclame-inkomsten op basis van het aantal kijkers en om abonnees voor betaal-/pay-per-view-televisie;

c) de upstream-markten voor rechten voor draadloze 3G/UMTS, internetrechten en rechten voor video-on-demand. De opkomst van deze upstream- en downstream-markten voor nieuwe media loopt parallel met de ontwikkeling van de markten in de betaaltelevisiesector;

d) de markten voor de overige commerciële rechten, te weten sponsoring, levering en licenties.

4.1.3. De upstream-markt voor de verwerving van televisierechten voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden

(57) De voorkeur van de kijker is doorslaggevend bij het programmeringsbeleid van alle soorten omroeporganisaties en bepaalt dus de waarde van een programma voor een omroeporganisatie(28). De Commissie stelt vast dat alle omroeporganisaties daadwerkelijk of potentieel geïnteresseerd zijn in uitzendrechten voor voetbalwedstrijden en dat voetbal voor allemaal even belangrijk is, ongeacht de markt(29). Omroeporganisaties kopen programma's om een breed publiek te bereiken, waarbij het niet uitmaakt of deze organisaties geheel of gedeeltelijk door reclame-inkomsten worden gefinancierd (om adverteerders zendtijd te verkopen zodat deze het publiek kunnen bereiken) of niet (om als publieke omroep aan hun verplichtingen te voldoen). Omroeporganisaties die betaaltelevisie brengen, kopen programma's om mensen ertoe te bewegen een abonnement te nemen.

(58) De markt voor uitzendrechten kan worden afgebakend aan de hand van het aantal programma's dat het beoogde doel kan bereiken. De substitueerbaarheid kan dus worden onderzocht door na te gaan in hoeverre andere programma's dit doel kunnen bereiken. Als een bepaald soort programma regelmatig hoge kijkcijfers haalt, een specifiek publiek trekt of voor profilering zorgt, terwijl dit door andere programma's niet kan worden bereikt, kan ervan worden uitgegaan dat deze programma's een afzonderlijke relevante productmarkt vormen. Er zijn derhalve geen andere programma's die door concurrentiedruk de houder van de rechten beperkingen opleggen bij het bepalen van de prijs van deze televisierechten.

(59) Het onderzoek van de Commissie naar de situatie in de Gemeenschap heeft aanwijzingen opgeleverd dat sprake zou kunnen zijn van een afzonderlijke markt voor de uitzendrechten voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden. Deze conclusie vormt een uitbreiding op de conclusies waartoe de Commissie tijdens eerdere zaken is gekomen.

(60) In de zaak TPS(30) was de Commissie van oordeel dat films en sportevenementen algemeen als de twee populairste betaaltelevisieproducten worden beschouwd en opperde zij dat de uitzendrechten voor sportevenementen een afzonderlijke markt zouden kunnen vormen. De Commissie was van oordeel dat sportprogramma's specifieke kenmerken hebben; ze kunnen hoge kijkcijfers halen en een specifiek publiek bereiken dat tot de doelgroep van bepaalde adverteerders behoort. In deze zaak stelde de Commissie echter geen exacte definitie van de markt vast.

(61) In de zaak UEFA-uitzendregels(31) is uit het onderzoek van de Commissie gebleken dat er sprake zou kunnen zijn van een afzonderlijke markt voor de uitzendrechten voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden. In de praktijk zou het voornamelijk gaan om de nationale competitiewedstrijden in de hoogste twee divisies en de nationale bekerwedstrijden, alsmede de UEFA Champions League en de UEFA-Cup. Voorts zou nog een afzonderlijke markt kunnen worden onderscheiden voor voetbalevenementen die niet regelmatig gedurende het hele jaar plaatsvinden, aangezien dit voor de omroeporganisaties niet een even regelmatige programmabron vormt. Hoewel in de beschikking werd bepaald dat alle elementen aanwezig waren voor de definitie van een afzonderlijke markt voor de televisierechten van voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden, heeft de Commissie de relevante productmarkt niet precies afgebakend.

(62) Uit het marktonderzoek door de Commissie in de zaak betreffende de fusie van dochterondernemingen die uitzendrechten voor sportprogramma's verhandelen, Sport+ SNC en UFA Sports GmbH, en Groupe Jean-Claude Darmon SA(32) bleek dat, hoewel de uitzendrechten voor sportevenementen mogelijk verschillen van rechten voor andere televisieprogramma's, deze markt verder zou moeten worden onderverdeeld in afzonderlijke productmarkten en dat in ieder geval binnen de EER uitzendrechten voor voetbalwedstrijden niet mogen worden beschouwd als substituut voor uitzendrechten voor andere sportevenementen. De Commissie concludeerde derhalve dat er sprake is van een afzonderlijke markt voor de aankoop en wederverkoop van uitzendrechten voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden. In de praktijk heeft dit betrekking op wedstrijden in de nationale competities (vooral de eerste divisie), nationale bekerwedstrijden, de UEFA Champions League en de UEFA Cup. De Commissie concludeerde dat evenementen die met grotere tussenpozen plaatsvinden niet onder deze marktdefinitie vallen(33).

(63) In deze zaak is de Commissie ook van mening dat de relevante markt met recht kan worden gedefinieerd als markt voor de verwerving van uitzendrechten voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden. In de praktijk zou het voornamelijk gaan om de nationale competitiewedstrijden in de hoogste twee divisies en de nationale bekerwedstrijden, alsmede de UEFA Champions League en de UEFA Cup. Met uitzendrechten voor voetbalevenementen kan een televisiekanaal zich op een bepaalde manier profileren. Bovendien kan de omroeporganisatie een specifiek publiek op detailhandelniveau bereiken, hetgeen niet mogelijk zou zijn met andere programma's. Op het gebied van betaaltelevisie is voetbal een belangrijke reden waarom mensen een abonnement nemen. Wat gratis televisie betreft trekt voetbal kijkers en daarmee adverteerders uit een specifiek gebied aan. Dit publiek kan niet worden aangetrokken met andere soorten programma's.

4.1.3.1. Profilering

(64) Voetbal is voor de omroeporganisaties belangrijk omdat zij zich hiermee kunnen profileren. Voetbal is voor de beoogde kijkers heel herkenbaar en trekt doorgaans zeer veel kijkers. Er wordt gedurende het grootste deel van het jaar regelmatig gevoetbald(34) en kijkers willen niet alleen een bepaalde wedstrijd zien, maar willen de gehele competitie volgen. Voetbalcompetities - niet in de laatste plaats competities die bijvoorbeeld als UEFA Champions League worden geprofileerd - leveren derhalve gedurende lange perioden een gegarandeerd aantal kijkers en zorgen ervoor dat kijkers regelmatig naar een bepaalde omroeporganisatie kijken en deze met voetbal associëren. Aldus kan een omroeporganisatie zich profileren.

(65) In een televisie-industrie waarin kijkers uit steeds meer kanalen kunnen kiezen en die veel vergelijkbare producten aanbieden, wordt profilering steeds belangrijker(35). Door de grotere keuze voor de kijkers wordt het steeds moeilijker voor de omroeporganisaties om een vast publiek aan zich te binden. Profilering bevordert de ontwikkeling van kijkgewoonten, waardoor kijkers op vaste tijden naar een bepaald kanaal kijken. Een dergelijke kijkerstrouw wordt echter alleen bereikt door een "gedifferentieerd" product aan te bieden dat in het oog springende programma's omvat, en ervoor te zorgen dat de omroep daarmee duidelijk wordt geassocieerd. Als een omroep gewoonlijk bepaalde programma's uitzendt, zoals de UEFA Champions League, dat op zich een duidelijk geprofileerd evenement is, zullen kijkers de gewoonte ontwikkelen om eerst op die omroep af te stemmen als ze televisie willen kijken. Door "merkentrouw" aan een omroeporganisatie nemen kijkers die omroep als uitgangspunt voor hun kijkgedrag. Dit heeft gunstige gevolgen voor de andere programma's die door die omroeporganisatie worden uitgezonden.

(66) Hoewel het opbouwen van merkentrouw voor alle soorten omroeporganisaties belangrijk is, geldt dit zeker voor televisiezenders die uit reclame worden gefinancierd. Ze moeten de adverteerders voor alle uitzendingen een publiek kunnen bieden, omdat ze anders hun reclametijd niet kunnen verkopen. Voetbal is in dat opzicht bijzonder aantrekkelijk omdat het veel kijkers trekt en dus voortdurend voor hoge kijkcijfers zorgt. Kijkers die een bepaalde wedstrijd willen zien, zullen veelal ruim van tevoren op die omroep afstemmen en na de wedstrijd mogelijk blijven "hangen" om te zien of het volgende programma ook interessant is. Er wordt beweerd dat dit soms zijn weerslag heeft op de reclametarieven, die niet alleen hoog zijn in de reclameblokken onmiddellijk voor en na de wedstrijd, maar ook in de blokken rond de programma's die voor en na de wedstrijd worden uitgezonden.

(67) Het onderzoek van de Commissie heeft bevestigd dat de wens om zich te profileren met name een belangrijke rol speelt bij de beslissing van omroeporganisaties om al dan niet uitzendrechten voor voetbalwedstrijden te kopen(36). Omroeporganisaties zijn van mening dat ze met voetbal een imago kunnen opbouwen waartoe hun kanalen anders niet in staat zouden zijn geweest. De beschikbaarheid van een alternatieve programmering verandert niets aan hun belangstelling voor of vraag naar uitzendrechten voor voetbalevenementen(37).

(68) Voor omroeporganisaties die zich willen profileren is de regelmaat van voetbal een bijzonder waardevol aspect van deze sport. In tegenstelling tot vele andere sportevenementen wordt voetbal gekenmerkt door nationale en Europese toernooien die regelmatig gedurende het grootste deel van het jaar worden gespeeld. De UEFA Champions League is een van de meest erkende toernooien met een sterk ontwikkeld eigen imago. Anders dan bij andere sporten het geval is, kunnen omroeporganisaties met voetbal regelmatig en langdurig hoge kijkcijfers halen als ze toegang tot deze rechten kunnen krijgen. In andere sporten worden weliswaar ook competities georganiseerd en kunnen deze sporten hoge kijkcijfers behalen, maar niet zo veelvuldig en regelmatig als in het voetbal. Juist dit is van groot belang voor de profilering van een omroeporganisatie, omdat deze profilering enige tijd vergt.

(69) De profileringsdrang is zo groot dat omroeporganisaties in sommige gevallen bereid zijn verlies te maken op een bepaald programma als dat programma van zodanige kwaliteit is dat het nieuwe kijkers trekt. Voor sommige omroeporganisaties kan voetbal worden beschouwd als een soort lokkertje omdat ze eventueel bereid zijn meer te investeren in de aankoop van televisierechten dan ze strikt gezien denken terug te verdienen via inkomsten die ze kunnen genereren met de afzonderlijke uitzendingen op zich(38).

(70) Deze kenmerken van uitzendrechten voor voetbalwedstrijden hebben tot gevolg dat de omroeporganisaties bereid zijn voor deze rechten veel hogere prijzen te betalen dan voor alle andere sportrechten, met inbegrip van de rechten voor bijzondere sportevenementen zoals de Formule-I-races(39). Volgens ONdigital zijn "rechten voor voetbalwedstrijden de duurste van alle sportrechten ..."(40). De totale uitgaven voor sportuitzendingen zijn de afgelopen tijd aanzienlijk gestegen. In de totale uitgaven van omroeporganisaties voor sportuitzendingen was het aandeel van uitgaven in verband met voetbaluitzendingen veruit het hoogst(41). Het Europese gemiddelde bedroeg 44,6 % in 1998(42). Dat zo'n hoog percentage van de uitgaven wordt besteed aan uitzendrechten voor voetbalwedstrijden geeft aan dat omroeporganisaties daaraan veel meer belang hechten dan aan de uitzendrechten voor andere sportevenementen.

4.1.3.2. Een specifiek publiek

(71) Om een zo breed mogelijk publiek te bereiken, zullen omroeporganisaties bijgevolg naar een uitgebalanceerde, gevarieerde programmering streven. Publieke omroeporganisaties zien het als hun publieke taak om zich te richten op een breed publiek. Betaalzenders willen bij zoveel mogelijk mensen in de smaak vallen om zoveel mogelijk abonnementen te verkopen. Voor commerciële omroeporganisaties geldt dat zij doorgaans "pakketten" van reclameonderbrekingen, gespreid over verschillende programma's, in plaats van individuele onderbrekingen tijdens specifieke programma's aanbieden(43). Producenten die bijvoorbeeld tijdens de UEFA Champions League willen adverteren, zullen bijgevolg ook tijdens andere soorten programma's reclametijd kopen. Dit is de optimale strategie voor een adverteerder die een zo groot mogelijk deel van zijn potentiële klanten wil bereiken. Dit kan het best worden gedaan door reclameboodschappen uit te zenden tijdens een reeks zorgvuldig geselecteerde programma's, die elk door een andere groep potentiële klanten worden bekeken(44). Het feit dat voetbal regelmatig en frequent wordt gespeeld en hoge kijkcijfers haalt, verhoogt de waarde van voetbalprogramma's als onderdeel van een reclamepakket, omdat het de adverteerder in staat stelt telkens opnieuw een potentiële klant met een bepaald profiel te bereiken.

(72) Bij het samenstellen van een "pakket" zullen de adverteerders niet willekeurig de programma's kiezen tijdens welke hun reclameboodschappen worden uitgezonden. Het profiel van het publiek dat een programma trekt is voor de adverteerders van cruciaal belang. Het gaat hierbij juist om de bestaansgrond van reclame: bedrijven maken voornamelijk reclame om nieuwe klanten te werven of bestaande klanten te behouden. Om aan deze doelstelling te voldoen moet een reclameboodschap worden bekeken door degenen die ten minste potentieel geïnteresseerd zijn in het getoonde product(45).

(73) Niet alle groepen kijkers zijn even belangrijk voor de omroeporganisaties (en de adverteerders). Sommige mensen kijken meer televisie dan anderen. De koopkracht en het uitgavenpatroon van mensen lopen uiteen. Tot de meest begeerde doelgroepen behoren mannen met een bovengemiddelde koopkracht in de leeftijdscategorieën 16-20 en 35-40 jaar, omdat algemeen wordt aangenomen dat deze groep een minder vast uitgavenpatroon heeft dan oudere mensen. Zij zullen dus eerder geneigd zijn nieuwe producten en diensten uit te proberen. Het probleem voor omroeporganisaties en de adverteerders is dat deze groep voor een groot deel bestaat uit "gematigde televisiekijkers"(46) die in de regel niet veel televisiekijken. Het is bijgevolg veel moeilijker voor adverteerders om door middel van televisiereclame hun boodschap aan deze doelgroep over te brengen dan aan andere bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld vrouwelijke 55-plussers, die gemiddeld veel meer televisiekijken. De aantrekkelijkheid en ongrijpbaarheid van de doelgroep zorgen ervoor dat de door deze groep bekeken programma's van groot belang zijn voor omroeporganisaties, die graag programma's hebben die dit soort kijkers trekken.

(74) Uit het onderzoek van de Commissie naar de situatie in de lidstaten is gebleken dat voetbalprogramma's, die veel mensen aanspreken en hoge kijkcijfers scoren, kennelijk het meest efficiënte instrument zijn om deze specifieke bevolkingsgroep te bereiken. Tweederde van de kijkers zijn mannen in de gewenste leeftijdscategorieën(47).

(75) Aangezien voetbal een instrument is om moeilijk te krijgen kijkers te bereiken, heeft dit tot gevolg dat de omroeporganisaties voor reclame tijdens voetbalwedstrijden hogere tarieven in rekening kunnen brengen dan bij andere programma's en dat reclametijd tijdens uitzendingen van voetbalwedstrijden duurder is dan tijdens de uitzending van andere sporten. Omroeporganisaties kunnen bijvoorbeeld voor wedstrijden in de UEFA Champions League een toeslag van 10-50 % in rekening brengen, afhankelijk van de clubs die spelen en het stadium waarin het toernooi zich bevindt(48).

(76) De aantrekkingskracht van programma's - en dus de mate van concurrentie om de televisierechten - varieert naar gelang van het soort sport en het soort evenement. Massasporten zoals voetbal trekken doorgaans grote aantallen kijkers. Kleine sporten trekken daarentegen zeer weinig kijkers. In de meeste lidstaten trekt het voetbal voortdurend de grootste aantallen kijkers. In 1997 waren 21 van de 25 best bekeken Europese sportuitzendingen voetbaluitzendingen. De populariteit van voetbal komt ook tot uitdrukking in het aantal uren dat aan sportuitzendingen is gewijd. In de periode 1996-1997 was 13939 uur aan voetbaluitzendingen gewijd. Tennis kwam op de tweede plaats met 5115 uur, dus minder dan de helft(49). De auteurs van Kagan Euro TV Sports merkten naar aanleiding van deze cijfers op dat "uit de uitsplitsing van het aantal uren sport op televisie blijkt dat voetbal de meest lucratieve sport is om uit te zenden"(50). Kagan bevestigt de bevindingen in het verslag van 2002, waarin het volgende wordt verklaard: "Voetbal is verreweg de meest populaire televisieprogrammering in West-Europa, waar het een overweldigende 79 % van de totale sportprogrammering in 2000 voor zijn rekening nam."(51)).

4.1.3.3. Conclusie met betrekking tot de upstream-markt

(77) Uit het onderzoek van de Commissie blijkt dat er geen programma's zijn waarmee het concurrentievermogen van de houder van de uitzendrechten voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende het grootste deel van het jaar worden gespeeld, wordt beperkt bij de prijsbepaling voor deze uitzendrechten. Door uitzendrechten voor andere sportevenementen of andere soorten programma's, zoals speelfilms, wordt het concurrentievermogen van de houder van de uitzendrechten voor deze voetbalevenementen niet beperkt. Als dergelijke rechten zouden worden opgenomen in de marktdefinitie, zou deze te breed worden. De televisierechten voor voetbalwedstrijden en de televisierechten voor andere soorten programma's zijn met andere woorden niet substitueerbaar.

(78) Sommigen hebben geopperd dat er mogelijk definities voor kleinere markten kunnen bestaan, zoals voor wedstrijden waaraan alleen nationale clubs deelnemen. Ervan uitgaande dat dergelijke marktdefinities juist zijn, zou hierdoor het marktaandeel van de UEFA toch niet wezenlijk veranderen. Als zodanig hoeft in het kader van deze zaak geen rekening te worden gehouden met dergelijke alternatieve marktdefinities.

(79) De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat er sprake is van een afzonderlijke markt voor de aankoop van uitzendrechten voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden. In de praktijk zou deze definitie hoofdzakelijk betrekking hebben op de nationale competitie en nationale bekerwedstrijden alsmede de UEFA Champions League en de UEFA Cup.

4.1.4. De downstream-markten waarop de omroeporganisaties om van kijkcijfers afhankelijke reclame-inkomsten en om betaaltelevisieabonnees concurreren

(80) De verwerving van uitzendrechten voor voetbalevenementen hangt nauw samen met de downstream-televisiemarkten waarin de voetbalevenementen worden uitgezonden als belangrijk element van de mededinging tussen omroeporganisaties waar het gaat om adverteerders op gratis televisiekanalen. Deze mededinging tussen omroeporganisaties is afhankelijk van de interesse van kijkers/kijkcijfers en/of het aantal betaaltelevisieabonnees, die vooral door middel van voetbal worden overgehaald om zich te abonneren op een televisiekanaal.

4.1.5. De upstream- en downstream-markten voor de verwerving van uitzendrechten voor nieuwe media (draadloze 3G/UMTS en internet)

(81) De overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop beperkt zich niet tot televisierechten, maar heeft ook betrekking op alle overige vormen van mediarechten voor de UEFA Champions League. Hoewel deze niet aan de orde kwamen in de mededeling van punten van bezwaar van de Commissie, nam de UEFA deze wel op in haar amendementen op de aangemelde nieuwe overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop.

(82) Met betrekking tot deze rechten voor nieuwe media, zoals draadloze 3G/UMTS en internet, staan deze markten nog in de kinderschoenen. Dit komt grotendeels doordat deze technologieën zich nog in een vroeg ontwikkelingsstadium bevinden en een goede infrastructuur ontbreekt waarmee deze diensten nu aan klanten kunnen worden geleverd. Zodoende is er geen duidelijk empirisch bewijs waarop marktdefinities kunnen worden gebaseerd. Desondanks kunnen enkele - weliswaar algemene - conclusies worden getrokken zodat op een realistische manier kan worden beoordeeld in hoeverre deze markten voor nieuwe media worden beperkt door de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop.

(83) Ten eerste zijn inhoudsrechten nodig om nieuwe diensten op dezelfde manier te ontwikkelen. Inhoudsrechten zijn namelijk nodig voor televisiediensten, waar voetbalprogramma's worden gebruikt om betaaltelevisieabonnees en adverteerders aan te trekken. Aangezien deze nieuwe diensten steeds doelgerichter inhoud kunnen leveren, wordt het mogelijk om beter de wensen van kijkers te bepalen en hierop in te spelen dan het geval is in de huidige systemen waarmee media worden geleverd. Als zodanig mag worden verwacht dat er relatief specifieke inhoudsmarkten op upstream-niveau zullen komen, gezien de mogelijkheid om inhoud te leveren aan specifieke downstream-markten. Het is derhalve waarschijnlijk dat de rechten voor voetbalinhoud, in verband met televisie-uitzendingen, ook een afzonderlijke relevante productmarkt zullen vormen met betrekking tot nieuwe media en dat voetbalinhoud een soortgelijke functie zal krijgen. Waarschijnlijk zullen exploitanten van nieuwe media voetbalinhoud willen aankopen om adverteerders en abonnees aan te trekken.

(84) Ten tweede is het aannemelijk dat bij elke exploitatievorm een specifieke dienst zal worden geleverd aan specifieke klanten. "On-demanddiensten" via draadloze mobiele apparaten of internet zullen geen concurrentie vormen voor rechtstreekse televisie-uitzendingen. Evenzo zullen diensten voor mobiele beelden geen concurrentie vormen voor samenvattingspakketten voor televisie(52).

(85) Zodoende is het waarschijnlijk dat er zowel upstream- als downstream-markten voor nieuwe media zullen komen, tegelijk met de ontwikkeling van markten in de betaaltelevisiesector.

4.1.6. De upstream- en downstream-markten voor de overige commerciële rechten (sponsoring, levering en productlicenties)

(86) De UEFA verkoopt gemeenschappelijk een aantal overige commerciële rechten voor de UEFA Champions League voor bijvoorbeeld sponsoring, levering en productlicenties. Deze commerciële rechten maken waarschijnlijk deel uit van bredere productmarkten voor commerciële reclame. Hoewel het niet waarschijnlijk is dat de mededinging wezenlijk wordt beperkt doordat de UEFA deze commerciële rechten verkoopt, hoeft in het kader van deze zaak het bereik van de relevante productmarkten niet exact te worden afgebakend.

4.2. De geografische markten

(87) De UEFA voert aan dat het geografische bereik van de betrokken markten hoofdzakelijk een nationaal karakter heeft vanwege culturele factoren en nationale voorkeuren van het publiek.

4.2.1. Het geografische bereik van de upstream-markt

(88) Mediarechten voor voetbalevenementen als de UEFA Champions League worden meestal per land verkocht. Dit komt door het nationale karakter van de distributie ten gevolge van de nationale regelgeving, taalbarrières en culturele factoren. De Commissie is derhalve van mening dat de upstream-markten voor mediarechten een nationaal bereik hebben.

(89) Het geografische bereik van de relevante productmarkten voor de overige commerciële rechten zou breder kunnen zijn dan nationaal omdat de sponsors en dergelijke zich associëren met de UEFA Champions League als zodanig en niet met individuele voetbalclubs. Aangezien het echter onwaarschijnlijk is dat de mededinging wezenlijk wordt beperkt door de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop, hoeft in het kader van deze zaak het geografische bereik van de relevante productmarkten niet exact te worden afgebakend.

4.2.2. Het geografische bereik van de downstream-markt

(90) De redenen waarom het geografische bereik van de upstream-markt is gedefinieerd als nationaal, zoals verschillende regelgeving, taalbarrières en culturele factoren, zijn ook bepalend voor de downstream-markt. Een exploitant van betaaltelevisie verkoopt normaal gesproken alleen abonnementen aan kijkers op een bepaald grondgebied. Televisiereclame wordt meestal aangepast aan de smaak en taal van een bepaald grondgebied. Hetzelfde lijkt van toepassing op de diensten voor nieuwe media. De Commissie is derhalve van mening dat het geografische bereik van de downstream-markt nationaal is of in ieder geval is beperkt tot gebieden waar dezelfde taal wordt gesproken.

5. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(91) Overeenkomst artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 heeft de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bekendmaking gepubliceerd waarop zij van een aantal belanghebbenden opmerkingen heeft ontvangen.

(92) De voetbalbonden juichen het compromis toe. G14, een Europees economisch samenwerkingsverband dat door 18 toonaangevende Europese voetbalclubs is opgericht, is met name van mening dat de bezwaren van de Commissie afdoende worden weggenomen door mediarechten op te splitsen in afzonderlijke onderdelen. Daarnaast vindt G14 dat een juiste balans wordt gevonden tussen solidariteit, consumentenbescherming en vrijheid van individuele clubs door gemeenschappelijke en individuele verkoop te combineren. G14 steunt derhalve het compromis en het nieuwe verkoopmodel, maar benadrukt dat de betrokken partijen in de besluitvormingsorganen van de UEFA actief zouden moeten worden betrokken bij de tenuitvoerlegging.

(93) Bepaalde exploitanten van betaaltelevisie maken zich zorgen dat de reorganisatie van het verkoopsysteem voor de mediarechten voor de UEFA Champions League zal leiden tot een toenemende mededinging in de televisiemarkten en dat zodoende geen rekening wordt gehouden met de huidige economische realiteit voor betaaltelevisie in Europa. Door de opsplitsing in verschillende pakketten en korte embargo's neemt de exclusiviteit en daarmee de waarde voor omroeporganisaties af. Ze zijn van mening dat een sportevenement alleen waarde heeft wanneer de exclusieve rechten in handen liggen van één omroeporganisatie. Door de rechten te segmenteren, hetgeen de Commissie graag zou zien, bestaat het risico dat het evenement in waarde daalt, meer of zelfs te veel voetbal op televisie wordt uitgezonden en kijkers verschillende abonnementen moeten kopen. Ze zijn ook bang voor de concurrentie van internet/UMTS en zouden graag zien dat rechten voor nieuwe media verder worden beperkt via onder andere langere embargo's, waarmee de ontwikkeling van deze nieuwe media zou worden afgeremd.

(94) Andere exploitanten van gratis televisie zijn positief over de mogelijkheden die door de nieuwe overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop ontstaan en merken onder andere op dat uit de praktijk moet blijken of dankzij de segmentatie meer dan één exploitant van gratis televisie UEFA-wedstrijden kunnen uitzenden. Ze merken op dat wedstrijden van de UEFA Cup al kunnen worden uitgezonden door meer dan één exploitant van gratis televisie. Eén exploitant van gratis televisie merkt op dat op basis van de verstrekte feiten niet kan worden bepaald of in de praktijk de bezwaren in de mededeling van punten van bezwaar worden weggenomen door het nieuwe systeem. Hij maakt zich echter zorgen over het feit dat de exclusiviteit afneemt door de samenstelling van rechtenpakketten. Het derde pakket met rechten voor rechtstreekse uitzendingen heeft geen echte waarde voor omroeporganisaties omdat de nationale wedstrijden per definitie zullen worden opgenomen in het gouden en zilveren pakket.

(95) Eén agentschap voor sportrechten is bijzonder verheugd dat de UEFA en de Commissie tot een compromis zijn gekomen waarbij het beginsel van gemeenschappelijke verkoop grotendeels wordt geaccepteerd. Het agentschap is van mening dat dit beginsel de aantrekkelijkheid van het product en de profilering van de UEFA Champions League waarborgt, hetgeen in het belang van de consument is en het beste compromis vormt voor alle verschillende belangen die een rol spelen. Het agentschap betreurt echter dat er met pakket 5 is afgeweken van het beginsel van gemeenschappelijke verkoop aangezien dit pakket een negatieve invloed kan hebben op de profilering van de UEFA Champions League.

(96) Andere agentschappen voor sportrechten zijn er niet van overtuigd dat het compromis een oplossing biedt voor de bezwaren die de Commissie heeft geuit ten aanzien van de uitzendrechten voor voetbalevenementen, die 15-40 % van de waarde van uitzendrechten voor normale voetbalevenementen vertegenwoordigen. Ze voeren aan dat een overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop niet nodig is om de UEFA Champions League te profileren. Ook zijn ze niet van mening dat solidariteit of één verkooppunt steekhoudende argumenten zijn overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag. Daarnaast voeren ze aan dat het compromis waarschijnlijk als model zal dienen voor andere voetbalcompetities, zoals de UEFA Cup. Ze vinden dat de pakketten 1 en 2 alle commercieel interessante wedstrijden bevatten, terwijl wedstrijden in pakket 5 erg weinig commerciële waarde hebben. Alleen de UEFA mag de gehele UEFA Champions League uitzenden via een draadloze dienst of een internetdienst. Bovendien mogen voetbalclubs slechts beperkt als clubwedstrijd geprofileerde en daarmee samenhangende diensten leveren. De agentschappen maken zich derhalve zorgen dat clubs mogelijk geen product zullen ontwikkelen dat met de UEFA Champions League concurreert. Tot slot wijzen ze erop dat clubs kosten moeten betalen voor de ruwe beelden en dat internetrechten pas om middernacht beschikbaar zijn.

(97) Een telecommunicatiebedrijf dat belangen heeft in gratis televisie, internet en draadloze diensten verwelkomt het initiatief van de Commissie om de markt voor de verkoop van mediarechten voor de UEFA Champions League open te stellen. Het bedrijf is van mening dat de pakketten 1 en 2 zouden moeten worden opgesplitst zodat omroeporganisaties op afzonderlijke wedstrijden kunnen bieden. Bovendien moet in ieder geval worden voorkomen dat een omroeporganisatie de twee pakketten bundelt. Ook is het bedrijf van mening dat hetzelfde pakket moet worden verkocht aan een exploitant van gratis televisie en een exploitant van betaaltelevisie. Daarnaast is het bedrijf van mening dat omroeporganisaties de rechten zouden moeten mogen doorverkopen aan aanbieders van diensten via internet en van draadloze diensten.

(98) Aanbieders van diensten via internet zouden graag beschikken over rechten voor rechtstreekse uitzendingen. Ze zijn van mening dat het embargo te lang is voor exploitatie op een later tijdstip en dat internet en televisie twee verschillende markten vormen. Ze betreuren dat de uitgestelde rechten zijn voorbehouden aan de UEFA en de voetbalclubs en dat aanbieders van diensten via internet niet kunnen meedingen naar deze rechten.

(99) Slechts één orgaan uit de nationale competitie heeft opmerkingen ingediend bij de Commissie. Het is van mening dat het compromis geen oplossing biedt voor de problemen in de mededeling van punten van bezwaar en als zodanig niet voor ontheffing in aanmerking komt. Het vindt dat de mededinging nog steeds op horizontaal niveau wordt beperkt door de UEFA-overeenkomst aangezien de UEFA de exclusieve rechten blijft houden om alle wedstrijden te verkopen. Op verticaal niveau worden de mededingingsbezwaren niet weggenomen door het nieuwe commerciële model aangezien de twee hoofdpakketten in feite nog steeds alleen binnen het bereik van grote omroeporganisaties liggen. Bovendien is het orgaan van mening dat de verkoop door voetbalclubs van pakket 5 aan exploitanten van betaal-/pay-per-view-televisie een illusie is omdat er in Duitsland slechts één omroeporganisatie bestaat die pay-per-view aanbiedt.

(100) Tot slot vragen radiozenders hoe de UEFA radiorechten kan verkopen met het oog op het recht op informatie van het publiek. Ze voeren aan dat het recht van het publiek op toegang tot informatie niet kan worden beschouwd als afzonderlijke markt, zoals televisie.

(101) De UEFA is medegedeeld dat, op basis van de opmerkingen van belanghebbenden, de Commissie enkele punten heeft vastgesteld waarop het compromis moet worden gewijzigd. De punten die naar voren waren gebracht in de opmerkingen van derden werden met de UEFA besproken tijdens meerdere bijeenkomsten en hebben geleid tot een briefwisseling, waarna de UEFA ermee heeft ingestemd om de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop aan deze opmerkingen aan te passen. De wijzigingen hebben met name betrekking op beperkingen die gelden voor de individuele verkoop van mediarechten door voetbalclubs (ten aanzien van bijvoorbeeld bundeling, reikwijdte van beperkingen) en op een evenwichtiger balans tussen en een combinatie van gemeenschappelijke en individuele verkoop. Ook krijgen aanbieders van diensten via internet beter toegang tot inhoud.

6. TOEPASSING VAN ARTIKEL 81 VAN HET EG-VERDRAG EN ARTIKEL 53 VAN DE EER-OVEREENKOMST

6.1. Bevoegdheid

(102) In deze zaak is de Commissie de bevoegde instantie om artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst toe te passen op basis van artikel 56 van de EER-overeenkomst, aangezien de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop een aanzienlijk effect heeft op de mededinging in de gemeenschappelijke markt en de handel tussen lidstaten.

6.2. Artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst

(103) Volgens artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

(104) Artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst (dat is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag) bevat een soortgelijk verbod. De verwijzing in artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag naar "handel tussen lidstaten" is echter vervangen door een verwijzing naar "handel tussen de overeenkomstsluitende partijen" en de verwijzing naar mededinging "binnen de gemeenschappelijke markt" is vervangen door een verwijzing naar mededinging "op het door de [EER]-overeenkomst bestreken grondgebied".

6.3. Overeenkomsten tussen ondernemingen en besluiten van ondernemersverenigingen

(105) Het Hof van Justitie heeft verklaard dat, gelet op de doelstellingen van de Gemeenschap, sport slechts onder het Gemeenschapsrecht valt, voorzover zij een economische activiteit in de zin van artikel 2 van het EG-Verdrag vormt(53).

(106) Profvoetbalclubs houden zich bezig met economische activiteiten(54) en zijn ondernemingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst. De leden van de nationale voetbalbonden zijn deze voetbalclubs. De afzonderlijke nationale voetbalbonden zijn dus ondernemersverenigingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst. Ze zijn zelf ook ondernemingen voorzover ze zich bezighouden met economische activiteiten(55). De leden van de UEFA zijn de nationale voetbalbonden. De UEFA is bijgevolg een vereniging van ondernemersverenigingen alsmede een ondernemersvereniging. Ze is ook zelf een onderneming voorzover ze rechtstreeks economische activiteiten uitoefent.

(107) De UEFA, de nationale bonden en de daarbij aangesloten voetbalclubs zijn derhalve ondernemingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst, niettegenstaande het feit dat sommige van hen geen winstoogmerk hebben.

(108) Artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst zijn van toepassing op ondernemersverenigingen voorzover:

- de activiteiten van de vereniging of de ondernemingen die tot de vereniging behoren zijn gericht op het behalen van de resultaten die artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst beogen tegen te gaan(56); en/of

- de vereniging het gedrag van haar leden op de markt probeerde te coördineren en daadwerkelijk heeft gecoördineerd(57).

(109) Het reglement van de UEFA Champions League vormt een besluit van een vereniging van ondernemersverenigingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst(58).

(110) Het reglement van de UEFA Champions League biedt de regelgevende grondslag voor de manier waarop de commerciële rechten voor de UEFA Champions League worden verkocht. Het Uitvoerend Comité van de UEFA keurt het reglement van de UEFA Champions League goed. Het Congres van de UEFA, dat wordt gevormd door de nationale voetbalbonden waarvan de voetbalclubs lid zijn, benoemt het Uitvoerend Comité. Het reglement van de UEFA Champions League is bindend voor de nationale voetbalbonden en de voetbalclubs. De voetbalclubs die in de UEFA Champions League spelen en mede-eigenaren van de commerciële rechten van de UEFA Champions League zijn, bevestigen het bindende karakter van de UEFA-statuten, het reglement van de UEFA Champions League en andere besluiten die relevant zijn voor de competitie en zijn genomen door de bevoegde organen van de UEFA. Hiernaar wordt verwezen op het formulier dat ze ondertekenen wanneer ze zich inschrijven voor deelname aan de UEFA Champions League.

(111) In overeenstemming met voornoemde bevoegde organen van de UEFA, bonden en voetbalclubs heeft de UEFA een nieuwe overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop goedgekeurd met betrekking tot de mediarechten voor de UEFA Champions League. De inhoud hiervan is hierboven in verkorte vorm weergegeven in de paragrafen 1.4 tot en met 1.5.

(112) De UEFA zal in de toekomst rechtencontracten sluiten met derden op basis van de beginselen in de aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop. De verticale rechtenovereenkomsten met omroeporganisaties die oorspronkelijk waren aangemeld en niet langer van toepassing zijn na de inwerkingtreding van de nieuwe overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop, komen derhalve in deze beschikking niet aan de orde.

6.4. Beperking van de mededinging

(113) De aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop verleent de UEFA het exclusieve recht om bepaalde commerciële rechten gemeenschappelijk te verkopen namens de voetbalclubs die aan de UEFA Champions League deelnemen. De overeenkomst heeft ook betrekking op mediarechten voor de UEFA Champions League als geheel en acties rond alle wedstrijden in de UEFA Champions League. Deze mediarechten, die hierboven in paragraaf 1.6 zijn vermeld, hebben betrekking op alle soorten mediarechten en zijn niet beperkt tot de rechten voor specifieke markten. Als zodanig kunnen de beperkende effecten van de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop zich voordoen op elke markt waarop de rechten mogen worden gebruikt.

(114) De UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop heeft als effect dat de UEFA als gemeenschappelijk verkooporgaan kan voorkomen dat voetbalclubs de commerciële rechten voor de UEFA Champions League individueel verkopen via de overeenkomst om gemeenschappelijk deze rechten te exploiteren op een exclusieve basis. Hiermee wordt concurrentie tussen zowel de voetbalclubs onderling als de UEFA en de voetbalclubs voorkomen wat betreft het tegelijkertijd aanbieden van mediarechten voor de UEFA Champions League aan geïnteresseerde kopers in de upstream-markten. Dit betekent dat derden slechts bij één verkooppunt terechtkunnen. Derde commerciële exploitanten worden zodoende gedwongen om de desbetreffende rechten te kopen onder de voorwaarden die gemeenschappelijk zijn vastgesteld in het kader van de oproep tot inschrijving, die wordt gedaan door het gemeenschappelijk verkooporgaan. Dit betekent dat het gemeenschappelijk verkooporgaan de mededinging beperkt in zoverre het prijzen en alle overige transactievoorwaarden bepaalt namens alle individuele voetbalclubs die de inhoud van de UEFA Champions League produceren. Zonder overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop zouden de voetbalclubs dergelijke prijzen en voorwaarden onafhankelijk van elkaar vaststellen in onderlinge concurrentie. De concurrentiebeperking als gevolg van de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop leidt derhalve tot uniforme prijzen in vergelijking met een situatie waarin de rechten individueel worden aangeboden.

(115) De overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop heeft ook tot gevolg dat voetbalclubs in zekere zin worden beperkt in de exploitatie van commerciële rechten die ze niet aan de UEFA hebben overgedragen voor gemeenschappelijke verkoop, maar die ze zelf individueel willen exploiteren. Deze beperkingen voor individuele voetbalclubs hebben vooral betrekking op het volgende:

a) voetbalclubs kunnen minder goed individueel rechten voor rechtstreekse televisie-uitzendingen verkopen, waardoor ze met dergelijke rechten alleen terechtkunnen bij exploitanten van betaal-/pay-per-view-televisie en er wordt voorkomen dat dergelijke rechten aan exploitanten van gratis televisie worden verkocht (pakket 5 in de segmentatietabel voor uitzendrechten);

b) er gelden embargo's voor de exploitatie van uitgestelde mediarechten, met name televisie- en internetrechten (pakketten 6, 7 en 12 in de segmentatietabel voor uitzendrechten);

c) individueel verkochte rechten voor rechtstreekse uitzendingen en uitgestelde mediarechten kunnen minder goed worden gecombineerd, waardoor voetbalclubs hun individueel verkochte mediarechten alleen kunnen verkopen aan eindgebruikers (omroeporganisaties) die deze rechten kunnen exploiteren als een op de UEFA Champions League gericht product (pakketten 5, 6, 11 en 12 van de segmentatietabel voor uitzendrechten).

(116) De UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop beperkt derhalve de concurrentie in de upstream-markten niet alleen tussen voetbalclubs, maar ook tussen de UEFA en de voetbalclubs bij de verkoop van commerciële rechten aan geïnteresseerde kopers. Bovendien is de aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop van invloed op de televisiemarkten op downstream-niveau aangezien voetbalevenementen een belangrijk element vormen in de strijd tussen omroeporganisaties om adverteerders en betaaltelevisie- en pay-per-view-abonnees. Een dergelijke overeenkomst leidt tot een beperking van de mededinging. Derhalve valt de overeenkomst ook onder het verbod in artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst(59).

6.4.1. Bereik van de huidige procedure

(117) In het kader van het nieuwe verkoopbeleid worden de mediarechten niet langer aangeboden aan één exploitant, maar opgedeeld in een groot aantal kleinere rechtenpakketten. Met de huidige procedure wordt niet beoogd na te gaan of individuele rechtencontracten tussen de UEFA en een omroeporganisatie de mededinging zouden beperken in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst. Ook is het niet mogelijk om in het kader van de huidige procedure na te gaan of de mededinging wordt beperkt wanneer één exploitant verschillende rechtenpakketten aankoopt. Deze beschikking gaat derhalve niet in op de individuele rechtencontracten die de UEFA sluit met derden en doet op generlei wijze afbreuk aan de beoordeling in het kader van de communautaire mededingingsregels.

6.5. Toepasselijkheid van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst

6.5.1. Competitierechten en rechten van individuele voetbalclubs

(118) Bij elke afzonderlijke voetbalwedstrijd die in de UEFA Champions League wordt gespeeld mogen de twee deelnemende voetbalclubs aanspraak doen op de commerciële rechten. Het valt namelijk moeilijk te ontkennen dat een individuele thuisclub, als gebruiker van het stadion, het recht heeft om de toegang te ontzeggen aan omroeporganisaties die de wedstrijden willen opnemen. Zo valt ook moeilijk te ontkennen dat de bezoekende club, als noodzakelijke tegenstander in de voetbalwedstrijd, enige invloed moet hebben op de vraag of de wedstrijd al dan niet dient te worden opgenomen en zo ja, hoe en door wie.

(119) Met betrekking tot een volledig voetbaltoernooi ziet het ernaar uit dat alle voetbalclubs een belang in de rechten hebben in de verschillende situaties waarin ze spelen, maar hun eigendomsrecht gaat niet verder dan dat. Zodoende doen er zich in een voetbaltoernooi een groot aantal individuele eigendomssituaties voor die los van elkaar staan. Het feit dat voetbalclubs in toernooiverband spelen, betekent niet dat het eigendomsrecht kan worden uitgebreid tot alle wedstrijden in het toernooi. Ook betekent dit niet dat eigendomsrechten zodanig onderling verband houden dat alle clubs een belang in de eigendomsrechten voor de gehele competitie als zodanig en voor elke afzonderlijke wedstrijd moeten hebben.

(120) De UEFA voert aan dat de intellectuele inspanningen en organisatorische verantwoordelijkheid van de UEFA hebben geleid tot een voetbalcompetitie met een eigen profilering die verschilt van de profilering van de deelnemende voetbalclubs. Zodoende zouden er zonder een overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop helemaal geen commerciële rechten beschikbaar zijn. De UEFA voert aan dat ze eigendomsrechten voor de UEFA Champions League bezit vanwege de taken die ze uitvoert. Wanneer de UEFA de eigen eigendomsrechten verkoopt, zijn artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst niet van toepassing. Volgens de UEFA gaat het in deze zaak derhalve niet om de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop, maar om de voorwaarden waaronder de rechten aan derden worden verkocht. Dientengevolge voert de UEFA aan dat ze artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag of artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst niet overtreedt zolang de mededinging door deze voorwaarden niet in het gedrang komt.

(121) Bovendien voert de UEFA aan dat ze niet kan worden beschouwd als enige eigenaar van de eigendomsrechten, maar zou moeten worden beschouwd als "mede-eigenaar" van de rechten. Daarom verschilt de aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop volgens de UEFA wezenlijk van conventionele overeenkomsten tot gemeenschappelijke verkoop, waarin de individuele ondernemingen de individuele rechten bundelen en vervolgens gemeenschappelijk verkopen, zoals in deze zaak de UEFA ook de eigen eigendomsrechten exploiteert. De UEFA benadrukt haar standpunt ten aanzien van de eigendomsrechten door te verwijzen naar de situatie in de afzonderlijke lidstaten(60).

(122) De Commissie neemt nota van het feit dat er geen uniform concept in de EER-lidstaten wordt gevolgd ten aanzien van de eigendom van de mediarechten voor voetbalevenementen en dat er ook geen concept in de wetgeving van de Gemeenschap of de EER bestaat(61). Ook al zou de UEFA de enige eigenaar van de rechten in een lidstaat zijn, dan zou er nog geen horizontale beperking van de mededinging plaatsvinden wanneer de UEFA de commerciële rechten zou verkopen. Op basis van de door de UEFA verstrekte informatie kan de UEFA echter het best worden beschouwd als mede-eigenaar van de rechten, maar nooit als enige eigenaar. De kwestie van het eigendomsrecht valt onder de nationale wetgeving en de beoordeling van de kwestie in deze zaak door de Commissie laat eventuele beslissingen van nationale rechtbanken onverlet.

(123) De Commissie gaat er derhalve van uit dat de voetbalclubs en de UEFA gezamenlijk over de rechten voor afzonderlijke wedstrijden beschikken, maar dat het mede-eigendom horizontaal gezien niet geldt voor alle rechten rond een voetbaltoernooi. Met het oog op deze zaak acht de Commissie het niet noodzakelijk om de respectieve eigendomsaandelen te kwantificeren.

(124) Het volstaat op te merken dat er meerdere eigenaren van de mediarechten voor de UEFA Champions League zijn. Een overeenkomst tussen de drie eigenaren (de twee voetbalclubs en de UEFA), die onmisbaar zijn voor één uitvoereenheid (een uitzendlicentie voor één wedstrijd), zou niet vallen onder artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst. Aangezien de overeenkomst betreffende de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop verder gaat dan dat, zijn artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst echter wel van toepassing op de overeenkomst.

6.5.2. De speciale kenmerken van sport

(125) De UEFA is van mening dat het niet terecht is de betrekkingen tussen voetbalclubs te beoordelen door de vrije mededinging te toetsen aangezien voetbalclubs als concurrenten niet volledig onafhankelijk zijn. De UEFA vindt dat een dergelijke toets geschikt kan zijn om de voordelen van een overeenkomst tussen onafhankelijke bedrijfsentiteiten te beoordelen die met elkaar onder normale omstandigheden zouden concurreren.

(126) Bovendien zijn artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst volgens de UEFA niet van toepassing omdat de structuur en werking van de UEFA Champions League erop zijn gericht om de mededinging in het Europese voetbal juist te bevorderen en niet te beperken. De UEFA is van mening dat het model voor financiële solidariteit helpt om een evenwicht tussen clubs te behouden en de aanwerving van jonge spelers te stimuleren zodat de mededinging in het Europese voetbal wordt bevorderd. Ten gevolge van de financiële beleidsmaatregelen van de UEFA wordt de mededinging tussen Europese clubs verbeterd en neemt het aantal concurrenten op de markt toe.

(127) Het Hof van Justitie heeft verklaard dat, gelet op de doelstellingen van de Gemeenschap, sport slechts onder het Gemeenschapsrecht valt voorzover zij een economische activiteit in de zin van artikel 2 van het EG-Verdrag vormt(62).

(128) De UEFA en de voetbalclubs zijn economische concurrenten bij de verkoop van commerciële rechten (eigendoms- en mediarechten) op voetbalwedstrijden. Zonder overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop zouden deze partijen de rechten individueel verkopen in onderlinge concurrentie.

(129) In feite heeft de aangemelde overeenkomst niet betrekking op de organisatie van de UEFA Champions League, maar op de verkoop van de commerciële rechten voor de UEFA Champions League. De Commissie is zich ervan bewust dat bepaalde vormen van samenwerking tussen de deelnemers nodig zijn om een voetbalcompetitie te organiseren en dat de clubs dienaangaande in zekere zin onderling afhankelijk zijn. Deze onderlinge afhankelijkheid tussen alle clubs is echter niet van toepassing op alle activiteiten van de deelnemers in de UEFA Champions League. Clubs concurreren reeds op het gebied van sponsoring, stadionreclame en merchandising. Clubs concurreren ook om spelers. Daardoor is het besluit van een vereniging van ondernemersverenigingen om de commerciële rechten gemeenschappelijk namens de leden te verkopen (op dit gebied zijn clubs economische concurrenten) niet noodzakelijk in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst om een voetbalcompetitie te organiseren. Deze bepalingen zijn derhalve van toepassing op een dergelijke overeenkomst. De noodzaak om rekening te houden met de specifieke kenmerken van sport, zoals situaties waarin zwakkere clubs moeten worden beschermd via een kruissubsidiëring van de rijkere naar de armere clubs of op enige andere wijze, moet steeds worden beoordeeld in het licht van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid, van de EER-overeenkomst.

(130) Volgens de UEFA is de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop een voorwaarde voor het bestaan van de UEFA Champions League. De UEFA zou de UEFA Champions League niet organiseren zonder de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop en zonder de mogelijkheid om inkomsten te herverdelen. De UEFA is van mening dat de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop geen belemmering vormt voor de handel tussen lidstaten en dat de herverdeling van inkomsten door de UEFA dient om de mededinging in het Europese voetbal te bevorderen. Volgens de UEFA heeft haar financieel beleid doelstellingen die zijn erkend door het Hof van Justitie in de zaak Bosman(63), dat wil zeggen, de doelstelling om een evenwicht tussen clubs te behouden door een zekere mate van gelijkheid te bewaren en de werving van spelers te stimuleren.

(131) De Commissie onderschrijft volledig dat sport een specifiek karakter heeft, zoals bijvoorbeeld kenbaar is gemaakt in de verklaring van de Europese Raad van Nice van december 2000. Bij die gelegenheid heeft de Raad zich uitgesproken ten gunste van een herverdeling van een gedeelte van de inkomsten uit verkoop van televisierechten, op de juiste niveaus, omdat hiermee het beginsel van solidariteit tussen alle sportniveaus en -gebieden is gebaat. Hoewel het begrijpelijk is dat de UEFA een belang in de commerciële aspecten heeft, is niet gebleken dat een overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop een absolute voorwaarde voor de herverdeling van inkomsten is. Uit de UEFA Cup blijkt dat een pan-Europese voetbalcompetitie kan bestaan zonder overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop van televisierechten omdat in dit geval de afzonderlijke voetbalclubs de televisierechten individueel verkopen. Er zijn hiervan ook voorbeelden op nationaal niveau in Spanje, Italië en Griekenland. De inkomsten kunnen op andere manieren worden herverdeeld zonder een overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop. Dit kan gebeuren via een belastingstelsel of vrijwillige bijdragen. Artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst zijn derhalve van toepassing op een dergelijke overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop. In ieder geval is het dienstiger om een dergelijk onderwerp te bekijken in het kader van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst.

6.5.3. De mate waarin de beperking van de mededinging merkbaar is

(132) Met betrekking tot de mate waarin de beperking van de mededinging merkbaar is, merkt de Commissie op dat topsporten, met name voetbal, worden beschouwd als een van de belangrijkste drijvende krachten voor televisie. De UEFA verkocht de uitzendrechten voor de UEFA Champions League voor meer dan 800 miljoen CHF (526 miljoen EUR). In het seizoen 1999/2000 kwam gemiddeld in de Gemeenschap ongeveer 20 % van het geld dat omroeporganisaties aan uitzendrechten voor voetbalevenementen hebben betaald voor rekening van de UEFA Champions League(64). Rekening houdend met het feit dat de meeste sportuitgaven van televisiekanalen naar voetbal gaan(65), is de Commissie van mening dat de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop de mededinging in de televisiemarkt merkbaar zal beperken.

6.6. Gevolgen voor de handel tussen lidstaten

(133) Artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag betreft overeenkomsten die mogelijk de totstandkoming van een eenheidsmarkt tussen de lidstaten beperken doordat nationale markten worden gefragmenteerd of de mededingingsstructuur binnen de gemeenschappelijke markt wordt aangetast. Evenzo is artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoeld voor overeenkomsten die de totstandkoming van een homogene Europese Economische Ruimte ondermijnen.

(134) De commerciële rechten van de UEFA Champions League worden in de gehele EER verkocht. De UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop is derhalve van invloed op de handel tussen lidstaten. Als de mediarechten zouden worden verkocht door de individuele voetbalclubs of op een niet-exclusieve basis, zou de handelsstroom met betrekking tot televisierechten veranderen.

(135) De UEFA Champions League is het meest prestigieuze pan-Europese voetbaltoernooi waaraan 32 van de beste Europese clubs deelnemen. De overeenkomst betreffende de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop tussen voetbalclubs die deelnemen aan de UEFA Champions League heeft een merkbare invloed op de handel tussen lidstaten.

7. Artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst

(136) Bij de beoordeling van de beperkingen van de mededinging ten gevolge van de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop overeenkomstig de ontheffingscriteria in artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst heeft de Commissie rekening gehouden met de voordelen die voortvloeien uit de beperkende overeenkomst. Als de voordelen de beperkende effecten compenseren, is een ontheffing in het kader van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst gerechtvaardigd.

(137) Wat derhalve volgens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst moet worden beoordeeld is derhalve of de voordelen van de aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop zwaarder wegen dan de negatieve effecten die uit de overeenkomst voortvloeien, te weten:

a) de verlening, door de voetbalclubs, van het exclusieve recht aan de UEFA om enkele van de commerciële rechten voor de UEFA Champions League te verkopen, en

b) de door de voetbalclubs overeengekomen beperkingen bij de individuele verkoop van hun commerciële rechten.

(138) In artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst wordt bepaald dat de bepalingen van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst respectievelijk buiten toepassing kunnen worden verklaard voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen die bijdragen tot verbetering van de productie of van de verdeling der producten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn, en zonder dergelijke ondernemingen de mogelijkheid te geven voor een wezenlijk deel van de betrokken producten de mededinging uit te schakelen. De volgende paragrafen bevatten een beoordeling van elk van deze vier voorwaarden.

7.1. Verbetering van de productie of verdeling en/of bevordering van de technische of economische vooruitgang

(139) De UEFA is van mening dat haar overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop de activiteiten van de commerciële partners van de UEFA bevordert doordat één verkooppunt wordt gevormd. De vorming van één verkooppunt is met name van belang voor een internationaal toernooi als de UEFA Champions League omdat hieraan veel voetbalclubs uit allerlei verschillende landen deelnemen. Naast de praktische problemen die hieruit kunnen voortvloeien, is er bovendien het probleem dat de eigendomsrechten per lidstaat verschillen zodat er sprake kan zijn van meerdere mede-eigenaren van de mediarechten voor elke wedstrijd. Bovendien bestaat er een verspreide vraag van omroeporganisaties die ook uit verschillende landen komen en in allerlei verschillende nationale markten opereren.

(140) Daarnaast voert de UEFA aan dat de vorming van één verkooppunt een voorwaarde is voor het bestaan van de UEFA Champions League. Aangezien individuele clubs vóór het begin van het seizoen niet weten hoe ver ze in het toernooi eindigen, kunnen ze geen commerciële overeenkomst met een omroeporganisatie sluiten en daarbij garanderen dat ze het gehele seizoen van de UEFA Champions League zullen uitspelen. Dit vormt een punt van onzekerheid voor omroeporganisaties. Als de UEFA de rechten gemeenschappelijk verkoopt, kunnen sponsors en andere leveranciers een uniform pakket voor de duur van de competitie kopen zodat ze zeker weten dat ze gedurende de gehele competitie de aandacht van de media hebben. Hierop kunnen ze hun advertentiebudget afstemmen.

(141) De UEFA is ook van mening dat ze dankzij haar overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop de kwaliteit en consistentie van het "product" op een hoog niveau kan houden, hetgeen niet mogelijk zou zijn als de mediarechten door de individuele voetbalclubs ad hoc zouden worden verkocht aan allerlei verschillende omroeporganisaties. Dit is essentieel om de specifieke profilering van de UEFA Champions League te behouden, iets waaraan de commerciële partners van de UEFA bijzonder veel waarde hechten.

(142) Tot slot voert de UEFA aan dat haar model voor financiële solidariteit de ontwikkeling van het voetbal vanaf de basis ondersteunt. Het verbetert de productiviteit en stimuleert de ontwikkeling van de sport in de kleinere landen. Dit zal in de toekomst leiden tot een grotere mededinging in het Europese voetbal zodat zelfs de kleinste en financieel zwakste voetbalclubs kunnen concurreren met de grootste en sterkste clubs.

7.1.1. Eén verkooppunt van een competitieproduct

(143) De gemeenschappelijke verkoop van de mediarechten voor een voetbaltoernooi heeft voor omroeporganisaties, voetbalclubs en kijkers het voordeel dat er één verkooppunt voor de verwerving van een competitiepakket ontstaat.

(144) De voordelen van één verkooppunt zijn niet alleen aantrekkelijk tijdens een nationaal voetbaltoernooi, maar ook tijdens een internationale competitie, waar de verkoop van rechten grotere problemen oplevert en gemeenschappelijke verkoop bijzonder efficiënt kan zijn. De vorming van één verkooppunt is met name van belang voor een internationaal toernooi als de UEFA Champions League omdat hieraan veel voetbalclubs uit allerlei verschillende landen deelnemen. Naast de praktische problemen die hieruit voortvloeien, doet zich bovendien de kwestie voor dat de eigendomsrechten per lidstaat verschillen. Bovendien bestaat er een uiteenlopende vraag van omroeporganisaties die ook uit verschillende landen komen en in allerlei verschillende nationale markten opereren.

(145) Via gemeenschappelijke verkoop kunnen bovendien rechtenpakketten voor de UEFA Champions League worden samengesteld. Zodoende kunnen omroeporganisaties de competitie integraal en gedurende het volledige seizoen uitzenden. Door de vorming van één verkooppunt wordt de UEFA Champions League eenvoudiger met het oog op het tweeslachtige karakter van de UEFA Champions League, die een combinatie is van een competitie en een knock-outsysteem waarbij slechts een beperkt aantal voetbalclubs de eindfasen van de competitie bereikt. Een individuele club kan derhalve geen commerciële overeenkomst sluiten die een omroeporganisatie een garantie zou bieden de programmering voor het volledige seizoen van de UEFA Champions League tot aan de finale te plannen. Met de gemeenschappelijke verkoop van de televisierechten wordt dit probleem opgelost aangezien omroeporganisaties niet de rechten van specifieke voetbalclubs kopen, maar het recht om wedstrijden uit te zenden die op bepaalde dagen worden gespeeld.

(146) De voordelen van dergelijke pakketten zijn duidelijk in elke wedstrijdweek, wanneer op basis van de rechten voor de volledige UEFA Champions League een uitgebreide samenvatting kan worden gemaakt zodat de meest interessante momenten van de desbetreffende wedstrijddag/-week kunnen worden getoond.

(147) De voordelen blijken ook duidelijk bij rechtstreekse uitzendingen. Bij een gemeenschappelijke verkoop hebben omroeporganisaties en consumenten een overzicht van de gehele UEFA Champions League, waarvan bijvoorbeeld kijkers profiteren die globaal in de UEFA Champions League als geheel geïnteresseerd zijn. Door ervoor te zorgen dat clubs rechten verlenen aan de UEFA, die vervolgens in licentie worden verstrekt aan omroeporganisaties, kan de UEFA deze organisaties een compleet rechtenpakket bieden. Momenteel omvat dit pakket bijvoorbeeld de eerste keuze uit wedstrijden die op elke wedstrijddag worden gespeeld. Het is uiteraard onmogelijk om aan het begin van het seizoen te bepalen welke wedstrijden het meest interessant zullen worden in de loop van het seizoen. Aldus worden omroeporganisaties dankzij het pakket in de gelegenheid gesteld om een aparte, waardevolle mediadienst te kopen en aan klanten door te verkopen, waarbij ze gegarandeerd de meest interessante wedstrijden tijdens het gehele seizoen kunnen uitzenden.

(148) Het is denkbaar dat omroeporganisaties een dergelijk pakket zelf zouden kunnen samenstellen zonder gemeenschappelijke verkoop. Hierbij zouden ze echter aanzienlijk meer rechten moeten verwerven dan momenteel het geval is. Als een omroeporganisatie hetzelfde eindproduct wil samenstellen via de individuele verkoop van alle mediarechten, loopt deze het risico veel minder efficiënt te werk te gaan en hogere aankoop- en transactiekosten te betalen(66). De enige garantie voor een even interessante keuze aan wedstrijden zou zijn als één omroeporganisatie alle beschikbare rechten individueel zou verwerven voordat het voetbalseizoen is begonnen of deze rechten één voor één verwerft naarmate het voetbalseizoen zich ontwikkelt, afhankelijk van de prestaties van de voetbalclubs.

(149) Omroeporganisaties hoeven bovendien niet langer onderhandelingen met de voetbalclubs te voeren op de 51 verschillende grondgebieden waar de UEFA-leden zich bevinden, met de communicatieproblemen en transactiekosten die hieruit waarschijnlijk voortvloeien, maar kunnen pakketten met mediarechten voor de competitie kopen van de oorspronkelijke houders van deze rechten via één verkooppunt. In dit opzicht worden transacties voor omroeporganisaties minder complex en goedkoper dankzij de gemeenschappelijke verkoop. Omroeporganisaties kunnen voorspelbare commerciële, technische en programmatische plannen opstellen voor een volledig voetbalseizoen, waardoor de verkoop van advertentieblokken en abonnementen verbetert. Zodoende kunnen adverteerders een campagne bedenken rondom de televisie-uitzendingen van een competitie en sponsors voor uitzendingen worden aangetrokken.

(150) Door gemeenschappelijke verkoop lopen omroeporganisaties minder financiële risico's. In een situatie waarin mediarechten individueel door de voetbalclubs worden verkocht, lopen ze het risico dat de waarde daalt van de rechten die ze via een individuele club hebben verworven indien deze club slecht presteert in de competitie. Dankzij gemeenschappelijke verkoop kunnen ze dus beter investeren in de competitie en zodoende op een meer vernieuwende manier wedstrijden uitzenden met bijvoorbeeld een betere algemene presentatie in het stadion en de studio.

(151) Zelfs in competities waarbij de mediarechten worden verkocht door de individuele clubs, worden de rechten meestal in een later stadium in de transactieketen samengevoegd en tot pakketten gebundeld door tussenpersonen, zoals sportmakelaars, of door de omroeporganisaties die coördinatiecentra of organen voor gemeenschappelijke exploitatie in het leven roepen. Voor een efficiënte exploitatie van de mediarechten van een voetbaltoernooi lijkt het derhalve optimaal of zelfs noodzakelijk om de individuele rechten tot op zekere hoogte samen te voegen of te bundelen.

(152) Kijkers profiteren als ze kunnen kiezen uit verschillende manieren waarop de UEFA Champions Leage wordt uitgezonden. De kijker heeft er belang bij als hij kan kiezen uit verschillende soorten uitzendingen van de wedstrijden in een competitie. Een kijker wil waarschijnlijk graag de mogelijkheid hebben om een volledige wedstrijd rechtstreeks te kunnen zien en ook op verschillende tijden kort te worden geïnformeerd over diverse wedstrijden die al zijn afgelopen. De kijker heeft behoefte aan informatie niet over alleen één wedstrijd, maar ook over alle andere wedstrijden op een bepaalde wedstrijddag. Een competitieproduct dat gemeenschappelijk als pakket wordt verkocht zal waarschijnlijk beter aansluiten bij de wensen van kijkers omdat een omroeporganisatie niet eenvoudigweg de rechten voor één wedstrijd kan verwerven, maar ook rechten nodig heeft om enigszins verslag te kunnen doen van de overige competitiewedstrijden op elke wedstrijddag(67).

(153) Voetbalclubs profiteren van de verkoop van de commerciële rechten via één verkooppunt/een gemeenschappelijk verkooporgaan. Ze hoeven niet zelf commerciële afdelingen op te richten die groot genoeg zijn om de complexe taak van ontwikkeling van een handelsbeleid en de exploitatie van rechten in een groot aantal landen op zich te nemen. Waarschijnlijk zou het voor veel voetbalclubs bijzonder moeilijk zijn om een dergelijke commerciële afdeling op te zetten zodat ze hiervoor waarschijnlijk in alle omstandigheden derden zouden moeten inschakelen. Mogelijk zouden de individuele voetbalclubs een dergelijke taak met betrekking tot nationale competities eenvoudiger kunnen uitvoeren als de nationale markt veel beter toegankelijk zou zijn wat taal, cultuur, communicatie en commerciële transparantie betreft.

7.1.2. Profilering

(154) Het tweede argument van de UEFA, dat zij kan zorgen voor een uniforme, consistente kwaliteit van de UEFA Champions League als product en deze kan behouden via haar overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop is steekhoudend. Deze factoren leveren een bijdrage aan de profilering, die is gerelateerd aan televisie-uitzendingen van uniforme, hoge kwaliteit in combinatie met een homogene presentatie, waardoor de competitie voor de kijker aantrekkelijker wordt(68). Ook worden door deze factoren de beste voetbalclubs aangetrokken die willen deelnemen aan dit specifieke internationale toernooi. In feite is de UEFA Champions League het meest prestigieuze pan-Europese voetbaltoernooi geworden waaraan de allerbeste Europese voetbalclubs deelnemen.

(155) Een van de factoren waardoor het succes van de UEFA Champions League wordt bepaald en dit toernooi zich onderscheidt van andere toernooien, zijn de specifieke taken die de UEFA op zich neemt, zoals de "aankleding" van de faciliteiten in stadions, de opname van wedstrijden en de presentatie op televisie (met bijvoorbeeld affiches en muziek).

(156) Bovendien bieden de organisatorische stappen die de UEFA onderneemt en de gemeenschappelijke verkoop van de mediarechten voor de competitie voordelen voor omroeporganisaties doordat de wedstrijden door alle partneromroeporganisaties gedurende het gehele seizoen van de UEFA Champions League op een algemene, consistente manier worden gepresenteerd. Dit vormt ook een voordeel voor kijkers aangezien ze direct een als UEFA Champions League geprofileerd product kunnen herkennen en zodoende kunnen rekenen op voetbal van hoge kwaliteit. Hiermee worden vervolgens weer de interesse en vraag van kijkers gestimuleerd.

(157) De gemeenschappelijke verkoop door de UEFA van mediarechten aan omroeporganisaties leidt tot een grotere objectiviteit in de mediadekking van de UEFA Champions League. De competitie wordt uitgezonden op een manier waarmee de competitie als mediaproduct en de bijbehorende profilering beter worden beschermd dan in een situatie waarbij één voetbalclub meer in beeld zou komen ten koste van andere clubs en de profilering van de competitie(69). Hiermee wordt de draagwijdte van en de interesse voor de profilering van de UEFA Champions League verbeterd evenals de productie en distributie van de UEFA Champions League als mediaproduct.

7.1.3. Individuele verkoop door voetbalclubs van rechten voor rechtstreekse uitzendingen die niet zijn verkocht door het gemeenschappelijk verkooporgaan

(158) De exclusieve rechten van de UEFA om de rechten voor rechtstreekse uitzendingen in pakket 4 van de segmentatietabel voor uitzendrechten te verkopen veranderen één week na de loting voor de eerste ronde van de UEFA Champions League in een niet-exclusief recht. Deze loting vindt meestal plaats in augustus. Als de UEFA na deze deadline de rechten nog niet heeft verkocht, mogen de voetbalclubs tegelijk met de UEFA deze rechten aanbieden aan de markt voor betaal-/pay-per-view-televisie op een niet-exclusieve basis. Naar deze rechten wordt verwezen in pakket 5 van de segmentatietabel voor uitzendrechten.

(159) Het feit dat de Commissie zo graag voetbalclubs in de gelegenheid wil stellen om rechten individueel te verkopen is gebaseerd op een tweeledige filosofie. Ten eerste kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de efficiëntie en voordelen van gemeenschappelijke verkoop wanneer het gemeenschappelijke verkooporgaan geen geïnteresseerden voor deze rechten kan vinden. Ten tweede wordt voorkomen dat de rechten voor de UEFA Champions League ongebruikt blijven terwijl er wel vraag naar is als de UEFA en voetbalclubs in onderlinge concurrentie deze rechten aanbieden aan de markt. Daarom moeten voetbalclubs ook kunnen voldoen aan de vraag van exploitanten van gratis televisie. Het risico dat rechten niet worden gebruikt, doet zich vooral voor op grondgebieden waar zich geen exploitanten voor betaal-/pay-per-view-televisie bevinden of waar de gouden of zilveren rechtenpakketten reeds voorzien in de vraag van de bestaande exploitanten voor betaal-/pay-per-view-televisie. In dergelijke gevallen zullen waarschijnlijk alleen exploitanten van gratis televisie geïnteresseerd zijn in deze rechten en heeft het weinig zin om te voorkomen dat ze mogelijk deze rechten verwerven. Aan de beschikking moet derhalve de voorwaarde worden verbonden dat de bepaling in pakket 5 van de segmentatietabel voor uitzendrechten, waarmee voetbalclubs worden beperkt in de verkoop van rechten voor rechtstreekse uitzendingen aan exploitanten van gratis televisie, niet van toepassing is indien geen enkele exploitant van betaaltelevisie een redelijk bod heeft uitgebracht.

7.1.4. Individuele verkoop van uitgestelde mediarechten door voetbalclubs

(160) In de gewijzigde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop wordt bepaald dat een aantal aanvullende soorten uitgestelde televisierechten alsmede de rechten voor nieuwe media niet alleen door de UEFA, maar ook door de individuele clubs mogen worden geëxploiteerd. Deze aanvullende mediarechten mogen echter pas door de UEFA en de voetbalclubs worden geëxploiteerd na enkele embargo's die zijn ingesteld om producten waarvoor veel belangstelling onder kijkers bestaat te beschermen en om de UEFA Champions League te profileren. Deze profilering houdt nauw verband met uniforme kwalitatief hoogstaande televisie-uitzendingen in combinatie met een homogene presentatie. Dientengevolge zijn de uitgestelde televisierechten één dag na de laatste wedstrijd in de desbetreffende wedstrijdweek beschikbaar om 24.00 uur. Archiefrechten zijn 48 uur na de finale beschikbaar. Gezien de huidige ontwikkeling van internet en teneinde te waarborgen dat de UEFA Champions League als internetproduct een kwalitatief hoogstaand product blijft, zijn deze rechten anderhalf uur na de wedstrijd beschikbaar. Dit zal te zijner tijd vanzelfsprekend veranderen, waardoor het embargo in de nabije toekomst moet worden herzien.

(161) In deze omstandigheden is de Commissie van mening dat de negatieve effecten die voortvloeien uit de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop worden gecompenseerd door de grotere hoeveelheid inhoud die beschikbaar komt voor een bredere distributie, hetgeen bevorderlijk is voor de technische of economische vooruitgang van de media-inhoud zelf en de exploitanten van nieuwe media die deze inhoud verspreiden.

7.1.5. Meer nadruk op de profilering van respectievelijk de UEFA Champions League en de voetbalclubs

(162) Voetbalclubs die de opnamen van de UEFA Champions League individueel exploiteren, moeten deze op een clubgerichte manier presenteren. Bovendien mogen de opnamen alleen betrekking hebben op wedstrijden waaraan ze deelnemen. Voetbalclubs of de omroeporganisaties die de mediarechten in kwestie(70) exploiteren mogen de rechten van verschillende voetbalclubs niet bundelen tot één product zodat dit lijkt op een als UEFA Champions League geprofileerd product. Met name wat rechten voor rechtstreekse uitzendingen betreft definieert de UEFA een dergelijk geprofileerd product als een programma met meer dan twee rechtstreekse wedstrijden van de UEFA Champions League per dag. Met betrekking tot de uitgestelde televisierechten en internetrechten zou de UEFA programma's met alleen maar inhoud van de UEFA Champions League op een clubkanaal accepteren. De UEFA definieert een als UEFA Champions League geprofileerd programma echter als een programma dat wordt gepresenteerd als sportprogramma, maar voor meer dan 50 % uit inhoud van de UEFA Champions League bestaat. In een algemene programmering mag een dergelijk programma maximaal 30 % inhoud van de UEFA Champions League bevatten. Wanneer een wedstrijd met vertraging integraal (dus de volledige 90 minuten) wordt uitgezonden in een sportprogramma, is de desbetreffende regel van 50 % niet van toepassing en mag de desbetreffende wedstrijd grotendeels of volledig worden uitgezonden. Als een volledige wedstrijd wordt uitgezonden in een algemene programmering op een kanaal, is de regel van 30 % niet van toepassing op deze situatie.

(163) Dankzij de definities van als UEFA Champions League geprofileerde producten zal de algehele wisselwerking tussen als UEFA Champions League en als clubwedstrijd geprofileerde producten worden geoptimaliseerd. De bepalingen betreffende de profilering zijn gericht op een verdere ontwikkeling van de profilering van de UEFA Champions League als uniek voetbalmediaproduct met een onafhankelijk kwaliteitslabel ter onderscheiding van als clubwedstrijd geprofileerde producten die naast als UEFA Champions League geprofileerde producten bestaan. De definities zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat clubrechten niet kunnen worden omgevormd tot een product dat kan worden verward met de UEFA Champions League. Mede hierdoor kan de identiteit en reputatie van de UEFA Champions League als product worden gewaarborgd aangezien de profilering van de UEFA Champions League in veel gevallen dient als middel en platform om de individuele voetbalclubs binnen en buiten de EER onder de aandacht te brengen en te stimuleren. Dit zal met name ten goede komen aan kleinere clubs met minder bekende merknamen in een groter geografisch gebied die op deze manier vaker op televisie komen.

7.1.6. Solidariteit

(164) Bij de aanmelding heeft de UEFA de kwestie van financiële solidariteit aangevoerd als argument voor ontheffing. De UEFA is van mening dat het model voor financiële solidariteit de ontwikkeling van het Europese voetbal ondersteunt doordat een eerlijker verdeling van inkomsten wordt gewaarborgd. Zodoende zou kunnen worden gesteld dat het solidariteitsmodel de productie verbetert en de ontwikkeling van de sport stimuleert(71).

(165) De Commissie begrijpt dat het wenselijk is om een zeker evenwicht tussen de voetbalclubs in een competitie te behouden omdat hiermee de voetbalwedstrijden beter en interessanter worden, hetgeen zou kunnen worden weerspiegeld/vertaald in betere mediarechten. Hetzelfde geldt voor de opleiding en aanvoer van nieuwe spelers aangezien de spelers een fundamenteel onderdeel van de gehele onderneming vormen. De Commissie erkent dat dit kan worden gerealiseerd via een kruissubsidiëring van rijkere naar armere clubs. Zodoende staat de Commissie positief tegenover het beginsel van financiële solidariteit, dat ook wordt gesteund in de verklaring van de Europese Raad van Nice over sport van december 2000(72).

(166) Toch vond de Commissie dat de efficiëntie en de voordelen voor consumenten die voortvloeien uit de oorspronkelijk aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop in 1999 geen compensatie boden voor het negatieve effect van de aan dat systeem inherente beperkingen van de mededinging.

(167) Desondanks is de Commissie van mening dat het met het oog op deze procedure niet nodig is om verder in te gaan op het argument betreffende solidariteit. Een ontheffing in het kader van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst voor de nieuwe en gewijzigde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop is gerechtvaardigd vanwege de totstandbrenging van een geprofileerd competitieproduct dat in pakketten wordt verkocht via één verkooppunt.

7.1.7. Conclusie betreffende de verbetering van productie of verdeling en/of bevordering van de technische of economische vooruitgang

(168) De Commissie gaat ermee akkoord dat het besluit van de voetbalclubs en de UEFA betreffende de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop de productie en distributie van de UEFA Champions League ten goede komt in de zin van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst. Er kan namelijk een uitstekend product worden geprofileerd en omroeporganisaties, voetbalclubs en kijkers hebben het voordeel dat ze dankzij dit besluit bij één verkooppunt een gebundeld competitieproduct kunnen verwerven. Aangezien dergelijke voordelen zich niet voordoen wanneer voetbalclubs worden beperkt in de verkoop van rechten voor rechtstreekse uitzendingen in de vorm van pakket 5 aan andere omroeporganisaties dan exploitanten van betaal-/pay-per-view-televisie, zou aan dit besluit de voorwaarde moeten worden verbonden dat voetbalclubs hun rechten voor rechtstreekse uitzendingen mogen verkopen aan exploitanten van gratis televisie indien geen enkele exploitant van betaaltelevisie een redelijk bod heeft uitgebracht.

7.2. Een billijk aandeel dat ten goede komt aan de gebruikers

(169) De Commissie is van mening dat een billijk aandeel van de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop ten goede komt aan de gebruikers en met name de voordelen die voortvloeien uit één verkooppunt zoals hierboven is beschreven in paragraaf 7.1.1.

(170) De Commissie is van mening dat de invoering van rechtenpakketten voor de UEFA Champions League, die beschikbaar zijn via één verkooppunt, daadwerkelijk een voordeel vormt dat voortvloeit uit de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop. Omroeporganisaties krijgen als consumenten van voetbalinhoud efficiënter en eenvoudiger toegang tot deze unieke inhoud, die bovendien het kwaliteitslabel van de UEFA Champions League draagt.

(171) Zodoende leidt de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop tot een efficiëntere situatie waarbij omroeporganisaties meer kunnen investeren in bijvoorbeeld nieuwe, verbeterde productie- en uitzendtechnologieën, kwalitatief hoogstaande televisie-uitzendingen en productie en presentatie van goede kwaliteit. Ook zal de overeenkomst leiden tot een meer intensieve en innovatieve exploitatie van de rechten ten gunste van de gebruikers. Wanneer de mediarechten voor de UEFA Champions League worden verkocht als afzonderlijke pakketten via een openbare biedprocedure, worden meer omroeporganisaties (inclusief kleine en middelgrote ondernemingen) beter in staat gesteld om inhoud van de UEFA Champions League te verwerven. Met de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop wordt ook gewaarborgd dat bedrijven met interesse in rechten voor nieuwe media en uitgestelde mediarechten en -archieven een bod kunnen uitbrengen op dergelijke inhoudrechten.

(172) De Commissie is ook van mening dat kijkers toegang krijgen tot een kwalitatief betere mediadekking van de UEFA Champions League zodat ze gedurende het volledige seizoen kunnen kijken naar alle topwedstrijden op elke wedstrijddag waarin ze vooral zijn geïnteresseerd. Kijkers zijn ook gebaat bij toegang tot uitgestelde media-inhoud en archiefmateriaal waarin ze mogelijk bijzonder geïnteresseerd zijn.

(173) Zoals echter is aangegeven in paragraaf 3.4.1.3, is de Commissie van mening dat de beperking in pakket 5 van de segmentatietabel voor uitzendrechten, waardoor voetbalclubs worden beknot in hun vrijheid om deze televisierechten aan exploitanten van betaal-/pay-per-view-televisie te verkopen, niet leidt tot een verbetering in de productie of verdeling en/of bevordering van de technische of economische vooruitgang. Bovendien zijn consumenten waarschijnlijk niet gebaat bij dergelijke beperkingen. In feite voerde de UEFA als belangrijkste argument voor deze beperking aan dat bij een ontbreken van een dergelijke beperking het risico bestond dat de belangrijkste rechtenpakketten aanzienlijk in waarde zouden dalen. Het is moeilijk te vatten hoe deze beperking, die is bedoeld om de bestaande prijzen te behouden of te verhogen en inhoud weg te nemen bij exploitanten van gratis televisie, kan worden beschouwd als een verbetering van de voordelen voor consumenten.

7.3. Onvermijdelijke beperkingen

7.3.1. Onvermijdelijkheid van beperkingen om een competitieproduct samen te stellen dat via één verkooppunt wordt verkocht

(174) De Commissie merkt op dat de mediarechten voor sportcompetities meestal op enigerlei wijze worden samengevoegd ergens in de exploitatieketen voordat ze worden aangeboden aan de kijker. De Commissie maakt het niet uit wie deze taak uitvoert. De Commissie merkt op dat de UEFA terecht belang zou kunnen hebben bij de samenstelling van een op de UEFA Champions League gericht product. Dit belang staat los van de mogelijke belangen van andere exploitanten bij de samenvoeging van producten die op opnamen van de UEFA Champions League zijn gebaseerd. De belangen kunnen elkaar overlappen, maar zullen niet altijd samenvallen. De UEFA kan derhalve niet noodzakelijkerwijs vertrouwen op bijvoorbeeld omroeporganisaties of agentschappen voor sportrechten of anderen die namens haar een op de UEFA Champions League gericht product samenstellen. Als de UEFA de voordelen voor zichzelf, de leden en de voorstanders van de UEFA Champions League als mediaproduct wil waarborgen, lijkt het essentieel dat ze een rol speelt bij de productie van een dergelijk product. In het kader van de aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop kan de UEFA derhalve een kwaliteitsproduct samenstellen waarmee de UEFA Champions League op een objectieve, onafhankelijke manier wordt neergezet.

(175) Ten tweede zou de complexiteit rond de productie van een dergelijk product via individuele verkoop door de clubs ten koste kunnen gaan van de kwaliteit en beschikbaarheid van de UEFA Champions League als product en minder efficiënt kunnen zijn voor omroeporganisaties, met name omdat de UEFA Champions League een pan-Europees voetbaltoernooi is met deelnemers uit allerlei verschillende landen. Praktisch gezien zou de UEFA Champions League als interessant mediaproduct het gehele seizoen lang moeten bestaan uit wedstrijden die consumenten aanspreken. Aangezien het onmogelijk is om aan het begin van het seizoen accuraat te voorspellen welke wedstrijden nog steeds interessant zullen zijn aan het eind van het seizoen, kunnen omroeporganisaties onmogelijk vooraf de rechten voor deze wedstrijden kopen. Het alternatief - de rechten voor een aanzienlijk aantal wedstrijden van een aantal verschillende clubs kopen - zou inefficiënt zijn en nog geen succes garanderen. Mediaproducten van voetbalcompetities worden in het algemeen samengevoegd tot een mediaproduct dat de volledige competitie dekt. De Commissie gaat ermee akkoord dat een dergelijke samenvoeging onvermijdelijk lijkt voor de samenstelling van een product dat de moeite waard is en kijkers interesseert. De Commissie zal derhalve eenvoudigweg moeten bestuderen onder welke voorwaarden de samenvoeging plaatsvindt en zich niet moeten richten op de vraag welk orgaan deze taak uitvoert.

(176) Ten derde lijkt het ook onvermijdelijk dat clubs niet individueel precies dezelfde rechten kunnen verkopen als de rechten in het gemeenschappelijk verkochte pakket voor de UEFA Champions League. Wanneer dezelfde intellectuele eigendom in handen ligt van twee verschillende verkopers, is het waarschijnlijk dat de gezamenlijke inkomsten van de twee mogelijke verkopen aanzienlijk lager zouden uitvallen dan in gevallen waarbij er sprake is van één verkoper. Een omroeporganisatie is namelijk minder geïnteresseerd in rechten die beschikbaar zijn voor alle concurrenten dan in rechten waarmee zij enigszins de mogelijkheid heeft om haar product te onderscheiden van concurrerende producten.

(177) Het lijkt met andere woorden niet mogelijk om de overeenkomsten op een dusdanige manier te veranderen dat de clubs de UEFA een niet-exclusieve licentie verlenen voor al hun mediarechten, terwijl tegelijkertijd de verbeteringen en de efficiëntie behouden blijven zoals deze zijn vermeld in de eerste voorwaarde van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst. Als het gemeenschappelijk verkooporgaan er echter niet in is geslaagd de samengevoegde mediarechten te verkopen (de mediarechten die de UEFA als samengesteld product verkoopt), mogen de rechten van het gemeenschappelijk verkooporgaan niet exclusief blijven, maar moeten de individuele mede-eigenaren in de gelegenheid worden gesteld na te gaan of er op de markt vraag naar hun individuele rechten bestaat. Voor een goede werking van het gemeenschappelijk verkooporgaan zou het bovendien niet absoluut noodzakelijk zijn dat voetbalclubs verder worden beperkt in de individuele verkoop van deze rechten(73).

(178) De Commissie gaat ook ermee akkoord dat het onvermijdelijk is dat de UEFA over het exclusieve recht beschikt om de rechten voor rechtstreekse uitzendingen en de uitgestelde uitzendrechten voor de UEFA Champions League buiten Europa te verkopen omdat hiermee de UEFA Champions League waarschijnlijk op een bredere, efficiëntere wijze wordt gedistribueerd. De UEFA kan in principe een product presenteren dat op een veel bredere schaal zal aanspreken dan individuele voetbalclubs kunnen doen.

(179) Zodoende valt te verwachten dat een centraal gebundeld product, dat duidelijk een product van de UEFA Champions League is en niet is gericht op één individuele voetbalclub maar op de UEFA Champions League als geheel, het meest efficiënt tot stand kan worden gebracht via gemeenschappelijke verkoop. De rol van de UEFA bij het coördineren van deze activiteiten via een mechanisme voor gemeenschappelijke verkoop, is essentieel om de UEFA Champions League als mediaproduct te leveren aan consumenten.

(180) Derhalve erkent de Commissie dat de beperkingen van de mededinging in de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop onvermijdelijk zijn in de zin van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst voor het realiseren van efficiëntie en verbeteringen ten voordele van consumenten zolang het gemeenschappelijk verkooporgaan mogelijke kopers voor de gemeenschappelijk verkochte mediarechten kan vinden.

7.3.2. Verkoop van eigen mediarechten door individuele voetbalclubs

(181) Een kenmerk van het Europese voetbal is dat clubs gedurende een seizoen meestal deelnemen aan een aantal verschillende competities, bekerwedstrijden en toernooien. Een succesvol team in de UEFA Champions League zal bijvoorbeeld ook deelnemen aan nationale competities en bekerwedstrijden.

(182) Elke individuele voetbalclub heeft een groep supporters die vooral geïnteresseerd zijn in de resultaten en acties van hun eigen club. Dientengevolge is er vraag naar clubgerelateerde items, zoals clubgerelateerde mediaproducten. Clubs voeren reeds een groot aantal commerciële activiteiten uit die erop zijn gericht om hun fans doelgerichte diensten te bieden.

(183) Voor voetbalfans die geïnteresseerd zijn in één specifieke club, ongeacht het toernooi waaraan deze club deelneemt, biedt de nieuwe UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop goede mogelijkheden om de club te volgen. Hoewel de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop erop is gericht om de UEFA Champions League beter te profileren, kunnen clubs toch contacten met hun eigen fans onderhouden.

(184) De voetbalclubs zijn enigszins beperkt in de individuele verkoop van hun mediarechten. Deze beperkingen worden echter als onvermijdelijk beschouwd voor de werking van de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop.

(185) In de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop wordt bepaald dat de clubs rechtstreekse uitzendingen mogen verzorgen voor hun fans als de UEFA deze rechten voor rechtstreekse uitzendingen niet heeft kunnen verkopen. Bovendien mogen clubs hun fans bijvoorbeeld van dienst zijn met uitgestelde televisie, mechanische reproductie, internet en UMTS.

(186) De rechten voor rechtstreekse uitzendingen die door de voetbalclubs zouden kunnen worden verkocht(74), hebben betrekking op voetbalwedstrijden die niet zijn geselecteerd door de omroeporganisaties die de gouden en zilveren pakketten voor rechtstreekse uitzendingen hebben gekocht of die door de UEFA zijn verkocht als onderdeel van pakket 4 in de segmentatietabel voor uitzendrechten. De rechten waarnaar wordt verwezen in de pakketten 4 en 5 dekken dezelfde wedstrijden. Teneinde de kansen te verbeteren dat deze overgebleven rechten een koper vinden, wordt het als essentieel beschouwd dat de UEFA, als gemeenschappelijk verkooporgaan, als eerste een exclusief recht krijgt om deze rechten voor rechtstreekse uitzendingen te verkopen.

(187) Als het de UEFA als gemeenschappelijk verkooporgaan niet lukt de rechten in pakket 4 binnen één week na de loting voor de groepsfase van de UEFA Champions League te verkopen, verliest de UEFA de exclusieve rechten om deze te verkopen. Na deze deadline mogen de voetbalclubs die beschikken over de rechten voor rechtstreekse uitzendingen van de desbetreffende wedstrijden ook deze rechten verkopen (pakket 5 in de segmentatietabel voor uitzendrechten) op een niet-exclusieve basis en in concurrentie met de UEFA.

(188) Omdat de UEFA-rechten echter zijn gesegmenteerd, betekent dit dat de voetbalclubs zijn beperkt in de verkoop van de overgebleven rechten voor rechtstreekse uitzendingen aan exploitanten van betaal-/pay-per-view-televisie. De Commissie is van mening dat de voetbalclubs hierdoor worden beperkt, hetgeen niet absoluut noodzakelijk is om de doelstellingen in artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst te bereiken. Zodra blijkt dat het gemeenschappelijk verkooporgaan de overgebleven rechten in kwestie niet heeft kunnen verkopen vóór de deadline, kan het niet als essentieel voor een goede werking van de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop en voor het realiseren van de daaruit voortvloeiende voordelen worden beschouwd dat de voetbalclubs worden beperkt in de verkoop van deze rechten aan exploitanten van gratis televisie in gevallen waarin geen enkele exploitant van betaaltelevisie een redelijk bod heeft uitgebracht. Dit zou vooral mogelijk zijn op grondgebieden waar zich geen exploitanten voor betaal-/pay-per-view-televisie bevinden of waar de gouden of zilveren rechtenpakketten reeds voorzien in de vraag van de bestaande exploitanten naar betaal-/pay-per-view-televisie.

(189) Aan deze beschikking moet derhalve de voorwaarde worden verbonden dat de beperking die wordt opgelegd door de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop in de vorm van pakket 5 in de segmentatietabel voor uitzendrechten en die erop is gericht om te voorkomen dat voetbalclubs hun rechten voor rechtstreekse uitzendingen verkopen aan exploitanten van gratis televisie, niet van toepassing is in gevallen waarin geen enkele exploitant van betaal-/pay-per-view-televisie een redelijk bod heeft uitgebracht.

(190) De embargo's die worden opgelegd ten aanzien van de exploitatie van uitgestelde mediarechten en die ook van toepassing zijn op de rechten die de UEFA gemeenschappelijk verkoopt en de rechten die de voetbalclubs individueel verkopen, zijn essentieel voor een grotere nadruk op het competitieproduct en met name het samenvattingsproduct(75) waarmee verslag wordt gedaan van de totale UEFA Champions League. De embargo's dragen bij aan de samenstelling van een product waarvoor veel belangstelling onder kijkers bestaat en aan de profilering van de UEFA Champions League, die nauw is verbonden met uniforme, kwalitatief hoogstaande televisie-uitzendingen in combinatie met een homogene presentatie die van invloed is op de acceptatie door de kijker. Ten aanzien van embargo's op de exploitatie van de internetrechten zal de noodzaak om dergelijke embargo's om wille van de kwaliteit te handhaven mettertijd natuurlijk veranderen naarmate internettechnologieën zich ontwikkelen.

(191) Voetbalclubs die de opnamen van de UEFA Champions League individueel exploiteren, moeten bovendien deze op een clubgerichte manier presenteren. Bovendien mogen de opnamen alleen betrekking hebben op wedstrijden waaraan ze deelnemen. Voetbalclubs of organen waaraan ze hun mediarechten afstaan mogen de rechten van verschillende voetbalclubs niet bundelen tot één product zodat dit lijkt op een als UEFA Champions League geprofileerd product. Met name wat rechten voor rechtstreekse uitzendingen betreft is een dergelijk product gedefinieerd als een product dat bestaat uit meer dan twee rechtstreekse wedstrijden van de UEFA Champions League per wedstrijddag. Met betrekking tot de uitgestelde televisierechten en internetrechten zou de UEFA programma's met alleen maar inhoud van de UEFA Champions League op een clubkanaal accepteren. De UEFA definieert een als UEFA Champions League geprofileerd programma echter als een programma dat wordt gepresenteerd als sportprogramma, maar voor meer dan 50 % uit inhoud van de UEFA Champions League bestaat. In het algemeen mag het programma voor maximaal 30 % aan inhoud van de UEFA Champions League bevatten. Wanneer een wedstrijd met vertraging integraal (dus de volledige 90 minuten) wordt uitgezonden in een clubprogramma, is de desbetreffende regel van 50 % niet van toepassing en mag de desbetreffende wedstrijd grotendeels of volledig worden uitgezonden. Als een volledige wedstrijd wordt uitgezonden in een algemene programmering op een kanaal, is ook de regel van 30 % niet van toepassing op deze situatie.

(192) De Commissie gaat ermee akkoord dat bepalingen waarin wordt geregeld hoe derden door individuele voetbalclubs verkochte mediarechten mogen bundelen, essentieel zijn voor het behoud van de integriteit en de profilering van de gemeenschappelijk verkochte mediarechten voor de UEFA Champions League. Na ontvangst van de opmerkingen naar aanleiding van de overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 gepubliceerde bekendmaking heeft de Commissie om verduidelijking van de regels verzocht, hetgeen heeft geleid tot een vermindering van hun bereik en intensiteit. Zodoende kan voortaan één omroeporganisatie twee afzonderlijk verkochte rechten voor rechtstreekse wedstrijden tegelijkertijd exploiteren. De Commissie is van mening dat met deze mogelijkheid het effect van de beperking zo klein zal worden dat de eindgebruikers van de rechten, de omroeporganisaties, niets van deze beperking merken. De beschikbare rechten voor elke afzonderlijke omroeporganisatie zouden namelijk voldoende zijn om te voldoen aan de bestaande vraag van omroeporganisaties naar dit soort overgebleven rechten. Wat uitgestelde rechten betreft is het tevens mogelijk geworden om een wedstrijd integraal uit te zenden, ongeacht de wijze waarop een als UEFA Champions League geprofileerd programma wordt gedefinieerd.

7.4. Geen uitschakeling van de mededinging

(193) Er zijn commerciële rechten voor een aantal voetbaltoernooien beschikbaar die binnen het bereik van de relevante markten vallen. Volgens de UEFA bijvoorbeeld vertegenwoordigen de uitzendrechten voor de UEFA Champions League gemiddeld slechts 20 % van de rechten in de relevante markt. Aangezien nieuwe mediarechten van invloed zijn op opkomende markten, kan nog niet worden nagegaan welke positie de inhoud van de UEFA Champions League in deze markten zal innemen. Waarschijnlijk zal deze positie echter niet belangrijker zijn dan in de traditionele televisiemarkten. Daarom zijn de mediarechten voor de UEFA Champions League slechts één manier waarop media-exploitanten inhoud kunnen verwerven voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden.

(194) Bovendien worden gemeenschappelijk verkochte mediarechten voor de UEFA Champions League opgesplitst in verschillende rechtenpakketten die te koop worden aangeboden via een concurrentiegerichte biedprocedure waaraan alle geïnteresseerde media-exploitanten kunnen deelnemen. Zodoende kunnen verschillende media-exploitanten mediarechten voor de UEFA Champions League verwerven via de UEFA.

(195) Tot slot verkopen zowel de UEFA als de voetbalclubs bepaalde soorten niet-exclusieve mediarechten voor de UEFA Champions League. Geïnteresseerde kopers kunnen dus voor de verwerving terecht bij verschillende eigenaren van deze rechten.

(196) Als de mediarechten voor de UEFA Champions League gemeenschappelijk worden verkocht door de UEFA, zal hiermee waarschijnlijk niet de mededinging rond een groot deel van de desbetreffende mediarechten worden uitgeschakeld.

7.5. Conclusie

(197) Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er is voldaan aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst, zodat ontheffing kan worden verleend voor de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop.

8. VOORWAARDEN EN DUUR VAN DE ONTHEFFING

(198) Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening nr. 17 mogen voorwaarden worden verbonden aan een ontheffingsverklaring. In dit geval vormt de clausule in de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop, waarin wordt voorkomen dat voetbalclubs individueel rechten voor rechtstreekse uitzendingen verkopen aan exploitanten van gratis televisie, een beperking van de mededinging, zodat er niet wordt voldaan aan alle voorwaarden van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst. Een dergelijke beperking kan niet worden gezien als verbetering van de productie of van de verdeling der producten of verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn.

(199) Aan de ontheffing moet derhalve de voorwaarde worden verbonden dat voetbalclubs niet mogen worden beperkt in de verkoop van hun rechten voor rechtstreekse uitzendingen aan exploitanten van gratis televisie wanneer geen enkele exploitant van betaaltelevisie een redelijk bod heeft uitgebracht. De Commissie is van mening dat er met name geen sprake is van een redelijk bod wanneer geen enkele exploitant van betaaltelevisie een bod heeft uitgebracht dat het bod van een exploitant van gratis televisie benadert.

(200) Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening nr. 17 dient in navolging van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst een beschikking te worden gegeven voor een bepaalde periode. Voor de aangemelde overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop gelden contractperioden van drie jaar. Zodoende is het dienstig om de duur van de ontheffing dienovereenkomstig vast te stellen en de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop gedurende twee contractperioden te laten functioneren. De ontheffing dient derhalve te worden verleend, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening nr. 17, van 13 mei 2002, de datum waarop de meest recente versie van de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop is aangemeld, tot 31 juli 2009.

9. CONCLUSIE

(201) De Commissie komt tot de conclusie dat de overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop leidt tot een betere productie en verdeling doordat een kwalitatief hoogstaand, competitiegericht product met een eigen profilering wordt verkocht via één verkooppunt. Voorts komt een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede. Daarnaast zijn de aan de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop inherente beperkingen essentieel om deze voordelen te behalen, met uitzondering van de bepaling waarin individuele voetbalclubs worden beperkt in de verkoop van rechten voor rechtstreekse uitzendingen aan exploitanten van gratis televisie. Tot slot komt de Commissie tot de conclusie dat het niet waarschijnlijk is dat de mededinging ten aanzien van een groot deel van de desbetreffende mediarechten zal worden uitgeschakeld als de mediarechten voor de UEFA Champions League gemeenschappelijk worden verkocht door de UEFA. Derhalve kan een aan een voorwaarde onderworpen ontheffing worden verleend overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. Overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst worden de bepalingen van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst voor de periode van 13 mei 2002 tot en met 31 juli 2009 niet van toepassing verklaard op de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop met betrekking tot de mediarechten voor de UEFA Champions League in de gewijzigde versie, zoals is beschreven in deze beschikking.

2. Aan de ontheffing in lid 1 wordt de voorwaarde verbonden dat de beperking waarmee wordt voorkomen dat voetbalclubs de rechten voor rechtstreekse uitzendingen verkopen aan exploitanten niet van toepassing is wanneer geen enkele exploitant van betaaltelevisie een redelijk bod heeft uitgebracht.

Artikel 2

Op grond van de gegevens waarover zij beschikt, bestaan er voor de Commissie geen redenen om op grond van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst maatregelen te nemen ten aanzien van de UEFA-overeenkomst tot gemeenschappelijke verkoop voor sponsoring, levering en IPR-licenties in verband met de UEFA Champions League.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot:

Union des Associations Européennes de Football Route de Genève 46 1260 Nyon 2 Zwitserland

Gedaan te Brussel, 23 juli 2003.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62.

(2) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(3) PB C 196 van 17.8.2002, blz. 3.

(4) PB L 354 van 30.12.1998, blz. 18.

(5) PB C 269 van 8.11.2003.

(6) Mediarechten (radio, televisie, internet en UMTS), sponsoring, leveranciersschap, licenties en intellectuele-eigendomsrechten.

(7) Artikel 1 van de UEFA-statuten (editie 2000).

(8) Artikel 5 van de UEFA-statuten.

(9) In het Verenigd Koninkrijk zijn vier bonden lid van de UEFA: Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland.

(10) Artikel 48 van de UEFA-statuten.

(11) Artikel 18 van de UEFA-statuten.

(12) Artikel 13, lid 1f, van de UEFA-statuten.

(13) Artikel 13, lid 1f, van de UEFA-statuten.

(14) Artikel 21 van de UEFA-statuten.

(15) Artikel 23, lid 2, van de UEFA-statuten.

(16) Artikel 24, lid 1e, van de UEFA-statuten.

(17) Artikel 49 van de UEFA-statuten.

(18) Bepalingen voor de UEFA Champions League 1998/1999.

(19) De UEFA regelt de volgende diensten: productontwikkeling, verkoop, diensten na verkoop en klantbetrekkingen met omroepen, sponsors, leveranciers, licentiehouders en deelnemende clubs, mediadiensten (boeking van reclamezendtijd en uitzendsponsoring in heel de wereld), juridische diensten, diensten voor televisieproducties, wereldwijde auditing en monitoring van televisieprogramma's van de UEFA Champions League, onderzoekdiensten, operationele tenuitvoerlegging van het commercieel concept, ontvangstdiensten, financiële en administratieve diensten, en statistische en informatieve diensten (analyse van de competitie).

(20) Er is bijvoorbeeld een computer- en telecommunicatieleverancier die technische ondersteuning biedt voor het uitzenden van beelden en in ruil daarvoor op televisie wordt vermeld tijdens rechtstreekse uitzendingen en samenvattingen van alle Europese wedstrijden.

(21) Dankzij het licentieconcept van de UEFA Champions League kunnen geselecteerde bedrijven kwalitatief hoogstaande producten leveren met betrekking tot de UEFA Champions League, zoals het videospel UEFA Champions League, video's over de UEFA Champions League of de cd-rom met encyclopedische informatie over de UEFA Champions League.

(22) Zie ook paragraaf 4.2.1.3 in het verslag van de Commissie aan de Europese Raad teneinde de bestaande sportstructuren te vrijwaren en de sport haar sociale functie in het kader van de Gemeenschap te laten behouden (het verslag van Helsinki over sport van 10 december 1999):

"Bij eventuele vrijstellingsregelingen op het vlak van de collectieve verkoop van uitzendrechten moet rekening worden gehouden met de belangen van de consument. Bovendien moet de beperking van de vrije mededinging in verhouding staan tot het nagestreefde rechtmatige doel. Voorts moet in dit verband worden nagegaan in hoever een verband kan worden gelegd tussen de collectieve verkoop van uitzendrechten en de financiële solidariteit tussen amateur- en beroepssport, de opleiding van jonge sportlui en de bevordering van sportactiviteiten voor het grote publiek anderzijds. Als de duur en/of de draagwijdte van exclusiviteitscontracten evenwel tot een monopolie leiden, is het waarschijnlijk dat de verkoop van exclusieve uitzendrechten voor sportevenementen wordt verboden.".

(23) Deze pakketten noemt de UEFA in de segmentatietabel voor uitzendrechten pakketten 1 en 2 of ook wel het gouden en zilveren pakket genoemd.

(24) Pakket 4 in de UEFA-segmentatietabel voor uitzendrechten.

(25) Pakket 5 in de UEFA-segmentatietabel voor uitzendrechten.

(26) Pakket 3 in de UEFA-segmentatietabel voor uitzendrechten.

(27) Een "break-bumper" is een redactioneel, grafisch element aan het begin en einde van een reclameblok, dat wordt gebruikt om het wedstrijdprogramma te scheiden van de reclamespots. Meestal worden hierin de UEFA Champions League en de sponsor vermeld.

(28) Net zoals de substitueerbaarheid aan de vraagzijde bepalend is voor de upstream-markt voor de levering van digitale interactieve televisiediensten door dienstverrichters aan aanbieders van inhoud, zie Beschikking 1999/781/EG van de Commissie betreffende zaak IV/36.539, British Interactive Broadcasting/Open (PB L 312 van 6.12.1999, blz. 1).

(29) Beschikking IV/M.553 van de Commissie - RTL/Veronica/Endemol (PB L 134 van 5.6.1996, blz. 32) en Beschikking 1999/242/EG van de Commissie - TPS (PB L 90 van 2.4.1999, blz. 6).

(30) Beschikking 1999/242/EG van de Commissie - TPS (PB L 90 van 2.4.1999, blz. 6).

(31) Beschikking 2001/478/EG van de Commissie - UEFA-uitzendregels (PB L 171 van 26.6.2001, blz. 12).

(32) Beschikking COMP/M.2483 van de Commissie - Canal+/RTL/GJCD/JV (IP 01/1579).

(33) Op dezelfde wijze verklaarde de Commissie in de zaak Newscorp/Telepiù dat er sprake is van een afzonderlijke markt voor de aankoop van exclusieve uitzendrechten voor voetbalevenementen die regelmatig gedurende elk jaar plaatsvinden en waaraan nationale teams deelnemen (nationale competitie, vooral de eerste divisie en bekerwedstrijden, de UEFA Champions League en de UEFA Cup). Beschikking COMP/M.2876 van de Commissie - Newscorp/Telepiù (IP/03/478).

(34) In Duitsland loopt de Bundesliga bijvoorbeeld van augustus tot en met mei. In het toernooi worden 306 wedstrijden gespeeld, die alle rechtstreeks tijdens het seizoen worden uitgezonden.

(35) In haar antwoord van 26 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie verklaart de VMM (Vlaamse Media Maatschappij) dat "het verwerven (en uitzenden) van sportrechten (programma's) in het algemeen op zichzelf geen rendabele investering is, maar dat het uitzenden van sportprogramma's, vooral programma's over populaire sporten zoals voetbal en wielrennen, belangrijk is voor het imago en de profilering van de omroep".

(36) In het antwoord van 15 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie zegt RTL dat "televisierechten voor voetbalwedstrijden zo duur zijn dat ... de uitgaven niet kunnen worden terugverdiend door de inkomsten die voortvloeien uit het uitzenden van voetbalwedstrijden". Dat ze toch worden gekocht is omdat omroepen zich willen profileren.

(37) In het antwoord van 16 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 21 september 1999 antwoordde de NOS dat "de beschikbaarheid van televisierechten op andere sporten slechts in beperkte mate van invloed is op de belangstelling van de NOS voor voetbalrechten, ... omdat voetbal in Nederland volkssport nr. 1 is. ... Voetbal staat centraal in de sportprogrammering van de NOS, ... wat tot gevolg heeft dat met uitzendingen over andere sporten kijkers worden bereikt die anders niet zouden worden bereikt." De NOS verklaart ook dat "... voetbal een uniek product is waar geen enkele andere sport tegenop kan. Voetbal laat alle andere sporten qua kijkcijfers/marktaandeel ver achter zich en ... versterkt daardoor het imago van de NOS." In het antwoord van 23 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 20 september 1999 zegt ONdigital dat "de beschikbaarheid van films, series, spelshows of andere programma's niets verandert aan onze belangstelling voor voetbal, omdat voetbal een unieke marktpositie inneemt in het Verenigd Koninkrijk en deels ook omdat met voetbal waarschijnlijk een ander marktsegment wordt bereikt." Volgens Richard Russell Associates "drijft" BskyB al tien jaar op sport (Sports Television: the ever changing face, 16 februari 1999, blz. 10 en 12).

(38) In haar antwoord van 26 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 21 september 1999 verklaart de Vlaamse Media Maatschappij dat "de aankoop van televisierechten voor sport (met name voetbal) eigenlijk geen winstgevende activiteit als zodanig is, ... maar ... dat de profilering van de kanalen van VMM een doorslaggevende factor zal zijn bij de beslissing of televisierechten voor voetbalwedstrijden al dan niet worden aangekocht." In het antwoord van 23 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 20 september 1999 zegt ONdigital, dat de rechten voor betaaltelevisie voor de UEFA Champions League heeft gekocht en deze rechten als speciale actie gratis aan abonnees heeft verstrekt, dat "in een vroegtijdig stadium waarin een platform groeit, de uitbreiding van het aantal abonnees als belangrijker wordt beschouwd dan alleen de winst". In dit antwoord verklaart ONdigital bovendien dat "ONdigital van mening is dat de wens om zich te profileren en toegevoegde waarde te bieden met aanbiedingen voor klanten direct wordt beïnvloed door de sportprogramma's die op de zender beschikbaar zijn".

(39) Kagan Euro TV Sports, 26 juli 1996.

(40) Antwoord van ONdigital van 23 november 1999.

(41) Volgens "European media sports rights" van Kagan, april 1999, had voetbal in 1998 in de meeste lidstaten het grootste aandeel in de totale uitgaven aan rechten (het aandeel van de sport met het op één na grootste aandeel staat tussen haakjes): Oostenrijk 32,4 % (skiën 11,3 %); België 53,6 % (wielrennen 9,5 %); Denemarken 45,4 % (handbal 13,2 %); Finland 32,1 % (ijshockey 16,9 %); Frankrijk 37,8 % (motorraces 9,3 %); Duitsland 42 % (tennis 6,6 %); Griekenland 43,3 % (basketbal 41,4 %); Ierland 47 % (paardenraces 13,1 %); Italië 65,2 % (motorraces 7,4 %); Nederland 54,5 % (motorraces 9,3 %); Portugal 44,3 % (motorraces 11,8 %); Spanje 51,6 % (basketbal 10,1 %); Zweden 39,5 % (ijshockey 19,1 %); Verenigd Koninkrijk 51,6 % (rugby 11,7 %).

(42) "European media sports rights" van Kagan, april 1999.

(43) Antwoord van ITV van 12 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 10 september 1999.

(44) Zo zal een producent van voetbalschoenen bijvoorbeeld een groter aantal potentiële kopers bereiken door één reclamespot uit te zenden tijdens de finale van een voetbaltoernooi, wanneer de fans waarschijnlijk kijken, en één tijdens een speelfilm, wanneer degenen die in het weekeinde zelf voetballen wellicht kijken, dan wanneer tijdens de finale twee reclamespots worden uitgezonden. Op deze manier wordt een groter aantal potentiële kopers bereikt.

(45) Terwijl de doelgroep van bijvoorbeeld een producent van ontbijtgranen minder specifiek is, zal een vleesproducent waarschijnlijk geen reclameboodschap willen uitzenden tijdens een programma dat aan het vegetarisme is gewijd, ook al is het programma zeer populair. Indien een omroeporganisatie zaken wil doen met vleesproducenten, zal zij bijgevolg niet uitsluitend programma's over vegetarisme kunnen vertonen - zij zal ook programma's moeten uitzenden die worden bekeken door mensen die ten minste bereid zijn vlees te eten (ook al trekken die programma's minder kijkers).

(46) Antwoord van Channel 5 van 19 november 1999.

(47) In het antwoord van 15 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 20 september 1999 verklaarde RTL dat "het advertentie-inkomsten zou mislopen als het de UEFA Champions League zou vervangen door andere voetbal- of sportevenementen. Zelfs als het kijkersprofiel hetzelfde zou zijn, zouden deze sportevenementen veel minder goed worden bekeken omdat ze minder aantrekkelijk zijn." In het antwoord van 21 oktober 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 8 oktober 1999 zegt Young & Rubicam Europe dat met producten "met vrouwelijke consumenten als doelgroep waarschijnlijk geen reclame wordt gemaakt in sportprogramma's." In zijn antwoord verklaart Channel 5 dat "het (voetbal-)publiekuit meer mannen dan gemiddeld bestaat, die jonger dan gemiddeld en koopkrachtiger dan gemiddeld zijn." In het antwoord van 12 november 1999 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 10 september 1999 zegt ITV dat degenen die naar de UEFA Champions League kijken "vaker man zijn dan gemiddeld, jonger zijn dan gemiddeld en koopkrachtiger dan gemiddeld." Het antwoord van McCann-Erikson van 3 november 1999 op het verzoek tot inlichtingen van de Commissie van 8 oktober 1999 onderschrijft dit.

(48) Antwoord van McCann-Erickson van 3 november 1999 op een verzoek om inlichtingen van de Commissie van 8 oktober 1999.

(49) Kagan Euro TV Sports, 26 juli 1996, blz. 8.

(50) Kagan Euro TV Sports, 26 juli 1996, blz. 163.

(51) Kagan World Media, 2002, blz. 3.

(52) Zie Beschikking Comp/JV.48 van de Commissie - Vodafone/Vivendi/Canal+ (Vizzavi).

(53) Zie de arresten van het Hof van Justitie in zaak 36/74, Walrave/Union Cycliste Internationale, Jurispr. 1974, blz. 1405, overweging 4; zaak 13/76, Donà/Mantero, Jurispr. 1976, blz. 1333, overweging 12; zaak C-415/93, URBSF/Bosman, Jurispr. 1995, blz. I-4921, overweging 73; gevoegde zaken C-51/96 en C-191/97, Christelle Deliège/Ligue francophone de judo et disciplines associées ASBL, Ligue belge de judo ASBL, Union Européenne de judo (C-51/96) en François Pacquée (C-191/97), Jurispr. 2000, blz. 2549, overwegingen 41-42; zaak C-176/96, Jyri Lehtonen en Castors Canada Dry Namur-Braine ASBL/Fédération royale belge des sociétés de basket-ball ASBL (FRBSB), Jurispr. 2000, blz. 2681, overwegingen 32-33.

(54) Bijvoorbeeld kaartverkoop, transfers van spelers, merchandising, het sluiten van reclame- en sponsorcontracten, verkoop van uitzendrechten, enz. De omvang van de onderneming doet niet ter zake en het begrip "onderneming" onderstelt geen winstoogmerk. Zie conclusie van advocaat-generaal Lenz in zaak C-415/93, URBSF/Bosman, Jurispr. 1995, blz. I-4921, overweging 255, waarin wordt verwezen naar het arrest in de gevoegde zaken 209-215 en 218/78, Van Landewyck/Commissie, Jurispr. 1980, blz. 3125, overweging 88.

(55) Conclusie van advocaat-generaal Lenz in zaak C-415/93, URBSF/Bosman, Jurispr. 1995, blz. I-4921, overweging 256. Beschikking 92/521/EEG van de Commissie - Verkoop van pakketreizen ter gelegenheid van het wereldkampioenschap 1990 (PB L 326 van 12.11.1992, blz. 31), overweging 49: ("Derhalve moet worden geconcludeerd dat de FIFA een eenheid is die activiteiten van economische aard verricht en een onderneming vormt in de zin van artikel 85 van het Verdrag") en overweging 53: ("De Federazione Italiana Gioco Calcio (de Italiaanse voetbalbond) verricht derhalve eveneens economische activiteiten en vormt uit dien hoofde een onderneming in de zin van artikel 85 van het EG-Verdrag"). Arrest in zaak T-46/92, Scottish Football Association/Commissie, Jurispr. 1994, blz. II-1039, waaruit kan worden geconcludeerd dat de Scottish Football Association (Schotse voetbalbond) een onderneming of een ondernemingsvereniging is in de zin van de artikelen 81 en 82. Zie ook gevoegde zaken C-51/96 en C-191/97, Christelle Deliège/Ligue Francophone de Judo et Disciplines ASBL en anderen, Jurispr. 2000, blz. 2681, overwegingen 52-57, zaak T-513/93, Consiglio Nazionale degli Spedizionieri Doganali/Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-1807.

(56) Gevoegde zaken 209-215 en 218/78, Fedetab, Jurispr. 1980, blz. 3125, overweging 88.

(57) Zaak 45/85 Sachversicherer, overweging 32.

(58) Indien ze als overeenkomsten tussen ondernemingen zouden worden aangemerkt, zou de situatie niet anders zijn omdat artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst in dezelfde mate gelden voor beide vormen van samenwerking. Zie zaak C-415/93, URBSF/Bosman, Jurispr. 1995, blz. I-4921, overweging 46.

(59) Zie hoofdstuk 5 (met name punt 5.3.1.2) van de richtsnoeren van de Commissie inzake de toepasselijkheid van artikel 81 op horizontale samenwerkingsovereenkomsten (PB C 3 van 6.1.2001, blz. 2).

(60) In een antwoord van 16 februari 2001 op het verzoek om inlichtingen van de Commissie van 15 november 2000 beschrijft de UEFA de situatie ten aanzien van de eigendom van de televisierechten in de EER-staten als volgt: in Oostenrijk wordt de thuisclub gezien als eigenaar van de televisierechten. In de Belgische wetgeving is de eigendom van televisierechten voor voetbal niet geregeld. De eigendom is in de Deense wetgeving niet geregeld, maar in een concrete zaak zouden de Deense mededingingsautoriteiten hebben verklaard dat volgens hen de televisierechten van een wedstrijd die in de Deense nationale competitie wordt gespeeld gezamenlijk liggen bij de Deense voetbalbond, als eigenaar van het toernooi, en bij de thuisclub van de desbetreffende wedstrijd. In de Engelse wetgeving wordt niets over deze kwestie gezegd. De Finse clubs zijn eigenaar van de televisierechten op wedstrijden in de Finse clubcompetities. In Frankrijk is de club die deelneemt aan het Europese toernooi eigenaar. In Duitsland zijn de clubs eigenaar van de rechten en de organisator, de UEFA, kan worden beschouwd als mede-eigenaar. Volgens de Griekse en Italiaanse wetgeving zijn de clubs eigenaar van de televisierechten. In de Luxemburgse wetgeving wordt niets over deze kwestie gezegd. In de Nederlandse jurisprudentie (beroep aangetekend) wordt de eigendom van de televisierechten aan de thuisclub toegewezen. In Noord-Ierland berust het recht voor de nationale competitie volgens de Ierse voetbalbond bij de bond (geen juridische bron geciteerd); de clubs verkopen echter zelf de televisierechten voor wedstrijden in Europese competities. In de Portugese wetgeving wordt de kwestie niet geregeld. In de Republiek Ierland lijkt het alsof de nationale bond eigenaar van de televisierechten is, maar de televisierechten op Europese competities worden verkocht zonder tussenkomst van de voetbalbond. Er is geen informatie over de juridische situatie in Schotland verstrekt. Er wordt alleen verwezen naar de voorschriften van de Schotse voetbalbond, die de eigendomsrechten opeist. In de Spaanse wetgeving is geen stelling genomen aangaande de eigendomsrechten. De clubs in de eerste en tweede divisie verkopen de rechten individueel. In de Zweedse wetgeving wordt niets over deze kwestie gezegd. Er is geen informatie verstrekt over de juridische situatie in Wales.

De Commissie heeft de nationale voetbalbond in IJsland, Liechtenstein en Noorwegen rechtstreeks om informatie gevraagd. In IJsland en Liechtenstein worden de clubs die deelnemen aan de Europese competities beschouwd als eigenaar. In Noorwegen lijken de individuele clubs te worden erkend als eigenaar van de televisierechten.

(61) In artikel 295 van het EG-Verdrag staat het volgende: "Dit Verdrag laat de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet.".

(62) Zie de arresten van het Hof van Justitie in zaak 36/74, Walrave/Union Cycliste Internationale, Jurispr. 1974, blz. 1405, overweging 4; zaak 13/76, Donà/Mantero, Jurispr. 1976, blz. 1333, overweging 12; zaak C-415/93, URBSF/Bosman, Jurispr. 1995, blz. I-4921, overweging 73; gevoegde zaken C-51/96 en C-191/97, Christelle Deliège/Ligue francophone de judo et disciplines associées ASBL, Ligue belge de judo ASBL, Union Européenne de judo (C-51/96) en François Pacquée (C-191/97), Jurispr. 2000, blz. 2549, overwegingen 41-42; zaak C-176/96, Jyri Lehtonen en Castors Canada Dry Namur-Braine ASBL/Fédération royale belge des sociétés de basket-ball ASBL (FRBSB), Jurispr. 2000, blz. 2681, overwegingen 32-33.

(63) Zaak C-415/93, URBSF/Bosman, Jurispr. 1995, blz. I-4921.

(64) Dit cijfer is berekend op basis van de verwerving van rechten op binnenlandse en UEFA-toernooien. Bron: een studie door Oliver & Ohlbaum Associates, Londen, in opdracht van de UEFA.

(65) Zie voetnoot 41.

(66) In het antwoord van 12 mei 1999 op de bekendmaking van de Commissie (PB C 99 van 10.4.1999, blz. 23), reageert ITV met de opmerking dat gemeenschappelijke verkoop door een centraal verkooporgaan "... ook transacties aanzienlijk minder complex maakt voor omroeporganisaties".

(67) Taurus Holding bij schrijven van 22 januari 2002.

(68) KirchMedia bij schrijven van 17 september 2002 in een reactie op de bekendmaking overeenkomstig artikel 19, lid 3.

(69) Taurus Holding bij schrijven van 22 januari 2002.

(70) De beperking ten aanzien van de bundeling is logischerwijs niet van toepassing op het hele verkoopniveau aangezien hier niet het risico bestaat dat kijkers onder de UEFA Champions League en onder de clubnaam geprofileerde uitzendingen door elkaar halen doordat rechten op dat niveau zijn gebundeld.

(71) Zaak 26/76, Metro/Commissie, Jurispr. 1977, blz. 1975, zaak 42/84, Remia/Commissie, Jurispr. 1985, blz. 2545 en zaken 56 en 58/64, Consten & Grundig/Commissie, Jurispr. 1966, blz. 299.

(72) "De Europese Raad is van oordeel dat de initiatieven om de onderlinge verdeling van een deel van de opbrengsten van die verkoop te bevorderen, een gunstig effect hebben op het beginsel van solidariteit tussen alle niveaus van sportbeoefening en alle takken van sport."

(73) Zie dienaangaande ook paragraaf 3.4.3.2.

(74) Pakket 5 in de segmentatietabel voor uitzendrechten.

(75) Pakket 3 in de segmentatietabel voor uitzendrechten.