32003D0635

2003/635/EG: Beschikking van de Commissie van 20 augustus 2003 houdende toestemming voor de lidstaten om krachtens Richtlijn 94/55/EG van de Raad bepaalde afwijkingen inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vast te stellen (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3027)

Publicatieblad Nr. L 221 van 04/09/2003 blz. 0017 - 0041


Beschikking van de Commissie

van 20 augustus 2003

houdende toestemming voor de lidstaten om krachtens Richtlijn 94/55/EG van de Raad bepaalde afwijkingen inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vast te stellen

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3027)

(Voor de EER relevante tekst)

(2003/635/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg(1), gewijzigd bij Richtlijn 2000/61/EG van het Europees Parlement en de Raad(2), en met name op artikel 6, lid 9,

Gezien de van de betrokken lidstaten ontvangen kennisgevingen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens Richtlijn 94/55/EG mogen de lidstaten ten aanzien van het vervoer binnen hun eigen grondgebied van slechts kleine hoeveelheden van bepaalde gevaarlijke goederen, met uitzondering van middelhoog- en hoogradioactieve stoffen, minder strenge bepalingen vaststellen dan die waarin de bijlagen van die richtlijn voorzien.

(2) Krachtens Richtlijn 94/55/EG mogen de lidstaten ten aanzien van plaatselijk vervoer dat beperkt blijft tot hun eigen grondgebied, andere bepalingen vaststellen dan in de bijlagen van die richtlijn zijn opgenomen.

(3) Verschillende lidstaten hebben de Commissie in kennis gesteld van hun wens om dergelijke bepalingen vast te stellen. Deze bepalingen zijn door de Commissie onderzocht en zij is tot de conclusie gekomen dat aan de desbetreffende voorwaarden wordt voldaan. Derhalve dient toestemming te worden gegeven voor de vaststelling van die bepalingen.

(4) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen dat is ingesteld bij artikel 9 van Richtlijn 94/55/EG,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in bijlage I vermelde lidstaten krijgen toestemming om voor het vervoer over de weg binnen hun eigen grondgebied van slechts kleine hoeveelheden van bepaalde gevaarlijke goederen de in die bijlage vermelde bepalingen vast te stellen.

Deze bepalingen worden zonder onderscheid toegepast.

Artikel 2

De in bijlage II vermelde lidstaten krijgen toestemming om voor het plaatselijk vervoer dat beperkt blijft tot hun grondgebied, de in die bijlage vermelde bepalingen vast te stellen.

Deze bepalingen worden zonder onderscheid toegepast.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 augustus 2003.

Voor de Commissie

Loyola De Palacio

Vice-voorzitster

(1) PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7.

(2) PB L 279 van 1.11.2000, blz. 40.

BIJLAGE I

AFWIJKINGEN VOOR LIDSTATEN VOOR KLEINE HOEVEELHEDEN VAN BEPAALDE GEVAARLIJKE GOEDEREN

BELGIË

RO-SQ 1.1

Betreft: Klasse 1 - Kleine hoeveelheden.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.1.3.6.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Punt 1.1.3.6 beperkt de hoeveelheid springstoffen voor de mijnbouw die in een gewoon voertuig mag worden vervoerd, tot 20 kg.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 14 mei 2000.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Artikel 111: Exploitanten van opslagplaatsen die van de bevoorradingsplaatsen verwijderd zijn, kunnen ertoe gemachtigd worden ten hoogste 25 kg dynamiet of moeilijk ontvlambare springstoffen en 300 slagpijpjes met gewone autovoertuigen te vervoeren onder de voorwaarden door de dienst der springstoffen voor elk bijzonder geval te bepalen.

RO-SQ 1.2

Betreft: Vervoer van ongereinigde lege houders die producten van verschillende klassen hebben bevat.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.1.6.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijking 6-97.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Vermelding op het vervoersdocument: "ongereinigde lege verpakkingen die producten van verschillende klassen hebben bevat".

Opmerkingen:

Afwijking door de Europese Commissie geregistreerd als nr. 21 (krachtens artikel 6, lid 10).

DENEMARKEN

RO-SQ 2.1

Betreft: Vervoer over de weg van verpakkingen met te verwijderen huishoudelijk en laboratoriumafval van gevaarlijke stoffen.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 2.1.2 en 4.1.10.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Classificatiebeginselen. Gemengde verpakkingsbepalingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 of 15. august 2001 om vejtransport of farligt gods § 4, stk. 3.

Inhoud van de nationale wetgeving: Binnenverpakkingen met afval of residuen van huishoudens of laboratoria mogen samen worden verpakt in bepaalde door de VN gecertificeerde buitenverpakkingen. De binnenverpakkingen mogen niet meer dan 5 kg of 5 liter bevatten. De inhoud van één buitenverpakking mag gezamenlijk onder één UN-nummer worden gebracht.

Opmerkingen: Het is niet mogelijk tot een nauwkeurige indeling te komen wanneer afvalstoffen of chemicaliënresiduen van huishoudens of laboratoria worden ingezameld. De verpakkingen zijn in de detailhandel verkocht en vormen als zodanig binnenverpakkingen. Teneinde deze verpakkingen voor verwijdering naar gespecialiseerde inrichtingen te kunnen sturen, is op meer algemene voorwaarden een gemengde verpakking toegelaten. Het is dikwijls nodig een ruwe classificatie toe te staan daar de oorspronkelijke etiketten van de verpakkingen vaak ontbreken of onleesbaar zijn.

RO-SQ 2.2

Betreft: Vervoer over de weg van verpakkingen met ontplofbare stoffen en verpakkingen met ontstekingsinrichtingen in een en hetzelfde voertuig.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 7.5.2.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Gemengde verpakkingsbepalingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 of 15. august 2001 om vejtransport of farligt gods § 4, stk. 1.

Inhoud van de nationale wetgeving: Krachtens § 4, stk. 1, moeten bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg de regels van het ADR in acht worden genomen.

Opmerkingen: Praktisch gezien moet men de mogelijkheid hebben om explosieve stoffen samen met ontstekingsinrichtingen te verpakken wanneer deze goederen tussen de plaats van opslag en de plaats van gebruik worden vervoerd.

Wanneer de Deense wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen wordt gewijzigd, zullen de Deense autoriteiten dergelijke transporten op de volgende voorwaarden toelaten:

1. Er mag niet meer dan 25 kg aan explosieve stoffen van groep D tegelijk worden vervoerd.

2. Niet meer dan 200 stuks ontstekinginrichtingen van groep B mogen tegelijkertijd worden vervoerd.

3. Ontstekingsinrichtingen en explosieve stoffen moeten afzonderlijk worden verpakt in door de VN gecertificeerde verpakkingen in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 2000/61/EG tot wijziging van Richtlijn 94/55/EG.

4. De tussen verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen aan te houden afstand dient ten minste 1 meter te bedragen, zelfs wanneer er plotseling moet worden geremd. Verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen moeten zo worden geplaatst dat zij snel uit het voertuig kunnen worden verwijderd.

5. Alle andere regels betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen moeten in acht worden genomen.

DUITSLAND

RO-SQ 3.1

Betreft: Gemengde verpakking en gemengde belading van auto-onderdelen met indeling 1.4G samen met bepaalde gevaarlijke goederen (n4).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 4.1.10 en 7.5.2.1 ADR.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Bepalingen inzake gemengde verpakking en gemengde belading.

Referentie van de nationale wetgeving: GGAV - Gefahrgut-Ausnahmeverordnung vom 23. Juni 1993, zuletzt geändert durch die Verordnung vom 23. Juni 1999 (BGBl. I 1999 S. 1435), Ausnahme Nr. 45 (Verordening inzake vrijstellingen voor gevaarlijke goederen van 23 juni 1993, laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 23 juni 1999, vrijstelling nr. 45).

Inhoud van de nationale wetgeving: UN 0431 en UN 0503 mogen in bepaalde hoeveelheden, die in de vrijstelling worden vermeld, samen met bepaalde gevaarlijke goederen (producten in verband met de autofabricage) worden geladen. De waarde 1000 (vergelijkbaar met 1.1.3.6.4) mag niet worden overschreden.

Opmerkingen: De vrijstelling is nodig om voor een snelle levering van veiligheidsonderdelen voor auto's afhankelijk van de plaatselijke vraag te zorgen. Vanwege het brede gamma van producten is het niet gebruikelijk dat plaatselijke garages deze in voorraad hebben.

RO-SQ 3.2

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument en een expediteursverklaring bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen, zoals bepaald onder punt 1.1.3.6 (n1).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.1.1 en 5.4.1.1.6.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Inhoud van het vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: GGAV - Gefahrgut-Ausnahmeverordnung vom 23. Juni 1993, zuletzt geändert durch die Verordnung vom 23. Juni 1999 (BGBl. I 1999 S. 1435), Ausnahme Nr. 55 (Verordening inzake vrijstellingen voor gevaarlijke goederen van 23 juni 1993, laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 23 juni 1999, vrijstelling nr. 55).

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor alle klassen behalve klasse 7: er is geen vervoersdocument nodig indien de hoeveelheid vervoerde goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 vermelde hoeveelheden.

Opmerkingen: De door merking en etikettering van verpakkingen verstrekte informatie wordt voor het binnenlandse vervoer voldoende geacht, aangezien een vervoersdocument bij lokale distributie niet altijd nodig is.

Afwijking door de Europese Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10).

RO-SQ 3.3

Betreft: Vervoer van kleine hoeveelheden zonder brandblusser aan boord (n3).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.1.4.1 a).

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Brandbestrijdingsapparatuur voor vervoerseenheden.

Referentie van de nationale wetgeving: GGAV - Gefahrgut-Ausnahmeverordnung vom 23. Juni 1993, zuletzt geändert durch die Verordnung vom 23. Juni 1999 (BGBl. I 1999 S. 1435), Ausnahme Nr. 85 (Verordening inzake vrijstellingen voor gevaarlijke goederen van 23 juni 1993, laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 23 juni 1999, vrijstelling nr. 85).

Inhoud van de nationale wetgeving: Er behoeft geen brandblusser aan boord te zijn als de hoeveelheden van 1.1.3.6 niet worden overschreden.

Opmerkingen: De ervaring heeft geleerd dat dergelijke transporten daardoor niet minder veilig zijn.

Afwijking door de Europese Commissie geregistreerd als nr. 63 (krachtens artikel 6, lid 10).

FRANKRIJK

RO-SQ 6.1

Betreft: Vervoer van draagbare en mobiele apparatuur voor gammaradiografie (18).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn:

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport de marchandises dangereuses par route (Besluit van 1 juni 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, "ADR-besluit") - artikel 28.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het vervoer van apparatuur voor gammaradiografie door gebruikers in speciale voertuigen wordt met inachtneming van specifieke voorschriften vrijgesteld.

RO-SQ 6.2

Betreft: Vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico en dat wordt gelijkgesteld met anatomisch materiaal dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport de marchandises dangereuses par route (Besluit van 1 juni 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, "ADR-besluit") - artikel 12.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vrijstelling van de ADR-voorschriften voor het vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico en dat wordt gelijkgesteld met anatomisch materiaal dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.

RO-SQ 6.3

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in het openbaar vervoer (18).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.3.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vervoer van passagiers en gevaarlijke goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport de marchandises dangereuses par route (Besluit van 1 juni 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, "ADR-besluit") - artikel 21.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het vervoer van gevaarlijke goederen in het openbaar vervoer als handbagage wordt toegestaan: alleen de onder 3.4, 4.1 en 5.2 vermelde bepalingen inzake de verpakking, de merking en de etikettering van pakketten zijn van toepassing.

Opmerkingen: In handbagage worden alleen gevaarlijke goederen voor persoonlijk of eigen beroepsmatig gebruik toegestaan. Draagbare gashouders zijn in de voor één reis benodigde hoeveelheid toegestaan voor patiënten met ademhalingsproblemen.

RO-SQ 6.4

Betreft: Vervoer van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen voor eigen rekening (18).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Verplichting om een vervoersdocument te hebben.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport de marchandises dangereuses par route (Besluit van 1 juni 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, "ADR-besluit") - artikel 23, lid 2.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor het vervoer van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen voor eigen rekening waarbij de onder 1.1.3.6 gestelde grenswaarden niet worden overschreden, geldt niet de onder 5.4.1 vermelde verplichting om een vervoersdocument te hebben.

VERENIGD KONINKRIJK

RO-SQ 15.1

Betreft: Vervoer van bepaalde radioactieve materialen met geringe gevaren zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen (E1).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: De meeste ADR-voorschriften.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.

Referentie van de nationale wetgeving: Radioactive Material (Road Transport) (Great Britain) Regulations 1996 reg. 3(2)(f), (g) and (h) (Voorschriften inzake radioactieve materialen (wegvervoer) (Groot-Brittannië) (1996), artikel 3(2)(f), (g) en (h)).

Inhoud van de nationale wetgeving: Volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten.

Opmerkingen: Deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn, die niet langer nodig zal zijn wanneer soortgelijke wijzigingen in de IAEA-regels in het ADR worden opgenomen.

RO-SQ 15.2

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen, zoals gedefinieerd onder 1.1.3.6 (E2).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.1.3.6.2 en 1.1.3.6.3.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vrijstelling van bepaalde voorschriften voor bepaalde hoeveelheden per vervoerseenheid.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 3 and reg. 13 and Schedule 2(8) (Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1996), artikelen 3 en 13 en bijlage 2(8)).

Inhoud van de nationale wetgeving: Het vervoersdocument is niet nodig voor beperkte hoeveelheden, behalve wanneer deze deel uitmaken van een grotere lading.

Opmerkingen: Deze vrijstelling is geschikt voor het binnenlandse vervoer, waarbij een vervoersdocument niet altijd nodig is wanneer het om lokale distributie gaat.

RO-SQ 15.3

Betreft: Vervoer van dunwandige metalen cilinders die in heteluchtballonnen worden gebruikt, tussen de vulplaats en de start/landingsplaats (E3).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor de constructie en het testen van gashouders.

Referentie van de nationale wetgeving: Wordt in de komende regelgeving gespecificeerd.

Inhoud van de nationale wetgeving: Zie boven.

Opmerkingen: Gascilinders voor heteluchtballonnen worden zo licht mogelijk ontworpen, hetgeen betekent dat ze onmogelijk aan de normale voorschriften voor gascilinders kunnen voldoen. De gemiddelde cilinder voor ballonnen heeft een waterinhoud van 70 liter en de grootste maximaal 90 liter. Er worden nooit meer dan 5 cilinders op één voertuig vervoerd.

RO-SQ 15.4

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift dat voertuigen die laagradioactieve materialen vervoeren, brandblusapparatuur bij zich moeten hebben (E4).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.1.4.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschrift dat voertuigen brandblusapparatuur bij zich moeten hebben.

Referentie van de nationale wetgeving: Radioactive Material (Road Transport) (Great Britain) 1996, regs 34(4) and (5) (Voorschriften inzake radioactieve materialen (wegvervoer) (Groot-Brittannië) (1996), artikel 34(4) en (5)).

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 34(4) geeft ontheffing van het voorschrift om brandblusapparatuur bij zich te hebben wanneer uitsluitend vrijgestelde pakketten worden vervoerd (UN 2908, 2909, 2910 en 2911).

Artikel 34(5) beperkt het voorschrift wanneer slechts een klein aantal pakketten wordt vervoerd.

Opmerkingen: Het bij zich hebben van brandblusapparatuur is in de praktijk niet relevant bij het vervoer van UN 2908, 2909, 2910 en 2911, die vaak in kleine voertuigen worden vervoerd.

RO-SQ 15.5

Betreft: Distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers in beperkte hoeveelheden (met uitzondering van de klassen 1 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers (N1).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 3.4 en 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor de constructie en het testen van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods (Classification, Packaging & Labelling) and Use of Transportable Pressure Receptacles Regulations 1996, regs. 6(1), 6(3) and 8(5) and Schedule 3 (Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen (indeling, verpakking en etikettering) en het gebruik van vervoerbare drukhouders (1996), artikelen 6(1), 6(3) en 8(5) en bijlage 3).

Inhoud van de nationale wetgeving: Verpakkingen behoeven geen RID/ADR- of UN-merk te hebben gekregen of anderszins te zijn gemerkt als ze goederen in beperkte hoeveelheden bevatten, zoals bepaald in bijlage 3.

Opmerkingen: ADR-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking is bedoeld om ervoor te zorgen dat kleinhandelsverpakkingen van goederen die overeenkomstig 3.4 in kleine hoeveelheden voor kleinhandeldistributie zijn verpakt, op het laatste deel van een lokaal distributietraject zonder buitenverpakking kunnen worden vervoerd.

RO-SQ 15.6

Betreft: Vervoer van nominaal lege vaste tanks die niet als vervoersapparatuur bedoeld zijn (N2).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Delen 5 en 7-9 (94/55/EG).

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor vrachtprocedures, vervoer, exploitatie en voertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: Wordt in de komende regelgeving gespecificeerd.

Inhoud van de nationale wetgeving: Zie boven.

Opmerkingen: Het vervoer van dergelijke vaste tanks valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen in normale zin en de ADR-bepalingen kunnen in de praktijk niet worden toegepast. Aangezien de tanks "nominaal leeg" zijn, is de hoeveelheid gevaarlijke goederen die zich daar feitelijk in bevindt, per definitie uiterst klein.

RO-SQ 15.7

Betreft: Verschillende "maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid" voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.6.3 (N10).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.1.3.6.3 en 1.1.3.6.4.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vrijstellingen voor de per vervoerseenheid vervoerde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13 and Schedule 5; reg. 14 and Schedule 4 (Voorschriften voor het vervoer van explosieven over de weg (1996), artikel 13 en bijlage 5; artikel 14 en bijlage 4).

Inhoud van de nationale wetgeving: Voorschriften voor vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en gemengde ladingen explosieven.

Opmerkingen: Behelst verschillende grenswaarden voor hoeveelheden goederen van klasse 1, te weten "50" voor categorie 1 en "500" voor categorie 2. Voor de berekening van gemengde ladingen worden de vermenigvuldigingsfactoren "20" voor categorie 2 en "2" voor categorie 3 gehanteerd.

Voorheen een afwijking krachtens artikel 6, lid 10.

RO-SQ 15.8

Betreft: Verhoging van de maximaal toelaatbare nettomassa van explosieven in voertuigen van type EX/II (N13).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 7.5.5.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Beperkingen voor de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13, Schedule 3 (Voorschriften voor het vervoer van explosieven over de weg (1996), artikel 13, bijlage 3).

Inhoud van de nationale wetgeving: Beperkingen voor de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen.

Opmerkingen: Voorschriften van het Verenigd Koninkrijk behelzen een maximale nettomassa van 5000 kg in voertuigen van type II voor compatibiliteitsgroepen 1.1C, 1.1D, 1.1E en 1.1J.

Veel in Europa vervoerde voorwerpen van de klassen 1.1C, 1,1D, 1.1E en 1.1J zijn groot of omvangrijk en meer dan ongeveer 2,5 m lang. Het gaat hier vooral om explosieve voorwerpen voor militair gebruik. De beperkingen voor de constructie van EX/III-voertuigen (dit moeten gesloten voertuigen zijn) maken het laden en lossen van dergelijke voorwerpen heel moeilijk. Voor sommige voorwerpen zou zowel aan het begin als aan het eind van de reis gespecialiseerde laad- en losapparatuur nodig zijn. In de praktijk bestaat deze apparatuur vrijwel niet. Er worden in het Verenigd Koninkrijk maar weinig EX/III-voertuigen gebruikt en het zou voor de industrie uiterst problematisch zijn als er zou worden geëist dat er voor het vervoer van dergelijke explosieven meer gespecialiseerde EX/III-voertuigen moeten worden gebouwd.

In het Verenigd Koninkrijk worden militaire explosieven meestal door commerciële vervoersbedrijven vervoerd, die niet kunnen profiteren van de vrijstelling voor militaire voertuigen in de kaderrichtlijn. Om dit probleem te verhelpen heeft het Verenigd Koninkrijk altijd toestemming gegeven voor het vervoer van maximaal 5000 kg van dergelijke voorwerpen op EX/II-voertuigen. De huidige grenswaarde is niet altijd voldoende omdat een voorwerp meer dan 1000 kg explosieven kan bevatten.

Sinds 1950 hebben zich slechts twee incidenten voorgedaan (beide in de jaren vijftig) met de ontploffing van explosieven met een gewicht van meer dan 5000 kg. De incidenten werden veroorzaakt door een brandende band en een heet uitlaatsysteem waardoor de bekleding in brand vloog. Deze branden zouden zich ook met een kleinere lading hebben kunnen voordoen. Er waren geen doden of gewonden.

Er is empirisch bewijsmateriaal dat erop wijst dat het onwaarschijnlijk is dat correct verpakte explosieve voorwerpen door schokken, bijvoorbeeld bij botsingen van voertuigen, ontploffen. Uit militaire rapporten en de resultaten van proeven met de inslag van raketten blijkt dat de inslagsnelheid groter moet zijn dan die bij de 12 meter-valproef om patronen tot ontploffing te brengen.

Er zijn geen gevolgen voor de huidige veiligheidsnormen.

RO-SQ 15.9

Betreft: Vrijstelling van de eisen inzake toezicht voor kleine hoeveelheden van bepaalde goederen van klasse 1 (N12).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.4 en 8.5 S1(6).

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Eisen inzake toezicht voor voertuigen die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen vervoeren.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 24 (Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1996), artikel 24).

Inhoud van de nationale wetgeving: Bevat bepalingen voor veilig parkeren en toezicht, maar eist niet dat bepaalde ladingen van klasse 1 permanent onder toezicht staan, zoals in hoofdstuk 8.5 S1(6) van het ADR wordt bepaald.

Opmerkingen: De ADR-voorschriften voor toezicht zijn in een nationale context niet altijd uitvoerbaar.

RO-SQ 15.10

Betreft: Versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagons, voertuigen en containers (N4/5/6).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 7.5.2.1 en 7.5.2.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Beperkingen voor bepaalde soorten gemengde ladingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 18 (Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1996), artikel 18).

Inhoud van de nationale wetgeving: De nationale wetgeving is minder strikt voor gemengde ladingen explosieven, mits het vervoer hiervan zonder risico's kan gebeuren.

Opmerkingen: Het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele variaties op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke variatie kent een kwantitatieve beperking voor een of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits "alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of anderszins deze in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht".

Voorbeelden van variaties waarvoor het Verenigd Koninkrijk wellicht toestemming wil geven:

1. Explosieven die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361, mogen in één voertuig worden vervoerd met de gevaarlijke goederen die zijn ingedeeld onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosief van 1.1D.

2. Explosieven die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453, mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (met uitzondering van ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet groter is dan 500 kg of 500 l en de totale nettomassa van deze explosieven niet groter is dan 500 kg.

3. Explosieven van 1.4G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen in vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen, alles opgeteld, niet groter is dan 200 kg of 200 l en de totale nettomassa van de explosieven niet groter is dan 20 kg.

4. Explosieve voorwerpen die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257, mogen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet groter zijn dan 20 kg.

RO-SQ 15.11

Betreft: Alternatief voor het aanbrengen van oranje platen op kleine voertuigen bij het vervoer van kleine partijen radioactief materiaal.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.3.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Verplichting voor kleine voertuigen tot het voeren van oranje platen bij het transport van radioactief materiaal.

Referentie van de nationale wetgeving: De verordening van 2002 inzake (wegvervoer) van radioactief materiaal, 5 (4) (d).

Inhoud van de nationale wetgeving: Laat iedere in het kader van dit proces goedgekeurde vrijstelling toe. De aangevraagde vrijstelling luidt als volgt:

1. Voertuigen moeten:

a) hetzij, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het ADR, par. 5.3.2, van grote oranje etiketten worden voorzien;

b) hetzij, in het geval van een voertuig met een gewicht van minder dan 3500 kg, dat minder dan tien verpakkingen met niet-splijtbaar of splijtbaar radioactief materiaal aan boord heeft, waarbij de transportindexen van deze verpakkingen bij elkaar opgeteld niet meer dan 3 bedragen, een bord voeren dat beantwoordt aan de vereisten van punt 2 hieronder.

2. Met het oog op punt 1 hierboven, moet het bord op een voertuig dat radioactief materiaal vervoert, aan de volgende eisen voldoen:

a) het moet minstens 12 vierkante centimeter groot zijn. Alle letters op het bord moeten zwart, vet en leesbaar zijn. Alle letters moeten tevens in reliëf of verzonken zijn. De hoofdletters in het woord "RADIOACTIEF" moeten minstens 12 mm hoog zijn en alle andere hoofdletters moeten minstens 5 mm hoog zijn;

b) het bord moet zo vuurbestendig zijn dat de hierop aangebrachte tekst leesbaar blijft na blootstelling aan de vlammen van een in het voertuig uitgebroken brand;

c) het bord moet stevig worden bevestigd op een plaats in het voertuig waar het voor de bestuurder duidelijk zichtbaar is, maar diens uitzicht op de weg niet belemmert, en moet enkel worden aangebracht wanneer het voertuig radioactief materiaal vervoert;

d) het bord moet voldoen aan de voor de vorm ervan goedgekeurde eisen en dient de naam, het adres en het telefoonnummer te vermelden van de instantie waarbij men in noodgevallen terecht kan.

Opmerkingen: De vrijstelling is vereist voor beperkte vervoersbewegingen met kleine hoeveelheden radioactief materiaal, voornamelijk patiëntdoses radioactieve materialen tussen plaatselijke ziekenhuisfaciliteiten, waarbij kleine voertuigen worden gebruikt en de mogelijkheid om zelfs maar kleine oranje etiketten te gebruiken beperkt is. De ervaring heeft uitgewezen dat het aanbrengen van grote oranje etiketten op deze voertuigen problematisch is en dat deze in normale vervoersomstandigheden moeilijk op hun plaats blijven. De voertuigen zullen nu worden voorzien van grote etiketten waarop, overeenkomstig ADR 5.3.1.5.2 (en normaliter 5.3.1.7.4) de inhoud wordt geïdentificeerd en het gevaar duidelijk wordt aangegeven. Daarenboven zal een vuurbestendig bord met informatie voor noodsituaties op een duidelijk zichtbare plaats worden aangebracht. In de praktijk zal zo meer veiligheidsinformatie worden gegeven dan uit hoofde van de vereisten van ADR 5.3.2 het geval was.

BIJLAGE II

AFWIJKINGEN VOOR LIDSTATEN VOOR PLAATSELIJK VERVOER DAT BEPERKT BLIJFT TOT HUN GRONDGEBIED

BELGIË

RO-LT 1.1

Betreft: Vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijkingen 2-89, 4-97 en 2-2000.

Inhoud van de nationale wetgeving: De afwijkingen hebben betrekking op de documentatie, de etikettering en de merking van verpakkingen en het diploma van de chauffeur.

Opmerkingen: De gevaarlijke goederen worden van de ene naar de andere locatie vervoerd.

Afwijking 2-89: kruising van de openbare weg (chemische stoffen in verpakkingen).

Afwijking 4-97: afstand van 2 km (blokken ruwijzer bij een temperatuur van 600 °C).

Afwijking 2-2000: afstand van ongeveer 500 m (IBC, PG II, III klassen 3, 5.1, 6.1, 8 en 9).

RO-LT 1.2

Betreft: Vervoer van opslagtanks die niet als vervoersapparatuur bedoeld zijn.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.1.3.2. (f).

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijking 6-82, 2-85.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van nominaal lege opslagtanks voor reiniging/reparatie is toegestaan.

Opmerkingen: Afwijking door de Europese Commissie geregistreerd als nr. 7 (krachtens artikel 6, lid 10).

RO-LT 1.3

Betreft: Opleiding van chauffeurs voor het plaatselijk vervoer van UN 1202, 1203 en 1223 in verpakkingen en in tanks (in België binnen een straal van 75 km vanaf de locatie van de maatschappelijke zetel).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Strikter stelsel

Structuur:

1. Opleiding verpakkingen

2. Opleiding tanks

3. Speciale opleiding Kl. 1

4. Speciale opleiding Kl. 7

Opmerkingen: Het is de bedoeling een eerste cursus te geven, gevolgd door een examen, die beperkt blijft tot het vervoer van UN 1202, 1203 en 1223 in verpakkingen en in tanks binnen een straal van 75 km vanaf de locatie van de maatschappelijke zetel; de lengte van de opleiding moet voldoen aan de ADR-voorschriften. Na vijf jaar moet de chauffeur een opfriscursus volgen en een examen afleggen. Op het diploma moet worden vermeld: "nationaal vervoer van UN 1202, 1203 en 1223 overeenkomstig artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG".

RO-LT 1.4

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in tanks voor verwijdering door verbranding.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 3.2.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijking 01-2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: In afwijking van de tabel in hoofdstuk 3.2 is het toegestaan voor het vervoer van UN 3130 (reactieve vloeistof met water, toxisch, groep III, niet elders gespecificeerd) onder bepaalde omstandigheden een tank/container met tankcode L4BH in plaats van tankcode L4DH te gebruiken.

Opmerkingen: Deze regeling mag alleen worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijk afval over korte afstand.

DENEMARKEN

RO-LT 2.1

Betreft: UN 1202, 1203, 1223 en klasse 2 - geen vervoersdocument.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vervoersdocument vereist.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 af 15/08/2001 om vejtransport af farligt gods (/Besluit nr. 729 van 15 augustus 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving:

Bij het vervoer van minerale olieproducten van klasse 3, UN 1202, 1203 en 1223 en gassen van klasse 2 in verband met distributie (aflevering van goederen aan twee of meer ontvangers en inzameling van ingeleverde goederen in vergelijkbare situaties) is een vervoersdocument niet vereist mits de schriftelijke instructies naast de krachtens het ADR vereiste informatie ook informatie over het UN-nummer, de naam en de klasse bevatten.

Opmerkingen:

De reden voor bovengenoemde nationale afwijking is de ontwikkeling van elektronische apparatuur waarmee bijvoorbeeld de oliemaatschappijen voortdurend informatie over de klanten naar de voertuigen kunnen verzenden. Aangezien deze informatie bij het vertrek niet beschikbaar is en tijdens het vervoer naar het voertuig wordt verzonden, is het niet mogelijk - vóór het vertrek - de vervoersdocumenten op te stellen. Dergelijke transporten vinden binnen een beperkt gebied plaats.

Momenteel is er een afwijking voor Denemarken voor een soortgelijke bepaling krachtens artikel 6, lid 10.

DUITSLAND

RO-LT 3.1

Betreft: Vrijstelling voor bepaalde vermeldingen op het vervoersdocument (n2).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.1.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Inhoud van het vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: GGAV - Gefahrgut-Ausnahmeverordnung vom 23. Juni 1993, zuletzt geändert durch die Verordnung vom 23. Juni 1999 (BGBl. I 1999 S. 1435), Ausnahme Nr. 55 (Verordening inzake vrijstellingen voor gevaarlijke goederen van 23 juni 1993, laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 23 juni 1999, vrijstelling nr. 55).

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor alle klassen behalve de klassen 1 (behalve 1.4S), 5.2 en 7 is er geen vermelding op het vervoersdocument vereist:

a) van de ontvanger bij plaatselijke distributie (behalve voor een volledige lading en voor vervoer met bepaalde trajecten);

b) van de hoeveelheid en de aard van de verpakkingen als punt 1.1.3.6 niet van toepassing is en als het voertuig voldoet aan alle bepalingen van de bijlagen A en B;

c) voor lege ongereinigde tanks volstaat het vervoersdocument van de laatste lading.

Opmerkingen: Toepassing van alle voorschriften zou bij dergelijk vervoer niet uitvoerbaar zijn.

Afwijking door de Europese Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10).

GRIEKENLAND

RO-LT 4.1

Betreft: Vrijstelling van veiligheidsvereisten voor vaste tanks (tankvoertuigen) die voor 31 december 2001 zijn geregistreerd, bij het plaatselijk vervoer van kleine hoeveelheden van sommige categorieën gevaarlijke goederen.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.6.3.6, 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5, 6.8.2.1.17-6.8.2.1.22, 6.8.2.1.28, 6.8.2.2, 6.8.2.2.1, 6.8.2.2.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vereisten voor de constructie, de uitrusting, de typegoedkeuring, inspecties en beproeving, en het kenmerken van vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks en tankcontainers, en wissellaadtanks, waarvan de houders uit metaal vervaardigd zijn, en batterijvoertuigen, alsmede van gascontainers met meerdere elementen (MEGC's).

Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές κατασκευής, εξοπλισμού και ελέγχων των δεξαμενών μεταφοράς συγκεκριμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων για σταθερές δεξαμενές (οχήματα-δεξαμενές), αποσυναρμολογούμενες δεξαμενές που βρίσκονται σε κυκλοφορία. (/Vereisten voor de constructie, de uitrusting, inspecties en beproeving van vaste tanks (tankvoertuigen), en van in circulatie zijnde afneembare tanks, voor sommige categorieën gevaarlijke goederen.)

Inhoud van de nationale wetgeving: Overgangsbepaling: Voor de eerste maal tussen 1 januari 1985 en 31 december 2001 geregistreerde vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks en tankcontainers mogen nog tot 31 december 2010 worden gebruikt. Deze overgangsbepaling betreft voertuigen voor het transport van de volgende gevaarlijke materialen (UN: 1202, 1268, 1223, 1863, 2614, 1212, 1203, 1170, 1090, 1193, 1245, 1294, 1208, 1230, 3262, 3257). Bij dit transport gaat het om kleine hoeveelheden of om lokaal vervoer door in bovengenoemde periode geregistreerde voertuigen. Deze overgangsperiode zal gelden voor tankvoertuigen die zijn aangepast in overeenstemming met:

1. ADR-paragrafen betreffende inspecties en tests: 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5, (ADR 1999: 211.151, 211.152, 211.153, 211.154).

2. Minimale dikte van de houderwand: 3 mm voor tanks met compartimenten met een capaciteit tot 3500 l en minstens 4 mm zacht staal voor tanks met compartimenten met een capaciteit tot 6000 l, ongeacht het type of de dikte van de scheidingswanden.

3. Indien het gebruikte materiaal aluminium of een ander metaal is, zouden tanks moeten voldoen aan de vereisten voor dikte en andere technische specificaties welke voortvloeien uit de technische tekeningen die zijn goedgekeurd door de lokale overheid van het land waar zij voordien geregistreerd waren. Bij ontbreken van technische tekeningen zouden tanks moeten voldoen aan de vereisten van paragraaf 6.8.2.1.17 (211.127).

4. Tanks zouden moeten voldoen aan de randnummers 211.128, 6.8.2.1.28 (211.129), paragraaf 6.8.2.2 met subparagrafen 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2 (211.130, 211.131).

Meer in het bijzonder mogen tankvoertuigen met een massa van minder dan 4 t die enkel voor plaatselijk transport van gasolie dienen (UN 1202), ten eersten male voor 31 december 2002 zijn geregistreerd, en waarvan de wanddikte minder dan 3mm bedraagt, alleen worden gebruikt indien zij overeenkomstig randnummer 211.127 (5)b4 (6.8.2.1.20) worden omgebouwd.

RO-LT 4.2

Betreft: Vrijstelling van de constructievereisten voor basisvoertuigen met betrekking tot voor 31 december 2001 ingeschreven voertuigen die bestemd zijn voor het plaatselijk vervoer van gevaarlijke goederen.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: ADR 2001: 9.2, 9.2.3.2, 9.2.3.3.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vereisten voor de constructie van basisvoertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές ήδη κυκλοφορούντων οχημάτων που διενεργούν εθνικές μεταφορές ορισμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων. (/Technische vereisten voor reeds in gebruik zijnde voertuigen die bestemd zijn voor het plaatselijk vervoer van bepaalde categorieën gevaarlijke goederen.)

Inhoud van de nationale wetgeving: De vrijstelling is van toepassing op voertuigen die bestemd zijn voor het plaatselijk vervoer van gevaarlijke goederen (categorieën UN 1202, 1268, 1223, 1863, 2614, 1212, 1203, 1170, 1090, 1193, 1245, 1294, 1208, 1230, 3262 en 3257), en die ten eerste male voor 31 december 2001 zijn ingeschreven.

De bovengenoemde voertuigen moeten voldoen aan de vereisten van hoofdstuk 9 (paragrafen 9.2.1 t/m 9.2.6) van bijlage B van Richtlijn 94/55/EG, met de volgende afwijkingen:

Aan de vereisten van paragraaf 9.2.3.2 moet alleen worden voldaan indien het voertuig door voertuigfabrikant is uitgerust met een antiblokkeerremsysteem en moet worden uitgerust met een remvertrager als omschreven in paragraaf 9.2.3.3.1, zonder dat er noodzakelijkerwijs aan de paragrafen 9.2.3.3.2 en 9.2.3.3.3 behoeft te worden voldaan.

De voeding van de tachograaf moet verlopen via een rechtstreeks op de accu aangesloten stroombegrenzer (randnummer 220.514) en de elektrische uitrusting van het hefmechanisme van de bogieas moet op dezelfde plaats worden geïnstalleerd als waar deze door de voertuigfabrikant was aangebracht en moet met een hiertoe geschikte gesloten behuizing worden beschermd (randnummer 220.517).

In het bijzonder moeten voor het plaatselijk vervoer van dieselolie voor verwarmingsdoeleinden bestemde tankvoertuigen met een maximale massa van minder dan 4 t (UN: 1202) aan de vereisten van de paragrafen 9.2.2.3, 9.2.2.6, 9.2.4.3 en 9.2.4.5, maar niet noodzakelijkerwijs aan die van andere voldoen.

Opmerkingen: Het betreft hierboven een betrekkelijk klein aantal voertuigen, in vergelijking met het totale aantal reeds ingeschreven voertuigen en bovendien zijn deze alleen voor plaatselijk vervoer bestemd. De vorm van de aangevraagde vrijstelling, de grootte van het wagenpark in kwestie en het soort goederen dat hier vervoerd wordt zijn niet van dien aard dat zij een bedreiging voor de veiligheid op de weg zullen vormen.

FRANKRIJK

RO-LT 6.1

Betreft: Gebruik van het scheepvaartdocument als vervoersdocument bij vervoer over korte afstand na het lossen van het schip.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Informatie die moet worden vermeld in het document dat als vervoersdocument voor gevaarlijke goederen wordt gebruikt.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport de marchandises dangereuses par route (/Besluit van 1 juni 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, "ADR-besluit") - artikel 23, lid 4.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het scheepvaartdocument wordt binnen een straal van 15 km als vervoersdocument gebruikt.

RO-LT 6.2

Betreft: Vervoer van voorwerpen van klasse 1 samen met gevaarlijke materialen van andere klassen (91).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 7.5.2.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Verbod op verpakkingen met verschillende gevaarsetiketten in één lading.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport de marchandises dangereuses par route (/Besluit van 1 juni 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, "ADR-besluit") - artikel 26.

Inhoud van de nationale wetgeving: Mogelijkheid om enkelvoudige of geassembleerde ontstekers en goederen die niet tot klasse 1 behoren samen te vervoeren, mits bepaalde voorwaarden in acht worden genomen en de afstand ten hoogste 200 km binnen Frankrijk is.

RO-LT 6.3

Betreft: Vervoer van vaste LPG-opslagtanks (18).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport de marchandises dangereuses par route (/Besluit van 1 juni 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, "ADR-besluit") - artikel 30.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor het vervoer van vaste LPG-opslagtanks gelden specifieke voorschriften. Deze zijn alleen van toepassing bij korte afstanden.

RO-LT 6.4

Betreft: Specifieke voorwaarden voor de opleiding van chauffeurs en de goedkeuring van voertuigen die voor landbouwvervoer worden gebruikt (korte afstanden).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B - tankapparatuur en opleiding van chauffeurs.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn:

6.8.3.2 (tankapparatuur),

8.2.1 en 8.2.2 (opleiding van chauffeurs).

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport de marchandises dangereuses par route (/Besluit van 1 juni 2001 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, "ADR-besluit") - artikel 29, lid 2, en bijlage D.4.

Inhoud van de nationale wetgeving: Specifieke bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen en speciale opleiding voor chauffeurs.

NEDERLAND

RO-LT 10.1

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.1.3.6; 3.3; 4.1.4; 4.1.6; 4.1.8; 4.1.10; 5.2.2; 5.4.0; 5.4.1; 5.4.3; 7.5.4; 7.5.7; 8.1.2.1, subsecties a) en b); 8.1.5, subsectie c); 8.3.6.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn:

1.1.3.6: Vrijstellingen in connectie met de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid.

3.3: Bijzondere bepalingen van toepassing op gespecificeerde stoffen of voorwerpen.

4.1.4: Lijst met verpakkingsinstructies; 4.1.6: Bijzondere verpakkingseisen voor goederen van klasse 2; 4.1.8: Bijzondere verpakkingseisen voor besmettelijke stoffen; 4.1.10: Bijzondere vereisten voor collectieve verpakkingen.

5.2.2: Etikettering van verpakkingen voor vervoer; 5.4.0: Uit hoofde van de ADR-regeling vervoerde goederen moeten, waar zulks van toepassing is, vergezeld gaan van de in dit hoofdstuk voorgeschreven documentatie, tenzij op grond van de paragrafen 1.1.3.1 t/m 1.1.3.5 een vrijstelling is verleend; 5.4.1: Transitdocument voor gevaarlijke goederen samen met de bijbehorende informatie; 5.4.3: Schriftelijke instructies.

7.5.4: Voorzorgen met betrekking tot voedingsmiddelen, andere verbruiksartikelen en diervoeders. 7.5.7: Hanteren en opslag.

8.1.2.1: Naast de wettelijk vereiste documentatie moeten nog de volgende documenten aan boord van de transporteenheid worden meegevoerd: a) de in 5.4.1 vermelde transitdocumenten betreffende alle vervoerde gevaarlijke goederen en, waar zulks van toepassing is, het containerbeladingscertificaat als bepaald in paragraaf 5.4.2; b) de schriftelijke instructies, als gegeven in paragraaf 5.4.3, betreffende alle vervoerde gevaarlijke goederen. 8.1.5: Elke transporteenheid die gevaarlijke goederen vervoert moet voorzien zijn van: c) de uitrusting die nodig is voor de uitvoering van de aanvullende en bijzondere maatregelen als aangegeven in de in paragraaf 5.4.3 bedoelde schriftelijke instructies. 8.3.6: De motor laten lopen tijdens laden en lossen.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 3 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 3.

De volgende secties van het ADR zijn niet van toepassing:

a) 1.1.3.6;

b) 3.3;

c) 4.1.4; 4.1.6; 4.1.8; 4.1.10;

d) 5.2.2; 5.4.0; 5.4.1; 5.4.3;

e) 7.5.4; 7.5.7;

f) 8.1.2.1, subsecties a) en b); 8.1.5, subsectie c); 8.3.6.

Opmerkingen: De regeling is zo ontworpen dat particulieren de mogelijkheid krijgen "klein chemisch afval" op een en dezelfde locatie aan te bieden. Dit geldt bijvoorbeeld voor residuen als verfresten. Het gevaar wordt geminimaliseerd door de keuze van het vervoermiddel, waarbij, onder meer, van speciale transportelementen gebruik kan worden gemaakt en voor het publiek duidelijk kan worden aangegeven dat er een rookverbod geldt.

Gezien de geringe hoeveelheden die worden aangeboden en de gespecialiseerde aard van de verpakking, worden in dit artikel een aantal secties van het ADR buiten beschouwing gelaten. Aanvullende voorschriften worden elders in de regeling neergelegd.

RO-LT 10.2

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.1.3.6.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vrijstellingen in connectie met de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 10, onderdeel a, en 16, onderdeel b, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving:

10a. Het vakbekwaamheidscertificaat van de begeleider en de in artikel 16, lid 1, onder b), bedoelde aantekening bevinden zich beide in het voertuig;

10b. De begeleider van het voertuig is in het bezit van de aantekening "vervoer gevaarlijk afval" die wordt afgegeven voor de Stichting CCV.

Opmerkingen: Omdat er zo veel verschillende soorten huishoudelijk gevaarlijk afval zijn, moet de vervoerder beschikken over een vakbekwaamheidscertificaat, ook al worden er enkel kleine hoeveelheden afval aangeboden. Een bijkomende vereiste is dat de vervoerder in het bezit is van kwalificaties voor het vervoer van gevaarlijk afval.

Een van de redenen hiervoor is dat verzekerd moet worden dat de vervoerder bijvoorbeeld geen zuren en basen bij elkaar verpakt en dat hij weet hoe er moet worden gereageerd wanneer zich bepaalde situaties voordoen.

RO-LT 10.3

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.1.3.6.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vrijstellingen in connectie met de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 10b van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 10b.

De volgende documenten moeten aan boord van het voertuig worden meegevoerd: b) schriftelijke instructies en informatie verzameld in overeenstemming met de bijlage van de wetstekst die aan de regeling ten grondslag ligt.

Opmerkingen: Daar de regeling vrijstellingen van sectie 1.1.3.6 van het ADR uitsluit, dienen kleine hoeveelheden eveneens van schriftelijke instructies vergezeld te gaan. Dit wordt noodzakelijk geacht omdat er zo veel verschillende soorten huishoudelijk gevaarlijk afval worden aangeboden en omdat de aanbieders van het afval (particulieren) niet vertrouwd zijn met de hieraan klevende gevaren.

RO-LT 10.4

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Bepalingen inzake constructie en beproeving van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 6 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 6

1. Huishoudelijk gevaarlijk afval mag alleen worden aangeboden in op de stof in kwestie berekende hermetisch gesloten verpakkingen, en:

a) in het geval van voorwerpen in categorie 6.2: in een verpakking die bij aanbieding gegarandeerd geen letsel veroorzaakt;

b) in het geval van huishoudelijk gevaarlijk afval van industriële oorsprong: in een doos met een inhoud van ten hoogste 60 liter, waarin de afvalstoffen naar gevarencategorie worden gescheiden (kga-doos).

2. Aan de buitenkant is de verpakking vrij van huishoudelijk gevaarlijk afval.

3. De naam van de stof wordt op de verpakking vermeld.

4. Bij iedere ophaling wordt slechts één doos, als bedoeld in punt 1, onder b), aanvaard.

Opmerkingen: Dit artikel komt voort uit artikel 3 waarin bepaalde secties van het ADR niet van toepassing worden verklaard. Bij deze regeling zijn de goedgekeurde verpakkingen van sectie 6.1 van het ADR niet noodzakelijk. Dit houdt verband met de geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen waarom het hier gaat. Wel bevat het artikel een aantal regels, met inbegrip van de vereiste dat de gevaarlijke stoffen in gesloten verpakkingen moeten worden afgeleverd om weglekken te voorkomen.

RO-LT 10.5

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Bepalingen inzake constructie en beproeving van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 7, tweede lid, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 7, lid 2

Het voertuig dient een laadruimte te hebben die van de bestuurdersruimte gescheiden is door een stevige wand of, in het andere geval, een laadruimte die niet integrerend deel van het voertuig uitmaakt.

Opmerkingen: Bij deze regeling zijn de goedgekeurde verpakkingen van sectie 6.1 van het ADR niet noodzakelijk. Dit houdt verband met de geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen waarom het hier gaat. Wel bevat dit artikel een bijkomende vereiste welke tot doel heeft te voorkomen dat er toxische dampen in de bestuurdersruimte terechtkomen.

RO-LT 10.6

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Bepalingen inzake constructie en beproeving van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 8, eerste lid, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 8, lid 1

De laadruimte van een gesloten voertuig moet aan de bovenkant van een permanent functionerende afzuiginrichting en aan de onderkant van openingen zijn voorzien.

Opmerkingen: Bij deze regeling zijn de goedgekeurde verpakkingen van sectie 6.1 van het ADR niet noodzakelijk. Dit houdt verband met de geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen waarom het hier gaat. Wel bevat dit artikel een bijkomende vereiste welke tot doel heeft te voorkomen dat zich in de laadruimte toxische dampen opeenhopen.

RO-LT 10.7

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Bepalingen inzake constructie en beproeving van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 9, eerste, tweede en derde lid, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 9

1. Het voertuig moet zijn uitgerust met eenheden die tijdens het transport:

a) niet per ongeluk kunnen verschuiven;

b) afgesloten zijn met een deksel en niet per ongeluk kunnen worden geopend.

2. Punt 1, onder b), is niet van toepassing tijdens ophalingsrondes of wanneer het voertuig tijdens de inzameling stilstaat.

3. In het voertuig moet een voldoende grote ruimte aanwezig zijn waarin het huishoudelijk gevaarlijk afval kan worden gesorteerd en in de verschillende eenheden kan worden gedeponeerd.

Opmerkingen: Bij deze regeling zijn de goedgekeurde verpakkingen van sectie 6.1 van het ADR niet noodzakelijk. Dit houdt verband met de geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen waarom het hier gaat. Met dit artikel wordt getracht een enkele waarborg te bieden door middel van het gebruik van eenheden voor de opslag van de verpakkingen, en daarbij te zorgen voor een passende opslagmethode voor iedere categorie gevaarlijke goederen.

RO-LT 10.8

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Bepalingen inzake constructie en beproeving van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 14 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 14

1. Huishoudelijk gevaarlijk afval wordt uitsluitend in elementen vervoerd.

2. Er is een afzonderlijk element voor stoffen en voorwerpen in elke klasse.

3. Wat de stoffen en voorwerpen van klasse 8 betreft, zijn er afzonderlijke elementen voor zuren, basen en accu's.

4. Spuitbussen kunnen in afsluitbare kartonnen dozen worden geplaatst, mits deze dozen in overeenstemming met artikel 9, lid 1, worden vervoerd.

5. Wanneer brandblusapparaten van klasse 2 worden ingezameld, mogen deze in hetzelfde element worden geplaatst als niet in kartonnen dozen verpakte spuitbussen.

6. Bij ontheffing van artikel 9, lid 1, is geen deksel vereist voor het transport van accu's, mits deze op zodanige wijze in het element worden geplaatst dat alle openingen van de accu gesloten zijn en zich aan de bovenzijde bevinden.

Opmerkingen: Dit artikel komt voort uit artikel 3 waarin bepaalde secties van het ADR niet van toepassing zijn verklaard. Bij deze regeling zijn de goedgekeurde verpakkingen van sectie 6.1 van het ADR niet noodzakelijk. Dit artikel behelst bepalingen voor de elementen waarin huishoudelijk gevaarlijk afval tijdelijk wordt opgeslagen.

RO-LT 10.9

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Bepalingen inzake constructie en beproeving van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 15 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 15

1. De voor het vervoer van spuitbussen bestemde elementen of dozen zouden duidelijk van de volgende opschriften of etiketten moeten worden voorzien:

a) voor in kartonnen dozen ingezamelde spuitbussen van klasse 2: het woord "SPUITBUSSEN";

b) voor brandblusapparaten en spuitbussen van klasse 2: etiket nr. 2.2;

c) voor brandblusapparaten en spuitbussen van klasse 3: etiket nr. 3;

d) voor verfafval van klasse 4.1: etiket nr. 4.1;

e) voor schadelijke stoffen van klasse 6.1: etiket nr. 6.1;

f) voor voorwerpen van klasse 6.2: etiket nr. 6.2;

g) voor bijtende stoffen en voorwerpen van klasse 8: etiket nr. 8; en voorts:

1. voor alkalische stoffen: het woord "BASEN"

2. voor zure stoffen: het woord "ZUREN"

3. voor accu's: het woord "ACCU'S".

2. Dezelfde etiketten en opschriften worden duidelijk zichtbaar aangebracht op de afsluitbare ruimtes binnen het voertuig waar de elementen kunnen worden geplaatst.

Opmerkingen: Dit artikel komt voort uit artikel 3 waarin bepaalde secties van het ADR niet van toepassing zijn verklaard. Bij deze regeling zijn de goedgekeurde verpakkingen van sectie 6.1 van het ADR niet noodzakelijk. Dit artikel behelst bepalingen voor het merken van de elementen waarin huishoudelijk gevaarlijk afval tijdelijk wordt opgeslagen.

RO-LT 10.10

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 7.5.4.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorzorgen met betrekking tot voedingsmiddelen, andere verbruiksartikelen en diervoeders.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 13 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 13

1. Voedingsmiddelen voor menselijke consumptie en diervoeders mogen niet samen met huishoudelijk gevaarlijk afval worden vervoerd.

2. Het voertuig moet tijdens de ophaling stilstaan.

3. Het voertuig moet tijdens de ophalingsronde (zowel stationair als rijdend) een oranje zwaailicht voeren.

4. Tijdens de inzameling op een voor dit doel aangewezen vaste locatie moet de motor worden uitgezet en mag, bij ontheffing van punt 3, het zwaailicht worden uitgeschakeld.

Opmerkingen: Het verbod van sectie 7.5.4 van het ADR wordt hier uitgebreid omdat er, gezien het brede gamma aangeboden stoffen, bijna altijd wel een stof van klasse 6.1 bij is.

RO-LT 10.11

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 7.5.9.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Rookverbod.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 9, vierde lid, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 9

4. Aan de zijkanten en achterkant van het voertuig moet duidelijk worden aangegeven dat er een rookverbod geldt.

Opmerkingen: Omdat de regeling betrekking heeft op de aanbieding van gevaarlijke stoffen door particulieren, bepaalt artikel 9, lid 4, dat duidelijk moet worden aangegeven dat er een rookverbod geldt.

RO-LT 10.12

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.1.5.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorzieningen van verschillende typen.

Iedere transporteenheid die gevaarlijke goederen vervoert moet zijn uitgerust met:

a) ten minste één wielkeg (stopblok) per voertuig, afgestemd op de diameter van de wielen en het gewicht van het voertuig;

b) de nodige voorzieningen voor het uitvoeren van de algemene maatregelen aangegeven in de in 5.4.3 bedoelde veiligheidsinstructies, en met name:

- twee afzonderlijke staande waarschuwingslampen (bv. reflecterende kegels, gevarendriehoeken, of knipperende oranje lampen welke onafhankelijk van de elektrische installatie van het voertuig kunnen functioneren);

- een veiligheidsvest of veiligheidskleding van goede kwaliteit (zoals beschreven in Europese norm EN 471) voor ieder bemanningslid;

- een handlamp (zie ook 8.3.4) voor ieder bemanningslid;

- adembeschermingsuitrustingen overeenkomstig aanvullende vereiste S7 (zie hoofdstuk 8.5) indien deze bijkomende bepaling toepasselijk is in overeenstemming met de indicatie in kolom 19 van tabel A van hoofdstuk 3.2;

c) de nodige uitrusting ter uitvoering van de aanvullende en bijzondere maatregelen als aangegeven in de in 5.4.3 bedoelde schriftelijke instructies.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 11 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Inhoud van de nationale wetgeving: Artikel 11

In het voertuig moet zich een voor alle bemanningsleden bereikbare veiligheidskit bevinden welke als volgt is samengesteld:

a) volledig afsluitbare veiligheidsbril;

b) adembeschermingsmasker;

c) overal of schort, zuurbestendig;

d) handschoenen van synthetisch rubber;

e) laarzen of veiligheidsschoenen, zuurbestendig; en een

f) oogspoelfles met zuiver water.

Opmerkingen: Gezien het brede gamma aangeboden gevaarlijke stoffen, worden naast de voorschriften van sectie 8.1.5 van het ADR nog extra eisen aan de verplichte veiligheidsuitrustingen gesteld.

ZWEDEN

RO-LT 14.1

Betreft: Vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 2, 5.2 en 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Indeling, merking en etikettering en voorschriften voor de constructie en het testen van de verpakking.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving:

De wetgeving behelst vereenvoudigde indelingscriteria, minder strenge eisen voor de constructie en het testen van de verpakking en gewijzigde voorschriften voor de etikettering en de merking.

In plaats van de indeling van afval aan de hand van het ADR wordt het in verschillende afvalgroepen ingedeeld.

Elke afvalgroep bevat stoffen die, overeenkomstig het ADR, samen kunnen worden verpakt (gemengde verpakking). Elk pakket moet worden gemerkt met de code van de desbetreffende afvalgroep in plaats van het UN-nummer.

Opmerkingen:

Deze voorschriften mogen alleen worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijk afval van publieke recyclinglocaties naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

RO-LT 14.2

Betreft: Vermelding van de naam en het adres van de afzender in het vervoersdocument.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving: In de nationale wetgeving wordt bepaald dat de naam en het adres van de afzender niet nodig zijn als lege ongereinigde verpakkingen als onderdeel van een distributiesysteem worden geretourneerd.

Opmerkingen:

Lege ongereinigde verpakkingen die worden geretourneerd, zullen in de meeste gevallen nog kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen bevatten.

Deze afwijking wordt vooral gebruikt door bedrijven wanneer lege ongereinigde glazen houders in ruil voor volle worden geretourneerd.

RO-LT 14.3

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen. De afwijking heeft betrekking op de etikettering en merking van verpakkingen, vervoersdocumenten, het diploma van de chauffeur en het goedkeuringsbewijs overeenkomstig deel 9.

Opmerkingen:

Er zijn verschillende situaties waarin gevaarlijke goederen worden vervoerd tussen locaties die aan weerszijden van een openbare weg liggen. Deze vorm van vervoer valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen op een particuliere weg en er moeten derhalve de nodige eisen aan worden gesteld.

Zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

RO-LT 14.4

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen die door de overheid in beslag zijn genomen.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn:

Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving:

Afwijkingen van de voorschriften kunnen met het oog op bijvoorbeeld de bescherming van werknemers, risico's bij het lossen of de indiening van bewijsmateriaal worden toegestaan.

Afwijkingen van de voorschriften worden alleen toegestaan als het veiligheidsniveau bij normale vervoersomstandigheden afdoende is.

Opmerkingen:

Deze afwijkingen kunnen alleen worden toegepast door overheidsinstanties die gevaarlijke goederen in beslag nemen.

Deze afwijking is bedoeld voor plaatselijk vervoer. Het kan gaan om het vervoer van door de politie in beslag genomen goederen, zoals explosieven of gestolen goederen. Het probleem bij dergelijke goederen is dat de indeling nooit vaststaat. Bovendien zijn deze goederen vaak niet volgens het ADR verpakt, gemerkt of geëtiketteerd. Elk jaar komt het enkele honderden keren voor dat de politie dergelijke goederen vervoert.

Gesmokkelde drank moet worden vervoerd van de plaats waar hij in beslag is genomen naar een plaats waar bewijsmateriaal wordt bewaard en vervolgens naar een installatie waar hij wordt vernietigd en de afstand tussen deze laatste twee locaties kan erg groot zijn. De toegestane afwijkingen zijn: a) het is niet nodig elke verpakking te etiketteren en b) het is niet nodig goedgekeurde verpakkingen te gebruiken. Elk laadbord met dergelijke verpakkingen moet echter op correcte wijze worden geëtiketteerd. Aan alle andere voorschriften moet worden voldaan. Dergelijke transporten worden ongeveer 20 keer per jaar uitgevoerd.

RO-LT 14.5

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in en in de directe omgeving van havens.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.1.2, 8.1.5, 9.1.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Documenten die in de vervoerseenheid moeten worden meegenomen; elke vervoerseenheid met gevaarlijke goederen moet met de gespecificeerde apparatuur worden uitgerust; goedkeuring van de voertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving:

Documenten (behalve het diploma van de chauffeur) behoeven niet in de vervoerseenheid te worden meegenomen.

Een vervoerseenheid behoeft niet met de onder 8.1.5 gespecificeerde apparatuur te worden uitgerust.

Voor trekkers is er geen bewijs van goedkeuring nodig.

Opmerkingen:

Zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

RO-LT 14.6

Betreft: ADR-diploma voor inspecteurs.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.2.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Chauffeurs van voertuigen moeten een opleiding volgen.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving:

De inspecteurs die de jaarlijkse technische keuring van het voertuig uitvoeren, behoeven niet de in hoofdstuk 8.2 vermelde opleiding te volgen en behoeven geen ADR-diploma te hebben.

Opmerkingen:

In sommige gevallen kunnen de voertuigen bij de technische keuring gevaarlijke goederen als lading vervoeren, zoals lege ongereinigde tanks.

De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing.

RO-LT 14.7

Betreft: Locale distributie van UN 1202, 1203 en 1223 in tankwagens.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.1.6, 5.4.1.4.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn:

Voor lege ongereinigde tankwagens en laadtanks moet de beschrijving voldoen aan punt 5.4.1.1.6.

In andere documenten kunnen naam en adres van verschillende ontvangers worden vermeld.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving:

Voor lege ongereinigde tankwagens en laadtanks is de beschrijving overeenkomstig punt 5.4.1.1.6 niet nodig als bij de hoeveelheid van de stof in het beladingsplan "0" wordt ingevuld.

In het document aan boord van het voertuig behoeven naam en adres van de ontvangers niet te worden vermeld.

RO-LT 14.8

Betreft: Vervoer van lege ongereinigde opslagtanks die niet als vervoersapparatuur bedoeld zijn.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4.1.1.1, 6.8, 8.2.2.8.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vervoersdocument, voorschriften voor de constructie, het testen enz. voor tanks en het diploma van de chauffeur.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving:

Stoffen van UN 1202, 1203, 1223 en 1965 mogen worden vervoerd in opslagtanks die niet als vervoersapparatuur bedoeld zijn. De tanks moeten worden geleegd.

De vervoerseenheden moeten worden gemerkt als een tankwagen met de desbetreffende stof. De chauffeur moet een diploma overeenkomstig punt 8.2.2.7.1 hebben.

Opmerkingen:

Deze afwijking wordt gehanteerd wanneer opslagtanks voor bijvoorbeeld reparatie of onderhoud moeten worden verplaatst.

De reden voor deze afwijking is dat de risico's en de milieueffecten bij het reinigen van lege tanks vóór het vervoer zo worden vermeden.

Deze afwijking geldt voor kleine hoeveelheden. Dergelijk vervoer is vaak lokaal, maar in uitzonderingsgevallen kan het in het dunbevolkte Noord-Zweden om afstanden van meer dan 300 km gaan.

Vervoersomstandigheden: De op de opslagtanks gemonteerde apparatuur moet niet zodanig worden aangebracht dat deze tijdens het vervoer kan beschadigen. Er moeten documenten aan boord van het voertuig zijn waaruit blijkt dat de opslagtank goedgekeurd is voor de desbetreffende stof. De banden en bevestigingen die worden gebruikt om de opslagtank op het voertuig te bevestigen, moeten een tank kunnen houden die twee keer zo zwaar is als de vervoerde opslagtank. Ontvlambare stoffen mogen niet als lading op hetzelfde voertuig als de tank worden vervoerd.

RO-LT 14.9

Betreft: Plaatselijk vervoer voor landbouwterreinen of bouwlocaties.

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 5.4, 6.8 en 9.1.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn:

Vervoersdocument; constructie van tanks; goedkeuringsbewijs.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (/Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

Inhoud van de nationale wetgeving:

Bij het plaatselijk vervoer voor landbouwterreinen of bouwlocaties behoeft aan sommige voorschriften niet te worden voldaan:

- de aangifte van gevaarlijke goederen is niet nodig;

- oudere tanks/containers die niet overeenkomstig hoofdstuk 6.8, maar overeenkomstig oudere nationale wetgeving zijn gebouwd en op een bouwkeet worden aangebracht, mogen nog worden gebruikt;

- oudere tankwagens die niet voldoen aan de voorschriften van de hoofdstukken 6.7 en 6.8 en bedoeld zijn voor het vervoer van stoffen van UN 1268, 1999, 3256 en 3257, met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak, mogen nog voor plaatselijk vervoer en in de directe omgeving van wegwerkzaamheden worden gebruikt;

- een goedkeuringsbewijs voor bouwketen en tankwagens met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak is niet nodig.

Opmerkingen:

Een bouwkeet is een soort caravan voor een werkploeg met een ruimte voor de werkploeg en een niet-goedgekeurde tank/container voor dieselbrandstof die bestemd is voor bosbouwtrekkers.

VERENIGD KONINKRIJK

RO-LT 15.1

Betreft: Voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en de openbare weg oversteken (N8).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen op de openbare weg.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 3 Schedule 2 (3)(b) (/Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1996), artikel 3 en bijlage 2 (3)(b)); /Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 3(3)(b) (/Voorschriften voor het vervoer van explosieven over de weg (1996), artikel 3(3)(b)).

Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften voor gevaarlijke goederen worden niet toegepast voor het vervoer binnen privé-terreinen die door een weg worden gescheiden.

Opmerkingen: Een dergelijke situatie kan zich gemakkelijk voordoen wanneer goederen worden vervoerd tussen twee privé-terreinen die aan weerskanten van een weg zijn gelegen. Dit valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg in de gebruikelijke betekenis en in dergelijke gevallen moet geen van de voorschriften voor gevaarlijke goederen worden toegepast.

RO-LT 15.2

Betreft: Vrijstelling van het verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen bij een lokale distributieketen van een lokaal magazijn naar een detailhandelaar of een eindgebruiker en van de detailhandelaar naar de eindgebruiker (behalve klasse 7) (N11).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.3.3.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 12 (3) (/Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1996), artikel 12 (3)).

Inhoud van de nationale wetgeving: Het verbod om verpakkingen te openen wordt aangevuld met de voorwaarde "tenzij deze daartoe door de exploitant van het voertuig is gemachtigd".

Opmerkingen: Als het verbod in de bijlage letterlijk wordt genomen, kan het ernstige problemen voor de kleinhandeldistributie opleveren.