32003D0355

2003/355/EG: Beschikking van de Commissie van 9 april 2003 tot wijziging van Beschikking 2003/207/EG inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag (Zaak COMP/E-3/36.700 — Industriële en medische gassen) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1180)

Publicatieblad Nr. L 123 van 17/05/2003 blz. 0049 - 0050


Beschikking van de Commissie

van 9 april 2003

tot wijziging van Beschikking 2003/207/EG inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag

(Zaak COMP/E-3/36.700 - Industriële en medische gassen)

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1180)

(Slechts de teksten in de Engelse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

(2003/355/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1216/1999(2), en met name op artikel 3 en artikel 15, lid 2,

Gezien Beschikking 2003/207/EG van de Commissie van 24 juli 2002 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag (zaak COMP/E-36.700 - Industriële en medische gassen)(3) (hierna "de beschikking"),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie stelde in haar beschikking vast dat tijdens bijeenkomsten van maart en oktober 1994 mededingingsbeperkende besprekingen over "prijsschalen" en "minimumprijzen" voor kleine afnemers van cilindergas hebben plaatsgevonden met het oog op het sluiten van een overeenkomst tussen bepaalde ondernemingen, waaronder Westfalen Gassen Nederland BV (hierna "Westfalen")(4).

(2) Vastgesteld werd dat Westfalen had deelgenomen aan de volgende overeenkomsten/onderling afgestemde feitelijke gedragingen(5):

a) vaststelling van prijsverhogingen van oktober 1994 tot en met december 1995, het eind van het jaar waarvoor de prijsverhogingen ten uitvoer gelegd moesten worden;

b) vaststelling van moratoria van oktober 1994 tot en met januari 1995 om bovengenoemde prijsverhogingen ten uitvoer te leggen;

c) vaststelling van minimumprijzen van maart 1994 tot en met december 1995, het eind van het jaar waarvoor de minimumprijzen waren overeengekomen.

(3) De Commissie kwam tot de slotsom dat Westfalen van maart 1994 tot en met december 1995 inbreuk heeft gemaakt op artikel 81, lid 1 van het Verdrag(6) en dat de onderneming heeft deelgenomen aan de volgende overeenkomsten/onderling afgestemde feitelijke gedragingen(7):

a) vaststelling van prijsverhogingen van oktober 1994 tot en met december 1995;

b) vaststelling van moratoria van oktober 1994 tot en met januari 1995;

c) de vaststelling van minimumprijzen van maart 1994 tot en met december 1995.

(4) De Commissie concludeerde dat Westfalen voor deze inbreuk een geldboete moest worden opgelegd met een basisbedrag van 0,45 miljoen EUR, welk bedrag wegens de duur van de inbreuk met 15 % diende de worden verhoogd(8). Gezien de verzachtende omstandigheden die op de onderneming van toepassing zijn, kwam de Commissie tot de slotsom dat een boetebedrag van 0,43 miljoen EUR gerechtvaardigd was, voordat de mededeling van de Commissie betreffende het niet opleggen of het verminderen van geldboeten in mededingingszaken ("de clementieregeling") werd toegepast(9). Aangezien de genoemde mededeling niet op Westfalen van toepassing was, legde de Commissie deze onderneming een geldboete op van in totaal 0,43 miljoen EUR(10).

(5) Westfalen tekende op 4 oktober 2002 beroep aan bij het Gerecht van eerste aanleg(11), waarbij zij de beschikking op bepaalde gronden betwistte; zo beweerde de onderneming dat zij niet had deelgenomen aan de bijeenkomst van maart 1994.

(6) Naar aanleiding van dit beroep gaf de Commissie zich er rekenschap van dat zij in haar beoordeling een feitelijke fout had gemaakt omdat zij niet in aanmerking had genomen dat Westfalen inderdaad niet aanwezig was op de bovengenoemde bijeenkomst van maart 1994, doch uitsluitend op de bijeenkomst van oktober 1994(12).

(7) Derhalve moet worden vastgesteld dat Westfalen heeft deelgenomen aan de volgende overeenkomsten/onderling afgestemde feitelijke gedragingen:

a) vaststelling van prijsverhogingen van oktober 1994 tot en met december 1995, het eind van het jaar waarvoor de prijsverhogingen ten uitvoer gelegd moesten worden;

b) vaststelling van moratoria van oktober 1994 tot en met januari 1995 om bovengenoemde prijsverhogingen ten uitvoer te leggen;

c) de vaststelling van minimumprijzen van oktober 1994 tot december 1995, het eind van het jaar waarvoor de minimumprijzen waren overeengekomen.

(8) Bijgevolg moet worden vastgesteld dat Westfalen van oktober 1994 tot en met december 1995 inbreuk heeft gemaakt op artikel 81, lid 1, van het Verdrag, en dat de onderneming heeft deelgenomen aan de volgende overeenkomsten/onderling afgestemde feitelijke gedragingen:

a) vaststelling van prijsverhogingen van oktober 1994 tot en met december 1995;

b) vaststelling van moratoria van oktober 1994 tot en met januari 1995;

c) de vaststelling van minimumprijzen van oktober 1994 tot en met december 1995.

(9) Bijgevolg zou de Commissie, uitgaande van hetzelfde basisbedrag en een verhoging voor de duur van de inbreuk die thans tot 10 % wordt verlaagd, het bedrag van de boete voor Westfalen op 0,49 miljoen EUR moeten vaststellen. De verzachtende omstandigheden die voor deze onderneming gelden in aanmerking genomen, en voordat de clementieregeling wordt toegepast, zou de geldboete 0,41 miljoen EUR moeten bedragen, en de totale geldboete die de onderneming wordt opgelegd zou 0,41 miljoen EUR moeten bedragen.

(10) Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de overige partijen waarop de beschikking van toepassing is of voor de overige inhoud van de beschikking inzake Westfalen.

(11) Het verschil tussen het bedrag van de boete van 0,43 miljoen EUR dat bij de beschikking aan Westfalen is opgelegd, welk bedrag reeds door die onderneming is betaald, en het gewijzigde bedrag van de boete dat bij de onderhavige beschikking is vastgesteld, te weten 0,41 miljoen EUR, d.w.z. 0,02 miljoen EUR, zal aan de onderneming worden terugbetaald,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/207/EG wordt hierbij als volgt gewijzigd:

1. in artikel 1 wordt: "Westfalen Gassen Nederland BV van maart 1994 tot en met december 1995" vervangen door: "Westfalen Gassen Nederland BV van oktober 1994 tot en met december 1995";

2. in artikel 3 wordt: "Westfalen Gassen Nederland BV 0,43 miljoen EUR" vervangen door: "Westfalen Gassen Nederland BV 0,41 miljoen EUR".

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot:

AGA AB S - 181 81 Lidingö

Air Liquide BV De Witbogt 1 5652 AG Eindhoven Nederland

Air Products Nederland BV Klaprozenweg 101

Noordpoort

1033 NN Amsterdam Nederland

BOC Group plc Chertsey Road Windlesham GU20 6HJ - Surrey United Kingdom

Messer Nederland BV Middenweg 17 4782 PM Moerdijk Nederland

NV Hoek Loos Havenstraat 1 Postbus 78 3100 AB Schiedam Nederland

Westfalen Gassen Nederland BV Rigastraat 20 7418 EW Deventer Nederland

Gedaan te Brussel, 9 april 2003.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62.

(2) PB L 148 van 15.6.1999, blz. 5.

(3) PB L 84 van 1.4.2003, blz. 1.

(4) Punt 205 van de beschikking.

(5) Punt 393 van de beschikking.

(6) Punt 433 van de beschikking.

(7) Punt 436 van de beschikking.

(8) Punt 438 van de beschikking.

(9) Punten 449 en 450 van de beschikking.

(10) Punt 460 van de beschikking.

(11) Zaak T-303/02 Westfalen/Commissie (PB C 305 van 7.12.2002, blz. 25).

(12) Zie tabel 5 in punt 106 van de beschikking.