32002S1043

Beschikking nr. 1043/2002/EGKS van de Commissie van 14 juni 2002 tot wijziging van Beschikking nr. 283/2000/EGKS tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste, platte producten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, niet geplateerd, noch bekleed, opgerold, enkel warmgewalst, uit onder meer India, en van Beschikking nr. 284/2000/EGKS tot instelling van een definitief compenserend recht op dezelfde producten en tot aanvaarding van een verbintenis

Publicatieblad Nr. L 157 van 15/06/2002 blz. 0045 - 0049


Beschikking nr. 1043/2002/EGKS van de Commissie

van 14 juni 2002

tot wijziging van Beschikking nr. 283/2000/EGKS tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste, platte producten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, niet geplateerd, noch bekleed, opgerold, enkel warmgewalst, uit onder meer India, en van Beschikking nr. 284/2000/EGKS tot instelling van een definitief compenserend recht op dezelfde producten en tot aanvaarding van een verbintenis

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

Gelet op Beschikking nr. 2277/96/EGKS van de Commissie van 28 november 1996 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal(1), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 435/2001/EGKS(2) ("de basisbeschikking"), en met name op artikel 11, lid 4,

Gelet op Beschikking nr. 1889/98/EGKS van de Commissie van 3 september 1998 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal(3) ("de basisantisubsidiebeschikking"), en met name op artikel 20,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) De Commissie stelde bij Beschikking nr. 283/2000/EGKS(4) van de Commissie ("de definitieve antidumpingbeschikking"), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 841/2002/EGKS(5) onder meer een definitief antidumpingrecht in van 10,7 % op de invoer van warmgewalst breedband op rollen ("betrokken product") van oorsprong uit India met uitzondering van de invoer van verschillende specifiek vermelde Indiase ondernemingen die zijn onderworpen aan een lager recht of zijn vrijgesteld van het antidumpingrecht omdat de Commissie prijsverbintenissen van deze ondernemingen heeft aanvaard overeenkomstig artikel 2 van de definitieve beschikking.

(2) Bij Beschikking nr. 284/2000/EGKS van de Commissie(6) ("de beschikking definitieve compenserende rechten") stelde de Commissie onder meer een definitief compenserend recht van 13,1 % in op de invoer van warmgewalst breedband op rollen ("betrokken product") van oorsprong uit India, met uitzondering van de invoer van een aantal specifiek genoemde Indiase ondernemingen die zijn vrijgesteld van dit compenserend recht omdat de Commissie prijsverbintenissen heeft aanvaard van deze ondernemingen overeenkomstig artikel 2 van de beschikking definitieve compenserende rechten.

(3) Bij Beschikking nr. 842/2002/EGKS(7) heeft de Commissie definitieve compenserende rechten ingesteld op nog twee Indiase producenten/exporteurs die niet onder het oorspronkelijk onderzoek vielen, met inbegrip van Jindal Vijayanagar Steel Limited ("de onderneming").

B. HUIDIGE PROCEDURE

(4) De onderneming diende een verzoek in om een herzieningsonderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur van de definitieve anti-dumpingbeschikking, overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking. De onderneming voerde aan geen banden te hebben met een van de producenten/exporteurs in India die onderworpen zijn aan de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product. Zij zou het betrokken product in het oorspronkelijke onderzoekstijdvak (1 januari 1998 tot 31 december 1998) niet hebben uitgevoerd, doch eerst na die periode met de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap zijn begonnen.

(5) Deze herzieningsprocedure heeft betrekking op hetzelfde product als de definitieve anti-dumpingbeschikking.

(6) De Commissie heeft het door de onderneming voorgelegde bewijsmateriaal onderzocht en achtte dit toereikend om tot de inleiding van een herzieningsprocedure over te gaan overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking. Na overleg in het Raadgevend Comité en na de bedrijfstak van de Gemeenschap in de gelegenheid te hebben gesteld opmerkingen te maken, heeft de Commissie bij Beschikking nr. 1699/2001/EGKS(8), een procedure ingeleid tot herziening van de definitieve beschikking ten behoeve van de onderneming overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking, en is zij met een onderzoek begonnen.

(7) Bij de beschikking tot inleiding van de herzieningsprocedure heeft de Commissie tevens het antidumpingrecht ingetrokken dat bij de definitieve beschikking was ingesteld op het betrokken product dat door de onderneming wordt vervaardigd en naar de Gemeenschap uitgevoerd en heeft zij de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisbeschikking, de opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om de invoer van dit product te registreren.

(8) De Commissie heeft de onderneming en de vertegenwoordigers van India ("het exportland") officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Voorts heeft zij andere rechtstreeks betrokken partijen de gelegenheid gegeven hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en om een onderhoud te verzoeken. Hiervan werd echter geen gebruikgemaakt.

(9) De Commissie heeft een vragenlijst naar de onderneming gezonden en hierop binnen de gestelde termijn antwoord ontvangen. De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping noodzakelijk achtte verzameld en geverifieerd. Bij de onderneming werd een controlebezoek afgelegd.

(10) Het onderzoek naar dumping bestreek de periode van 1 november 1999 tot 30 juni 2001 ("het onderzoektijdvak"). Een dergelijk lang onderzoektijdvak was noodzakelijk om voldoende representatieve hoeveelheden van de uitvoer van het betrokken product van de onderneming naar de Gemeenschap te kunnen bestrijken.

C. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1. Nieuwe exporteur

(11) Het onderzoek bevestigde dat de betrokken onderneming het betrokken product in het oorspronkelijke onderzoektijdvak niet had uitgevoerd en dat zij eerst na dat tijdvak met de uitvoer naar de Gemeenschap was begonnen.

(12) Bovendien kon de onderneming ten genoegen van de Commissie aantonen dat zij geen rechtstreekse of onrechtstreekse banden had met een van de Indiase producenten/exporteurs op wier producten antidumpingmaatregelen van toepassing waren.

(13) Bijgevolg wordt bevestigd dat de onderneming beschouwd moet worden als een nieuwe exporteur in de zin van artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking en dat voor deze onderneming derhalve een dumpingmarge moet worden vastgesteld.

2. Dumping

Normale waarde

(14) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisbeschikking is de Commissie eerst nagegaan of de totale binnenlandse verkoop van warmgewalst breedband van de onderneming representatief was vergeleken met de totale uitvoer naar de Gemeenschap. Omdat de binnenlandse verkoop meer dan 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap werd deze verkoop representatief geacht.

(15) Vervolgens heeft de Commissie vastgesteld welke door de onderneming op de binnenlandse markt verkochte soorten van het betrokken product identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten. Bij het onderzoek bleek dat de kwaliteit en de afmetingen van de door de onderneming naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten identiek of vergelijkbaar waren met die van de soorten die op de binnenlandse markt waren verkocht.

(16) Voor iedere door de producent/exporteur naar de Gemeenschap uitgevoerde soort die rechtstreeks vergelijkbaar was met een op de binnenlandse markt verkochte soort werd nagegaan of de binnenlandse verkoop representatief was ten opzichte van de overeenkomstige uitvoer. Daar de binnenlandse verkoop ruim boven de drempel van 5 % lag, werd deze representatief geacht.

(17) De Commissie is ook nagegaan of de binnenlandse verkoop van iedere soort in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden; hiertoe stelde zij per soort het aandeel vast van de hoeveelheden van het betrokken product die tegen een nettoprijs waren verkocht die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten ("de winstgevende verkoop") aan onafhankelijke afnemers. Omdat van het betrokken product minder dan 80 % maar niet minder dan 10 % met winst was verkocht, werd de normale waarde gebaseerd op de gewogen gemiddelde prijs van uitsluitend de winstgevende verkoop.

Uitvoerprijs

(18) Overeenkomstig artikel 2, leden 8 en 9 van de basisbeschikking is de uitvoerprijs de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het product dat vanuit het land van uitvoer met het oog op uitvoer aan de Gemeenschap wordt verkocht, mits deze niet onbetrouwbaar blijkt omdat deze niet is betaald door een onafhankelijk koper. Omdat bij uitvoer naar de Gemeenschap steeds aan onafhankelijke afnemers was verkocht, werd de exportprijs vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijs.

Vergelijking

(19) Voor een billijke vergelijking van de normale waarde met de exportprijs werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die gevolgen hadden voor de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisbeschikking.

(20) Alle verzoeken om correcties van de exportprijzen van de onderneming konden worden aanvaard. Deze correcties hadden betrekking op verschillen in de kosten voor binnenlands vervoer, terminalafhandeling en aanverwante kosten, vervoer over zee, bankkosten en kredietkosten. De onderneming vroeg correcties voor de binnenlandse verkoop met betrekking tot de kortingen en verkoopkortingen en kredietkosten, die eveneens werden aanvaard.

Dumpingmarge

(21) Overeenkomstig artikel 2, leden 10 en 11 van de basisbeschikking werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde per soort en de gewogen gemiddelde exportprijs af fabriek voor dezelfde soort en in hetzelfde handelsstadium.

(22) De voor de onderneming vastgestelde gewogen gemiddelde dumpingmarge bedraagt 30 % van de prijs franco grens Gemeenschap.

D. WIJZIGING VAN DE ONDERZOCHTE MAATREGELEN

(23) Gezien het bovenstaande wordt geoordeeld dat een definitief antidumpingrecht moet worden vastgesteld. Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisbeschikking mag dit recht niet hoger zijn dan de schademarge, indien de schademarge lager is dan de vastgestelde dumpingmarge.

(24) In het kader van een herzieningsprocedure ten behoeve van een nieuwe exporteur kan geen afzonderlijke schademarge worden vastgesteld, aangezien het onderzoek op grond van artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking beperkt is tot de vaststelling van een voor die exporteur geldende dumpingmarge. De vastgestelde dumpingmarge werd derhalve vergeleken met de nationale schademarge (die bij de definitieve beschikking voor India als geheel werd vastgesteld). Omdat de nationale schademarge lager was dan de dumpingmarge moeten de maatregelen worden gebaseerd op de schademarge.

(25) Bij Beschikking nr. 842/2002/EGKS werd een definitief compenserend recht van 5,7 % ingesteld op de uitvoer van de onderneming van het betrokken product naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 24, lid 1, van Beschikking nr. 1889/98/EGKS betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zijn ("de basisantisubsidiebeschikking") en artikel 14, lid 1, van de basisbeschikking kunnen over geen enkel product zowel antidumpingrechten als compenserende rechten worden geheven met het doel het hoofd te bieden aan een en dezelfde situatie die door dumping of door subsidiëring bij uitvoer ontstaat. Omdat antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van het betrokken product is het noodzakelijk te bepalen of en in welke mate de subsidie en de dumpingmarge voortvloeien uit dezelfde situatie.

(26) In het geval van Beschikking nr. 842/2002/EGKS werd vastgesteld dat de onderzochte subsidieregelingen exportsubsidies waren in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisantisubsidiebeschikking. De subsidies kunnen als zodanig van invloed zijn op de uitvoerprijzen van de Indiase producent/exporteur en zo tot hogere dumpingmarges leiden. Met andere woorden, de dumpingmarge kan geheel of gedeeltelijk het gevolg zijn van het bestaan van uitvoersubsidies. Onder deze omstandigheden wordt het niet passend geacht zowel compenserende als antidumpingrechten vast te stellen om de volledige subsidie- en dumpingmarges in kwestie op te heffen. Het antidumpingrecht moet dan ook worden aangepast om de feitelijke dumpingmarge weer te geven die resteert na de instelling van de compenserende rechten om de gevolgen van de uitvoersubsidies teniet te doen.

(27) Het recht dat van toepassing is op de prijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, rekening houdend met de resultaten van de parallellopende antisubsidieprocedure is:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(28) Het in deze beschikking specifiek genoemde individuele antidumpingrecht voor een onderneming werd vastgesteld op basis van de conclusies van het onderzoek. Het is dan ook afgestemd op de situatie die werd geconstateerd tijdens het onderzoek van de onderneming in kwestie. Dit recht is (in tegenstelling tot het voor het betrokken land geldende algemene recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen") derhalve uitsluitend van toepassing op de invoer van producten van oorsprong uit het betrokken land die vervaardigd zijn door de onderneming in kwestie en derhalve door de desbetreffende specifieke rechtspersoon. Ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek met naam en adres zijn genoemd in het dispositief van deze beschikking, met inbegrip van bedrijven die verbonden zijn met de specifiek genoemde onderneming, komen niet in aanmerking voor dit recht en zijn onderworpen aan het recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen".

(29) Verzoeken om toepassing van dit individuele antidumpingrecht (bijvoorbeeld naar aanleiding van een naamsverandering van het bedrijf of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopbedrijven) dienen onverwijld bij de Commissie te worden ingediend(9), vergezeld van alle relevante informatie, met name in verband met de wijziging van de activiteiten van de onderneming met betrekking tot de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die verband houden met bijvoorbeeld de naamsverandering of de verandering van de productie en verkoopbedrijven. De Commissie zal, na overleg met het Raadgevend Comité, de beschikking indien nodig wijzigen door de lijst van ondernemingen die in aanmerking komen voor individuele rechten aan te passen.

E. HEFFING VAN HET ANTIDUMPINGRECHT MET TERUGWERKENDE KRACHT

(30) Omdat bij het herzieningsonderzoek bleek dat het door de onderneming vervaardigde product met dumping werd ingevoerd, wordt het voor deze onderneming vastgestelde antidumpingrecht met terugwerkende kracht geheven vanaf de datum van inleiding van de herzieningsprocedure betreffende de invoer die overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 1699/2001/EGKS was onderworpen aan registratie.

F. VERBINTENIS

(31) Jindal Vijayanagar Steel Limited heeft in verband met de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap een verbintenis aangeboden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisbeschikking en artikel 13, lid 1, van de basisantisubsidiebeschikking.

(32) Na onderzoek van de aangeboden verbintenis oordeelde de Commissie dat deze kon worden aanvaard omdat zij een einde zou maken aan de schadelijke gevolgen van de dumping en subsidiëring. Bovendien verbond de onderneming zich ertoe de Commissie regelmatig gedetailleerde verslagen toe te zenden waardoor een doeltreffende controle mogelijk zou zijn. Bovendien zijn het product en de verkoopstructuur van deze onderneming van dien aard dat de Commissie het risico op schending van de verbintenis beperkt acht.

(33) Er zij op gewezen dat reeds een herzieningsonderzoek van de definitieve compenserende rechten heeft plaatsgevonden met betrekking tot de onderneming in kwestie die destijds echter geen verbintenis heeft aangeboden. Omdat het aanbod voor een verbintenis zowel de antidumpingmaatregelen als de compenserende maatregelen bestrijkt, aanvaardt de Commissie de verbintenis voor beide procedures.

(34) Om de naleving van een doeltreffende controle op de verbintenis te waarborgen wordt de vrijstelling van het recht, wanneer de goederen ingevolge de verbintenis voor het vrije verkeer worden aangegeven, afhankelijk gesteld van de overlegging aan de douanediensten van de betrokken lidstaat van een door Jindal Vijayanagar Steel Limited opgestelde handelsfactuur die de in de bijlage bij Beschikking nr. 283/2000/EGKS vermelde gegevens bevat. Indien een dergelijke factuur niet wordt voorgelegd of indien deze niet overeenstemt met de bij de douane aangeboden goederen, dienen de passende antidumping- of/en compenserende rechten te worden betaald om de toepassing van de verbintenis te waarborgen.

G. BEKENDMAKING EN DUUR VAN DE MAATREGELEN

(35) De ondernemingen werden in kennis gesteld van de feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens is het gewijzigd definitief antidumpingrecht op hun producten vast te stellen.

(36) Deze herzieningsprocedure heeft geen gevolgen voor de datum waarop Beschikking nr. 283/2000/EGKS ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisbeschikking zal vervallen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. Beschikking nr. 283/2000/EGKS wordt als volgt gewijzigd:

- In het deel onder "India" wordt de volgende regel toegevoegd: ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

- In de tabel in artikel 2, lid 1, wordt de volgende regel toegevoegd: ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

2. Het ingestelde recht wordt met terugwerkende kracht geheven op de invoer van het betrokken product die overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 1699/2001/EGKS werd geregistreerd.

Artikel 2

In de tabel in artikel 2, lid 1 van Beschikking 284/2000/EGKS, wordt de volgende regel toegevoegd: ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

Artikel 3

Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze beschikking is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2002.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 308 van 29.11.1996, blz. 11.

(2) PB L 63 van 3.3.2001, blz. 14.

(3) PB L 245 van 4.9.1998, blz. 3.

(4) PB L 31 van 5.2.2000, blz. 15.

(5) PB L 134 van 22.5.2002, blz. 11.

(6) PB L 31 van 5.2.2000, blz. 44.

(7) PB L 134 van 22.5.2002, blz. 18.

(8) PB L 231 van 29.8.2001, blz. 3.

(9) Europese Commissie Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

J-79 5/16

Wetstraat 200 B - 1049 Brussel.